We
lopen verder het rijtje af. Cyriel van Gent, de acteur. Mijn gids merkte op dat
hier meerdere acteurs begraven liggen. Dries Wieme, bijvoorbeeld. Maar
Cyriel van Gent volstaat voor mij. Mijn vader vond hém de beste Vlaamse
toneelspeler. Dat hij een voornaamgenoot
was zat daar misschien wel voor iets tussen. Was Cyriel Vanhauwaert voor
hem immers niet de beste Vlaamse coureur aller tijden? Al moet ik er aan
toevoegen dat mijn vader overleden is toen Eddy Merckx nog niet aan t einde
van zijn carrière was. Cyriel van Gent ligt hier begraven, netjes tussen zijn
pa en zijn ma. Was hij een enig kind? Zonder vrouw, zonder eigen gezin, eigen
kinderen? Thuis even opzoeken op t internet

Aan politici geen gebrek. Ik had er maar één op mijn lijstje staan: Wilfried Martens. En ineens heb ik er twee: Wilfried Martens, eerste minister van acht of negen regeringen, en zijn gade Miet Smet, ook minister geweest en niet van de minste. Ze liggen onder één en dezelfde grafsteen, of liever: Wilfried ligt er en Miet zal er bijgelegd worden, later, want ze is nog in leven. Op hun gemeenschappelijk grafmonument staan hun namen en de vermelding: MINISTERS VAN STATE. Zonder onderscheid des persoons dus. Echtelijke trouw, tot voorbij de grenzen des levens.
Later, bij mijn thuiskomst, zie ik op mijn kaart van de Campo dat ook oud-premier Theo Lefèvre hier begraven ligt. Spijtig dat ik dat niet eerder geweten heb. Ik heb immers een relatie gehad met die man, een relatie die je in zekere zin vrij intiem zou kunnen noemen, ofschoon ik die grote man nooit persoonlijk heb gekend. Luister maar (uit O jerum jerum jerum
):
En nu ik het toch over de Savaanstraat heb: in die straat was de woning van de toenmalige eerste minister Theo Lefèvre. In de brievenbus van de eerste minister plassen (via een gleuf in de voordeur!) gold toen als een daad van opperste studentikoziteit, een ware uitdaging voor al wie zich na het middernachtelijk uur, na een bezoek aan den Amber, de Casbah, den Tivoli of de Kuiperskaai, met een stuk in zijn kraag doorheen de Savaanstraat kotwaarts begaf.
U hebt het al begrepen, beste lezer: ik was één van die studentikozen.
Professor dr. Jozef Guislain (1797-1860) was één van de eersten in ons land die zich specialiseerden in de behandeling van geesteszieken. Bij de verkiezing, in het begin van deze eeuw, van de grootste-prof-ooit aan de Gentse universiteit, kwam hij op de eerste plaats, vóór Nobelprijswinnaar Heymans. In Gent is hij vooral bekend van het Psychiatrisch Instituut dr. Guislain, dat door hem werd uitgebouwd. In het zesde jaar geneeskunde moesten wij dáár de lessen volgen in de neurologie en de psychiatrie, bij professor Debusscher. Sta mij toe dat ik weer even citeer uit mijn memoires:
Hij liep over van woordspelingen die ik vaak niet snapte en die ik, als ik ze al snapte, meestal niet kon appreciëren. Maar eigenlijk heb ik het recht niet daarover te zeuren: ik heb hoop en al vier of vijf lessen van Debusscher bijgewoond.
Hij nam twee examens af: één over neurologie en één over psychiatrie. Over het eerste herinner ik mij niets meer. Waarschijnlijk zal het nóch bijzonder slecht nóch bijzonder goed geweest zijn. Op 't examen van psychiatrie kreeg ik een patiënt voorgeschoteld waar ik drie kwartier mocht mee praten. De man, het type van een bejaarde clochard, leed aan grootheidswaanzin, en nog geen kleín beetje! Hij was de baas van de wereld, aan wie alle koningen en keizers gehoorzaamden. Toen hij wat jonger was had hij de Atlantische Oceaan overgezwommen, geflankeerd door twee walvissen. De man was stapelgek, zoveel was duidelijk. Krankzinnig. Maar die krankzinnigheid hoorde een naam te hebben en die naam kwam Rosa, de assistente, mij influisteren: "dementia paralytica". Ik had een blindelings vertrouwen in Rosa en toen de professor kwam, toonde ik mij zo zelfverzekerd dat ik, helemaal in zijn eigen stijl, uitdrukkingen gebruikte als "zonneklaar" en "daar kan men niet naast kijken". Professor Debusscher was opgetogen met mijn diagnose. Ik wist nog te vertellen dat de aandoening voorkomt bij syfilislijders-in-een-gevorderd-stadium en ik kende de symptomen van de ziekte en ik somde ze netjes op. Het was een goed examen.

Nog één die niet op mijn desiderata-lijstje staat is Ferdinand Augustijn Snellaert, geboren in 1809 en overleden in 1872. Ik moet bekennen dat ik Snellaert alleen kende van de naar hem genoemde straat in Kortrijk, waar ik vaak ben doorgewandeld, zonder mij ooit af te vragen wie Ferdinand Augustijn wel was. Nu weet ik dat hij dokter was, geboren in Kortrijk (hetgeen ik al vermoedde) en dat hij zeer geliefd was als dokter der armen in de Sint-Jacobsbuurt in Gent. Hij is echter vooral bekend als één van de grondleggers van de Vlaamse Beweging, samen met Jan Frans Willems bij wiens graf wij eerder al verwijld hebben. Beiden waren zo staat op mijn wandelkaart te lezen de bewegende oorzaak van een renaissance van het Vlaamse bewustzijn. Verscheidene leidende figuren uit de Vlaamse Beweging liggen hier begraven. Tijdens de tweede wereldoorlog sympathiseerden een aantal onder hen met de Duitse bezetter. Hun politiek streven was Vlaanderen los te maken van Wallonië en te herenigen met Noord-Nederland. Het is de meesten van die collaborateurs zuur opgebroken na de oorlog. Filip De Pillecijn en zelfs Corneel Heymans, die we hier reeds begroet hebben, hebben geleden onder de repressie na de oorlog. Een aantal onder hen werden ter dood veroordeeld en terechtgesteld. Een lot dat Leo Vindevogel te beurt is gevallen in 1947. Hij was onderwijzer, volksvertegenwoordiger en burgemeester van Ronse. Ik kom nog regelmatig voorbij zijn geboortehuis, tegenover de dorpskerk. Hij ligt hier begraven

Merkwaardig toch dat mijn gedachten en gevoelens bij het verlaten van dit kerkhof nog het meest uitgaan naar Albert Duytschaever en Jolien DHavé, wier grafjes ik op mijn tocht doorheen de Campo ben tegengekomen. Albert zou nu tweeënzeventig zijn, Jolien achtenvijftig. Geen van beiden heeft de kans gekregen om premier te worden of een Nobelprijs in de wacht te slepen: Albert was nog geen vijf jaar oud toen hij gestorven is, Jolien amper vijf dagen
En hoeveel kansen hebben de zovelen gekregen die in de moederschoot gestorven zijn? En diegenen die niet eens de moederschoot gehaald hebben? Omdat de moeder aan de pil was bijvoorbeeld. Waanzin, wat mij nu voor de geest komt
de woorden van een Belgische aartsbisschop voor wie geboortebeperking een wraakroepende zonde was: Stelt u zich even voor dat mijn moeder de pil had genomen, dan was IK er misschien niet geweest!. Hoeveel grote mannen en vrouwen zal Campo Santo niet moeten ontberen door de anticonceptiegolf die onze contreien de laatste decennia heeft overspoeld!
 
|