Op 14 januari is mijn goede vriend Jack Vanlichtervelde overleden. Ik had de eer een afscheidstoespraak te mogen houden tijdens de uitvaartdienst op 21 januari. Die moet ongeveer als volgt geluid hebben:
Jack,xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Dat ik jou ooit zou toespreken, terwijl jij rust in de urne! Onzin, jij zit daar niet écht in. t Is allemaal theater. t Leven is immers een schouwtoneel. Ieder speelt zijn rol en ieder krijgt zijn deel. Jij hebt het jouwe nu gekregen
Sta mij toe jou iets te zeggen wat ik waarschijnlijk nooit eerder gezegd heb: jij was mijn beste vriend. En al zagen we elkaar na onze studententijd amper een paar keer in t jaar, toch kan ik mij niemand inbeelden van wie ik kan zeggen: hij was een betere vriend dan Jack
We kenden elkaar van in onze prille jeugdjaren in Anzegem. Jij was drie jaar ouder en je had al volwassen ideeën. Ik keek toen erg tegen jou op. Later, tijdens de studentenjaren, werd dat leeftijdsverschil overbrugd: samen hebben we toen menige pint gedronken en veel levenswijsheid opgedaan. Toen jij later je dienstplicht vervulde in Duitsland ik weet het nog goed, ik was toen nog student ben jij daar eens zonder permissie weggelopen om in Gent de Gravensteenfeesten te komen vieren. Dat was een levensgevaarlijke onderneming: op desertie stond toentertijd de doodstraf! En toen jij daarna werkzaam was bij de douane in de haven van Gent ik was toen nog steeds student kwam jij nog geregeld afgezakt naar het studentenmilieu. Je woonde toen in Anzegem en t was telkens de bedoeling om met de laatste trein, rond middernacht, huiswaarts te keren. Maar je haalde die trein nóóit en dan bleef je maar slapen op mijn kot. Wij samen in een éénpersoonsbed: comfortabel is anders. Maar wat was dat een heerlijke tijd en hoe vaak hebben we met heimwee aan die tijd teruggedacht!
We hebben later allebei de vrouw van ons leven gevonden en we zijn onze eigen weg gegaan, zonder elkaar evenwel uit het oog te verliezen. We hebben samen gereisd. Onvergetelijk was een reis naar Sorrento, waar wij samen opgetreden hebben in een reuzegrote Italiaanse bar. Voor een paar honderd Italianen hebben we daar een show opgevoerd, in t Italiaans. We waren onder invloed van geestrijke dranken: jij had dat nodig om je plankenkoorts te overwinnen, ik om mijn kennis van het Italiaans aan te scherpen. We kregen een staande ovatie. Dat had voor ons beiden het begin kunnen zijn van een schitterende carrière in de showbizz: het komisch duo Giacomo en Christiano. We hadden wereldberoemd kunnen worden, maar jij was te bescheiden, jij wilde niet in het zonnetje gaan staan, je devies was pour vivre heureux, vivons cachés. Dat was de bescheidenheid van de grote briljante geest. En een briljante geest, dat was je! Ach, ik hoor je alweer protesteren, Jack: over de doden niets dan goeds. Of misschien zou je het in t Latijn gezegd hebben: de mortuis nil nisi bene. Je was immers een taalkundig genie. Maar dáár heeft het helemaal niets mee te maken, Jack. Vijf jaar geleden schreef ik in mijn memoires immers over jou, en toen was helemaal je nog niet aan het einde van je Latijn: (ik citeer letterlijk) Was er iemand met méér economisch inzicht, met méér mensenkennis, met méér taalvaardigheid dan Jack Vanlichtervelde? Ik heb er geen gekend! Vanlichtervelde, dat was je pseudoniem, dat nog stamde uit de tijd dat bijna iedereen in Anzegem nog een tweede naam kreeg. Je was ook een ongeëvenaard diplomaat. Nooit maakte je ruzie en waar er ergens ruzie was slaagde jij erin met een paar sussende woorden iedere storm in de kiem te smoren.
Je hebt het ver gebracht in t leven en je had een bovenste beste vrouw. Dat zijn toch positieve dingen, Jack. Anderzijds dient gezegd dat het lot je niet gespaard heeft: veel zieleleed en veel lichamelijke pijn zijn je deel geweest. En toch heb jij nooit willen klagen, de laatste maanden, toen de pijn niet meer te harden was, niet te na gesproken. Telkens als ik je de laatste jaren opbelde, was het Bea die de telefoon opnam. Ze vertelde mij dan in geuren en kleuren hoe slecht het met je ging, hoeveel pijn jij leed, hoe je aftakelde. En toen jij aan de telefoon kwam en ik vroeg hoe het met je ging, antwoordde je steevast: Awel, goed hé, manneke!
We gaan ons best doen, Jack, om sterk te blijven en onze tranen te bedwingen, zoals jij dat ook steeds hebt gedaan. Iemand heeft ooit gezegd dat een mens niet dood is zolang hij voortbestaat in de herinnering van wie hem gekend hebben. Wij gaan ons best doen om die herinnering nog lang levendig te houden. En nu vraag jij je bezorgd af hoe t nog gaat met ons. Awel, goed hé, manneke! Vaarwel Jack, mijn beste vriend.
|