Dat Firmin en ik goede buren zijn, niet één van mijn trouwe lezers - die anderhalve man en die paardenkop - die het niet zal weten. We staan elkaar bij met raad
en een enkele keer ook met daad. Sedert het begin van de coronahistorie zien we elkaar niet al te vaak en de wederzijdse burendienst geschiedt nu vrijwel uitsluitend via mail. Firmin houdt mij op de hoogte van de coronacijfers
in onze gemeente, van de plaatsen waar er snelheidscontrole is, van de wegomleggingen en van zoveel meer. In zijn laatste mail laat hij mij weten dat de oudjes vanaf 21 maart gratis naar het vaccinatiecentrum mogen reizen.
Ik woon op een boogscheut van het treinstation van Anzegem en het vaccinatiecentrum waar ik heen moet ligt vlak bij het station in Oudenaarde. Goed nieuws. Ware het niet dat ik op zaterdag 20 maart al verwacht word in het
centrum en dat op zaterdag en zondag geen enkele trein stopt in Anzegem en wij ons tijdens het weekend naar het dichtstbijgelegen station moeten begeven, zijnde... Oudenaarde. Toch bedankt, Firmin.
In ruil geef ik mijn buur regelmatig taaladvies. Laatst vroeg hij zich af hoe een inwoner van Diksmuide geheten wordt. In de alom gewaardeerde krant Het Laatste Nieuws had hij
het woord Diksmuideling gelezen en dat had twijfels doen rijzen. In mijn ijver om goede burenservice te bieden, en omdat een goede buur per slot van rekening meer waard is dan een verre vriend of dito familielid,
heb ik subiet mijn voelhorens uitgestoken en al mijn bronnen geraadpleegd, met dit resultaat:
Diksmuideling: kleine magere bleke inwoner van Diksmuide;
Diksmuidenaar: grote kloeke getaande inwoner van Diksmuide;
Diksmuidenaarling: vieze, enge inwoner van Diksmuide (een naarling).
|