Een van de zeldzame filosofische blogs, van hoogstaand niveau, is die van Omsk Van Togenbirger de Waelekens. Een van zijn laatste filosofische beschouwingen heeft als titel meegekregen: surrealistische werkelijkheid. Sta mij toe een klein paragraafje te citeren:xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Want leven wij heden niet in de toekomst, in 't einde van de tijden, het eschaton, het laatste oordeel tegemoet? Maken televisiebeelden alle goden van vandaag niet alomtegenwoordig? Vermenigvuldigen zich niet de broden eindeloos in ons luilekkerland en ook de vissen? Kunnen wij, almachtig als we zijn, geen paddestoelen bakken die in één klap alles wat beweegt en leeft voorgoed van onze kaarten vegen? En weegt het woord van God nog op tegen wat de grote, geniale geesten uit de wetenschappen leren over het heelal, de zwarte gaten, water, koolstof en nog meer?...
Wijze woorden ongetwijfeld, waar ikzelf weinig tegen in te brengen heb. Filosofie is geen exacte wetenschap. Niets staat vast, althans niets van wat met het leven te maken heeft. Alleen de dood is iets vaststaands, zo beweert Van Togenbirger zelf. En ook het feit dat paddestoelen op t ogenblik foute spelling is: er moet wel degelijk een tussen-n staan. Sinds kort, naar ik meen te weten. Was het niet vermetel van mijnentwege om de grote Van Togenbirger op zon pietluttigheid te wijzen, was dat geen mierenneukerij (met dubbele n, zie de dikke Van Dale) van de ergste soort? Welnu, beste lezer, u hebt er geen gedacht van hoe zon weledelgeleerd man een terechtwijzing als deze opvat. Ziehier wat hij mij heeft geantwoord:
Hartelijk dank voor uw correctie. Ja, ik zou "padstoel" moeten schrijven en verwijzen naar... is het de inleiding van "O Jerum"? Ik vind uw boek nu niet, het heeft overigens al vele kilometers afgelegd intussen. Maar het is waar, die taalkenners zijn snobs. Hebt ge het trouwens al gehoord dat ze nu weer "misdaden tegen de mensheid" zeggen? Twintig jaar lang hebben ze "menselijkheid" gezegd, ik had er een uitgebreide briefwisseling over met Ruud Hendrickx van de vrt. Het raakt kant noch wal meer. En dat niet alleen inzake het Nederlands. Soms zou ik gaan geloven dat we aan het einde der tijden gekomen zijn. Ik weet nu beter dan vroeger, dénk ik: het einde der tijden is niet zoals het einde van een worst... ik wil zeggen: de tijd is niet iets dat doorgaat en dan ineens ophoudt, zoals dus een worst dat doet. Neen, het einde der tijden is veeleer iets zoals het einde van een droom: het wordt wat chaotischer, dan neemt de chaos nog meer toe en tenslotte is de chaos zo groot dat men wakker wordt. Ja, dat denk ik echt. Zo zal het er uit zien als de wereld vergaat. Het begint trouwens al bijzonder gek te worden, nu al. Denk aan al die uitvindingen die zaken zoals de alomtegenwoordigheid echt doen bestaan: TV, telefoon, computer, genetica, reizen naar de maan, wat zeg ik? Naar Mars! Voorwaarts, marsch!
Van Togenbirger heeft mijn memoires gelezen! Is dat niet om het uit te jubelen van vreugde? En het lijkt erop dat hij het niet oneens is met de door mij in de inleiding voorgestelde nieuwe spelling. En dat is weer jubelen! En mocht u zich afvragen, lieve lezer, hoe die nieuwe spelling van mij er uitziet, ga dan vooral niet naar de boekenwinkel om mijn boek te kopen. Ten eerste hebt u er dan mijn hele levensgeschiedenis bij en ik kan u verzekeren dat die allesbehalve interessant is. Ten tweede: u kan het boek lenen in verscheidene openbare bibliotheken. En ten derde, krijgt u hier die fameuze taalkundige inleiding op een blaadje gepresenteerd:
De spelling waarin ik dit boek had willen schrijven, is een poging tot vereenvoudiging van de Nederlandse taal. Een experiment. Niets meer. Eén regel ligt eraan ten grondslag: IN SAMENSTELLINGEN BLIJVEN ALLE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN ONVERANDERD (nl. in de nominatief enkelvoud, of meervoud indien er geen enkelvoudsvorm bestaat). Op die regel bestaat er geen enkele uitzondering.
Volgens die "nieuwe spelling" moeten we dus aarderijkkunde*zeggen en schrijven in plaats van aardrijkskunde. Aarderijkkunde* is eenvoudiger en logischer, doch het klinkt raar voor wie met de Nederlandse taal en dus met het woord aardrijkskunde vertrouwd is. Wie evenwel, bij wijze van proef, de moeite doet om dagelijks het woord aarderijkkunde* te hanteren, zal er na een paar weken ongetwijfeld geen graten meer in vinden en het woord aardrijkskunde zelfs als archaïsch ervaren. Aarderijkkunde* klinkt alleen maar vreemd omdat we niet gewend zijn het op die wijze te lezen of te schrijven.
Hetzelfde geldt voor een woord als paardkloot*. Men zal over 't algemeen vinden dat het paardekloot* (recentelijk veranderd in paardenkloot, maar toch nog als paardekloot uit te spreken) moet zijn omdat het laatste veel beter klinkt. Of niet? Laten we dat even nagaan. In vrijwel alle samenstellingen met paard zegt men paarde
, wat men schrijft als paarden
Dus: paardenkloot, uit te spreken als paardekloot. Uitzonderingen hierop zijn paardekastanje, paardebloem en paardedistel, waar men de niet uitgesproken n niet schrijft. Logisch, zo luidt het, want in die gevallen is het tweede deel van de samenstelling een plant of een deel van een plant, terwijl het eerste deel toch een dier is! Dat geldt natuurlijk niet voor paardevijg, waar men paardenvijg moet schrijven, omdat men hier met vijg duidelijk niet de vrucht van de vijgenboom (uit te spreken als vijgeboom!) bedoelt.
Maar keren we terug tot onze paardkloot*. Waarom zou paardkloot* niet goed klinken als aardkloot (= aardbol) dat wel doet? En als paardekloot dan zoveel beter klinkt, dan moeten aardekloot* en aardebol* toch ook beter zijn. Zou het per slot van rekening niet beter zijn de woorden paard en aarde onveranderd te laten in hun samenstellingen en te spreken van paardkloot*, paardbloem*, paardfokker*, paardkracht*, paardras*, paardstaart*, paardstal*
en van aardekloot*, aardegas*, aardekorst*, aardekunde*, aarderijk*, aarderijkkunde*
?
Logisch dat men spreekt over een jongensklas en een meisjesklas en niet over een jongenklas* en een meisjeklas*. In zo'n klas zitten toch meerdere jongens en meerdere meisjes. Maar waarom moet het dan kleuterklas zijn en niet kleutersklas? En in een babydagverblijf zit er toch ook meer dan één baby. Waar blijft hier nu de logica? Overigens, in een jongensbroek zit toch ook maar één jongen en dat zou dan best jongenbroek* kunnen zijn, maar dat klinkt al even gek als jongenklas*, vandaar
Realiseren we ons wel dat jongenbroek* en jongenklas* alleen maar gek klinken omdat we met die vormen niet vertrouwd zijn? Laten we rustig wat oefenen met woorden als jongenfiets*, jongenclub*, jongendroom*, meisjekleren*, meisjekoor*, meisjeboek* en ook met meisjeachtig* en jongenachtig*.
Waar is de logica in gezichtsverlies en gehoorverlies? Waarom bij 't ene woord een tussen-s en bij 't andere niet? Dus: gehoorverlies, reukverlies, smaakverlies, maar ook
gezichtverlies*!
En waar is de logica bij ruggenwervel, terwijl we toch allerminst spreken over halzenwervel, borstenwervel, lendenenwervel of staartenwervel? Dus: naast halswervel, borstwervel, lendewervel en staartwervel, ook rugwervel*!
(De woorden die in het boek gemerkt zijn met een * zijn woorden die ik in de "nieuwe spelling" anders had willen schrijven (alle substantieven in de nominatief enkelvoud, weet je wel), doch het niet heb gedaan. Mocht dit boek een tweede druk kennen, dan doe ik het misschien wel
)
Mocht u twijfelen aan de waarheid van dit wonderlijk verhaal, dan klikt u hier even op www.bloggen.be/omskvtdw/archief.php?ID=888339. Van Togenbirger heeft de correctie aangebracht en onderaan nog een P.S. toegevoegd
In dezer voege:
[P.S.: "paddenstoelen" - vroeger "paddestoelen" - zou logischerwijze eigenlijk "padstoelen" moeten zijn. Zie daarvoor: K. Vansteenbrugge, "O Jerum", inleiding.]
|