Er was geen tram te bespeuren op het plein vóór het station. Op de hoek van het plein en de Elisabethlaan zaten een stuk of twintig mannen op een terras. Ze hadden een knalrood overalletje aan. En een beetje eenzaam aan een apart tafeltje zat er één met een gelijkaardig overalletje, een blauw, ook knal. Stakers!xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Ik ging naast de blauwe zitten:
- De tram staakt? vroeg ik.
- De Lijn! verbeterde hij.
Traagzaam kwam toen een tram het Maria Hendrikaplein opgereden. Ik stond op het punt de vraag te stellen die zich opdrong, maar de blauwe was mij voor:
- De groenen staken niet, zei hij.
Ik antwoordde dat ik het een mooie geste vond van die groenen, om niet te staken, om de mensen niet te pesten, die het openbaar vervoer gebruiken. De groenen, moet u weten, dat zijn de katholieken en die zullen wellicht het katholiek principe indachtig zijn: Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.
- Waarom staakt u eigenlijk? vroeg ik.
- Wij willen een fatsoenlijke verhoging van onze koopkracht, zei hij, en ze willen maar nul-komma-drie percent geven, een aalmoes.
Wat vroeger opslag werd genoemd of loonsverhoging, heet nu verhoging van de koopkracht
- Uw loon wordt toch aangepast aan de index?
- Dat wel, beaamde hij, maar daarmee verhoogt onze koopkracht niet.
Dat leek mij aannemelijk, maar
waarom moet die man zijn koopkracht zo nodig verhogen, in deze barre economische tijden? En wie gaat dat betalen? De gebruikers van het openbaar vervoer natuurlijk. Ik ken een kapper die vaak met de trein reist en ik ben bang dat die kapper zijn tarieven zal moeten verhogen, als hij tenminste zijn koopkracht wil behouden. En de bakker, en de slager
En dat zal dan weer knagen aan de koopkracht van de trambestuurder. En zo komen we in een straatje zonder einde, dacht ik, maar ik zei slechts:
- Ja, dat is waar.
- Maar bent u niet bang, zo vervolgde ik en dat was in feite min of meer als grap bedoeld , dat op een dag de gebruikers van het openbaar vervoer zelf gaan staken?
Hij lachte, want hij begreep dat mijn vraag niet ernstig bedoeld was.
- Zo, zei ik nog, ik ga dan maar eens te voet. En staak maar niet al te lang.
Dat was bedoeld als een welgemeende goede raad. Er scheen een weldoend zonnetje. t Sint Pietersplein, t Zuid, de Korenmarkt: te voet leek het allemaal dichterbij dan met het openbaar vervoer. En, ja, we moesten maar eens met zijn allen gaan staken tegen t openbaar vervoer. Ik dacht er over na en over de goede raad die ik gegeven had aan de stakende man van De Lijn. In mijn lange loopbaan als arts heb ik te maken gehad met verscheidene artsenstakingen en iedere keer ben ik bang geweest dat de staking te lang ging duren, dat de mensen zouden leren leven zónder geneesheren of dat ze zelf in staking zouden gaan of dat ze zouden leren zelf hun kwaaltjes te genezen. Maar staken tegen het openbaar vervoer, kijk, dát was ongetwijfeld een hersenkronkel te ver. Zo dacht ik
Maar ziet, wat ik tot mijn niet geringe verwondering lees in de krant van t weekend:

Een grote geruststelling. Het was dus tóch geen waanidee, gegroeid in een dementerend brein. Op 31 maart doe ik mee, Annelies.
|