Transient global amnesia (TGA, d.i. tijdelijk totaal geheugenverlies) is een zeer zeldzame aandoening waarvan ik het slachtoffer ben geworden in het jaar 2003. Plots wist ik niet
meer dat ik twee kleinkinderen had, dat mijn schoonmoeder een jaar geleden overleden was, en alles wat er in de voorbije tien jaar was voorgevallen. Van wat daarvóór gebeurd was wist ik mij alles nog te herinneren,
ik kon nog alle winnaars van de Tour de France uit de vorige eeuw opnoemen, ik kon nog hoofdrekenen als de besten, mijn redeneringsvermogen bleek onaangetast, en ik besefte dat er iets heel bijzonders met mij aan de hand was.
Ik stelde vragen, maar het antwoord vergat ik direct, zodat ik voortdurend dezelfde vragen stelde. Mijn huisgenoten waren ervan overtuigd dat er iets héél ergs met mij aan de hand was en ikzelf dacht het ook.
Maar geleidelijk, in de loop van de eerste acht uren, is alles wonderwel in orde gekomen. Ik had toen, ofschoon ik zelf arts was, nooit over TGA gehoord. Dat was het dus, een aandoening waarvan de oorzaak onbekend is, die
onschuldig is, van voorbijgaande aard en die men, god zij dank, zo goed als nooit een tweede keer kan krijgen. En ziehier wat de wetenschap over die wonderbare aandoening van het brein te vertellen heeft:
TGA is een syndroom dat gekenmerkt is door een acuut optredend algeheel geheugenverlies. Er is zowel sprake van een retrograad als anterograad geheugenverlies. Retrograad
geheugenverlies houdt in dat er geen herinnering is van de tijd voorafgaand aan de TGA. Anterograad geheugenverlies betekent dat het onmogelijk is om iets nieuws te leren of informatie op te slaan.
Met dit verhaal, beste lezer, heb ik geen andere bedoeling dan u te wijzen op de rare kronkels van het menselijk brein. Ik ken er nóg drie, alle drie over jongetjes tussen tien
en vijftien jaar. Ik geef ze de fictieve namen Jan, Piet en Pol. Geen van de drie had een bijzonder hoog IQ. Liet je Jan een bladzijde lezen uit een boek, dan kon hij daarna die bladzijde letterlijk, met de punten en de kommas,
reproduceren. Zelfs als er woorden in stonden die hij niet begreep. Piet kon al de nummers van de autoplaten afdreunen die in de dag zijn pad hadden gekruist: het mochten er vele tientallen zijn. En Pol kon binnen de tien
seconden uitrekenen op welke dag van de week de zesentwintgste juli van het jaar 1941 viel, en dat kon hij voor iedere andere dag van de vorige twee eeuwen.
En is wat mij deze week overkomen is niet al even mysterieus? Ik droomde ´s nachts dat ik een ontmoeting had met professor O. van Togenbirger de Waelekens. ´s Morgens
kon ik mij het gesprek dat ik met de hooggeleerde had letterlijk voor de geest halen en het kost mij op dit ogenblik nog niet de minste moeite om het hier integraal weer te geven:
- In een gesprek met Jan Bauwens zou u beweerd hebben dat wij er zouden moeten naar streven om vreedzaam samen te leven met het covid-19 virus, eerder dan het te bestrijden:
een soort symbiose dus. Meent u dat écht, professor?
- Welzeker.
- Ik kan u niet volgen. Het virus wil ons toch doden?
- Waarom denkt ge dat?
- Is dit niet de hetgeen Malthus een paar eeuwen geleden voorspeld heeft: de catastrofe die ons te wachten stond als de wereldbevoking al te zeer zou toenemen. En zie: op
heden zijn er vier keer zoveel mensen op aarde als honderd jaar geleden.
- Insinueert gij dat het virus op aarde verschenen is met de opdracht om de bevolking tot de helft of zelfs een vierde te reduceren? En waarom zou dat nodig zijn, denkt ge?
- Omdat we te dicht op elkaar zitten, omdat we zodoende het milieu bevuilen en de temperatuur doen stijgen, en ook vanwege een dreigend voedseltekort.
- Malthus had het inderdaad, en vrijwel uitsluitend, over voedselschaarste. Welnu, die is er niet.
- En al die kinderen die de hongerdood sterven, vooral in Afrika?
- Dat komt enkel en alleen omdat het voedsel niet goed verdeeld is in de wereld. Als het wel goed verdeeld zou zijn dan kon de wereldbevolking nog rustig toenemen met een
factor tien.
- Weet u dat zeker?
- Dat weet ik zeker.
- U twijfelt dus niet?
- Niet in het minst.
- Ooit is er toch een wijsgeer geweest die beweerd heeft dat twijfel aan de basis ligt van alle wijsheid: in dubio veritas...
- Akkoord, maar men hoort niet te twijfelen over zaken die evident zijn, zaken waarover geen twijfel bestaat. Twijfelt gij misschien aan het feit dat de rechte lijn de kortste
weg is tussen twee punten of aan het feit dat een driehoek niet meer dan één stompe hoek kan hebben?
- Toch kan ik moeilijk geloven dat onze aardbol nog tien keer meer mensen aankan dan er nu al zijn, als we zien hoe het milieu...
- Maar, mijn beste, niet het áántal individuen telt, wel de gezamenlijke ecologische voetafdruk. In de rijke westelijke wereld is die voetafdruk per hoofd honderd
keer groter dan in de arme landen. Breng die voetafdruk naar omlaag en het probleem is opgelost.
- Zeg mij dan, professor, hoe gij dat doet, die voetafdruk naar beneden brengen.
- Gij wilt mij een taak op de schouders leggen die niet de mijne is.
- Wiens taak is het dan wel?
- Van de technici natuurlijk, in dit geval de economici. Mijn vak is de filosofie, jongeman.
Hij had mij jongeman genoemd. Dat klinkt aangenaam in de oren van iemand die zijn tachtigste verjaardag al gevierd heeft, maar het was ook een teken dat de professor
enigszins nerveus werd en het gesprek wenste stop te zetten of het alleszins een andere wending wilde geven. Dan maar het gesprek over een lichtjes andere boeg gegooid...
- En dat vreedzaam samenleven met het virus, die symbiose, hoe ziet gij dát, professor?
- Ik zal u een voorbeeld geven. In het Oosten zijn heilige rivieren - de Ganges, de Tigris, de Euphraat - wier water krioelt van de schadelijke microben, waar de inwoners
baden en waarin zij hun natuurlijke behoeften doen. Wij westerlingen zouden er dodelijk geïnfecteerd geraken, maar zij niet. Omdat zij geleerd hebben vreedzaam samen te leven met die micro-organismen. Vreedzaam, dat wil
zeggen zonder wapens, zegge vaccins of antibiotica.
- En dat zouden wij ook moeten kunnen bereiken ten opzichte van het covid-19 virus?
- Precies, want het virus wil ons allerminst doden.
- Denkt u dat?
- Natuurlijk, want daarmee delft het toch zijn eigen ondergang. In een dood lichaam kan het virus immers niet verder leven.
- Wat wil het virus dan wel?
- Een plaatsje onder de zon, niets meer, niets minder.
- Maar u kan toch niet ontkennen dat er mensen sterven ten gevolge van covid-19.
- Dat ontken ik niet. Het zijn hoofdzakelijk ouderen en chronisch zieken bij wie het einde sowieso al in zicht was. Als we het virus ongemoeid laten zal het geleidelijk in
kracht afnemen, maar als we het bestrijden zal het zich verdedigen en in de tegenaanval gaan door te muteren naar meer besmettelijke en kwaadaardiger varianten van het virus, waardoor ook jongere en gezonde mensen als slachtoffer
zullen vallen.
- Moeten we dan nu het vaccineren laten ophouden?
- Nogmaals wilt ge mij buiten mijn vakgebied doen treden. Die vraag moet aan de technici gesteld worden en aan de politici. Mijn domein is de filosofie. Vergeet dat niet.
En nu wil ik dit gesprek afronden. Dag jongeman.
Ik werd wakker.
|