In het café De Zilveren Kroon is de stoel in de hoek waar Macaire altijd placht te zitten op zondagvoormiddag, weer onbezet. Al voor de vierde opeenvolgende week. Macaire is niet ziek. De droeve realiteit is dat Macaire zich geen cafébezoek meer kon permitteren. Drie jaar geleden is de fabriek waar Macaire werkte over de kop gegaan en nergens heeft hij nog werk gevonden. Wie wil er nu nog iemand in dienst nemen, die zesenvijftig is en waar t beste al lang van af is. Macaire leeft dus nu al drie jaar, samen met zijn vrouw Jaklien, van de werkloosheidsuitkering, van den dop. En nu is er iets heel ergs gebeurd met Macaire. Een ijverige controleur heeft hem betrapt toen hij bij boer Verhelst een hok aan t ineentimmeren was, voor de schapen. En een handje toesteken bij een buurman, dat mag een werkloze niet doen, zelfs al doet hij dat onbezoldigd, als vriendendienst. Werkloos is werkloos! En in t geval van Macaire wás het een vriendendienst. Toegegeven dat hij van de boer al eens een zak aardappelen krijgt of een mand appelen of wat eieren, maar geld zou Macaire er nooit voor aanvaarden. Maar daar heeft een jonge ambitieuze controleur geen oren naar. Werk is werk en werkloos is werkloos en een werkloze hóórt niet te werken. En nu is Macaire voor een jaar geschorst van den dop. Hij en zijn vrouw Jaklien moeten nu een jaar lang op hun kin kloppen, leven van hun magere spaarcentjes, geen cafébezoek meer op zondagmorgen. En vooral niet proberen een centje in t zwart te verdienen, want de controleur houdt hem in de gaten en bij een volgende inbreuk wordt Macaire definitief geschorst.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
- t Is een schande, zegt Jean-Marie. Als ge bedenkt dat er in ons land allochtonen zijn k heb het uit goede bron die hier nooit gewerkt hebben, en vermoedelijk ook nooit zullen werken, en voor hun gezin, bestaande uit twee vrouwen en een dozijn kinderen, zomaar eventjes achtduizend euro in de maand trekken. Das tien keer zoveel als dat schamel dopke van Macaire. En stel dat zon allochtoon nog probeert bij te verdienen in t zwart, denkt ge dat ze zijn achtduizend euro gaan afpakken? De wereld zou op zijn kop staan. En let wel, ik ben geen racist, en alle mensen zijn gelijk, en iedereen moet kunnen leven, maar dan zouden ze ook iets moeten doen voor de armen van t eigen volk, voor de daklozen, de clochards. En dat ze Macaire dan zo te pakken hebben dat hij zich hier niet meer durft vertonen, omdat hij zich geen rondje meer kan permitteren, zie daar word ik razend kwaad van.
Jean-Marie meent wat hij zegt. Hij slaat met zijn vuist op de tafel, dat de glazen dansen. Ursin, die goed geluisterd heeft en zich al de hele tijd heeft ingehouden, is het volmondig met Jean-Marie eens:
- Ze zouden er beter aan doen al die hoge wedden af te schaffen van die pennelikkers, en die hoge ontslagpremies als ze de zaak naar de knoppen geholpen hebben, in de plaats van een brave werkwillige mens zijn armzalig dopke af te pakken.
- En al die vetbetaalde en nutteloze posten afschaffen, zegt Gerard. Senatoren, provinciegouverneurs, arrondissementscommissarissen: waartoe dient dat allemaal? Om nog maar te zwijgen van al die overtollige ministers. En ze blijven maar ministerpostjes bijmaken. Ze hebben nu zelfs al een minister van vereenvoudiging. En wie in de ene regering minister van verkeer was, wordt in een volgende regering misschien minister van onderwijs. Niet te verwonderen dat er dan dwaze voorstellen op tafel komen zoals: iedereen moet tot zijn zestiende latijn leren
- Eén ding is zeker, weet Gilbert er nog aan toe te voegen, en dat is dat de rijkdom niet goed verdeeld is. En dat het niet altijd de paarden zijn die de haver verdienen die ze ook krijgen. Neem nu mijn straat. Ze hebben daar een enorme partij landbouwgrond verkaveld tot zes grote loten bouwgrond: de prijs per vierkante meter om van te duizelen. Dat neemt niet weg dat ze alle zes verkocht zijn, aan rijke stinkerds uit de stad. Op twee ervan zijn ze al huizen aan t bouwen, huizen als kastelen. Gisteren kwam een dametje met een dure splinternieuwe BMW kijken hoe de werkzaamheden aan haar nieuw kasteel vorderden. Ze is een jaar of veertig, platinablond haar en gepoeierd en geparfumeerd dat ge t niet voor mogelijk houdt en ze vroeg mij of er een fitness-centrum in de buurt is. Een fitness-centrum, verdomme, in een boerendorp! En waar heeft zo een modepop dat verdiend om zo in weelde te leven? Terwijl een sukkelaar, als Macaire
Dan laat Ivan, die de hele tijd nog niets heeft gezegd, en meestal erg filosofisch uit de hoek komt, zich ontvallen:
- Maar Macaire zal het in het hiernamaals alvast heel wat beter hebben, want Onze-Lieve-Heer heeft het zelf gezegd, dat het voor de rijke veel moeilijker is om het rijk der hemelen binnen te gaan dan voor de arme. Onze-Lieve-Heer heeft immers een boontje voor arme drommels.
Ik zou zelf ook wel wat kunnen zeggen, maar ik wil niet: van nature ben ik een zwijger
Die avond neem ik het boek De Maanden van Stijn Streuvels ter hand, tweede druk. Er zijn twaalf hoofstukken: één voor iedere maand. Oktober staat voor de deur en met stijgende verbauwereerdheid lees ik waar het gesprek tussen de mulder, de smid en de boer zoal over ging, in de oktobermaand, zon driekwart eeuw geleden. Nil novi sub sole.
Het gesprek vangt aan over werk en weer, over kost en prijzen in t boerenbedrijf. Gorie de mulder neemt zulk een kans dadelijk waar om te laten zien dat hij er evenveel van weet als zijn gebuur en in t discuteeren zijn man kan staan. Het loopt al gauw over algemeene toestanden: de werkloozenplaag, de publieke schandalen in de regeering van het land en de politiek. Waar het naartoe gaat: dat menschen geld trekken om niets te doen! Kerels van in de dertig, in de fleur van t leven, die nooit gewerkt hebben en nooit zullen werken omdat ze t ontleerd zijn en beter aan den kost komen met te gaan doppen dan met te werken, en dat alles door de zwendelarij der syndicaten. Op die manier moet de wereld ten onder gaan en naar den dieperik de burger en kleine mensch t eerst. Daarover zijn boer en mulder het volkomen eens. De smid zwijgt en luistert. Nu geraakt de mulder in zijn schik en laat den boer niet meer aan t woord komen het is zijn stokpaard op zijn manier de crisis op te lossen; het zijn afdoende en radicale middelen en hij gaat er te kloffe op los: al het kwaad komt van hoogerhand, van de regeering, van degenen die t verstand zouden moeten hebben en t voorbeeld moesten geven, t vertrouwen bij t volk verwekken, en t zijn een bende onbevoegden of nietweerds, er enkel op uit den kleinen man te foppen en hun eigen zak te vullen. De aanmaning om te sparen, terwijl ze zelf het geld met hoopen zienling verkwisten!
Degenen die van enden in geleefd hebben, effenaan alles opgegeten of verbrast, varen er nu best bij, - voor dezulken wordt gezorgd op den rug echter van de brave krasselaars die hun lijf aan stukken gebeuld hebben, t brood uit den mond gespaard uit voorzienigheid voor hun schamelen ouden dag; dezulken worden nu hun spaarcentjes ontfutseld door de devaluatie. De crisis van het vertrouwen, beweert Gorie, is nog veel erger dan de crisis van het geld; waaraan geloven de rechtschapen landsche mensen nu nog? Wij hebben vooreerst het failliet van het gezond verstand gezien en ondergaan nu ook het failliet der eerlijkheid een ding dat in de overtuiging van alle brave lieden onaanraakbaar en heilig was! Hoe wilt ge dat menschen vertrouwen hebben in hun regeerders als t een na t ander, plechtige uitspraken en beloften door tegenstrijdige handeling worden te niete gedaan. Een regeering waar om de drie maanden de ministers van vak veranderen of er ongestraft kunnen uittrekken als ze de boel bedorven hebben! Volksvertegenwoordigers die praten tegen sterren en wind en als er een wet moet gestemd worden die den toestand zal verbeteren, er zoodanig aan knabbelen en knagen tot er niets meer van overblijft. Wat zitten die heren in met de welvaart van t Land ze zijn gebonden aan hun politieke partij en enkel bezorgd om herkozen te worden en hun geld op te strijken. Een regeering die t vertrouwen verbeurd heeft, die haar gegeven woord verbreekt, schippert, bang is of onmachtig om radicale maatregelen te nemen, heeft haar gezag verspeeld. We beleven een tijd dat belangen gaan boven rechten, of liever: dat recht maar geldt zoover t de belangen van zekere soort menschen niet schaadt. Het onrecht wordt met groote woorden goedgepraat; de woorden zelf hebben hun betekenis verloren: constructivisme, rechtsstatuten, structuurhervorming, devaluatie, devalvatie, inflatie
wie wordt daar wijs uit. Al woorden die heel leelijke dingen moeten helpen verdoezelen. En wat heeft al die woordenkramerij voor eerde aan den dijk gebracht? Er is te veel geld, te veel eten op de wereld, maar t is slecht verdeeld de eenen stikken er in en de anderen vergaan van nood. Er wordt mede gemorst alsof het slijk ware. Iedereen wil zo gauw mogelijk rijk worden en met alle middelen t geld dat ze gewonnen hebben moet nog eens geld winnen en wordt uitbesteed met woeker. Als ge uw geld niet zelf weet te gebruiken of te bewaren, hoe wilt ge dat iemand anders het voor u beter zal bewaren? Ik ken menschen die hard hebben moeten zweeten om hun spaargeld bij elkaar te krijgen, maar t zonder zweeten weer kwijt zijn gerocht. En eens dat de mannen van t bestier meedoen met de ronselaars is t Land gereed voor de revolutie. Alle vier, vijfhonderd jaar moet dat gebeuren: t menschdom wordt ziek, is tenden geleefd en moet herriesterd worden ander heerschers aan t bewind komen, mannen die met de vuist en geweld het kraam weer op zn pooten zetten. Er zijn te veel geleerden, elk wil zijn kinders boven den eigen stand opbrengen, heeren er van maken die niet hoeven te werken. De menschen hebben zelf hun ondergang bewerkt: telkens een mechaniek werd uitgevonden die handwerk vervangen heeft en meer werk voortbracht, heeft men de markt overvoerd; de afnemers uit de vreemde hebben hier ons kunsten afgeleerd, hebben zelf voortgebracht en wel aan lagere prijzen, zoodat ze mededingers geworden zijn. Vandaar het protectionisme, zoodat ieder land voor den uitvoer gesloten bleef, met als gevolg, de werkloozen
Als er toen maar met alle macht bezuinigd werd en alle nuttelooze uitgaven geweerd, maar wat hebben we gezien? t Land opgegeten door de hooge wedden, de pensioenen, de administratie, t leger
De ontwaarding van het geld viel weeral uit ten nadele van de kleine spaarders, t geen werd goedgepraat door te beweren dat het belang der gemeenschap gaat boven het belang van den eenling de eenling dat zijn wij, de menschen die werken en arm leven, de gemeenschap, dat zijn de bankiers en de spekulateurs
Kunt ge u voorstellen, Verbeke, dat de eigenaar van een hofstede een pachter of kastelein op zijn boerderij zal plaatsen, die geen boer is of verstand heeft van boeren? Zulke mannen zitten in ons ministerie van landbouw! We moesten één man hebben die bestiert de koning of een eerste minister, die baas is gelijk de boer op zijn hof, zonder kamerleden, zonder wettenmakers, zonder politiek, die zegt hoe het zijn moet en de macht heeft om het uit te voeren. In een huishouden dat in krot verkeert, worden vooreerst alle nuttelooze uitgaven afgeschaft: bier, wijn, schoone kleeren, korten drank, likeuren, parfumerie, juweelen
en bijzonderlijk al wat op de vreemde moet gekocht worden geen hoge wedden meer, ingrijpen zonder genade waar misbruiken bestaan; zolang de nood aan den man is, rantsoeneeren: boerenkost eten. Sedert t land in schulden zit, is er wel ooit zoveel weeldevertoon geweest, zoveel verkwisting? Kiekens worden met kostelijke tarwe gevoederd, varkens krijgen roggemeel te eten. Dertig jaar geleden aten de menschen drie keer in de week vleesch nu eten ze er drie keer daags; witbrood in plaats van tarwe uit den zak of rogge t is alle Zondagen kermis! Er wordt gegeten en gesmeerd, gezopen en gedronken van t vaderland weg, alsof t niet opgeraken kon en er geen eind aan was! De weelde is in de mode gekomen en wordt ten toon gespreid elk doet mede aan de verkwisting. Wat wordt er niet verteerd aan autos! Ik heb het gezien onlangs in stad hoe een klein nietig pimpelmeesje van een meisje, haar wezen geschilderd dat t op geen mensch meer geleek, diep gezonken in de kussens en de pelsen van een auto, als een schip zo groot, waar ze heel alleen in zit, achteloos aan t stuur alsof t een kinderwagentje was, elk end een uitdagend met een doening van kijk-naar-mij, de hele wereld behoort mij toe! Wat kost zulk een schepsel van onderhoud, en waar moet het naartoe in een huishouden waar de kinders in zulke zotte weelde opgebracht zijn? Ons Land loopt vol van menschen die niet weten hoe hun geld op te maken. t Gaat zoodanig over zijn hout dat iedereen zegt: Het kan niet blijven duren! En intusschen duurt het omdat niemand een poot uitsteekt om het tegen te houden, omdat er geen overheid is die er met den groven borstel doorgaat. Er zullen eerst schromelijke dingen moeten gebeuren: duren tijd, hongersnood, oorlog, met heel den nasleep van rampen en ellende, om de menschen tot bezinning te brengen en alles omver te keeren. Dàt zullen we in ons leven nog zien gebeuren en misschien wel eerder dan we denken.
Streuvels schreef dit verhaal in de jaren 1935-39. En de schromelijke dingen die te gebeuren stonden? In 1940 stond de wereld in brand!...
|