xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Het boek is tot verdwijnen gedoemd. Verbrand uw oude boeken niet, waarde lezer, want de tijd is niet veraf dat het waardevolle museumartikelen worden. Het heeft misschien een beetje te maken met het feit dat er geen grote talentvolle schrijvers meer zijn Piet Huysentruyt en Herman Brusselmans in ons taalgebied niet te na gesproken maar de voornaamste reden is wel de
verelectronisering, het internet. De beste literatuur vindt men op t ogenblik op blogs allerhande. Neem nu de blogs van O. van Togenbirger de Waelekens. Deze grote Vlaamse filosoof schrijft zijn ideeën vrijwel uitsluitend neer op blogs. Aan mij heeft hij alvast een trouwe lezer, wat niet betekent dat ik het altijd met hem eens ben. Over de wereldbevolking bijvoorbeeld. Barst uit haar voegen, heeft nu al een dramatisch hoogtepunt bereikt, zo denk ík erover: de theorie van Malthus. Maar zo heeft O. van Togenbirger er nooit over gedacht. Althans tot vóór enkele dagen, want toen ik op één van zijn blogs in een artikel dat de titel droeg Het recht is voor de doden de hiernavolgende zin las, kwam het mij voor of Malthus zelf aan t orakelen was:
De gedachte dat de overbevolking op aarde reeds een feit geworden is, tast ons persoonlijk op een bijzonder dramatische wijze aan. Het teveel aan individuen van eenzelfde soort, maakt dat men agressie ontwikkelt die zich richt, ofwel tegen anderen, ofwel tegen zichzelf. In het laatste geval voelt men zich overbodig en verglijdt men in depressies; in het eerste geval concurreert men of voert men oorlog. Het veiligheidsgevoel verdwijnt, men bewapent zich, men gaat elkaar wantrouwen.
Was het mogelijk dat een groot filosoof en een man, zo standvastig als O. van Togenbirger, een overtuigd anti-malthusianist, zo schaamteloos een bocht van honderdtachtig graden kon maken? Ik ben het hem persoonlijk gaan vragen, ten huize. Tot mijn scha en schande
- Mijnheer, zo zei hij, ik heb het u al gezegd en ik moet het blijkbaar tot treurens toe herhalen, maar gij moet leren lezen!
Ja, dat zei hij, en ik schrok uiteraard.
- Wijs mij dat eens, zei hij, toen ik geen vin meer dorst te roeren: wijs mij eens waar dat staat, dat er overbevolking is en dat die allerlei agressie en depressie veroorzaakt!
Ik neeg mij dus over "Het recht is voor de doden" en ik las, weliswaar fluisterend: "De gedachte dat de overbevolking op aarde reeds een feit geworden is, tast ons persoonlijk op een bijzonder dramatische wijze aan." Ik aarzelde een ogenblik.
- Wel, zei hij: ik hoor niets meer?
Ik dacht het nu wél te begrijpen, maar ik twijfelde nog.
- Akkoord, zei ik, ik had het niet gezien.
- Wát hadt gij niet gezien? vroeg hij door, want hij wilde zich ervan verzekeren dat ik niet zomaar iets zegde om mij er rap van af te maken.
- Ik had gedacht dat er stond dat de overbevolking een feit was dat ons aantastte, zei ik.
- En wat staat er dan wél? zo vroeg hij door.
- Er staat dat de gedáchte dat de overbevolking een feit is, ons aantast, antwoordde ik.
- Ziet ge, zei hij: gij moet leren lezen! Iedereen kan lezen, maar niet iedereen leest wat er staat. Het merendeel onder ons, die lezen wat er niét staat. Vindt gij dat ook niet vreemd?
Ik trok mijn schouders op.
- De meeste lezers lezen wat er in hun gedachten staat, zei hij: zij lezen niet de tekst, zij lezen hun eigen gedachten, zij zijn gedachtenlezers!
Hij maakte mij voorwaar aan 't lachen.
- Ha, gij wist niet dat zij ook echt bestonden, niet? vroeg hij: de gedachtenlezers? Maar kijk, nu ontdekt gij warempel er zelf eentje te zijn, niet? Héél gevaarlijk!
- Gevaarlijk?
- Er is geen overbevolking en die hoeft er ook niet te zijn opdat zij effect zou ressorteren: het gelóóf in de overbevolking volstaat om agressie op gang te brengen, ziet ge?
Ik voelde mij heel kleintjes. Ik had hem nog willen interpelleren over een andere zin in hetzelfde artikel, maar die zou ik wel weer verkeerd gelezen hebben: wishfull reading
Ik zei daarom niets meer, ik bood de grote man mijn excuses aan, dankte hem omdat hij tijd voor mij had vrijgemaakt en als een op heterdaad betrapte schooljongen droop ik af.
Een paar dagen later. Rustig gezeten achter mijn bureel, lees ik weer die zin, die ik O. van Togenbirger de Waelekens niet onder de neus heb durven duwen.
Maar hoe men het ook draait of keert: depressie, de kwaal van onze tijd die op haar beurt een niet meer te stoppen trein van andere kwalen op gang trekt, is de druk die uitgaat van een veel te dicht geworden populatie.
Als u dit leest, eerbiedwaardige O. van Togenbirger, laat mij dan alstublieft weten aan welke dwaling ik ten prooi ben, als ik u op basis van deze laatste zin ook maar een zweem van malthusianistische ideeën toedicht. Doe het alstublieft via e-mail, zonder dat ik die doordringende blik en die opgeheven wijsvinger van u moet trotseren
|