Angèleke is een klein scharminkeltje op wie ik in mijn puberteitsjaren nog verliefd ben geweest en die ik na zovele jaren ontmoet heb, in het vaccinatiecentrum. Ik had haar
niet herkend, zij mij wél. Zij heeft er, op zijn zachts gezegd, een flink stuk van haar vroegere schoonheid bij ingeschoten. Vooropgesteld dat er bij mij ooit van schoonheid sprake is geweest, moet zij van mijn persoontje
iets dergelijks gedacht hebben. Ze is exact vier jaar jonger dan ik, amper vier jaar, en dus de pensioengerechtigde leeftijd ook al lang voorbij. Dat ze haar actieve loopbaan doorgebracht heeft als laborante in een fertiliteitskliniek
is mij niet onbekend. Ik nodigde haar uit om samen een koffie te gaan drinken. We hadden een aangenaam gesprek over hoe het ging met de gezondheid en hoe het ging met de eventuele kinderen en kleinkinderen en waar we woonden,
en ik moet toegeven dat er in de loop van het gesprek flarden naar boven kwamen van de fysieke aantrekkelijkheden van het prille maagdelijke Angèleke. Tot ik vond dat de tijd gekomen was voor een grap, een raadseltje,
eentje dat als geknipt was voor een gewezen laborante in een fertiliteitskliniek: kan jij, mijn beste Selleke - ik zei weer Selleke zoals ik dat vijfenzestig jaar geleden altijd al deed - verklaren hoe twee kinderen,
die op dezelfde dag geboren zijn en dezelfde natuurlijke vader en moeder hebben, toch geen tweeling zijn? Ze lachte fijntjes, ze hoefde er niet eens over na te denken: t zijn er twee van een drieling zei
ze. Ik stond perplex, nooit eerder had iemand mijn vraag correct beantwoord...
- Zal ík nu eens een vraag stellen? vroeg ze. Weet jij wat een anderhalf-eiige tweeling is?
Ik wist het niet, en ik liet het haar uitleggen.
- Zoals je weet is een één-eiige tweeling het resultaat van de bevruchting, door één spermacel, van één enkele eicel, dewelke zich daarna
in twee heeft gedeeld, met als resultaat een identieke tweeling, hetgeen dus onder andere inhoudt dat beiden, per definitie, van hetzelfde geslacht zijn. Een twee-eiige tweeling ontstaat als een vrouw bij een maandelijkse
eisprong niet één maar twee eieren produceert, dewelke door twee verschillende spermacellen worden bevrucht, dewelke daarenboven niet eens van dezelfde donor afkomstig hoeven te zijn. Het gaat hier om niet-identieke
tweelingen, die niet méér op elkaar lijken dan broer en zuster - of nog minder, in het zeer zeldzaam geval van twee verschillende vaders.
Tot hiertoe was Sellekes uitleg klaar en duidelijk geweest, met begrip voor mijn gevorderde leeftijd en wellicht minder voor het feit dat dit voor mij, gezien mijn medische studies
van weliswaar vijfenzestig jaar geleden, basiskennis diende te zijn. Maar, hoe zat het nu met de anderhalf-eiige tweeling?
- Men heeft steeds gedacht dat een eicel nooit meer dan één spermacel kan toelaten. En nochtans... In de medische wereldliteratuur zijn twee gevallen beschreven waarbij
bevruchting van één eicel door twee spermacellen geleid heeft tot een tweeling, een één-eiige - met één moederkoek dus - doch allesbehalve identiek en ook niet noodzakelijk van hetzelfde
geslacht. Twee bewezen gevallen. Omdat een één-eiige tweeling identiek hoort te zijn heeft men de naam anderhalf-eiige tweeling bedacht, een zonder meer slecht gekozen naam, die door
specialisten ter zake het liefst vermeden wordt: zij noemen het een sesquizygotische tweeling.
Een mooie naam dus voor iets wat uiterst zeldzaam is: amper twee keer voorgekomen in al die eeuwen dat het mensdom bestaat!? Maar... ís het wel zo zeldzaam? Zijn er niet een
aanzienlijk aantal gevallen onopgemerkt gebleven? Selleke vindt het een terechte opmerking van mijnentwege. Ze vindt mij een interessante gesprekspartner. We zullen elkaar nóg ontmoeten...
Zou Selleke beseffen wat een dienst ze mij heeft bewezen? Hoe ze mij in staat heeft gesteld te herstellen van een aantal slapeloze nachten? De zaak zit zo... Over enkele weken geef
ik een voordracht - aan de universiteit nog wel! - over een onderwerp dat het midden houdt tussen de geneeskunde en de Griekse mythologie. De zwangerschap van Leda, de koningin van Sparta, zal aan bod komen. Leda was zwanger
van de oppergod Zeus, die haar benaderd had in de gedaante van een zwaan - remember Leda en de Zwaan - en tegelijkertijd was ze zwanger van haar echtgenoot, koning Tyndareos. Toen haar tijd gekomen was baarde
zij twee eieren. Uit het ene ei kwamen twee - goddelijke - kinderen, van wie Zeus de vader was: ze waren van verschillend geslacht, namelijk Helena - dé Helena van Troje - en Pollux. Uit het andere ei kwamen de twee
kinderen van Tyndareos, eveneens van verschillend geslacht, zijnde Klytaimnestra - die de vrouw van Agamemnon zou worden - en Kastor. Twee één-eiige tweelingen dus, waarbij zowel de ene als de andere van verschillend
geslacht waren. Daarover zullen mij vragen gesteld worden tijdens het vragen-kwartiertje en ik zag mij niet in staat daar een plausibel antwoord op te geven. Ik zou alleen kunnen antwoorden hebben: goede vraag.
Het angstzweet brak mij al uit, telkens als ik er aan dacht. Maar nu is dat dus over. Het waren twee sesquizygotische of anderhalf-eiige tweelingen! Ik leef nu onbevreesd toe naar de dag van mijn optreden. Dank je duizend
keer, Selleke.
|