Sta me toe een keer zot te doen en mijzelve tijdelijk tot spreekbuis van alle wielerliefhebbers te bombarderen: "Dit is een mooie week", zeg ik dan in die hoedanigheid. In andere hoedanigheden had ik evengoed kunnen gewagen van een matige week, een slechte week, een waanzinnige week of had de evaluatie van welk tijdsbestek dan ook mij geen ene fuck kunnen interesseren. Heel veel, zo niet alles, is afhankelijk van de hoedanigheid van het moment. Met dit volle besef in het achterhoofd roep ik deze week uit tot 'mooi'. We bevinden ons immers te midden van die vergulde zevendaagse tussen De Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix in. Het nagenieten van het (hoe je het ook draait of keert) draaien en keren door het Vlaamsche land houdt aan, terwijl de stenen van De Hel van het Noorden aangenaam nabij liggen te lonken.
Een spektakelkoers was het in elk geval, die Ronde. Mag ook wel, met een top drie die respectievelijk de bijnamen 'Bom van Bevel', 'La Machine' en 'Spartacus' meetorst. Een lauw koersverloop had dan een beetje belachelijk geweest. Toch zag het daar lang naar uit. Ik hoef jullie het hele verslag niet meer te geven, maar toen Cancellara op 40 kilometer van de meet aanzette achtte iedereen het pleit beslecht. De winnaar was bekend, de spanning zou zich beperken tot de strijd om de ereplaatsen. Compleet oninteressant natuurlijk, want the winner takes it all - een adagium dat doorgaans in meer dan één betekenis van toepassing is op de wielerwereld. Tot het onmogelijke gebeurt. Cancellara plafonneert op De Muur, de sterksten uit het peloton storten zich als wolven op hun prooi en voor de man uit de straat in de zetel goed en wel is bekomen, is er een kopgroep gevormd van twaalf favorieten. Wat volgt is een fysieke slijtageslag annex tactisch steekspel om duimen en vingers van af te likken, met als klap op de vuurpijl zowaar een Belg op het hoogste schavot. Mocht Leni Riefenstahl ooit de kans gekregen hebben een propagandafilm voor het wielrennen te maken, het eindresultaat zou geheid verdacht veel lijken op de Ronde van Vlaanderen van afgelopen zondag. Het bedenken van een geschikte titel zou alvast geen onoverkomelijk probleem vormen (zie titel).
Het wonder is geschied. Onze Rode Duivels hebben niet nul, niet één, maar twéé matchen op rij gewonnen. Dat is alweer geleden van 2005, als ik de gespecialiseerde vakpers mag geloven. Wanneer ik voortga op mijn eigen gespecialiseerde herinneringen, moet het echter nog veel langer geleden zijn, van de tijd dat 'Back to the Nineties'-fuiven nog gewoon als 'Nineties'-fuiven door het leven gingen. Laten we het erop houden dat er een poos is verstreken intussen. Na de anticlimax der anticlimaxen in de thuiswedstrijd tegen Oostenrijk vorig jaar, werd nu vrij makkelijk de maat genomen van datzelfde Oostenrijk en van dat andere Azerbeidjan, het toetsenbordvriendelijkste land ter wereld. De ambiance in het stadion was er naar. Meer dan 35.000 dolenthousiaste toeschouwers maakten er een heksenketel van en vroegen zich 90 minuten retorisch af waar dat feestje nu eigenlijk precies is. In het Koning Boudewijnstadion dus.
Was er na de wedstrijd in Oostenrijk hier en daar nog een kniesoor die voorbehoud aantekende, dan nam de glansrijke overwinning tegen Azerbeidjan alle twijfels weg: België wordt wereldkampioen! Eventueel pikken we tussendoor nog even de Europese titel mee ook, doet er in feite niet zozeer toe. Wat telt is dat België nu echt wel getoond heeft de sterkste voetbalnatie ter wereld te zijn. Uiteraard surf ook ik graag mee op deze golf, of beter tsunami, aan enthousiasme. Maar ergens wringt het ook op een rare manier. Jarenlang deelde ik met de vaste kliek lief en leed met de Rode Duivels, waarbij we vooral het leed voor lief namen. In nauwelijks gevulde tribunes zagen we België niet winnen tegen grootmachten als Litouwen, Polen en Kazachstan, in mijn herinnering steeds vergezeld van een kouwelijke noorderwind. Nu is het tij gekeerd, wat ook met zich meebrengt dat de Rode Duivels niet langer exclusief (op een paar duizend vrijkaarten na) aan ons toebehoren. Het is zoals die muziekgroep die je in een vroege fase zelf ontdekt hebt en waarvan je de wereldwijde doorbraak nadien vreemd genoeg met lede ogen aankijkt.
Gelukkig was er nog de NMBS om voor gerechtigheid te zorgen. Teneinde toch voor een deel van de jongelui de avond te vergallen, bevatte de trein Brussel - Luik slechts drie (uiteraard overvolle) wagons, was er op het stuk tussen Brussel en Leuven alleen al 54 minuten vertraging en werd er over dit alles niks gecommuniceerd aan de reizigers. De NMBS houdt echt met alles rekening. Dat die successupporters maar niet gaan denken dat een wedstrijd van België bijwonen een plezierreisje is! Ik moet wel toegeven dat ik op het moment zelf redelijk kwaad was en de NMBS zelfs van onkunde betichtte. Wat was ik toch een naïeve, onwetende jongen in die tijd, om zo aan de diepere betekenis voorbij te gaan. Een verzachtende omstandigheid is dat overacting aan NMBS-zijde hiervan aan de basis lag. De mededeling "Euh.., is hier soms een treinbestuurder aanwezig?", die in Brussel-Noord door de intercom schalde, had wat mij betreft niet gehoeven. Maar voor de rest: geniaal alweer. Ge-ni-aal zeg ik u.
15 maart 2011. Hoewel de ambities van deze blog verder reiken dan de functie van sprekende klok (eigenlijk: schrijvende kalender), wil ik dit stukje toch inzetten met de droge weergave van de datum van vandaag. Ik doe dat niet zomaar. 15 maart 2011 is immers de dag dat er weer een beetje België verdween. Dat heeft zelfs niks te maken met de Moffen of zo, ik bedoel het in figuurlijke zin. Het Grondwettelijk Hof heeft vandaag namelijk beslist dat de uitzonderingen die er bestaan op het rookverbod in de horeca vernietigd worden. Vanaf 30 juni 2011 zal er een algemeen rookverbod van kracht zijn. Daarmee krijgt de belgitude nog maar eens een forse klap. Meer dan wat ook blinkt het Belgische volkscafé uit in eensgezindheid over de taalgrens heen. Lapzwansen aan de toog zijn vaste kost, een pintje in de ene hand en een sigaret in de andere hand vechten immer voor een plaatsje aan de lippen. Misschien is het allemaal niet gezond, maar het is Belgisch en het is al decennialang zo.
Op dit punt gekomen wil ik een kanttekening maken: ik ben van nature vrij conservatief. Niet per se op politiek vlak, wel per se voor wat betreft maatschappelijke topics die mij aanbelangen. Ikvertoef graag op café en ik wil van dat hele rookverbod niks weten. Het is goed zoals het is, dat zeg ik als niet-roker en wel-drinker. Half gevulde cafés omdat de helft (vandaar dus half gevuld) buiten een sigaret staat te roken lijkt me niet direct het na te streven ideaal. Het past in een tijdsgeest die eerder gericht is op scheiden dan op verenigen. Om nog maar te zwijgen over de totaal oneerlijke concurrentiepositie waarin de niet-rokende vrijgezellen plotsklaps gekatapulteerd worden (zie hiervoor mijn eerdere blog 'Waar rookverbod is, is vuur', nvdr). Daar denken weinig mensen aan, maar weinig mensen zijn dan ook waarachtige denkers. De goegemeente draait er haar hand niet voor om, om nog wat vrijheden op te offeren ten dienste van een flard volksgezondheid en kleren die niet naar de rook stinken de dag nadien.
Zoals steeds echter zie ik het bredere perspectief. Ik durf vragen stellen bij de almacht van de volksgezondheid, in een tijd waar zelfmoord een van de belangrijkste doodsoorzaken is en grote delen van de bevolking haar toevlucht zoekt tot antidepressiva. Moeten we af en toe niet gewoon proberen gelukkig te zijn? Het voortschrijdende totalitarisme overgieten met een portie hedonisme? Leven en laten leven, tot de daardoor iets vroeger intredende dood volgt? Mijn mening is duidelijk. We moeten dat allemaal wel doen. Met om te beginnen dat hele rookverbod met zijn klikken en klakken aan onze laars lappen, ook al is dat voor mij als niet-roker een heikele klus.
Tunesië, Egypte, Libië en tutti quanti. De gehele Arabische revolutiegolf is zonder sporen na te laten voorbijgetrokken aan mijn blog. Dat heeft niks te maken met slechte wil of desinteresse, maar evenmin alles met goeie wil of een overmaat aan interesse. Zoals zo vaak ligt de waarheid in het midden. Om toch de vinger aan de actualiteitspols te blijven houden, zou ik alsnog exclusief enige letters aan de hele kwestie willen wijden. Je hebt een informatieplicht of je hebt het niet. Of, bij nader inzien: je hebt een informatierécht of je hebt het niet. De exclusief aan de hele kwestie gewijde letters zijn de volgende: l, t, z, s, a, r, x, en p. Deze lukraak gekozen letters staan vanaf heden symbool voor de moedige volksopstanden in de Arabische wereld. Hopelijk staat eenieder even stil bij wat er daar gaande is wanneer hij of zij deze symbolen ergens ontwaart, bijvoorbeeld in een geschreven tekst. Meer kan ik denk ik echt niet doen.
Na deze daad van naastenliefde is het tijd voor een woord van zelfbeklag. Waarover juist, is op dit eigenste moment nog onderwerp van diepe contemplatie. Ik moet gewoon af en toe kunnen klagen en zagen, of daar nu een concrete aanleiding voor is of niet is dan wel de laatste van mijn zorgen. Van de andere kant is in het ijle klagen natuurlijk lastig. Bij voorkeur spuit de mens zijn grieven met een welomlijnd iets of iemand in gedachten. De overheid heeft zelfs rekening gehouden met die voorkeur van de mens en lang geleden al een speciale instantie opgericht, met als hoofddoel het foeteren te faciliteren. Maar je zal het altijd zien, als de nood om eens lekker te klagen het hoogst is, vervult die Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen nu net al een hele week zijn ondergeschikte taken (zoals treinen op tijd laten rijden) met verve. Een trouwe dienstontlener blijft zo dus nog maar eens in de kou staan. En dan verbaasd zijn dat wij mopperen!
Ik ben er toch eerst effe moeten van bekomen, eigenlijk. Een mens maakt niet elke dag een kwantumsprong in zijn interessegebied mee. Maar vorige zondag was het van dat. Wat de uitvinding van de pil was voor de anticonceptie, de uitvinding van de televisie voor de afstandsbediening of de uitvinding van de linkerschoen voor de rechterschoen, is het geval-Stijn Stijnen voor de humor. Een mijlpaal. In zijn eentje stuwt hij het hele concept humor naar ongekende hoogten. Nooit geweten dat deze communicatievorm zoveel potentieel in zich droeg.
Ik hoop dat de lezenden onder jullie reeds over enige voorkennis beschikken. Voor de eigen bestwil, want grappiger gaat het echt niet meer worden dit decennium, of het moet zijn dat er een sekstape uitlekt van Di Rupo met De Wever. En zelfs dan, wie wil dat nu bekijken. Stijn Stijnen dus. Ik heb er altijd al een soort René Vandereycken in gezien. Verongelijktheid als tweede natuur. Steeds in de vaste overtuiging dat iedereen altijd tegen hem is. De levenshouding van Calimero en, dat treft, evenzeer een half ei. Op een andere manier kan ik het niet benoemen, daarvoor is Stijn(en)s remedie tegen zoveel onderwaardering van de boze buitenwereld gewoon te hallucinant. Briljant hallucinant weliswaar, als we even het algemeen welbevinden (= de haha-erlebnis) als maatstaf nemen. Het idee om zelf op internetfora ten strijde te trekken is immers ronduit geniaal. Kwaadspreken over de directe concurrenten, tot daar nog aan toe, dat is een plan dat u en ik eventueel ook wel zelf kunnen bedenken. Maar de eigen prestaties tot in het absurde ophemelen, daaraan herkent men het echte komische rastalent.
Vooral belangrijk is dat Stijnen het méént. In navolging van mijn tweede plaats op het Groot Dictee heb ook ik mezelf een aantal flatterende bijnamen toegeëigend, genre 'The Great Dicteetor'. Die navolging is overigens nog steeds bezig. Maar een essentieel verschil is toch dat bij mij op zijn minst de schijn van ironie overeind blijft, waar Stijnen bloedserieus hilarisch is. Zijn inventiviteit daarbij is grenzeloos. Het kan gaan over hoe scherp hij wel niet staat op training (Stijnen is in wezen een papzak, nvdr), over hoezeer Club Brugge nood heeft aan 11 Stijnens op het veld of over hoe de supporters een erehaag voor hem zouden moeten vormen. David Brent uit 'The Office' is er werkelijk niks tegen, tegen deze onweerstaanbare cocktail van eigenwaan en zieligheid. Ik stel dus voor dat Stijn Stijnen het "ere wie ere toekomt"-principe onderschrijft en de volle verantwoordelijkheid neemt voor deze humorhoogstandjes. Zijn broer en vriendin hiervoor laten opdraaien is gewoon flauw, plus het doet het komisch gehalte van dit verhaal te zeer kelderen. We mogen toch wel eens lachen zeker!?
Slechte investeringen zijn van alle tijden. Denk maar aan Lernout. Of aan Hauspie. Legio zijn ze, de voorbeelden, en dan druk ik me nog zacht uit. De case die ik hier ga aanhalen is een ietwat speciaal geval. Het betreft mijn investering van 65 euro vorige donderdag. Ik injecteerde dit kapitaal in de onderneming Royal Sporting Club Anderlecht, actief in het vrijetijds- en ontspanningswezen. Voor alle duidelijkheid, de investering beoogde geen financieel gewin. Mijn investment plan bestond erin dat ik een deel van mijn financiën aanwendde in de hoop er wat supplementair geluk voor in de plaats te krijgen. Dat geluk zou moeten voortvloeien uit een gunstige afloop van wat de core business is van RSC Anderlecht: een voetbalmatch spelen.
De specifieke gelegenheid die ik voor de prijs van 65 euro bijwoonde, was de wedstrijd Anderlecht - Ajax in de zestiende finales van de Europa League. Het draaide dus niet uit zoals verhoopt. Anderlecht verloor met 0-3 en had dat vooral aan zichzelf te wijten. De ene na de andere open kans werd de nek omgewrongen, met als triest hoogtepunt een gemiste strafschop van een man die duidelijk mijn blog nog niet gelezen heeft. (Ik realiseer me dat deze informatie op zich een eerder vage aanwijzing is naar de identiteit van de man.) Zoiets is natuurlijk het perfecte recept om in eigen huis afgedroogd te worden door godbetert Hollanders, een gegeven dat garant staat voor nog een extra schep frustratie. Samengevat is de return on investment die RSC Anderlecht me gaf dan ook mager te noemen. Dan nog liever onze politici, die vorige week met behulp van ons belastinggeld tenminste een wereldrecord verbraken.
Net wat aan het nadenken geslagen. Over het leven deze keer. Een mens moet iets doen, wanneer hij zonder laweit aan zijn kop een blikje Jupiler tot zich neemt. Toch ben ik geen contemplatief persoon. Om me de laatste keer dat ik nog eens echt heb nagedacht te herinneren, zou ik al eens goed moeten nadenken. Humor is erg belangrijk. Dat is al bij al een constatatie waar je niet langs kan. Bier is lekker, ook. Amper vijf minuten aan het nadenken en alweer twee houvasten gemarkeerd. Dat schiet aardig op zo. Nog even en ik vind het bewijs voor het bestaan van God en de oplossing voor BHV. In die volgorde. Want vergis u niet, het belang van volgordes kan moeilijk onderschat worden. De verhalen zijn bekend. Van de man die zijn achterwerk duchtig reinigde alvorens te kakken in plaats van erna, met alle gevolgen van dien. Van de vrouw ook. Er circuleren, kortom, veel van zulke verhalen, stuk voor stuk in de sanitaire sfeer of het scheelt niet veel.
Mijn blik bier geraakt leeg, mijn blik op de wereld lijkt te verruimen. Mijn kop eraf of dit zijn communicerende vaten ten voeten uit. Zo'n stelling gaat altijd maar op tot het volgende pintje, en dat is jammer. Tenzij ik stop met drinken natuurlijk, en dat is geen optie. In het leven is het belangrijk steeds bewust te zijn van wat mogelijk is en wat niet. Dit mag gerust als houvast nummer drie worden beschouwd. Als ik zo doorga sticht ik mijn eigen religie nog voor deze blog ten einde is. Hierin zou alvast geen plaats zijn voor mensen die het belang van volgordes onderschatten. Zo splitsen we BHV nooit én lopen protagonisten van verhalen nog eens met een vuile onderbroek rond ook. Op die manier hoeft een eigen religie niet voor mij, het moet plezant blijven.
Ik ga nu stoppen met nadenken. Na een zware werkweek heb ik ook recht op ontspanning, ver weg van wat anders zo nabij is. Dat laatste klinkt bij een eerste lezing best filosofisch, maar slaat natuurlijk nergens op. Helemaal mijn ding. Ik besluit deze tekst met de belofte dat álle andere levensvraagstukken (gesteld dat er nog zijn) spoedig zullen worden aangepakt. Wat zeg ik: dra. Of nee, sorry, toch niet, ik zei wel degelijk spoedig. Ook al heb ik de ambitie tot het stichten van een nieuwe religie dan laten varen, dat is nog geen reden om te gaan jokken. Stuur in elk geval gerust uw hoogstpersoonlijke levensvraagstukken binnen. Ik zal ze overdenken en vervolgens op zijn minst negeren. Inzendingen per gele briefkaart krijgen voorrang.
Klantenbezoeken behoren niet tot het favoriete tijdverdrijf van de hedendaagse payroll consulent. In wezen klinkt het nochtans mooi: eens om de zoveel tijd dalen we uit de ivoren toren neder om ons onder de mensen te begeven. Die mensen, dat zijn contactpersonen van een personeelsdienst, die zo ongeveer dagdagelijks via telefoon en e-mail met ons in verbinding staan. Je zou denken dat een face-to-facecontact dan wel eens aangenaam is - misschien is die stem aan de andere kant van de lijn wel een esthetische gewaarwording van heb-ik-jou-daar. Maar de onvatbare kwaliteit 'ervaring' smoort elk greintje enthousiasme in de kiem. Naast een goede eigenschap, is het in die zin ook een slechte eigenschap. Het begrip ervaring is werkelijk van vele markten thuis. Het stelt me bijvoorbeeld in staat om op voorhand reeds met zekerheid te weten dat het wel weer geen esthetische gewaarwording van heb-ik-jou-daar zal worden. In het allerbeste geval leidt het klantenbezoek tot een draaglijk gesprek over wat ons beider leven zo boeiend maakt: overdragen belastbaar, terugvorderingen bedrijfsvoorheffing, aanpassingen van de formules voor de bedrijfswagens en meer van dat lekkers.
Wat de wezenskenmerken van een tegenvallend klantenbezoek zijn, heb ik vorige week met eigen ogen kunnen aanschouwen. Dat klinkt als een passieve houding en is het in se ook. Met een mengeling van ongeloof, verbijstering en kwaadheid sloeg ik gade hoe twee contactpersonen van mijn klant *********** drie uur lang een zeer verdienstelijke poging ondernamen om het wereldrecord bullshit verkopen te verpulveren. Bullshit verkopen ten koste van mij dan nog wel. Meestal doe ik er mijn voordeel mee van het moment dat er bullshit in het spel is, maar nu dus niet. Niet gehinderd door enige vorm van eerlijkheid, hoffelijkheid, redelijkheid of welke -heid dan ook werd ik met de grond gelijkgemaakt. Uiteraard beschik ik over bepaalde tools om zulk gezwets convenabel te counteren. Als het op cynisme aankomt, weet ik namelijk best mijn streng te trekken. Bovendien was een geschiktere situatie voor de toepassing ervan nauwelijks denkbaar. Meer zelfs, het cynisme lijkt wel uitgevonden voor taferelen als deze. Ook slagen en verwondingen met de dood tot gevolg moet ooit uitgevonden zijn met het oog op een context zoals mijn klantenbezoek vorige week, maar dit terzijde.
Alle stoere praat ten spijt, heb ik geen van bovengenoemde uitvindingen terdege toegepast. Ik ben en blijf een werknemer van een bedrijf, dat het zich niet kan permitteren wiseguys in dienst te houden die klanten nog hondsdoller maken dan ze al zijn. Zwijgen en slikken was dus de boodschap. Wel met het aura van je-m'en-foutist, dat is de opening die de ongeschreven wetten me nog gunden. Voorts rest me niks anders dan deze klant hartsgrondig te haten en het bedrijf, dat onder andere schoenen en graafmachines produceert, waar mogelijk te boycotten. Ik koop verdorie nog liever ergens anders een graafmachine dan een graafmachine bij hen te kopen!
De titel zorgt in deze fase van het leesproces (zin 1) mogelijk voor enige verwarring. Later echter zal blijken dat het hier gaat om een heuse woordspeling, waarbij ik op ingenieuze wijze ergens in de titel, ik zeg niet waar precies, de initiële letter 'r' vervangen heb door een letter 'd'. Het alzo gevormde neologisme refereert nog duidelijk naar de oorspronkelijke betekenis, maar voegt er ook meteen een waardeoordeel aan toe. Hoe doe ik het toch. De kritiek is alweer voor de hand liggend: ik zou eerst de woordspeling hebben bedacht om daarna een min of meer aannemelijk verhaaltje eromheen te construeren. Nogal laag-bij-de-gronds en achterbaks noem ik dat. Want voor ik hier beschuldigd word van dingen die ik helemaal niet gedaan heb, wil ik toch de kans krijgen om mij te verdedigen tegen dingen die ik helemaal niet gedaan heb. En avant.
Ik weet het nog goed, het was een vrijdag. Vorige vrijdag om precies te zijn. De dag dat ons bedrijf zijn jaarlijkse nieuwjaarsreceptie organiseerde. Onze nieuwjaarsrecepties zijn van oudsher groots opgezette evenementen waar eten (kwaliteit), muziek (kwaliteit) en drank (kwantiteit) op niveau zijn. Bovendien telt ons bedrijf intussen toch 1700 werknemers, met een veelvoud daarvan aan winst. Met een veelvoud van het kwadraat daarvan aan winst zelfs. De verwachtingen waren dus met recht en reden hooggespannen. Alhoewel, ik had mijn bedenkingen moeten hebben bij het thema van 2011: Underground. Voor zover voortekenen al veeg kunnen zijn, was dit godverdorie wel een veeg voorteken. Waar slaat dat nu helemaal op, de marktleider in zijn sector die zich op het eigen nieuwjaarsfeest een radicaal, hip, outlaw imago aanmeet. Achteraf bekeken - de uitgelezen periode voor wat betreft het interpreteren der voortekenen -, is wel duidelijk waar dat nu helemaal op sloeg. Underground betekent hip en hip betekent low budget.
Zodoende hadden de 1700 werknemers de keuze uit één frietkraam, één hamburgerkraam, één stand met Chinees voedsel en één stand met quiche (wtf, anyway?). Ik ben niet de moeilijkste mens op aarde, maar nog wel quichekeuriger dan dat. (Behalve op het gebied van woordspelingen natuurlijk.) Het feit dat er voor frieten en hamburgers een uur in de vrieskou moest aangeschoven worden hielp ook al niet. En wat zeker, maar echt zéker niet hielp, was de aanwezigheid van slechts drie togen in het vier zalen tellende complex. De mogelijkheid om alsnog alles met de mantel der liefde te laten bedekken werd zo lullig verkwanseld. Integendeel, de outlaw from the underground vond het ineens ook nog nodig om de 45 minuten voor de openingsspeech van den baas het schenken van alcoholische dranken te verbieden. Meer moet je niet doen om mij kwaad te krijgen; een beetje minder volstaat normaal al ruimschoots. Nu is het oorlog. Als het op alcohol aankomt, sta ik namelijk maar al te graag op de barricaden voor de kleine man. Het is dan ook in de hoedanigheid van kloeke verzetsstrijder dat ik hier aan het hele gebeuren het label 'nieuwjaarsdeceptie' toeken.
Het zijn zware tijden. De nachten worden geteisterd door slapeloosheid, de dagen door gebrek aan slaap. Niet alles in het leven is moeilijk, complex en ongrijpbaar. Soms kan het ook rechttoe rechtaan - vooral als het in het nadeel van de mensch is. Maar we moeten verder, ik en de rest van de menschheid. Op naar beter, nieuwsgierig naar waar de voortgang ons leidt. Bij voorkeur zonder te veel poëzie eromheen. Iets in mij zegt namelijk dat grote delen van de rest van de menschheid daar niet mee gediend zijn. Ik baseer me hiervoor op de kleine delen die ik ken, en extrapolatie doet de rest. Ook extrapolatie is trouwens niet vrij van kritiek. Toch meen ik dat extrapolatie net als poëzie zijn verdiensten heeft. Op velerlei vlakken zelfs, daar zijn al boeken over geschreven en audiocassettes over volgebrabbeld. Meer: audiocassettes over geschreven en boeken over volgebrabbeld, in de tijd dat de prehistorische mens nog in het ongewisse verkeerde over de functie van vele gebruiksvoorwerpen.
Ik houd me recht door vaak aan die prehistorische mens te denken. Kan niet anders of ook hij had last van slapeloosheid, onder de blote sterrenhemel zonder rolluiken, draperieën of luxaflexen in de buurt. Nu ja, wel in de buurt natuurlijk. Maar vermoedelijk werden rolluiken toen nog aangewend voor het ruimen van sneeuw, draperieën om zich op te kleden voor galabals en luxaflexen deden hooguit dienst als wasbord. Om de prehistorische mens dan maar voor Neanderthaler uit te maken, is niettemin kort door de bocht. Wat velen vergeten, is immers dat er in die tijd nauwelijks ramen bestonden, zodanig dat voornoemde gebruiksvoorwerpen toch nooit volledig tot hun recht hadden kunnen komen. Mensen zijn vaak vergeetachtig als het op zo'n dingen aankomt. Om nog maar te zwijgen van andere dingen, want ook daar kan ik met sprekend gemak een boekje over opendoen.
Maar dat doe ik dus niet. Misschien wel uit lijfsbehoud, misschien wel vanuit het besef dat ik deze vertrouwelijke informatie best voor mezelf houd. Ontvreemding is eveneens uit den boze. Dag en nacht zal ik erover waken, ontelbare wakkere uren lang. Slapeloosheid dient dus wel degelijk een doel, het komt er alleen op aan dat te ontdekken. Na deze ontboezeming kan ik in vrede niet verder slapen. Ben er nochtans wat moe van geworden.
Echte schoonheid zit vanbinnen. In het spoor van ettelijke derderangsfilosofen kwam Koen Wauters een paar jaar geleden al tot die conclusie, maar hij bleef me toch wat te vaag in zijn plaatsbepaling. Met 'vanbinnen' bedoel ik namelijk de binnenkant van een welbepaalde ruimtelijke locatie, niet zelden gekenmerkt door afgeleefde tafels en stoelen, houten lambrisering, kleverige vliegenvangers en kruisbeelden die stammen uit het christendom. Tel daar nog een toog en eventueel een muziekinstallatie in de vorm van een radio bij en het plaatje is compleet: ik heb het hier over het waarachtige Belgische volkscafé. Op ruimtelijk vlak valt het beeld dus relatief gemakkelijk scherp te stellen, maar het tweede aspect van het ruimte-tijdcontinuüm is veel moeilijker te bepalen. Het lijkt immers alsof De Tijd zomaar voorbijgetrokken is aan deze van buitenaf veelal onopvallende stukjes lintbebouwing. Decennialang al worden de volkscafés schijnbaar ongemoeid gelaten door datgene wat het heden steeds weer richting toekomst stuwt.
Kenners van spreekwoorden zullen het echter met me eens zijn: Duren is een mooie stad, maar blijven duren is nog een mooiere. Volkscafés veranderen niet, ze verdwijnen gewoon. Tezamen met de waard of waardin blazen zij massaal hun laatste asem uit. Want De Tijd mag dan genadig geweest zijn voor het interieur, dit geldt allerminst voor eigenaars en clientèle, die de klok des te harder horen tikken. Gelukkig zijn er nog mensen die waken over ons cultureel erfgoed. Kat Steppe en Nahid Shaikh maakten de documentaire 'Bedankt en merci' over dit zo vertrouwde anachronisme, voor het te laat is. In de documentaire komen vijf eigenaars van volkscafés uit de Westhoek aan bod. De jongste is 75, de oudste 89. Met lede ogen zien zij hun klantenbestand afkalven, moeten ze elke dag iets langer wachten vooraleer de deur open zwaait. Pinten kosten 1 euro, meestal Jupiler uit het fleske. Er wordt gemijmerd over vroeger, toen er 's morgens nog koffie met een druppel werd gedronken. Nu enkel nog koffie. Ergens pakt een man uit met de beker die hij won wegens het naar binnen kappen van 54 geuzes. Ik gok dat hij deze anekdote niet voor het eerst vertelde. Toch is het de stilte die regeert. Stilte om wat voorbij is en niet meer terugkomt. Nooit.
Daarom dat dit 'verleden-tijdsdocument' zo belangrijk is. Kat Steppe en Nahid Shaikh zijn de chroniqueurs van het verval, maar beter dat dan een anoniem heengaan van iets dat in se onwezenlijk mooi is. Nee, onwezenlijk schoon, dat is het juiste woord. België op zijn puurst, geurend naar sigarettenwalm en verschaald bier. 'Bedankt en merci' dus, verkrijgbaar op de betere digicorder.
Ik had het eigenlijk al niet meer verwacht, maar uiteindelijk zal 2010 toch hetzelfde lot ondergaan als alle voorgaande jaren: het loopt af en wordt ingeruild voor een nieuwe editie van onze jaartelling. Uiteraard laat ik jullie niet met lege handen het nog maagdelijk witte 2011 betreden. Zoals steeds vormt het eindejaarslijstje de prelude op vuurwerk en champagne.
Beste film: Inception
Beste lied:
1. Stromae - Alors on danse
2. Yeah Yeah Yeahs - Heads will roll (A-Trak remix)
3. Mintzkov - Opening fire
4. The xx - Islands
5. Hot Chip - I feel better
6. Amatorski - Come home
7. Stereophonics - Innocent
8. Swedish House Mafia - One
9. Jay-Z feat. Alicia Keys - Empire State of Mind
10. Tim Berg - Bromance
Beste cd: The xx - The xx
Beste tv: De school van Lukaku, Leuven Hulp, True Blood, Flight of the Conchords, The Big Bang Theory.
Wie wens ik wat toe in 2011?
Iedereen: dat op het einde van 2011 alles nog steeds beter blijkt te kunnen, maar met iets minder progressiemarge dan nu het geval is.
Zonet, klokslag (één van de twaalf toch) middernacht, in Leuven station toegekomen. Een logische inductie zou tot de conclusie leiden dat ik dan rond elf uur in Bilzen moet vertrokken zijn. Maar het vervoermiddel was de trein en de treinen zijn de verantwoordelijkheid van de NMBS. De geoefende treinreiziger weet intussen dat de NMBS zich principieel niet inlaat met logica, en dat zij die zienswijze op tijd en stond met hun cliënteel wensen te delen. Dat is nogmaals gelukt, ik neem opnieuw akte van hun overtuiging. Mijn oorspronkelijke bedoeling was immers de trein van 20u54 te nemen. Deze werd echter zonder aankondiging afgeschaft. De stationschef: "Er is geen probleem, de trein van 54 rijdt op tijd... Ah, die van 20u54? Nee, die werd afgeschaft. Niet omgeroepen? (schouderophalend) Die van 21u54 rijdt in elk geval op tijd." De trein van 21u54 kwam in elk geval in Bilzen aan, slechts met de obligate vertraging van tien minuten. In Hasselt volgde dan een nieuwe onheilstijding. Er bleek "geen machinist meer beschikbaar" (waar was die vorige naartoe dan?; was er überhaupt een aanwezig voordien?). Gevolg: iedereen op de bus naar Aarschot en van daaruit een nieuwe trein naar Leuven. Hierdoor verlies ik kostbare tijd om vandaag nog een schrijfsel in het wereldwijde web te katapulteren, al is het onbetwistbaar een voordeel dat de eerste alinea zich in een wip laat schrijven.
De tweede alinea vat ik aan met iedereen prettige feesten toe te wensen. Ik hoop dat jullie - in tegenstelling tot ik - de komende week niet al werkend hoeven door te brengen. Moge jullie dagen gevuld zijn met rijkelijke maaltijden, zware bieren, goeie cd's en knisperend haardvuur. Laat het draaiende houden van de economie maar gewoon aan mij over. Ik zal elke dag van negen tot vijf met hart en ziel op mijn bureaustoel zitten, internetten, misschien deze webpagina wat bijvullen, de radio een beetje harder zetten (niet de meest tijdrovende bezigheid) en wie weet ook wel een sporadisch telefoontje beantwoorden. Het is, toegegeven, een werkschema dat de bittere pil verguldt. Onder het voorbehoud natuurlijk dat de realiteit de verwachtingen gedegen naleeft - dat durft al eens tegenvallen.
Neem nu Het Groot Dictee der Nederlandse Taal van vorige week. De verwachting was dat ik mijn titel van regerende Beste Speller van Vlaanderen zou moeten inleveren. Maar of dat ook effectief gebeurde, is voor discussie vatbaar. (Of er daadwerkelijk een titel van Beste Speller van Vlaanderen bestaat is trouwens eveneens voor discussie vatbaar, maar dit terzijde.) (Of 'Beste Speller' per se met hoofdletters moet geschreven worden, mocht het bestaan, is ook een vraagteken, maar dit nog meer terzijde - richting de buitenkant, want als het aan de binnenkant terzijde ligt ten opzichte van de vorige terzijde riskeer ik dat het alsnog hoofdzaak wordt.) (Ik heb stellig de indruk dat ik mezelf wat aan het verliezen ben.) De beste Vlaming eindigde dit jaar op een derde plaats. Verdienstelijk, maar toch wel heel erg schraal ten opzichte van mijn tweede plaats vorig jaar. Iedereen weet namelijk dat op psychologisch vlak de kloof tussen de tweede en de derde plaats erg groot is. Ik bedoel: wie tweede wordt kan net zo goed winnen, maar zie je de derde plaats al tweede worden? Don't think so... Wat er ook van zij, ik beschouw mijn titel van Beste Speller van Vlaanderen als verlengd met een jaar. En indien de laatste Vlaamse winnaar nu dezelfde denkwijze gaat hanteren, dan beschuldig ik hem gewoonweg van plagiaat.
Stel jullie, elk apart en één voor één, eens even in mijn plaats. Jullie zijn de trotse eigenaars van een blog, een exclusief communicatiekanaal met de wijde buitenwereld. Dat die wijde buitenwereld enkel in theoretisch opzicht bestaat, doet hier niet ter zake. Dat de term 'exclusief' vooral van toepassing lijkt op de ontvangerszijde trouwens evenmin. Het punt is dat die blog er is. Wil hij zijn bestaansrecht blijven doen gelden, kan er maar beter regelmatig een serie verse lettercombinaties op losgelaten worden. Gemakkelijk is dat niet, want inspiratie is een schaars goed voor wie zich beperkt tot zijn eigen hoogstpersoonlijke non-fictie. Hou het voorgaande goed in het achterhoofd. Het zou hetgeen volgt op zijn minst iets acceptabeler moeten maken. Ik ga mezelf hier immers de ruimte geven om een onvervalste heldendaad te beschrijven. Dat heeft dus niks met arrogantie te maken. Hooguit schuilt de arrogantie in het onnodig opblazen van de feiten, maar dat zullen we (= zal ik) tot de privileges van de blogger rekenen.
Zoals vorige keer al zijdelings aangehaald, hebben de ziektekiemen sinds een week beslag genomen van mij. De werkdagen kom ik door met Dafalgan, de nachten met slaappillen, het weekend zonder alcohol. (Voor wie aan mijn gezondheidstoestand mocht twijfelen, verwijs ik vooral naar dat laatste deel.) Maar ik ben boven alles loyaal. Als Forza Mechelen B op zaterdag een degradatietopper speelt en ze hebben mij nodig om aan elf man te geraken, dan sta ik er, halfdood of niet. Na vijf minuten, de opwarming was net halfweg, bleek dat al een slecht idee: mijn schoenen waren duidelijk niet bestand tegen de zompige grasmat, in geen tijd werden kousen en voeten deelachtig aan de wateroverlast. Ik begon te vermoeden dat het ploeteren in een kouwelijke modderplas misschien toch niet de beste remedie is tegen een grieptoestand. Nu vermoed ik dat trouwens nog steeds, gezien de pijnscheuten in mijn zij wanneer ik inadem - een handeling die ik nochtans meermaals per dag uitvoer.
Gelukkig is een goeie gezondheid helemaal niet het belangrijkste. Integendeel, het lijkt wel een fait divers vergeleken met wat er in de allerlaatste minuut van de wedstrijd gebeurde, bij een 5-4-achterstand (het is cafévoetbal voor iets) op het imaginaire scorebord (het is cafévoetbal voor iets). Na een hele helft min of meer verdwaasd rondsloffen krijg ik de bal net buiten de backlijn. Met een korte kapbeweging ga ik mijn eerste tegenstrever voorbij, ik dring het strafschopgebied binnen, passeer nog een verdediger en krijg dan een tik. Gewillig ga ik neer, mede doordat de beste krachten wel zo ongeveer op waren na deze flukse actie van drie seconden. De scheidsrechter aarzelt niet: penalty. Het is hier dat deel twee van de lofrede op mezelf aanvangt. Als het op penalty's trappen aankomt, ben ik namelijk een echte eindbaas*. Ik heb er vroeger geregeld getrapt bij de jeugd, en ook al eerder dit seizoen mocht ik vanaf 11 meter mijn kans wagen. Nooit ging het mis. Ook nu niet. De bal verdween onhoudbaar in het hoekje, ons zuurverdiende punt was een feit, de imaginaire champagnekurken (jullie weten intussen waarom) knalden.
De verdienste voor mijn penaltydeskundigheid is voor een groot stuk toe te schrijven aan oud-voetballer/schrijver Jan Mulder. Als jonge snaak las ik zijn raad in Voetbal Magazine: nooit twijfelen; kies een hoek, gebruik de binnenkant van de voet en plaats de bal laag in doel. Tot in den treuren ben ik dit procedé gaan toepassen op training. Stevige aanloop maar niet overdreven, altijd in dezelfde hoek (ik ga hier uiteraard niet zeggen welke, ook al is die informatie waarschijnlijk intussen terug te vinden op WikiLeaks), over de grond, niet te ver van de paal. In wedstrijden heb ik er zelf nog iets aan toegevoegd: net voor het trappen pseudo-achteloos lonken naar de ándere hoek, op zo'n manier dat de keeper het zeker gezien heeft. Jullie merken het: strafschoppen zijn kunst. Kunst over een afstand van 11 meter, tot in het oneindige identiek gereproduceerd, naar het voorbeeld van Dalí of Miró. Wel iets minder abstract, doorgaans.
* Mijn favoriete neologisme van het moment, overtreffende trap van 'heerser'.
Zaterdag at ik aardappelen met kalkoenhaasje en ijsbergsla. Dat gegeven mag op zich misschien niet wereldschokkend zijn, wat eraan voorafging is dat wél. Het bereidingsproces lag immers van A(ardappelen schillen) tot Z(out toevoegen) in mijn handen. Ik mag met andere woorden heden echt wel stellen dat ik kan koken. Want de valkuilen zijn legio: aardappelen kunnen te gaar worden ("het smerigste wat er is", zo luidt de enigszins aanvechtbare stelling van een Nederlandse website), het vlees kan aanbakken, de zak ijsbergsla kan tegenstribbelen en er is geen schaar in de buurt... Maar niks van dat alles gebeurde. Tot mijn eigen verbazing kon ik de bereide fret ook daadwerkelijk opeten, zonder voorafgaande reboot van mijn smaakzin.
Nu moet ik zeggen dat de dagen die op de maaltijd volgden niet geheel volgens plan verliepen. Het initiële plan was: ik ga die dagen als een gezonde mens doorbrengen, vrij van ziektekiemen en andere ongemakken. Wederom een staaltje van mijn ongebreidelde ambitie. Maar helaas bleek dat te hoog gegrepen. Sinds maandag word ik geplaagd door de zelfversterkende combinatie van slapeloze nachten en verkoudheid. Door de verkoudheid kan ik niet slapen; door de slapeloosheid word ik nog meer verkouden, tot snipverkoudens toe. Eigenlijk is het gewoon een klotesamenwerkingsverband, ik ga het zeggen hoe het is. Tel daarbij nog een keer een kater met alles erop en eraan op zondag (koppijn, kotsen, kommer) en je begrijpt dat mijn kookkunsten de perceptie tegen hebben. Het is dus aan mij om voor eens en voor altijd duidelijk te stellen wat hier aan de hand is: het is heirkracht!
Noem mij een shopper en ik antwoord van "dat klopt niet, ik ben helemaal geen shopper, boerke!". Noem mij bij nader inzien dus maar geen shopper. Of zwijg gewoon over deze heikele kwestie, want aanstippen wat ik zoal niet ben lijkt me een weinig waardevolle bezigheid. De taal als communicatiemiddel is ooit opgezet met andere doeleinden in het achterhoofd. En daarbij, ik ben oud genoeg om zelf te zeggen wat ik niet ben. Geen shopper dus, zoveel is zeker. Al moet er enig voorbehoud gemaakt worden voor wat betreft de te shoppen materie. In een cd-, dvd- of boekenwinkel trek ik me doorgaans aardig uit de slag. De shopsetting zadelt me weliswaar met een unheimlich gevoel op, maar het uitgestalde waar wekt meestal net genoeg mijn interesse om dat te overwinnen.
Anders is het gesteld in een grootwarenhuis. Ik zwalk op automatische piloot door de rayons, tussen de hoge rekken die een overmaat aan keuzevrijheid impliceren. Er zijn veel soorten gemalen kaas, veel volk ook. Het besef van tijd en ruimte is intussen weggeëbd. Maar ook een zombie heeft levensmiddelen nodig. Werktuiglijk vul ik mijn mandje tot zijn evenbeeld van de weken ervoor. Ik profiteer van een zwak moment in mijn desoriëntatie om me naar de kassa te begeven. Zoals steeds sluit ik de rij, om dan per geslaagde pincode een stap dichter bij de bevrijding te komen. Samen met de betaling gaat de laatste slagboom omhoog. De beproeving is voorbij, de hoedanigheid van ondode mag weer een week in de kast.
Nog een ander geval zijn kledingwinkels. In onze westerse 21e eeuw zijn nieuwe kleren allang geen levensnoodzakelijkheid meer. Het jarenlang links laten liggen van fashionzaken doet je hooguit de voeling met de mode verliezen. Nu ben ik niet de meest uitgesproken fashionista ter wereld, noch Nieuwe Man in de dop, maar ik besef dat af en toe een nieuwe trui geen kwaad kan. Zo belandde ik afgelopen zondag dus in Maasmechelen Village, een dorp zo artificieel dat het sprookjesbos van de Efteling er een goed bewaarde 17e-eeuwse nederzetting naast lijkt. Maasmechelen Village is voor mij niks minder (maar ook niks meer, dat moet gezegd) dan de hel op aarde. Zijn ruimtelijke ordening doet potentiële concurrenten als Bagdad, Darfur en Guantánamo het onderspit delven: er bevindt zich één informatiecentrum, een stuk of drie cafetaria's en voorts enkel kledingwinkels. Het is me nog altijd een vraag hoe ik die zondag zomaar ben kunnen doorkomen. Want ja, de nieuwe trui is succesvol veroverd, en dat zonder kleerscheuren.
Het is al veel te laat (na middernacht om niet precies te zijn) wanneer ik deze openingszin op het scherm deponeer, in de wachtkamer van de openbaarheid. De komende nacht zal geheid ontoereikend zijn. Maar wat is het alternatief? Wel, ik zal u zeggen wat het alternatief is, om toch enige duidelijkheid te verschaffen. Het alternatief is dat ik morgen weer de hele dag met een schuldgevoel rondloop. De braakliggende blog kruipt in de kleren, en wel om twee redenen. De eerste reden is egoïstisch van aard. Ik stel me voor dat mijn trouwe schare lezers massaal afhaakt wanneer er 18 dagen lang geen beweging is op hun favoriete (id est: te vinden onder 'Favorieten') website. De tweede reden is egoïstisch van aard. Ik wil mezelf tonen dat ik, ondanks de vele verlokkingen, als ik wil tijd, zweet en hersenen kan ontplooien om telkens weer een in se zinloze handeling tot een goed einde te brengen. Ziedaar waarom slaapgebrek hier prevaleert op schuldgevoel.
Mijn situatie nu valt overigens in één enkel woord te gieten: decompressie. In bijvoorbeeld de sportwereld is het een welbekend fenomeen. Decompressie treedt op net nadat de sporter een bepaald, felbevochten doel behaald heeft. Onbewust laat hij of zij dan even de teugels vieren, waardoor in het slechtste geval de tegenstander nog kan terugslaan. Denk hierbij aan een tennisspeler die een set heeft gewonnen maar in het eerste game van de nieuwe set al meteen zijn opslag moet inleveren. Zo is het dus ook bij mij gegaan. Ik heb mijn blog naar zijn derde verjaardag geleid om dan in nietsheid te verzinken. Het feit dat ik de voorbije weken welgeteld niks noemenswaardig heb meegemaakt was ook al niet van die aard om de decompressiviteit tegen te gaan. Maar toch, dat mag geen excuus zijn. Mits de juiste therapie zijn de meest voorkomende vormen van decompressie te behandelen.
Voor de blogger is de juiste therapie snel gevonden, na lang zoeken. Zoals zo vaak ligt de oplossing voor de hand. Om het spook te verjagen, volstaat het erover te schrijven (het moet gezegd dat decompressie op dit vlak een streepje voor heeft op andere wereldproblemen). Al bij al mag ik dus toch niet klagen over mijn meest inspannende aller vrijetijdsbestedingen. Tenzij morgen, wanneer humeurigheid voortkomend uit slaapgebrek zal prevaleren op de afwezigheid van schuldgevoel.
Mijn blog is vandaag drie jaar geworden. Dat vind ik leuk, om het op z'n facebooks te zeggen. Het betekent niet meer of niet minder dan dat er ergens in mij een minimum aan discipline huist. Bijwijlen zelfs een maximum, wanneer ik na een vermoeiende werkdag ervoor kies mijn wedervaren neer te schrijven, eerder dan het voor tv of op café snel weg te drinken. Want bloggen is afzien. Schaars zijn de stukjes die zichzelf schrijven, het merendeel is de vrucht van uren zwoegen, puffen, piekeren en afgeleid zijn, eventueel in combinatie met een sporadische goeie inval. Maar het eindresultaat is wat telt, de weg ernaartoe zal de lezer worst wezen (uiteraard ben ik me ervan bewust dat ook het eindresultaat de gemiddelde lezer niet al te neig interesseert, doch met deze nuance zie ik me liever niet geconfronteerd op deze heuglijke dag).
Om het feestje compleet te maken, heb ik voor de gelegenheid gescoord vandaag. Meer zelfs, mijn doelpunt leverde Forza Mechelen B zowaar de overwinning op! Mijn doelpunt samen met onze zes andere doelpunten welteverstaan. We wonnen 2-7, maken een sprong in de kelder van het klassement en mijn persoonlijke statistieken maken heden melding van vier goals en twee assists. De term 'persoonlijke statistieken' is, voor de goede orde, in alle opzichten vrij strikt te interpreteren. Niet alleen betreft het hier logischerwijs mijn eigen goals en assists, ook ben ik de enige persoon ter wereld die er in detail van op de hoogte is hoe die statistieken er nu precies uitzien. Ik ben dus eigenlijk tegelijk uitvoerend orgaan en controleorgaan. Via deze blog neem ik bovendien de rol van de pers ter harte. Geen twijfel mogelijk dus: ook na drie jaar staat deze webpagina nog steeds garant voor interessante, betrouwbare informatie. En dat misschien nog vele jaren lang, dat hoop ik met u. Of zonder u, als het echt niet anders kan.
Ik heb het gedaan. Datgene waarvoor mijn moeder vreesde toen ik een goeie negen jaar geleden naar de verderfelijke grootstad toog, is gebeurd. Ten langen leste ben ik bezweken aan de verborgen verleidingen van de misdaad. Wanneer die switch naar de wetteloosheid zich exact voltrokken heeft is uiteraard moeilijk te bepalen, maar zeker is dat het ergens vorige zondag tussen 23u00 en 23u05 moet zijn geweest. Langs een achterpoortje ben ik toen het criminele milieu binnengedrongen. Letterlijk. Er flitste vanalles door mijn hoofd in de seconden voor de noodlottige beslissing. Mijn leven, onder andere, en om de tijd te doden nog enkele andere levens alsook mijn ideale Rode Duivels-opstelling.
Eens de stap gezet, kon ik niet meer terug. Het juk van misdadiger zal ik bijgevolg niet snel van me kunnen afwerpen. Ik verdien waarschijnlijk ook niet beter dan levenslange boetedoening. Het reglement van De Lijn is immers duidelijk: "Als u zonder geldige reden achteraan instapt, kan De Lijn u een administratieve boete opleggen." De op dat moment voor mij geldige reden bestond erin dat ik niet genoeg geld had voor een kaartje. Vermoedelijk zal De Lijn de geldigheid van dit argument betwisten. En toch. Je wordt niet zomaar in een handomdraai crimineel natuurlijk. Daar gaat steeds een lang proces van ineenhakende tegenslagen aan vooraf. In mijn geval: een trein in vertraging van Bilzen naar Aarschot; een conducteur die weigert zijn collega te bellen teneinde de aansluiting van Aarschot naar Leuven te verzekeren (te weinig personeel misschien?); te koud om 50 minuten op een volgende trein te wachten in fucking Aarschot; de mogelijkheid meteen een bus te nemen; en ten slotte: een euro te weinig op zak om de gangbare financiële waardering voor deze dienstverlening tot uiting te brengen.
Zo en niet anders ben ik van het rechte pad af geraakt. Voorheen had ik mijn strafbare feiten uitsluitend weten te beperken tot het domein van de openbare dronkenschap. Maar nu is het hek van de dam, de doos van Pandora is geopend. Voor je het weet gooi ik papieren omhulsels van snoepjes gewoon op straat, doe ik pipi tegen een huis of maak ik lawaai na 22u 's avonds. Niks is te gek, de hele waaier aan misdrijven zal de revue passeren, het ene nog gruwelijker dan het andere. Dat misdaad erotiseert, zal ik er dan maar ineens bijnemen ook.
Herstructurering. Een typisch woord dat niet ontsnapt aan de wetmatigheden eigen aan een levende taal. Eufemismen zijn gedoemd vroeg of laat samen te vallen met de realiteit, in plaats van aldoor erboven te zweven. Iedereen weet intussen dat een herstructurering niet zomaar een vrijblijvende herschikking is van de arbeidsprocessen binnen een bedrijf. Er komt veel meer bij kijken. Oprotpremies, naakte ontslagen, stakerspiketten, droge cijfers in een krant, grote miserie voor de kleine man, noem maar op. De implicaties van de aangekondigde (onaangekondigd zijn ze zelden, het woord dient enige planmatigheid te suggereren) herstructurering zijn gemeengoed geworden, het eufemisme is rijp voor de schroothoop.
Tenzij het natuurlijk helemaal niet als eufemisme bedoeld is. In die gunstige uitzonderingssituatie verkeert ons bedrijf. Wij hebben de voorbije maanden een herstructurering doorgevoerd teneinde onze content op een op maat gemaakte manier tot bij de klant te brengen. We gaan onze klanten beter servicen, onze content moet met zo weinig mogelijk ruis op de lijn de klant bereiken. Iedereen content dus, dat is de bedoeling, haha (ja ik weet het, ze zouden mij beter eens gaan betalen voor mijn woordspelingen). Concreet verhuizen vier van mijn zes dossiers naar een andere divisie, terwijl ik er op mijn beurt evenveel nieuwe binnenkrijg. Nu wil het geval dat ik me de laatste weken in een hemelse tussenfase bevind. Drie dossiers zijn al versast naar andere oorden, maar in de warboel van dossieroverdrachten valt het nauwelijks op dat er in plaats daarvan maar één nieuw dossier zijn weg naar mij heeft gevonden. Hoe geil is dat? Zwijg er dus vooral in alle talen (op eventueel het Assamees en het Langobardisch na) over, mocht iemand deze blog lezen.
Als kers op de taart werd onze geherstructureerde divisie, verspreid over de verschillende steden toch een goeie 150 man, vorige week van donderdag tot zaterdag op een kennismakingsevent getrakteerd. Met busjes van acht personen werden we naar 'een geheime locatie in het buitenland' gevoerd. Eens daar aangekomen, bleek die locatie niet meer zo geheim te zijn. En zelfs niet zo buitenland. Plaats van afspraak was immers Maastricht, zeven kilometer van mijn weekenddorp Hees verwijderd. Naast het obligate stadsspel werd er vooral kennis gemaakt aan de toog, of anderszins toch zeker op plaatsen die gemakkelijk met een gevulde plateau te bereiken zijn. En terecht. Wie net het slachtoffer is geworden van een herstructurering, die is het aan zijn stand verplicht om in de drank te vliegen.