Het overlijdensbericht van Rosa
Mores in de krant van 't weekend heeft mij getroffen. Ik heb haar in mijn
kindertijd goed gekend. Wij zijn allebei geboren in hetzelfde dorp, we woonden in
dezelfde wijk. Zij was weliswaar tien jaar ouder, komende maand zou zij
éénennegentig geworden zijn. Onze wegen zijn al vroeg uit elkaar gegaan. In
juli 1964 heb ik haar voor 't laatst gezien. Sinds die dag sta ik bij haar in
het krijt. Lees maar wat ik daarover schrijf in mijn boek 'O jerum jerum jerum..." dat zich bevindt in
de bib van de UGent.
______________________________________________________________________________________________________________________________________
Professor Debusscher, de
neuro-psychiater, klein van gestalte, vrijgezel met buikje en snor, gaf les op
een theatrale manier, een beetje in de stijl van Fautrez, maar met meer "show", niet zo natuurlijk en niet zo briljant als Fautrez. Hij liep
over van woordspelingen die ik vaak niet snapte en die ik, als ik ze al snapte,
meestal niet kon appreciëren. Maar eigenlijk heb ik het recht niet daarover te
zeuren: ik heb hoop en al vier of vijf lessen van Debusscher bijgewoond.
Hij nam
twee examens af: één over neurologie en één over psychiatrie. Over het eerste
herinner ik mij niets meer. Waarschijnlijk zal het nóch bijzonder slecht nóch
bijzonder goed geweest zijn. Op 't examen van psychiatrie kreeg ik een patiënt
voorgeschoteld waar ik drie kwartier mocht mee praten. De man, het type van een
bejaarde clochard, leed aan grootheidswaanzin, en nog geen kleín beetje! Hij
was de baas van de wereld, aan wie alle koningen en keizers gehoorzaamden. Toen
hij wat jonger was had hij de Atlantische Oceaan overgezwommen, geflankeerd
door twee walvissen. De man was stapelgek, zoveel was duidelijk. Krankzinnig.
Maar die krankzinnigheid hoorde een naam te hebben en die naam kwam Rosa, de
assistente, mij influisteren: "dementia paralytica", Ik had een
blindelings vertrouwen in Rosa en toen de professor kwam, toonde ik mij zo
zelfverzekerd dat ik, helemaal in zijn eigen stijl, uitdrukkingen gebruikte als "zonneklaar" en "daar kan men niet naast kijken". Professor
Debusscher was opgetogen met mijn diagnose. Ik wist nog te vertellen dat de
aandoening voorkomt bij syfilislijders-in-een-gevorderd-stadium en ik kende de
symptomen van de ziekte en ik noemde ze netjes op. Het was een goed examen.
Rosa Mores was overigens niet de
enige van wie ik hulp heb gekregen in dat examenjaar. Luister maar
________________________________________________________________________________________________________________________
De
professor dermatologie, of huidziekten, heette Piérard. Hij leek goed op de
eerste minister Gaston Eyskens: hetzelfde voorkomen, dezelfde korte gestalte,
dezelfde gestrengheid, dezelfde geldingsdrang. Hij was militair geweest, zei
men, en pas getrouwd op latere leeftijd. Ik hield wel van het vak dermatologie.
Toch vond ik een dermatologische diagnose stellen verre van gemakkelijk.
Gelukkig dat Firmin er was, op 't examen!
Firmin was de bediende. Een nette
man van vooraan in de zestig met keurig gekamde grijze haren, die wat
voorovergebogen liep en altijd in witte doktersjas. Op de afdeling huidziekten
bij professor Piérard knapte hij karweitjes op die men doorgaans aan een
ongeschoolde arbeider toevertrouwt. Een van zijn taken was het opstellen en het
bedienen van de apparatuur voor de projectie van de dia's die de professor in
de les gebruikte. Patiënten halen of wegbrengen per brancard was eveneens werk
voor Firmin. Zo herinner ik mij een patiënt die door Firmin naar de kliniek
diende gebracht te worden. Hij had uitslag over een groot deel van zijn lichaam.
De prof en zijn assistenten hadden het geval bestudeerd en waren na ruim een
uur overleggen tot de conclusie gekomen dat de man leed aan psoriasis en dat de
beste behandeling er in bestond hem in te smeren met cortisone-zalf onder een
luchtafsluitend verband. De patiënt moest daarom gehospitaliseerd worden en dus
werd Firmin erbij geroepen. Hij wierp één enkele blik op de patiënt en zei
toen: "cortisone-zalf onder afsluitend verband zeker?" Diagnose stellen
én therapeutisch beslissen, daar had Firmin amper een paar seconden voor nodig.
De professor zelf was de enige
die nooit naar de mening van Firmin vroeg. Al de andere doktoren van de
afdeling deden het wel, overtuigd als ze waren dat niemand beter een diagnose
kon stellen dan hij, ook professor Piérard niet. En Firmin zelf, al liep hij
zeker niet over van pretentie, was daar evenzeer van overtuigd. Hij vond dat
trouwens niet meer dan de logica zelve, niets om hoog mee op te lopen. Was hij
immers niet al meer dan veertig jaar op de afdeling, heel wat langer dus dan de
prof, en wat al moeilijke gevallen had hij in die vele jaren al niet gezien?
Achterlijk zou hij moeten zijn om het niet beter te kennen dan al die jonge
huidspecialisten die nog maar een paar jaar in 't vak zaten.
Niet in het minst de studenten
wisten de klinische blik van Firmin naar waarde te schatten. Op 't examen was
hij onze grote toeverlaat. We kregen een patiënt met een huidziekte voorgeschoteld.
Professor Piérard verlangde van ons dat we minutieus de symptomen beschreven en
een aantal mogelijke diagnoses vooropstelden. Of we uiteindelijk tot de juiste
conclusie kwamen deed er blijkbaar minder toe, als we maar een vlotte redenatie
brachten. Het was evenwel zeer handig als je de precieze diagnose van tevoren
kende. Wie zijn cursus geleerd had wist dan welke symptomen hij hóórde te zien
en met welke andere ziekten een "differentiële diagnose" diende
gesteld te worden. Alzo kwamen we dan "vlot redenerend" in de buurt
van de uiteindelijke diagnose. Het was vaak beter de diagnose zélf niet uit te
spreken - en dan zeker niet te vroeg! - want dat zou argwaan gewekt hebben. Een
goede beschrijving van de aandoening en een behoorlijk ingeklede
dermatologische differentiële diagnose volstonden ruimschoots.
De diagnose vooraf kennen was
evenwel van goudwaarde. Met Firmin in de buurt was dat zó gepiept. We staken
hem een briefje van twintig frank toe en Firmin benoemde de ziekte feilloos.
Hij was voor ons een ijzersterk houvast. Ik herinner me dat ik een geval van "erythema exsudativum multiforme" voorgeschoteld kreeg. Zonder Firmin
was ik er waarschijnlijk nooit opgekomen.
Het verhaal deed de ronde dat
Firmin zich in die veertig jaar ooit één keer vergist zou hebben en dat hij die
vergissing nooit heeft willen toegeven, maar niettemin de twintig frank toch
heeft terugbetaald... Achteraf bekeken heb ik een sterk vermoeden dat professor
Piérard op de hoogte was van de rol die zijn bediende speelde tijdens de
examens en dat hij hem zijn bijverdienste van harte gunde.
______________________________________________________________________________________________________________________________________
Rosa heb ik geen twintig frank aangeboden Ze zou het geld ongetwijfeld niet aanvaard
hebben. Maar wat mij kwelt: heb ik ooit wel dankuwel gezegd? Misschien sta ik
nu wel tot in de eeuwigheid bij Rosa in het krijt.
|