Om het in voetbaltermen te zeggen: we zitten in blessuretijd. Op zijn vijfentachtigste is de officiële speeltijd voor een man voorbij. De kans dat hij nog een doelpunt scoort is nihil. Hij kan zich schrap stellen tegenover het onvermijdelijke, hij maakt zich mateloos belachelijk. Hij hééft doelpunten gescoord. Toen hij vooraan in de twintig was droeg hij de titel van "senior seniorum" aan de Gentse universiteit, de bezieler van het studentikoos leven naar wie studenten opkeken. Tot op zijn zeventigste is hij contact blijven houden met dat studentenleven door zijn jaarlijkse aanwezigheid op de Gravensteenfeesten. Nu wordt hij al lang niet meer uitgenodigd, hij hoort er niet meer bij. Wat zou hij er ook komen uitrichten: zijn hartspecialist heeft hem het bier verboden, speechen gaat hem niet meer zo goed af, want zijn stem is verzwakt en zijn geheugen laat hem soms in de steek, en ze kennen hem niet meer. Ja, vijfenzestig jaar geleden...
Hij is keel-neus-oorarts geweest en een halve eeuw geleden, toen er nog minder dokters waren in de ziekenhuizen, was dat nog iets waar de mensen tegenopzagen. Hij deed het minder met hart en ziel dan dat hij het deed om den brode. Hij kon goed opereren en hij waagde zich ook met succes aan de estetische neuschirurgie. Toen zijn techniek op punt stond werd hij in het ziekenhuis bedankt voor bewezen diensten, wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd...
Toen hij veertig was is hij zich beginnen toeleggen of afstandslopen. Zijn eerste marathon liep hij in Griekenland, van Marathon naar Athene. Daarna volgde de ene marathon na de andere, in alle uithoeken van de wereld. De laatste marathon liep hij op zijn zevenenvijftigste, in Chicago. Heden ten dage herkent niemand meer in hem de sportheld van weleer als hij strompelend met zijn winkelkarretje in het warenhuis laveert...
Zijn passie voor het hardlopen heeft hem ertoe aangezet een loopwedstrijd in het leven te roepen die uitgroeide tot één van de grootste van het land. Dat geesteskind waar hij zo fier op was zou dit jaar aan zijn drieënveertigste editie toe zijn geweest. Helaas, de huidige generatie kan niet meer instaan voor de organisatie. Einde verhaal...
Die eerste autentieke marathon in Griekenland, het heeft hem de liefde voor de Griekse cultuur en de Griekse mythologie bijgebracht. Geen jaar ging voorbij zonder een bezoek aan het wonderbare Hellas. Eén keer organiseerde hij zelfs een reis naar Griekenland, met de loopclub. Hij werd schrijver van boeken en toneelstukken die vaak de Griekse cultuur als onderwerp hadden en hij werd een veelgevraagd spreker. Het leverde hem voor iedere spreekbeurt een fles wijn op. Het merendeel van die flessen, waarvan de houdbaarheidsdatum al lang is overschreden, heeft hij tot op heden bewaard, als trofee - zelf lust hij geen wijn.
Mijmeringen, herinneringen die vervagen. Het reizen beperkt zich tot winkelen en uitstapjes naar de apoteek en het ziekenhuis. Vooral het ziekenhuis, want weinig ouderdomskwalen zijn hem vreemd. Op verscheidene afdelingen is hij goed bekend, als een gemoedelijke en eerder goedlachse patiënt. Weinigen bevroeden dat hij in datzelfde ziekenhuis ooit als kwieke dokter door de gangen liep.
Mijmeren aan zijn bureau, over de reizen van vroeger, waaraan hij nu geen behoefte meer heeft, tenzij... Een reisje naar zijn geliefde Gent, waar hij de beste tijd van zijn leven heeft doorgebracht, zijn studententijd... Maar Gent is zo ver weg, wel meer dan dertig kilometer.... Naast het bureau staat een oud boekenrek. Zijn oog valt op een boek van Streuvels, "De Maanden", dat hij ongetwijfeld moet gelezen hebben toen hij nog maar een jaar of twaalf was. Hij neemt het boek ter hand. Het ruikt heerlijk muf. Er zit een bladwijzer in, pagina dertig. Zit die bladwijzer daar toevallig? Heeft hij de bladwijzer daar toentertijd zelf ingelegd? Hij leest de pagina. Luidop. Zijn stem klinkt nog goed en krachtig in de stille kamer:
Barisjan (de boomsnoeier, zoals ons op een andere plaats in het boek geleerd wordt), met zijn haren muts diep over de ooren getrokken, is op doortocht voor zaken die niemand weten moet; hij stapt met opgetrokken schouders en roept in 't voorbijgaan naar den mulder die hoog, boven de trap in 't deurgat van den molen, met zijn neus in de windstreek staat te snuiven:
- Gorie, de zomer is ophanden!
- Ge zegt het goed, roept de mulder, na Lichtmesse valt de sneeuw op een heeten steen!
Die twee weten van malkander niet of hun voorzegging spottend is bedoeld, of dat ze hun blijde verwachting uitspreekt. De een gelijk de ander zijn er in gehard - ze kennen de kuren van 't vroege jaargetijde en op hun leeftijd hebben ze er leeren in berusten. Wat kan het hun schelen ook, winter of zomer, koud of warm.
Barisjan knuffelt nog in zijnen baard: die stomme menschen verwachten altijd iets beters, verlangen naar dit en naar dat, zonder te weten dat ze verlangen naar het eind en naar hun dood. Pakken gelijk het komt, en voortdoen met 't geen we krijgen...
Februari is een zotte maand, en ook de kortemaand, want om de vier jaar wordt er dan nog haar staart afgeknipt - het zoogezegde "schrikkeljaar", - dan is zij nog een dag korter, daarom valt er van al de maanden van het jaar, 't minst over te vertellen.
... uit het tweede hoofdstuk, dat over de tweede maand van 't jaar gaat en amper vier pagina's telt, terwijl er voor de andere elf hoofdstukken nog zomaar eventjes tweehonderdachtentwintig pagina's te verdelen zijn, zegge omtrent twintig per maand. Omdat februari de kortste maand is, met haar achtentwintig dagen! En dat er om de vier jaar jaar nog een dag afgeknipt wordt... Wát??? Om de vier jaar komt er een dag bij, mijn beste Stijn Streuvels! Nu begrijpt hij waarom hij er zeventig jaar geleden die bladwijzer heeft ingelegd. Hij vraagt zich af of Streuvels dit opzettelijk heeft gedaan, om de lezer op de proef te stellen. Of zou deze prins van de Nederlandse letteren zich waarachtig zo schromelijk vergist hebben?
Het luidop voorlezen heeft hem deugd gedaan.Weggedoken in een hoek van de oude boekenkast heeft Tony, zijn eerste sinterklaascadeau, meegeluisterd. Hij voelt dat hij op een punt staat een nieuw doel te geven aan zijn leven: een voorleesclub! Zijn buren, Firmin de linkerbuur en Hiloné de rechterbuur, zullen ongetwijfeld bereid zijn tot de club toe te treden. De clubleden zullen op regelmatige tijdstippen bij elkaar komen en om de beurt zullen zij een stukje naar keuze voorlezen uit het werk van een bekende Vlaamse auteur: Stijn Streuvels, Ernest Claes, Willem Elsschot, Felix Timmermans... Het voorzitterschap van de club zullen ze hem wellicht gunnen...
|