[Dit verhaal heb ik heel in t bijzonder geschreven voor: 1/ zuster Beatrijs, die elke dag bidt voor mij (of t zal toch niet veel schelen), 2/ Jan Bauwens, de filosoof die mij al zo vaak gesteund heeft in goede en kwade dagen en die daarenboven dit verhaal van de nodige commentaar zal voorzien, 3/ Raymond Creus, zonder wie dit hele verhaal niet tot stand zou zijn gekomen, 4/ Roger Loof, met wie ik reeds lief en leed deelde toen de tweede wereldoorlog nog niet ten einde was, 5/ Dick Wulfse, mijn enige Nederlandse vriend, van wie ik zeker weet dat hij écht om mijn welzijn bekommerd is, 6/ Willy Debyser, die geen dag laat voorbijgaan zonder naar mijn gezondheid te vragen, via een mail, en 7/ last but zeker niet least, die goeie sloeber uit het verre Kempenland, Jack Vanlichtervelde. Of dit verhaal dan niet gericht is tot Jo, Gaby, Alwine, Lieve en Bea? Ge ziet dát van hier: het zijn toch wederhelften!]xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Als kind al had ik af een toe een onregelmatige hartslag, een extrasystole zoals ze dat in het medisch jargon noemen. Ik maakte mij daar zeer ongerust over, maar door het lezen van boeken en vooral nadat ik zelf geneeskunde was gaan studeren raakte ik ervan overtuigd dat extrasystolen in feite niet veel voorstelden. Tenzij ze opkwamen bij inspanningen, maar dat deden ze bij mij nooit. Ik heb er mij dus verder niet om bekommerd, ook al werd het met de jaren wel erger. Niet in die mate nochtans dat het er mij van weerhield om rond mijn veertigste deel te nemen aan loopwedstrijden over lange afstanden. Een dozijn marathons staan op mijn palmares! Het leek er niet op dat mijn loopwoede invloed had op mijn extrasystolen. Eind vorig jaar ik liep toen wel nog kwart-marathons, maar al sedert twaalf jaar geen héle meer begon het slechter te gaan met mijn hart. Niet dat ik ook pijn had, zelfs niet bij de hevigste inspanningen, of dat ik ooit last had van plotse ademnood, maar het aantal overslagen kon soms tot tien per minuut gaan, en dat kon dan wel eens dágen aan één stuk duren. Zou er dan tóch iets ernstigs aan de hand zijn?
Ik had mij voorgenomen mijn leven te beëindigen zonder ooit beroep te moeten doen op de geneeskunde. Tot mijn vijfenzestigste was dat prima gelukt, maar toen kwam die afschuwelijke niersteen en daar lag mijn verhoopt record toch al mooi aan diggelen. Daar kwam bij dat mijn goede vriend en collega Raymond Creus mij een cardiologisch onderzoek aanraadde al is aanraden hier alleszins nog te zwak uitgedrukt. Hij dacht immers aan de mogelijkheid van een voorkamerfibrillatie, een aandoening waarbij de voorkamers van het hart niet goed meer samentrekken, zodat het bloed daar een beetje stagneert en stolsels vormt, waarvan deeltjes kunnen loskomen, die dan een reisje maken naar de hersenen alwaar ze een vaatje kunnen verstoppen en een beroertetje kunnen veroorzaken
Dan maar het hartspecialistenteam van mijn stad geraadpleegd. Dat zou u toch ook doen, beste lezer? Eerst kwam de fietsproef: ik mocht stoppen op een moment dat ik nog een hele tijd had kunnen doorgaan. Hadden ze iets bijzonders opgemerkt op het electrocardiogram, of had mijn polsfrequentie het toegelaten maximum overschreden? Het verdict luidde: atrio-ventriculair blok graad twee, plus een rechter bundeltakblok. Voor een oningewijde misschien niet direct duidelijk, maar het komt hierop neer dat wanneer graad twee naar graad drie evolueert wat doorgaans te verwachten is de hartfrequentie plots op de helft valt, hetgeen dan meestal resulteert in een bewusteloosheid en een enkele keer in een plotse dood. De oorzaak van zon atrioventrikulair blok kan al of niet een slechte doorbloeding van de hartspier zijn. In t eerste geval kan een stent worden geplaatst (een buisje dat op de plaats van de kroonslagadervernauwing wordt ingebracht en zodoende het bloedvat openhoudt), in het tweede geval kan alleen een pace-maker de oplossing bieden. En het rechter bundeltakblok? Niet echt iets om zich zorgen over te maken. Van voorkamerfibrillatie geen sprake. Het verdict na dit eerste hartonderzoek luidde dus: stent óf pacemaker.
Een tweede onderzoek drong zich nu op: een coronarografie, waarmee de doorgankelijkheid van de kransslagaders onderzocht wordt. Bij dat soort onderzoek wordt een contraststof in de kroonslagaders van het hart gespoten via een catheter die in de liesstreek in de grote lichaamsslagader (aorta) wordt ingebracht en opgeschoven wordt naar het hart. Door een andere onderzoeker uit het team, wel te verstaan
Er bleek een niet onbelangrijke vernauwing (62%) op één van de voornaamste kroonslagaders (de LAD, d.i. linker arteria descendens) te bestaan, zij het niet de hoofdkroonslagader. Conclusie: er is dus wel degelijk een doorbloedingsstoornis door een bloedvatvernauwing, maar die vernauwing bevindt zich op een zodanige plaats dat zij niet de oorzaak kan zijn van het atrioventriculair blok. Het verdict luidt dus nu: stent én pacemaker. Alhoewel
Tegenwoordig is de medische wetenschap zover gevorderd dat in een groot percentage van de gevallen een atrioventriculair blok kan genezen worden door ablatie (d.i. vernietiging door bevriezing of verbranding) van bepaalde stukjes hartweefsel, op voorwaarde dat het letsel gelokaliseerd is rond de atrioventriculaire knoop van Aschof-Tawara of althans niet lager dan de bundel van His. Wordt het een beetje te technisch, beste lezer? Geen nood: bij mij ligt het letsel te laag en van een definitieve behandeling door ablatie kan dus geen sprake zijn. Dat hebben ze vastgesteld door een electrofysiologisch onderzoek (het zogenaamf EFO-onderzoek), waarbij electroden, weer eens via de lies, tot in het rechter hart worden ingebracht. Weer door een andere cardioloog, een zogenaamde ritmoloog. Want men kan niet ontkennen dat de geneeskunde de laatste tientallen jaren een enorme evolutie heeft ondergaan. Toen ikzelf ruim een halve eeuw geleden mijn geneeskundige studies aanvatte, was een internist een specialist voor alle inwendige ziekten. Later werd de koek verdeeld onder gastro-enterologen (maag-darmspecialisten), cardiologen (hartspecialisten), pneumologen (een woord dat ze in Nederland nooit gebruiken, maar dat longarts betekent), nefrologen (specialist in nierziekten), endocrinologen (specialisten in endocriene klierziekten), hematologen (specialisten in bloedziekten), rheumatologen, allergologen en dies meer. En tegenwoordig zijn al die stukjes koek in nog veel kleinere stukjes verdeeld. In mijn geval dus ik bedoel mijn cardiologisch team tien stukjes. Met zijn tienen hebben ze zich over mijn geval gebogen. Het verdict bleek uiteindelijk nóg zwaarder uit te vallen. Die pace-maker, daar kon ik niet onderuit, en een stent zou waarschijnlijk niet voldoende zijn, omdat het obstruerend letsel over een te grote oppervlakte was uitgebreid. Een pace-maker dus, plús een by-pass operatie, u weet wel, hetgeen in de volksmond een overbrugging heet en waarbij het borstbeen van onder tot boven doormidden dient gekliefd te worden
Ga daar mee te biechten! En zeggen dat ik mij kiplekker voelde, geen ziertje pijn, geen kortademigheid, geen lichamelijke zwakte, enkel en alleen die steeds maar frequenter optredende hartkloppingen, die ik nog het best kon onderdrukken door een gezapig duurloopje of door een constante druk uit te oefenen op mijn halsslagaders, wat er in de praktijk op neerkomt een sjaal stevig om de hals te binden.
Ha, dat moet ik er nog aan toevoegen
De operatie kan mij behoeden voor een hartinfarct, de pace-maker voor een mogelijke hartstilstand, maar geen van beide zal iets veranderen aan hetgeen in feite de reden van mijn raadpleging was: mijn extrasystolen, mijn hartkloppingen dus. Voor dat soort extrasystolen helpen namelijk alleen de zogenaamde beta-blokkers en die zijn absoluut tegenaangewezen bij atrioventriculaire bloks van het type twee. Maar na het inplanten van een pace-maker, ja, dán zouden beta-blokkers mogen toegediend worden, zij het in voorzichtige dosis
.
Zou u, beste lezer, in mijn geval, nog een second opinion gevraagd hebben? In dit geval dus een eleventh opinion? Misschien zou u het inderdaad niet gedaan hebben, omdat u geen oude schoolmakker hebt, waar u zeven jaar lang lief en leed mee hebt gedeeld, die later professor in de cardiologie is geworden en bij wie zowat de helft van het cardiologisch tiental, dat mij onderzocht had, zijn opleiding heeft genoten. Die vriend van mij is nu weliswaar professor emeritus (met pensioen dus), maar hij heeft nog steeds een eigen praktijk en hij is, voor zover mij bekend, mee met zijn tijd. En daar heb ik een heel genuanceerd verhaal gehoord
Heb ik u overigens al verteld dat ik de dagen vóór mijn bezoek aan mijn vriend professor een proef had gedaan om mijn extrasystolen te onderdrukken: twee maal daags 5 milligram diazepam. Met perfect resultaat! Dat de cardiologen dáár nooit opgekomen zijn!
De professor legde mij uit dat de LAD (de linker arteria descendens, zoals ik eerder al heb uitgelegd) niet de hoofdslagader van het hart is, dat een vernauwing van 62% niet eens zo verschrikkelijk is en dat zelfs, als die helemaal zou dichtslibben, de kans op een fataal hartinfarct gering is. Met twee pilletjes per dag, één mini-aspirientje s morgens en een statine-pilletje s avonds, is die kans op dichtslibben zelfs zo goed als onbestaande. En dan nog eens de bloedwaarden laten controleren over drie maanden en een nieuwe fietsproef over een half jaar. Of ik verder mocht hardlopen? Of course! Maar de hartfrequentie in de gaten houden! Niet boven de honderdtwintig per minuut alstublieft. En geen competitie meer: vanzelfsprekend! En na het lopen nog slechts twee pintjes bier, of een pintje plus een porto, al naar gelang het uitkomt. Voor t overige water drinken, vooral véél water, de Oude Grieken indachtig: hudor mèn ariston (water is het allerbeste). Voor de zuivere sportieve kant van de zaak zal ik mij evenwel bij de moderne Olympische sporters moeten aansluiten: niet winnen, maar deelnemen is het belangrijkste. En deelnemen kán ik nog, want na mijn bezoek aan de professor ben ik dus weer een gezond man. En dan te bedenken dat er in ons land waarschijnlijk vele duizenden rondlopen met een LAD die voor 62%, of zelfs méér, vernauwd is, zonder dat ze er zelfs maar een flauw vermoeden van hebben en zonder dat ze weten dat ze er beter aan zouden doen te gaan joggen. Zolang ze maar de honderdtwintig slagen per minuut en de twee pinten niet overschrijden
O, ik vergat nog iets te zeggen over wat de professor zei over het atrioventriculair blok. t Is nog maar een tweede graad en een pace-maker is pas echt nodig bij een derde graad. Al moeten we er natuurlijk nogmaals aan toevoegen dat zon tweede graadsblok vroeg of laat naar een derde graadsblok evolueert. En dan heeft men meestal nog ál de tijd. Ik zeg wel meestal, want een enkele keer loopt het slecht af, zoals bij de Russische roulette. Maar dat houdt het spannend natuurlijk. En laten we vooral optimistisch blijven, beste lezer, zoals iemand die mij onlangs zei: ach, jij hebt nog steeds het hart van een paard, zij het dan van
een ziek paard.
|