Het mooiste Nederlandstalig gedicht aller tijden? xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik weet het wel, over smaken en kleuren valt niet te redetwisten. Tot en met de dag van gisteren twijfelde ik tussen twee gedichten. Beide zijn toeval of niet? één en al nostalgie naar het geboortedorp des dichters.
Het eerste is een gedicht van René Declercq. Ziehier de twee middenste van de vier strofen van elk vier verzen:
Ik heb u nooit verloren
uit doogen van mijn ziel,
mijn dorpken en mijn toren
en vaders zingend wiel.
Dat zingend wiel van vader,
het bracht met staag geruisch
den rijken avond nader
en t bruine brood in huis.
Het tweede is in feite geen echt gedicht, maar een lied van de ongeëvenaarde cabaretier Wim Sonneveld. Hier volgen de eerste zestien van de achtenveertig verzen:
Thuis heb ik nog een ansichtkaart
Waarop een kerk een kar met paard
Een slagerij J. van der Ven
Een kroeg, een juffrouw op de fiets
Het zegt u hoogstwaarschijnlijk niets
Maar het is waar ik geboren ben
Dit dorp, ik weet nog hoe het was
De boerenkind'ren in de klas
Een kar die ratelt op de keien
Het raadhuis met een pomp ervoor
Een zandweg tussen koren door
Het vee, de boerderijen
En langs het tuinpad van m'n vader
Zag ik de hoge bomen staan
Ik was een kind en wist niet beter
Dan dat het nooit voorbij zou gaan
En deze morgen is daar een einde aan gekomen. Of ik dan definitief mijn keuze heb gemaakt? Bijlange niet! Ik vond in mijn brievenbus een gedicht van Jan Bauwens, Vlaanderens meest getalenteerde, zij het nog onvoldoende gewaardeerde, all-round kunstenaar. In feite gaat het ook hier niet om een écht gedicht, althans niet naar de vorm, want Bauwens schrijft nooit in verzen. Een klein stukje van Zomer heb ik dan maar zelf vertaald, evenwel zonder ook maar één letter aan de tekst te wijzigen. Nog geen komma
een seizoen dat op de zomer volgt
en dat een veelvoud daarvan is:
een veelvoud van de zon, het licht,
de warmte en het water.
Een veelvoud ook van bloemen en fonteinen,
dorst en laven langs de standbeelden in de stegen,
en dan regen zonder remmen,
plassen met bolle bellen, koelte, rust
en in de verte saters die, goed hoorbaar nog,
door zeer ondiepe grachten waden,
die in witte nachten baden,
hitte blussen,
bellen blazen,
boeken lazen,
sinterklazen,
brilleglazen.
De hele tekst kunt u lezen op www.bloggen.be/omskvtdw. En laat mij toe, mijn beste lezers met zeven man zijt gij, en een paardenkop dat ik Jan Bauwens bij deze uitroep tot de vaandeldrager van het poëtisch proza in Vlaanderen, aan het begin van de eenentwintigste eeuw.
|