
Er heerst een onvoorstelbare onverdraagzaamheid onder de leden van onze Vlaamse regering en dan nog wel tegen één van de charmantste vrouwelijke ministers die we ooit gehad hebben: Ingrid Lieten, minister van innovatie, overheidsinvesteringen, media en armoedebestrijding. In ons arm landje is het aantal ministers namelijk zó gering dat ze élk gemiddeld zon klein half dozijn portefeuilles dienen te beheren. En dat allemaal voor die ene schamele ministerwedde. Lieftallige Ingrid schuwt echter allerminst het vele werk. Vóór ze minister was werkte ze immers bij De Lijn. Een werkmens dus, een werkmens die het tot minister schopt: een socialiste, u raadt het.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
En de reden waarom dat schatje welke Vlaamse jongen zou haar niet als schoonmoeder begeren? zo ongenadig wordt geviseerd door haar collegas, is te zot voor woorden: ze zou beweerd hebben, in een e-mail, dat haar collega-ministers zijn opgetrokken uit teflon en beton! Zóu beweerd hebben
want in feite heeft iemand anders dat beweerd, via háár e-mail weliswaar
Desondanks neemt genereuze Ingrid zelf de volle verantwoordelijkheid voor die uitspraak op zich. Waarbij we ons kunnen afvragen of haar frêle schoudertjes bestand zijn tegen een dergelijke zware verantwoordelijkheid.
Maar laten we nu een ogenblik ernstig wezen. Is de door die schandelijke uitspraak aangerichte schade, wel degelijk zo groot als ze wordt voorgesteld? Werd Briek Schotte niet IJzeren Briek genoemd? En was Margret Thatcher, de IJzeren Lady, niet van hetzelfde metaal? En Jan Brueghel de Oude dan, werd die niet de Fluwelen Brueghel genoemd? IJzer en fluweel, kan dat niet de vergelijking doorstaan met beton en teflon? En waar konden Briek en Margret en Oude Jan terecht om hun verhaal te krijgen? Daarenboven was de belediging aan het adres van de Vlaamse ministers niet zéér persoonlijk gericht: er werd niet eens gespecifieerd wié er van beton was en wié van teflon, en of het wel álle ministers betrof
Toegegeven, hetgeen zich nu in de schoot van de Vlaamse regering heeft voorgedaan, is alleszins een spijtig incident te noemen. Het is evenwel, naar mijn mening, voor negentig percent op rekening te schrijven van de lichtgeraaktheid van de collegas van Ingrid Lieten. Dat ze eens een voorbeeld nemen aan de leden van onze loopclub: daar gaat het er nogal wat verdraagzamer aan toe! Gisteren nog heb ik daar zélf een ongelukkige uitspraak gedaan. Ik heb een lid van de club een watje genoemd, omdat hij zich naar mijn gevoel wat te zwaar ingeduffeld had tegen de koude en daarenboven een paar kilometer minder had gelopen dan de anderen. Een watje! Ik had het eigenlijk niet zo cru bedoeld en ik was geschrokken van mijn eigen uitspraak. Maar denkt u, beste lezer, dat het slachtoffer zich beledigd heeft getoond? Niet in het minst! Geen vijf minuten later heeft hij mij getracteerd op een Rodenbach
|