Met geen andere bedoeling dan de viering van de professoren emeriti
(faculteit geneeskunde), ben ik gisteren naar Gent getogen. Een ongekend aantal
zijn het er dit jaar die tot het emeritaat worden toegelaten, zeg maar die
ontslagen worden vanwege het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De
voorbije jaren waren het er nooit meer dan tien; dit jaar zijn het er zestien.
Niet te verwonderen eigenlijk, gezien de exponentiële stijging van het aantal
professoren in de laatste decennia. Een werker aan de universiteit die het
heden ten dage niet tot professor brengt, daar moet iets mis mee zijn, zou men haast gaan geloven. Zestig
jaar geleden zal het aantal professoren, faculteit geneeskunde, allicht niet
veel méér dan zestien bedragen hebben. Toen werden de professoren ook nog niet
tot het emeritaat gedwongen op vijfenzestig jaar. Daar oordeelden zij zelf over
en als het dementiespook hun oordeelkundig vermogen dermate had aangetast, bleven
ze wel eens professor tot magere Hein het welletjes vond, en zo was dan de eretitel
emeritus aan hun neus voorbijgegaan.
De viering ging door om 17 uur in de auditoria C en D van het UZ. In twéé
auditoria dus en dát was een primeur. Vanwege het groot aantal feestvarkens natuurlijk.
Ik was er al op het middaguur. Nog ruim de tijd dus om een wandeling te doen
naar het stadscentrum. Via de Zwijnaardse steenweg, richting Heuvelpoort. Halverwege
tussen de spoorweg en de Heuvelpoort staat de Sint-Coletakerk in een straat die
de Zwijnaardse met de Ottergemse steenweg verbindt. Ik wil de kerk eens van
dichtbij bekijken. Ze is niet toegankelijk, maar een plaatje, naast de kerkdeur
schenkt mij ruimschoots voldoening: hier is het zalig pastoortje Wardje Poppe
nog onderpastoor geweest.

In de Overpoort is alles peis en vree. De normaalste zaak van de wereld: op dit uur van de dag en het academisch jaar nog niet gestart zijnde. Over een paar weken is de studentenweelde hier niet te overzien. De deur van de apotheek van Nicolas Creus staat open. Nicolas is de zoon van mijn beste vriend Raymond Creus zaliger. Er zijn op t ogenblik geen klanten in de apotheek. Nicolas heeft mij direct herkend en dat verheugt mij. We babbelen wat, over zijn vader en zijn moeder en over zijn broer die de dokterspraktijk van vader Raymond heeft overgenomen. Er komt een klant binnen en ik neem afscheid: en vergeet niet de groeten te doen aan mama Jo! Raymond en Jo, ik zie ze nog als jong koppel, toen ze nog niet getrouwd waren en Raymond en ik stage liepen in het academisch ziekenhuis. O jerum
hoe ongenadig knaagt de tijd aan ons geluk!

Aan het eind van de Overpoort, naast het frietkot, staat een groot bord waarop twintig pakjes frieten staan afgebeeld. Het is bedoeld om het wildplassen te ontraden. De zestig euro boete voor wildplassen kan beter besteed worden, wil het bord duidelijk maken: twintig pakjes frieten. Uiteindelijk vind ik die boete nog meevallen als ik denk aan de boete die ik een paar maanden geleden gevangen heb voor het niet dragen van de gordel. Ik had mijn auto gestart en had al enkele tientallen meters gereden toen ik de gordel omdeed. Fout! En een boete van veertig pakjes friet! Ach, misschien wel goed zo: die veertig pakjes zouden mijn gezondheid geschaad hebben. Ik denk er plots aan dat het al een tijd geleden is dat ik nog naar mijn geliefde frituur geweest ben op de hoek van de Van Hulthemstraat en de Sint-Kwintensberg. Wat mij daar ooit te beurt is gevallen is een unicum en ik vergeet het nooit: ik mócht er niet betalen van de baas voor mijn friet-stoverij annex pintje, vanwege de aangename babbel waarop ik hem vergast had. Maar helaas, de frituur is vandaag gesloten. Dan maar via de Rozier, richting Sint-Pietersnieuwstraat. In de Rozier zijn nog steeds grote renovatiewerken aan de universiteitsgebouwen aan de gang. Ik beland er in een fuik. Geen doorkomen aan. Een dametje en haar zoontje van een jaar of twaalf zitten met mij in de fuik. Hier raken we nooit door, zegt ze. Als we daarginds over dat muurtje klimmen, komen we er misschien wel, zeg ik. Maar zij wil dat niet riskeren en ze vreest dat we dan misschien wel een steenblok op ons hoofd kunnen krijgen. We keren terug en we vinden een smalle voetgangersdoorgang naar de Sint-Pietersnieuwstraat. Zij is een Zuid-Koreaanse en haar zoontje is maar half Koreaans. Hij heeft dezelfde Oosterse ooglidplooi als zijn moeder in de middenste ooghoeken. Zijn vader is een Vlaming en dus, zo concludeer ik, is het Oosterse ooglidtype dominant. Das toch niet erg, zegt het jongetje, als om zichzelf te troosten. Het spijt me dat ik daarover begonnen ben. Nee, natuurlijk niet, zeg ik, ik vind het juist mooi, ik wou dat ik óók zulke ogen had. Ik geloof u niet, zegt de moeder, de uwe zijn veel mooier, rond en
blauw. Ze vraagt of ik in Gent woon en of ik kennissen heb in Gent. Ze is namelijk op zoek naar een huisje of een appartementje in de stad, eentje met twee slaapkamers, één voor haarzelf en één voor het zoontje zij is wellicht gescheiden. De huurprijs mag niet meer dan 600 euro bedragen. Ik kan haar niet helpen, maar ik beloof haar dat ik nog eens navraag zal doen bij een paar kennissen. Ze geeft mij haar e-mailadres. Ze wil mijn geboortedatum kennen en aan de hand daarvan ik ben geboren in het jaar van de draak omschrijft ze zeer gedetailleerd mijn persoonlijkheid. Aan mij is alles positief, ik ben multigetalenteerd. Of er dan niets negatiefs is aan mij? Want dat moet er toch ook zijn. Waarom zegt ze dat dan niet? Omdat het zaken zijn die ik allicht van mijzelf zal weten, zegt ze. Zij noemt zichzelf zeer intelligent want ze spreekt zes talen, maar van rekenen heeft zij geen kaas gegeten. Als het zoontje niet aangedrongen had om het gesprek te beëindigen had het beslist nog veel langer geduurd...

In de Sint-Pietersnieuwstraat gaat mijn aandacht telkens uit naar het huis van Raymond Creus. Overleden in 2014 en toen al zeker tien jaar met pensioen, en toch hangt zijn koperen plaat er nog (RAYMOND CREUS huisarts) met eronder de plaat van zijn zoon (PATRICK CREUS huisarts) die nu het huis bewoont. Goddank dat de plaat van Raymond er nog hangt. Zolang die plaat er hangt leeft mijn vriend toch nog een beetje voort. Laten ze die alstublieft nooit wegnemen
Ik kom voorbij het studentenhuis annex restaurant DE BRUG. Ik heb er meerdere keren het middagmaal gebruikt toen ik student was, een eeuwigheid geleden. Al vele jaren ben ik lid van de alumni-vereniging van de universiteit en op mijn lidkaart staat vermeld dat die recht geeft op allerlei voordelen, waarvan ik wellicht nooit gebruik heb gemaakt. Is eten in de Brug tegen studententarief er één van? Ik ga het vragen en dat blijkt inderdaad het geval te zijn. Alleen: alumni betalen dertig cent (sic!) méér. t Is nu al over tweeën en de keuken is dicht; vanaf 17.30 uur gaat ze weer open. In en rond het groot gebouw, tussen de Brug en het rectoraat, heerst een gezellige drukte. Ik denk dat het te maken heeft met de nakende start van het nieuw academisch jaar en misschien is er ook een of andere plechtigheid met bijhorende receptie aan de gang. In de Vooruit wip ik even binnen omdat ik van op de weg een graffiti-achtig schilderij zie dat één van de muren in de hal versiert. Om het even te bewonderen en een fotootje te nemen.

We zijn hier slechts een paar honderd meter verwijderd van DE KROOK, de prachtige stadsbibliotheek. Eindelijk kan Gent zich op bibliotheekgebied meten met de grootste wereldsteden. Het is deze maand de beurt aan onze Vlaamse schrijver Tom Lanoye om in het zonnetje gezet te worden. Het is duidelijk dat de mensen de weg naar de bibliotheek gevonden hebben. Wie zei daar dat de bibliotheek geen toekomst meer heeft?
t Is over half vier, tijd om de terugreis naar het UZ aan te vangen. Ik neem de bus op het Woodrow Wilsonplein. t Is een steenworp ver. Een van top tot teen in zwarte sluiers gehuld vrouwtje vraagt mij of ze hier de bus kan nemen naar de Watersportbaan. Ja, hier is het. Ze is van Irakese afkomst en ze werkt hier als verzorgster. Dit vrouwtje is iets minder zelfzeker en ze praat ook iets minder vlot dan de Koreaanse van daarnet, maar we begrijpen elkaar. Ze heeft last van oorsuizen en af en toe duizeligheid. Ze is al uitgebreid onderzocht door allerlei doktoren en de medische wereld heeft aan haar ongetwijfeld al veel verdiend. Het is mij al snel duidelijk dat haar klachten het gevolg zijn van haar vorig werk in lawaaierige fabrieken, van in haar kinderjaren. Ik raad haar wat lichaamsoefeningen aan als therapie voor haar duizeligheid. Ze is mij heel dankbaar. En daar is mijn bus al.
In de frituur tegenover de oude UZ-ingang aan de De Pintelaan, doe ik mij te goed aan een friet-met-stoverijsaus en een pintje, als plots mijn oog valt op een onooglijk klein kaartje op het tafeltje naast het mijne. Er staat een foto op van ene Abdil Tapmaz, kandidaat voor de provincieraadsverkiezing van oktober. Waar heb ik die naam nog gezien? Het duurt even, maar dan weet ik het plots heel zeker: bij de gemeenteraadsverkiezingen van twaalf jaar geleden. Ik ben toen t was eveneens de tweede helft van september naar Gent getogen met de bedoeling een voorverslag te schrijven over de gemeenteraadsverkiezingen, iets waarin ik, al zeg ik het zelf, wonderwel meen geslaagd te zijn. Mijn glasheldere analyse van de toenmalige Gentse politiek is nog steeds te lezen op mijn blog, gespreid over drie verhalen:
www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=119
www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=125
www.bloggen.be/kris/archief.php?ID=127
Het laatste verhaal is dat met de Tapmaz. In 2006 was politieke verslaggeving nog een plezier. Op tal van plaatsen hingen affiches met de verkiezingslijsten en fotos van de kandidaten en tallenkante lagen verkiezingsfolders. Nu enkel dit armzalig kaartje, niet eens ter grootte van een speelkaart, met een foto van Abdil Tapmaz, kandidaat nummer 7 op de lijst voor de provincieraad. En ik wist niet eens dat de provincieraad nog bestaat, laat staan dat ze dr nu verkiezing voor houden, gekoppeld aan de gemeenteraadsverkiezing. Er is toch sprake van geweest dat ze de provincieraden zouden afschaffen, of heb ik dat gedroomd? Maar goed, deze Tapmaz ziet er OK uit. Het is niet de Tapmaz van 2006. Die heette Resul met zijn voornaam en deze Abdil, die amper twintig jaar oud is, zou wel eens zijn zoon kunnen zijn. Abdil is een gedreven jongeman en komt ongetwijfeld uit een gedegen politieke familie en dat zijn niet de enige redenen waarom ik nog even, bij wijze van uitzondering, een politieke suggestie wil doen: gedenk Abdil Tapmaz in het stemhokje. Het is vooral de slogan op de achterzijde van zijn kaartje die mij over de streep trekt: Start met cultuur en respect op school en maak van ieder van ons een beter persoon. Ieder van ons, hebt u dat goed verstaan, beste lezer? Allen voor Tapmaz dus. Met Tapmaz wordt het leven in onze provincie nóg mooier: leven dat het een lieve lust is. En wie is die onverlaat ook weer die het in zijn hoofd durft halen om de provincieraden af te schaffen?
Kwart vóór vijf sta ik in de hal tussen auditorium C en auditorium D. Pedel André verwelkomt mij hartelijk. Hij vraagt hoe het met mij gaat. Of ik nog werk vraagt hij niet meer, want dat weet hij ondertussen wel. Al jaren ben ik een trouwe bezoeker van de symposia voor oud-studenten geneeskunde aan de Gentse univ. André is zelf al ruim de zeventig voorbij. Hoe het met hem gaat hoef ik nauwelijks te vragen: hij blaakt van gezondheid. En dat hijzelf nog steeds werkt? Wie anders zou dit werk doen? zegt hij. Pedellen zullen wellicht niet erg dik gezaaid zijn. Knelpuntberoep. Vandaar.
Van de zestien professoren die op de lijst staan om vandaag bevorderd te worden tot emeritus zijn er maar elf aanwezig, zegt André. Foei, zeg ik, voor die vijf die zomaar hun kat sturen naar de plechtige viering van wat ongetwijfeld hun laatste promotie zal zijn, hun laatste eretitel. De elf aanwezige nieuwbakken emeriti houden een lezing, hun laatste les, in één van de beide auditoria: vier in auditorium C, vijf in auditorium D. Er dient een keuze gemaakt te worden. Ik kies voor C omdat daar prof. dr. Guido Van Nooten (vanaf morgen dus prof. em. dr. G. Van Nooten) een voordracht geeft over keraunopathy. Professor Van Nooten is wellicht de meest befaamde hartchirurg van het land. Wordt nu zomaar van de ene dag op de andere wandelen gestuurd om de simpele reden dat hij de leeftijdslimiet van de vijfenzestig heeft bereikt. Maar vooral: ik wil zo graag weten wat keraunopathy te betekenen heeft. Nu weet ik het dus
Het heeft te maken met de gevolgen van de rechtstreekse blikseminslag op het menselijk lichaam. En wat zo bijzonder is: de professor heeft het zelf aan den lijve ondervonden. Ervaringsdeskundige, zoals men zegt. Blijkbaar heeft hij er geen zware blijvende letsels aan overgehouden. Hij ziet er overigens nog jong uit, en dat geldt ook voor alle andere collegas emeriti. Ze zíjn immers nog jong, zaten nog in de lagere school toen ikzelf al het diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde (sic!) op zak had. En jong zijn ze gebleven, nog in de volle kracht van het leven. Of lijkt het alleen maar zo? Zie ik dat door een andere bril, de bril van een achtenzeventigjarige? En dan wil ik het hier enkel nog hebben over de voordracht van een andere emerita, prof. dr. Martine Devos, over de ontwikkelingen in de gastro-enterologie. Professor Martine zou met haar figuur op geen enkele catwalk misstaan. Haar voordracht was pico bello, maar meer nog dan mijn oren heb ik mijn ogen de kost gegeven. Dat zon knappe jonge dame tot het emeritaat gedwongen wordt (officieel heet dat tot het emeritaat toegelaten wordt) gaat mijn bevattingsvermogen te boven.
Over de andere emeriti wens ik niet verder uit te weiden en evenmin over de openluchtreceptie achteraf. t Zou té langdradig worden. [dat is het nu al]
|