Alles komt terug. Niet in het minst de internetproblemen op mijn computer. Die bestaan erin dat ik geen toegang heb tot het internet. Wat mij voor het taalkundige dilemma stelt: mogen zij dan met recht en reden omschreven worden als internetproblemen of niet? Om maar te zeggen dat een ongeluk nooit alleen komt.
Ondanks dit potentieel uitstekende alibi, zal ik niet zo ver gaan mijn beperkte blogactiviteit van de laatste weken op de beperkte PC af te wentelen. Ik ben trouwens sowieso meer een liefhebber van de seizoensgebonden voorwendsels. Het moet dus zijn dat de verzengende zomerhitte een deel van het creatieve vermogen in de kiem smoort, een andere verklaring voor mijn povere literaire augustusoutput is er niet. En dat terwijl ik de afgelopen week voor twee bedrijven verkeerde lonen heb uitgekeerd én 20 euro op straat heb gevonden!
Hoe het komt dat een heleboel op de rand van de armoede balancerende arbeiders door mijn schuld niet correct zijn betaald, is uiteraard niet bijster relevant. Maar die wonderlijke vondst! Ik ben me daar dus aan't stappen richting Tiensepoort, en wat zie ik daar ter hoogte van de natuurbakker op de stoep liggen? Toch geen 20 euro zeker? Jawel, 20 euro. 800 Belgische frankskens, vrank en vrij, als was het een uitwas van de welvaartstaat. Die vrijheid werd algauw ingeperkt door mijn broekzak, waarna de kassa van een horecazaak niet veel later de rol van protector overnam. Uithandengeving, heet dat dan. In ruil kreeg ik een 'Malheur Dubbel' en een bruine Maredsous te smaken. Al bij al toch wel een verdiende beloning voor een dag van slecht werken en goed oprapen.