xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Jean-Jacques dOutremont liep mij gisteren tegen t lijf op de grote markt in Kortrijk. Ik had hem niet meteen herkend. Ja, dat zijn gezicht mij bekend voorkwam, dát wel. Maar méér ook niet. Híj daarentegen bleek mij goed te kennen want hij informeerde direct naar de staat van mijn gezondheid en hoe het ging met vrouw en kinderen. In die omstandigheid moet een mens al heel wat lef hebben om dan maar vlakaf te antwoorden: wie bent u eigenlijk, meneer? Ik zei dus maar dat het redelijk goed ging met mij en ook met de familie en dat het mij benieuwde hoe het gesteld was met hemzelf. Heel goed, dank u. Hij had zijn praktijk een jaar of twee geleden overgelaten aan de jongedame met wie hij de laatste jaren had samengewerkt, aangezien zijn zonen voor een ander beroep hadden gekozen. Toen viel mijn frank: de man die voor mij stond was Jean-Jacques dOutremont, notaris al was het nu ere-notaris in een niet onbelangrijke Westvlaamse stad.
Goede kennissen zijn we nooit geweest ofschoon wij in dezelfde periode gestudeerd hebben aan dezelfde universiteit. Ik heb hem in die tijd niet vaak ontmoet: we zaten aan totaal verschillende faculteiten en de studentikoze activiteiten waren aan Jean-Jacques niet besteed. Dat neemt niet weg dat hij over de vijf jaar rechtenstudie op zijn minst acht jaar heeft gedaan. Dat hij een blokbeest was zou ik niet met zekerheid durven zeggen, maar t was een feit: Jean-Jacques had tijd en zijn vader die ook notaris was en ook Jean-Jacques heette had
geld! Een jaar of twintig geleden heb ik hem dan nog éénmaal ontmoet. We zaten toevallig naast elkaar aan tafel ter gelegenheid van een bruiloftsfeest van een gemeenschappelijke kennis. Er werd toen veel gepraat en Jean-Jacques vertrouwde mij toe dat hij de notarispraktijk van zijn vader had overgenomen en dat hij drie zonen had. Hij vroeg zich af wat er van de jongens moest geworden. Alleen de jongste was er in geslaagd zijn middelbare studies af te maken, zij het na een jaar overzitten. Even had op die jonge schouders de hoop gerust om de traditie van de dOutremonts verder te zetten, maar aan de universiteit was algauw gebleken dat de jongen daar niet toe bekwaam was
Ja, nu wist ik het weer helemaal: die notaris dOutremont, wiens drie zonen hun vader zoveel zorgen baarden. Zou ik durven vragen hoe het er nu mee ging? Hij had toch ook naar mijn kinderen gevraagd. En de omgang met mensen heeft mij geleerd dat als iemand mij vraagt hoe het met mijn kinderen gesteld is, hij dat tien-tegen-één doet in de hoop dat ik hém dezelfde wedervraag zal stellen. Hoe het er dus mee ging, met zijn zonen? Uitstekend, dank u! Alle drie in zaken gegaan. De ene had een bedrijf in dakwerken en dat liep als een trein. De tweede stond aan het hoofd van Indusbo, industriebouw, weet je wel. En de derde had een zaak in immobiliën, een bloeiende zaak. t Zag er voor alle drie nu véél rooskleuriger uit dan pakweg twintig jaar geleden. In tien jaar tijd hadden zijn drie jongens stuk voor stuk meer geld verdiend dan hun vader tijdens zijn hele loopbaan. Ja, zo zie je maar, zei Jean-Jacques, dat een diploma niet alles is in t leven en dat je t met een goed EQ vaak, zoniet meestal, verder brengt dan met een hoog IQ. Ik vermoed dat hij met EQ alle menselijke gaven bedoelde die niet met pure intelligentie te maken hebben. En kleinkinderen, vroeg ik, zijn er ook kleinkinderen? Zes, zei Jean-Jacques, ieder twee, maar ik zie ze helaas maar weinig, want de jongens zijn alle drie gescheiden en de kinderen zijn aan de moeder toegewezen. Ja, das jammer zei ik.
Er kwam een bus aan. Die moet ik halen zei ik. Het ga je verder goed! Insgelijks! Op de bus dacht ik na over de woorden van Jean-Jacques. Met een goed EQ bereikt een mens doorgaans méér in t leven dan met een goed IQ, zeker als daar ook nog een dosis geluk bijkomt. En het verhaal van de klokkenluider van Overzele kwam mij voor de geest. Die man was ongeletterd maar hij verrichtte zijn werk naar behoren en de pastoor was niet ontevreden over hem. Zijn loon was weliswaar karig, maar het was voldoende om in leven te blijven. Maar toen de pastoor stierf en de nieuwe pastoor erachter kwam dat de klokkenluider lezen nog schrijven kon, werd de man ontslagen. Wat nu gezongen? Gelukkig beschikte hij over een flink EQ en dat kwam nu bijzonder goed van pas. Hij begon een leurhandeltje van allerlei kleine dingen, zoals schoensmeer, veters, wasspelden
De commercie liep dermate goed dat hij uiteindelijk een rijke zakenman werd. En een rijke zakenman ontkomt er niet aan dat hij ooit wel eens zijn naam moet schrijven. Maar dat kon onze gewezen klokkenluider niet. Toen zijn zakenpartners er achter kwamen dat die rijke zakenman analfabeet was spraken ze tot hem: Zon geslaagd zakenman en niet eens kunnen lezen of schrijven. Stel dat u het wél had gekund?! En de man antwoordde: Dan was ik nu klokkenluider geweest in Overzele!
Maar dat niet alleen het EQ maar ook de factor geluk, zeg maar de chance een rol kan spelen, bewijst het volgende verhaal dat een rijkaard vertelde toen hem gevraagd werd naar de reden van zijn succes:
Het begon, jaren geleden. Ik had amper één cent op zak. Met die cent kocht ik een appel. Die verkocht ik voor twee cent. Met de twee cent kocht ik nu twee appels, en die verkocht ik weer voor twee cent elk. Toen had ik reeds vier cent en daar kocht ik nu vier appels voor, die mij acht cent opbrachten. Met die acht cent
Genoeg, zei de aandachtige toehoorder Ik heb het al lang begrepen: toen kocht u acht appels die u dan weer verkocht voor zestien cent, enzovoort, en zo hebt u uw kapitaal steeds maar verdubbeld en bent u rijk geworden.
Fout, zei de rijkaard Toen ik honderdachtentwintig cent had vergaard, kreeg ik een brief waarin stond dat mijn steenrijke oom uit Amerika was overleden. Ik was zijn enige erfgenaam. Zo ben ik rijk geworden.
|