Iemand die mij zéér nauw aan t hart ligt, maar onder geen beding wil genoemd worden, had ik een uitstap beloofd naar Deurle, het hart van de Latemse schildersschool. Hoogtepunt van de uitstap: een bezoek aan het gerenommeerd museum Dhondt-Dhaenens. Het is een groot spiksplinternieuw modern gebouw. Bij de ingang hangen twee kleine zwart-wit fotos: van een man en van een vrouw, vermoedelijk het echtpaar Dhondt-Dhaenens. Zou dat het echtpaar zijn dat dit gebouw hier heeft laten oprichten, op eigen kosten? Mijn gezellin merkte op dat die twee er dan wel héél warmpjes moeten ingezeten hebben. We kochten twee toegangskaartjes: amper twee euro t stuk, omdat wij vijfenzestig plussers zijn. Erg goedkoop voor zon schitterend museum.
Rechts is een enorm grote zaal, die bijna de helft van het hele gebouw beslaat. Tot onze ontgoocheling was de zaal leeg. Aan de muren hingen een aantal grauwe lappen stof. Later heb ik vernomen dat het er dertien waren, alle van exact dezelfde omvang: 2,134 meter bij 1,753 meter. Mijn gezellin meende te weten wat er aan de hand was: hier zouden schilderijen gehangen hebben van grote Latemse schilders, waarschijnlijk in hoofdzaak van Emiel Claus, van wie op dat ogenblik in Gent een tentoonstelling liep. De schilderijen waren tijdelijk naar Gent verhuisd natuurlijk en in de plaats had men nu die lappen stof gehangen. Dat verklaarde dan meteen ook de lage toegangsprijs. Achter die grote zaal was een soort smalle gang, waar enkele kleine schilderijtjes hingen van de grote Leieschilders. Niet hun allerbeste werk, naar mijn gevoel. Mijn gezellin vond het maar niks. Voor een tekening als deze zouden we indertijd van onze schooljuf een nul gekregen hebben, zei ze telkens. Ze kent ook niks van kunst, natuurlijk
Misschien zou ze wel meer haar gading vinden in het linker gedeelte van het museum. Daar was ook een grote zaal, zij het iets minder groot dan de zaal aan de rechterkant.
Er stonden daar vier tafels. Op iedere tafel lag een berg van aaneengeklitte doorroeste afval, bedekt met een dikke laag stof. Bij iedere klomp afval stond een naam: The Blind Leading the Blind, met als Nederlandse ondertitel huishoudstof over een assemblage van afvalmateriaal. t Was vier keer dezelfde betiteling, wat logisch was, vermits het ging om vier bijna identieke hopen afval. En weer zag mijn gezellin het artistieke er niet van in.
- Ongetwijfeld vuiligheid die ze in t containerpark geweigerd hebben, zei ze, vanwege te onestetisch
Ga met zon dikhuid dan maar eens naar een museum!
- Zoiets kan toch iedereen, zei ze.
- Misschien wel, zei ik, maar dan moet je t nog doén ook. En tussen kúnnen en dóen ligt een hemelsbreed verschil. En deze kunstenaar heeft het dan toch maar gedààn!
Ze glimlachte meewarig en ze schudde het hoofd. We begaven ons naar de uitgang want we waren al klaar met ons bezoek. Ik was bang dat mijn gezellin iets negatiefs ging zeggen tegen het meisje achter de balie, maar ze deed het niet. Ik keek nog naar de fotos van meneer en mevrouw Dhondt-Dhaenens. Er hing een kaartje onder: Te koop: 1.800,00 euro.
- Kost zon foto achttienhonderd euro? vroeg ik.
- Het meisje knikte, een beetje verlegen.
- Kan het met een kredietkaart? vroeg ik weer.
Ze schudde het hoofd, weer een beetje verlegen.
In dook mijn portemonnee op uit mijn jaszak en kwam tot de vaststelling dat ik twee briefjes van vijftig en eentje van vijf plus nog wat kleingeld rijk was.
- Dan zal t voor een andere keer zijn, zei ik.
Toen we goed en wel buiten waren zei mijn gezellin:
- Je was toch niet écht van plan om zon foto te kopen?
- En waarom niet?
- Zon foto, das toch niks waard!
Ik trok de schouders op. Ze had geen sikkepit verstand van kunst. Wat wist zij van de waarde van de dingen? Iets is toch altijd waard wat iemand er wenst voor te geven. Het bewijs: mijn flesje VITA-bier van zowat een halve eeuw oud. Mijn trouwe lezers zullen zich ongetwijfeld nog herinneren dat ik het te koop heb gesteld voor vijfduizend euro (zie mijn verhaal Het flesje Vita op www.bloggen.be/kris d.d. 14 april 2007). Niemand dacht dat het zoveel waard was en kijk eens: vandaag precies één maand geleden, jawel, géén cent heb ik er moeten af doen!
Thuis gekomen vond ik in mijn jaszak een blaadje. Het was een lijst van tentoongestelde kunstwerken. Ik had het bij de ingang van het museum meegenomen en er verder geen aandacht meer aan besteed. Wat blijkt? Dat de kunstenaar van het afvalmateriaal Peter Buggenhout heet en dat de dertien grauwe lappen stof even zoveel kunstwerken zijn van ene Wade Guyton, een wereldberoemd kunstenaar. De titel ervan: Untitled. En zeggen dat ik daar achteloos aan voorbij ben gegaan. Door de schuld van mijn kunst-onzinnige gezellin.
De slotsom van dit betoog is dat ik u, waarde lezer, het museum Dhondt-Dhaenens ten zeerste kan aanbevelen. Ga er alléén naartoe, of, als u zich per se wilt laten vergezellen, neem dan tenminste iemand mee die verstand heeft van kunst!
|