Naar de Westkust van Gallicië met de auto. We doen er drie dagen over: Enrique, Desdemona, Mantequila en ikzelf. Na een autorit van zon kleine tweeduizend kilometer, met een tweedaagse tussenstop in de Baskische badplaats Orio, slaan we onze tenten op bij manier van spreken, want we logeren in een vakantiewoning in Sanxenxo, een drukke badplaats zoals er daar meerdere zijn in de buurt van Pontevedra, een stad met iets minder dan honderdduizend inwoners: Cambados, La Toya, O Grove
Sanxenxo wordt in het Gallicisch uitgesproken zoals iedere normale Vlaming dat zou doen: Sanksenkso, maar in het Castiliaans, zijnde het ABS (Algemeen Beschaafd Spaans) klinkt het ongeveer als Sangenjo. Er zijn daar mooie stranden. Het eerste strand dat we ontdekten, vanop een heuvel, was een naaktstrand. Desdemona en Mantequila vestigden mijn aandacht op een corpulente man, van rond de vijfenzestig naar mijn schatting. Hij stond naast een klein groen tentje en tussen zijn benen hing iets ter grootte van een grote suikerbiet. Een zakbreuk of een hydrocele, zei ik. Een wát? Nou ja, laten we het maar op een zakbreuk houden. Wie loopt nu met zo iets bloot? En waarom niet, zei ik, als je nu eenmaal naturist bent. Wij zouden het in geen geval doen, protesteerden de dames, ook al wáren we naturisten. Neen, jullie niet, natuurlijk! We hebben dan maar een ander strand opgezocht. Geen van ons vieren voelt er immers voor om helemaal in zijn blootje te lopen, en zich met kleren aan tussen de nudisten begeven is al minstens even gênant.
Pontevedra. De naam betekent oude brug, maar het is vooral een oude stad. Ze werd namelijk gesticht, vele eeuwen vóór Christus, door de Griekse held Teukros. Deze was een halfbroer van die andere Griekse held Ajax. Hun vader was Telamon (broer van Achilles vader Peleus) die koning was van het eiland Salamis. Tijdens de oorlog van Troje had Teukros zich ontpopt tot de beste boogschutter van het Griekse leger. Tegen het einde van de oorlog pleegde Ajax zelfmoord, ongelukkig als hij was omdat de wapenrusting van de gesneuvelde Achilles niet hém maar Odysseus was ten deel gevallen. Toen Teukros na de oorlog zijn geboortegrond Salamis bereikte, werd hij door zijn vader verbannen, omdat hij de wanhoopsdaad van zijn broeder niet had verhinderd. Teukros zwierf daarna enige tijd over de zeeën en spoelde uiteindelijk aan op de westkust van Gallicië, alwaar hij de stad Pontevedra stichtte. Minder romantische zielen evenwel hechten geen belang aan dit Teukros-verhaal en situeren de stichting van de stad anderhalf millennium later, in de Romeinse tijd. Wat er ook van zij, de Griekse held wordt hier zeker in ere gehouden. Boven op een groot gebouw op een plein waarvan de naam mij ontsnapt staat een monumentaal beeld van Teukros, de boog hanterend. Er is hier ook een Teukros-plein en hier en daar hangen affiches met publiciteit voor allerhande activiteiten, festiviteiten, sociëteiten, die in hun naam alle iets dragen van de stichtende held.

Er staan nog andere beelden in het stadscentrum. Ik toon bijzondere interesse voor het bronzen beeld van een mannetje met een brilletje en met de rechterhand leunend op een stok, op de Praza Méndez Núñez. Bijzonder intrigerend vind ik het feit dat het mannetje maar één arm heeft. De linker mouw is leeg en zit in zijn jaszak. Dit beeld doet vragen oprijzen. Wie is dat mannetje? Nergens een plaatje te vinden met zijn naam op. Hoe is hij die arm kwijtgeraakt? In de Spaanse burgeroorlog misschien?

Het belangrijkste bouwwerk in Pontevedra is de Basilica de Santa Maria la Maior. De machtige vissersgilde liet deze basiliek bouwen in het visserskwartier in de 16e eeuw. Indrukwekkend is de westelijke gevel, gebeeldhouwd door Cornelis den Hollander: afbeelding van de dood en de hemelvaart van de heilige maagd Maria, van de Drievuldigheid en van de kruisiging, met helemaal bovenaan een kroonstuk met vissers die hun netten binnenhalen.
Op een pleintje in de nabijheid van de kerk is er een taverna op t ogenblik van mijn bezoek zonder klanten die de naam draagt van de beeldhouwer: Cornelius de Holanda. Met één l, want met dubbele l zouden de Spanjaarden, althans die van buiten Gallicië, het woord uitspreken als Hojanda. Ll is in t Spaans onze j en Jezus zouden de Spanjaarden dus dienen te schrijven als Llezus. Hetgeen potsierlijk is natuurlijk. Wie schrijft nu Llos als hij Jos bedoelt, of Llaak als hij Jaak bedoelt? Toegegeven, de Spanjaarden zijn in deze niet de enigen, ook de Fransen doen het wel eens, zij het niet op zon uitgebreide schaal: wel in bille, maar niet in ville bijvoorbeeld. In Spanje hebben ze dus maar wijselijk de schrijfwijze Jezus (of is het Jesú?) behouden, maar omdat een j in Spanje uitgesproken wordt als iets tussen een Nederlandse g en dito ch, zeggen ze Gezoes of Chezoes (Hezoes voor de West-Vlamingen). Dit biedt evenwel slechts een verklaring voor het ontdubbelen van de dubbele l, maar geenszins voor al die andere ontdubbelingen: apartamento,atención, compresión, en dies meer. Gemakzucht? Of gewoon
gezond Spaans boerenverstand?
Op de weg naar Cambados ligt het Monasterio de Armenteira. Kloosters vind ik iets aantrekkelijks hebben en dit klooster doet daar allerminst afbreuk aan. En hier krijg ik ook weer dat gevoel dat mij bekruipt als ik mijn nichtje bezoek in haar slotklooster in Weelde: ik wil monnik worden. Maar misschien zou ik dat niet volhouden tot het einde mijner dagen. Op een plein in de nabijheid van het klooster is een taverna. Er stopt een autootje waar vier nette bejaarde dametjes uitstappen. Ze nemen plaats op het terras. Even later stopt er weer een autootje, waaruit nu vier heertjes, allen met korte beentjes en een dik buikje, uitstappen. Ze gaan naar de vrouwtjes toe ieder neemt er eentje voor zijn rekening en begroeten ze meer dan hartelijk. Een tafereeltje waar een mens emotioneel van wordt
In Cambados kan je voor vier euro een rondrit mét gids! maken, in een kleurig treintje, naar de interessantste monumenten, in hoofdzaak kerken, en pleintjes van het stadje: Visita los monumentos más destacados en un recorrido de 7,5 Km y 40 minutos de duración. Het meest ben ik geboeid door het bronzen beeld van Ramon Cabanillas (1876-1959), hier geboren en gestorven. Hij was een groot dichter.
Ze moeten hier wel heel fier zijn op deze man. Op het graspleintje vóór de plaatselijke bibliotheek staat een monumentaal boek in hard steen met verzen van de dichter. Ik kan het niet laten om even te poseren op de bank naast de poeta gallego.
Cabanillas schreef zijn gedichten in het Gallicisch. Hetgeen niet hetzelfde is als wat wij Spaans noemen en wat in Spanje Castiliaans heet. U moet weten dat de Spanjaarden veeltalig zijn, althans de inwoners van het noordelijk deel van het land. Viertalig, om precies te zijn: Castiliaans, Gallicisch, Catalaans en Baskisch. Anderzijds dient gezegd dat zo goed als niemand (ook de mensen van de horeca niet) daar enige notie heeft van welke andere Europese taal ook
Op een ouderwets kerkhof raak ik geboeid en ontroerd door een grafmonument voor een knappe jongedame, op 21-jarige leeftijd, in de fleur van het leven, omgekomen bij een verkeersongeval, op 16 april 1995. Tot ziens, weldra in het hiernamaals vertelt de tekst op het boek. Wie door de goden bemind worden, sterven jong beweerden de oude Grieken. Ik heb die woorden al meerdere keren beaamd.
La Toya is een eiland dat met een brug verbonden is met het vasteland. Binnen een groot park staat er een prachtig 5-sterren hotel. We mogen het even bezoeken. Een beetje aan de dure kant. Onze vrouwen kunnen daar alleen maar van dromen. Buiten het park staan enkele bejaarde vrouwen met kraampjes halssnoeren en armbandjes en dergelijke te verkopen. Iets naar de gading van Desdemona en Mantequilla. Hun kooplust wordt te allen tijde aangewakkerd door Enrique. Hij zweert bij het principe dat de crisis alleen kan opgelost worden door de economie te stimuleren en
kopen is daar goed voor. Tien euro voor een halssnoer met kraaltjes. De vrouwen zijn duidelijk geïnteresseerd en ik probeer af te dingen: acht euro? De dame achter het kraam steekt haar duim onder mijn neus. Voor minder dan tien euro gaat het niet, want zij is invalide en ze moet toch haar brood verdienen: kijk die duim maar eens! Er is een stuk van de nagel afgescheurd, maar verder ziet die duim er behoorlijk gezond uit. Als we er twee kopen, of het dan niet kan voor vijftien euro? Ze steekt weer die duim onder mijn neus. Of ik het de eerste keer niet begrepen had? Wie wil nu een oude gehandicapte vrouw afzetten? Of we niet beter eens aan die andere kraampjes kunnen kijken? Enrique vindt van niet: van uitstel komt afstel vindt hij en daar is dan weer de economie niet mee gebaat. Tien euro vindt hij overigens een heel behoorlijke prijs. Dat zál dus wel, al kan ik het niet laten bij deze op te merken dat we een dag later op de markt in Sanxenxo precies dezelfde juweeltjes konden kopen voor drie euro
Opvallend op La Toya is een kerk die helemaal bedekt is met schelpen. Iedere vierkante centimeter. Duizenden schelpen. Sint-Jakobsschelpen. En dat heeft ongetwijfeld te maken met de heilige apostel Jacobus die in Gallicië furore heeft gemaakt. De historie van de Sint-Jakobsschelp houd ik evenwel voor een later verhaal (deel 2).
|