Gierende banden, piepende remmen, krijsende omstaanders en ramptoeristen in hoogste staat van paraatheid. Van dat alles was geen sprake vanochtend. Toch scheelde het geen haar of ik was me daar van de sokken gereden zoals nooit tevoren. Al dient natuurlijk aangestipt dat ik, als het op van de sokken gereden worden aankomt, nog maar weinig adelbrieven op tafel kan leggen. Maar toch. In een wazige mélange van moeheid, tegenzin voor weer een werkdag en gelatenheid trok ik rond 7u55min16sec de deur achter me dicht. Een zombietoestand die aanhield tot het eerste zebrapad, omstreeks 7u55min44sec. Het was daar dat vlak voor mijn ogen een auto voorbijflitste. Net als mijn leven. Wazige mélanges van moeheid, tegenzin voor weer een werkdag en gelatenheid zijn zelden een goede basis voor aandacht in het verkeer, en deze vormde daar allerminst een uitzondering op.
Soit, ik kwam met de schrik vrij en was met de klap (doch gelukkig zonder klap) ook wakker. Op de een of andere manier verkeerde ik in staat van genade, zo leek het wel. Het moet gezegd: zoiets helpt om de rest van de dag te verteren. Te laat voor de trein? Ach, voor hetzelfde geld was ik omvergeknald. Fout op het werk? Ach, liever dat dan minstens halfdood. Vervaarlijk naderende auto bij een volgende oversteek? Ach, beter nu dan daarstraks, toch ten minste een paar minuten respijt gehad. En ga zo maar door.
Op die manier beleefde ik dus omstreeks 7u55min44sec iets waar de hele dag met opluchting op kon teruggeblikt worden. De ultieme wake-up call, maar probeer het niet bij u thuis.