Ik was uitgenodigd op het buurtfeest van de Neerbeek-Smeier, als "extra muros" zoals men dat in studententermen zegt, want ik woon net buiten de grens van de wijk. Kon ik wel op die uitnodiging ingaan? Ik was nog nooit alléén naar een feest geweest en nu was ZIJ er niet meer. Nooit zou ze er nog bij zijn... Het moest een mooi feest worden, iedereen van de wijk had toegezegd, ook Charlotje die al vier jaar mijn naaste gebuur was en die ik nog nooit had gezien en van wie ik pas onlangs had vernomen dat ze eigenlijk Margot heet...
Twee dagen nadat ik mij had ingeschreven voor het Neerbeekfeest viel een andere uitnoding mij te beurt, en nog wel op dezelfde dag, op 6 september: de viering van het honderdjarig bestaan van de Bouvelo-kapel in Grijsloke, het piepklein dorp van amper 78 hectare groot, waar ik in mijn jeugdjaren iedere zondag naar de mis ging en waar ik mijn Eerste Communie heb gedaan, waar ik drie jaar heb school gelopen en waar ik de mooiste stratenloop van Vlaanderen in het leven heb geroepen, "Dwars door Grijsloke".
De mascotte van de loopkoers was... de Bouvelokapel. Op geen enkele van de vier boeken die ik over Vlaanderens mooiste heb geschreven ontbrak de kapel op de cover. Spijtig genoeg komt aan alle mooie dingen een einde: dit jaar is de koers, mijn geesteskind, samen met de liefde van mijn leven, ter ziele gegaan. Op 6 september zou er in de kerk een mis opgedragen worden door niemand minder dan de bisschop, gevolgd door een plechtigheid bij de kapel en een receptie in de school.

Op geen van beide feesten mocht ik afwezig zijn. Dat moest te combineren zijn. Sorry, lieve schat...
De kerk van Grijsloke zat afgeladen vol toen de bisschop stipt om 17 uur zijn intrede deed, vergezeld van een paar kanunniken en de diaken van Anzegem, de fusiegemeente die wel nog acht kerken heeft op haar grondgebied, maar geen pastoor meer. Er werd een plechtige Heilige Mis opgedragen door de bisschop met offerande, consecratie en communie zoals het hoort. En... preek. Het zal ongetwijfeld een mooie preek geweest zijn, maar voor mijn begripsvermogen toch een beetje moeilijk en langdradig, zodat ik even ingedommeld was. Ik was er weer helemaal bij toen de bisschop met een lichte stemverheffing citeerde uit de bijbel: "...en als uw hand u hindert, kap het af en werp het weg... en als ook uw andere hand u hindert...". De bisschop vond zelf dat het allemaal nogal zwaarwichtige woorden waren, waar niet al te zwaar moest aan getild worden en vergoelijkend voegde hij er glimlachend aan toe: "nu ja, dat kan je uiteindelijk maar tweemaal doen". Tweemaal? Ik had daar mijn bedenkingen bij en als ik de gelegenheid zou krijgen zou ik hem daarover nog interpelleren...
Na de mis ging iedereen in stoet naar de kapel, de bisschop en zijn twee metgezellen voorop. Een tochtje van zo'n vijfhonderd meter. Bergop. Bij de kapel werd er een lied gezongen door een koortje, en dan volgde nog een dankwoordje en een gebed en dan nog de schoolkinderen die elk een ballonnetje oplieten. Toen het laatste ballonnetje hoog in de lucht achter een wolkje verdwenen was, moest ik denken aan mijn lieve echtgenote in de hemel, achter dat wolkje...
En dan was er nog de receptie in de school. Mét de bisschop. Een nog jonge vriendelijke man, niet te groot van gestalte en blijkbaar zonder pretentie. Anders dan we dat van een bisschop gewend zijn. Hij nam van iedereen persoonlijk afscheid met een warme handdruk. Ik nam de gelegenheid te baat om hem erop te wijzen dat iemand die al zijn ene hand afgekapt heeft, moeilijk nog de andere hand kan afkappen. Hij gaf mij gelijk, hij voelde zich allerminst beledigd door mijn aanmerking. Wel integendeel, hij zou "de fout" corrigeren bij een volgende preek.
Het feest van de Neerbeek-Smeier ging door in de zaal "De Kleine Kluis". Het was precies acht uur toen ik de zaal betrad. De sfeer zat er helemaal in. Het feest stond blijkbaar in het teken van het Wilde Westen: de kledij en de muziek. Er werd gezongen en gedanst en er was een zanger - Catguitar is zijn naam - die met zijn warme meeslepende stem en met zijn gitaar de mooiste country-muziek ten gehore bracht: "Bring me home, country roads, bring me home, where I belong". Het lied grijpt mij naar de keel. Ik heb háár teruggebracht uit het grote ziekenhuis waar ze de gruwelijkste ellende heeft doorgemaakt, naar de plaats waar ze thuishoorde, de plaats waar wij beiden geboren en getogen zijn, waar onze liefde begonnen is tijdens het Feest van Levensvreugde, waar we getrouwd zijn, waar onze beide kinderen geboren zijn en waar we met ingang van de pensioenleeftijd weer onze intrek genomen hadden. Vier dagen heeft ze nog geleefd, op de geboortegrond, home, where she belonged. Is het raar dat tranen op mijn dashboard leken terwijl ik deze woorden schrijf?
Alle inwoners van de wijk waren er op het buurtfeest, op een paar uitzonderingen na. Allemaal jonge mensen. De meesten tussen de vijftig en de vijfenzestig weliswaar, maar voor iemand van mijn leeftijd is dat héél jong. In de hele wijk woont er overigens maar één bejaarde dame, even oud als ik, te oud voor zo'n feest. Begrijpelijk dat die er niet was... Met heel wat Neerbeeksmeieraars heb ik een heerlijke babbel gehad. Eén onder hen herinnerde er mij aan dat ik hem zo'n zestig jaar geleden, toen ik gedurende een korte periode huisarts ben geweest, ter wereld heb gebracht. Wie ik nog niet gezien had was mijn naaste buurvrouw, "Charlotje"... En opeens stond ze daar:
Ze zei: "Ik heet Margootje"
En ik zei: "Hallo"
Ze zei: "Nou daar ben ik dan, hé"
En ik zei: "Oh"
Ik vroeg haar uit wat voor een plaatsje ze kwam
Ze zei: "Nou wat dacht je, uit Madurodam".
En zo is het gegaan. Al zijn de bovenstaande verzen geplukt uit het liedje "Margootje", één van de mooiste van Wim Zonneveld, en al dient het laatste vers in dezer voege gewijzigd: "Nou wat had je gedacht, uit de Smeierstraat nummer acht". Ze heet dus Margootje en niet Charlotje. En ze is zoals Margootje uit het liedje van Zonneveld: klein en fijn en lief en pienter. Precies zoals een meisje hoort te zijn. Ze is dierenpsychologe en ze praat honderduit, over haar twee poezen waar ze zoveel van houdt en over haar mémé die mij blijkt te kennen. En ik vertel over Leonietje, het vrouwtje van vooraan in de negentig dat in een oud huisje woonde op dezelfde plek waar nu het huis van Margootje staat, en die ik als jongetje van een jaar of twaalf iedere avond een bezoekje bracht.

Ik zag Margootje deze nacht terug in een droom. Ze stond aan mijn deur en ze zei: "Hallo, hier ben ik weer, Margootje, maar jij mag ook Charlotje zeggen als je dat liever wil". En plots was ze weer weg. Misschien komt ze in de toekomst wel vaker op bezoek en... blijft ze wat langer.
|