ZILL-leerplan- en -onderwijsvisie
opgelegd aan leerkrachten basisonderwijs: recente illustratie van opgedrongen & ontscholende
Guimard-staatspedagogiek
1 We startten ZILL
met leeg blad: beeldenstormerij &
ontscholing
1.1 Startten met leeg
blad & keuze voor perspectiefwissel
We opteerden er met
ZILL voor om met een leeg blad te beginnen, aldus een zelfingenomen ZILL-architect
en beeldenstormer Kris De Ruysscher in een interview in het CLB-blad
Caleidoscoop van december 2018, nr. 6. De Ruysscher pakt er uit met de ZILL-leerplan-
en onderwijsvisie die de koepel de leerkrachten basisonderwijs nu oplegt. Volgens de ZILL-architecten gaat het zelfs om een radicale breuk betekent
met het klassieke onderwijs & het onderwijs in andere landen. Lieve Boeve
en de koepel stelde ook dat dit concept zal doorgetrokken worden in de
leerplannen voor het s.o.
ZILL opteert voor radicale ontscholing: ontwikkelingsgericht
en ontdekkend leren, , geen klassieke leerplannen meer per vak met
leerstofpunten en erbij aansluitende methodes per jaargroep,
totaliteitsonderwijs waarin in een zelfde les de vermenigvuldiging van getallen
geserveerd wordt samen met het bijbelverhaal van de vermenigvuldiging van de broden,
onderwijs op maat van elk kind met doorgedreven differentiatie, geen
niveaubewaking meer met behulp van het overal gebruikte CLB-leerlingvolgsysteem,
geen klassieke interdiocesane toetsen meer
ZILL pleit voor verregaande ontscholing, voor het opdoeken van o.i.
oerdegelijke en schoolse jaarklasprincipes die al 200 jaar en nog steeds bijna
overal worden toegepast.
1.2
Ontwikkelingsgerichte aanpak, ontdekkend en contextueel leren:
voorbijgestreefde visie
In andere ZILL-publicaties lezen we dat de nieuwe ZILL-visie
aansluit bij de nieuwe visie binnen de leerpsychologie. Nieuw? Het gaat de constructivistische en
ontwikkelings-gerichte visie die we al meer dan 30 jaar in Onderwijskrant
bestrijden, om totaliteitsonderwijs, om intrinsieke motivatie
om zaken
die 100 jaar gelede ook binnen de
reformpedagogiek werden gepropageerd.
KDR en Co stellen: De perspectiefwissel met ZILL bestaat in
een klemtoon op het ontwikkelingsgerichte karakter van einddoelen, maar ook in
een optie voor een ontwikkelingsgerichte didactische aanpak: aandacht voor
actief leren,verantwoordelijkheid geven aan jongeren voor eigen
leerproces,contextueel leren. KDR: Het streefdoel is om leerlingen
intrinsiek te motiveren tot leren en leven, hen te laten zoeken naar betekenis
en de zin van de dingen, Het leerplan houdt een pleidooi in voor
werkelijkheidsnabij en wereldoriënterend onderwijs dat vertrekt vanuit
betekenisvolle situaties. Zin in leren! Zin in leven! gaat uit van een sterk
geloof in de groei- en ontwikkelkracht van kinderen (ZILL, Opstap voor een verander(en)de onderwijspraktijk. (In Dialoog,1 (1), 36-42, 2016). ZILL wil dus naar eigen zeggen een andere
onderwijspraktijk en de aanpak van het
controversiële en kindvolgende ontwikkelingsplan voor het kleuteronderwijs
doortrekken naar het lager onderwijs. TIMSS-2015 & TIMSS-2019 wezen op de eenzijdigheid van die aanpak: te
weinig aandacht voor gericht woordenschat- en taalonderwijs, te weinig aandacht
voor voorbereidend lees- en rekenonderwijs. Maar ZILL legt die kritiek naast
zich neer; past het eenzijdige ontwikkelingsplan niet aan en wil die eenzijdige aanpak ook nog eens
invoeren in het lager onderwijs.
De keuze voor ontwikkelingsgericht, kindvolgend, ontdekkend
en contextueel rekenen,
betekent dus ook dat het huidige wiskundeonderwijs
plots niet meer deugt. Zo lezen we in de bijdrage Zin in wiskunde dat het momenteel
ellendig gesteld is met het wiskundeonderwijs en dat we een totaal andere richting
uit moeten. Precies ons wiskundeonderwijs en het leerplan wiskunde-1998 werden
door de praktijkmensen en de inspectie hoog ingeschat.
ZILL- predikt
verlossing uit de ellende van het klassiek onderwijs via radicale ontscholing
Het zelfontdekkend en contextueel leren dat ZILL als nieuwe
visie voorstelt is geenszins nieuw. Het gaat om een leerpsychologische visie
die al zon 30 jaar geleden in het constructivistisch onderwijs voor vakken als
taal, wiskunde, fysica ... opdook. Het is een aanpak die al door de
Guimardstraat-koepel voor het vak Nederlands gepropageerd werd vanaf de jaren
1980, en die de uitholling van ons taalonderwijs in de hand werkte. Vanaf de
jaren 80 deed het constructivisme zijn intrede in het zgn. realistisch wiskunde-onderwijs
van het Freudenthal Instituut. Het drong ook door in het Vlaams leerplan wiskunde
1ste graad s.o. van 1997: Het denken over het leren van wiskunde is
geëvolueerd. De constructivistische leeropvatting stelt dat kennis beter
actief geconstrueerd wordt door de lerende. Het gaat om een proces van
structureren en generaliseren van de eigen ervaringen. Steeds meer mensen kunnen
wiskunde toepassen, ook als ze niet beschikken over de nodige vaardigheid in de
rekenalgoritmen.
We bestrijden al 30 jaar het constructivisme & ontdekkend
leren als leertheorie en de toepassingen voor het onderwijs wiskunde, talen,
wereldoriëntatie, fysica ... We pleitten de voorbije 50 jaar ook steeds voor
het behoud van voldoende expliciete en directe instructie - en voor de
leerkracht als meester i.p.v. coach, we voeren al jaren een campagne voor het verrijken van het eenzijdige ontwikkelingplan
voor het kleuteronderwijs
Over de uitholling van het taalonderwijs waarvoor de
onderwijskoepel mede verantwoordelijk is, wordt in de ZILL-publicaties met geen
woord gerept. Met de vele kritiek op dit leerplan en op de methodische richtlijnen
van de koepel, houdt ZILL geenszins rekening. Ex-leerplanvoorzitter Ides
Callebaut en huidig taaladviseur Bart Masquillier pleitten een aantal jaren
geleden zelfs voor poststandaardtaalonderwijs waarbij AN, spelling, geschreven
taal
nog minder aandacht krijgen.
2 Vaarwel klassieke
leerplannen en schoolse onderwijs-principes: ontscholing
ZILL-architect KDR: We opteerden ervoor om met een leeg
blad te beginnen. Bricoleren aan nieuwe leerplannen per leergebied, daar
waren we niet voor te vinden. Vroeger werden de verschillende leergebieden
gebruikt als ordening van de doelen. Je had per leergebied een leerplan. We
verlieten de idee dat leerstof er is voor een specifiek leerjaar. We kozen
bewust voor een leerplanconcept dat niet uitgaat van leerstof voor b.v. het
tweede leerjaar, maar wel voor leerstof waar de specifieke leerling aan toe
is.
ZILL formuleerde dan ook veel kritiek op het
jaarklassensysteem. KDR & ZILL opteren dus voor radicale ontscholing
waarbij afstand gedaan wordt van de typisch schoolse architectuur en van de jaarklasprincipes
in het bijzonder. Straks zal blijken dat dit verstrekkende gevolgen heeft. Er
zijn volgens KDR ook geen leergebieden/vakken meer; maar dit is wel een
staaltje van blufpoker. In het vervolg van het interview heeft KDR het zelf voortdurend
nog over leergebieden. En ZILL biedt nog steeds de meeste leerplannen per
leergebied/ vak aan, ook al krijgen ze een nieuw etiket opgeplakt. In plaats van
de naam wiskunde plakt ZILL er de term ontwikkeling
van het wiskundig denken op. Dit is evenwel een etiket dat geenszins de
brede lading van een leerplan wiskunde dekt. Die term wekt tevens de indruk dat
voortaan wiskundige basiskennis en wiskunde als culturele vakdiscipline minder
belangrijk zijn. Ik merk gelukkig overigens dat de leerstofpunten voor wiskunde
ongeveer dezelfde zijn als in het leerplan 1998 waarvan ik medeopsteller ben.
Ze zijn enkel minder duidelijk geformuleerd en niet meer verbonden aan
leerjaren. Enkele leerstofpunten zoals de oppervlakte van de cirkel zijn wel
verdwenen.
Aangezien ZILL niet langer werkt met leerinhouden per
leerjaar is het CLB- leerlingvolgsysteem in principe niet meer bruikbaar. Volgens KDR wordt er ook komaf gemaakt van de
klassieke interdiocesane peilingsproeven (zie punt 8).
3 Zin in leren =
intrinsieke motivatie, verleuken, momentaan welbevinden
De uitdrukking Zin in leren slaat volgens KDR op het feit
dat de ZILL-kopstukken vinden dat het in de eerste plaats gaat om het
aansluiten bij en bevorderen van de intrinsieke motivatie en het leuk zijn. Het
klassieke onderwijs met de klemtoon op het wekken van belangstelling zou dus volgens de beeldenstormers de zin in
leren al te weinig bevorderen. KDR:
Zin of goesting slaat op de intrinsieke motivatie voor het leren. We zeggen
leraren: Je leerling moet plezier beleven aan leren. Het gaat ook over zin in
inhouden, over goesting in wiskunde, in muzische ontwikkeling Bijvoorbeeld: bij
het ontwikkelthema mediawijsheid zie je als eerste doel staan plezier beleven
in het omgaan met media.
ZILL-hoofdarchitect KDR beseft blijkbaar wel dat de meeste
praktijkmensen het niet eens zijn met de ZILL-visie en geeft toe: Ik voel wat
geremdheid bij leraren om plezier als doelstelling van onderwijs te
formuleren. Leraren zien het eerder als een resultante. De meeste praktijkmensen
vinden inderdaad dat interesse krijgen voor de leerinhoud & verdiend
welbevinden eerder een resultante zijn van het leerproces dan een voorwaarde vooraf.
In het onderwijs komt het vooral aan op het motiveren van de leerlingen voor b.v.
rekenen en tal van andere belangrijke en onvermoede zaken waarvan de leerlingen
vooraf de zinvolheid niet kunnen inzien, en waarvoor belangstelling gewekt moet
worden. Het ontstaan van intrinsieke belangstelling voor een leerinhoud en
ermee verbonden welbevinden is grotendeels een gevolg van het feit dat de
leerling ervaart dat hij slaagt in het maken van bepaalde sommen, enz. Het gaat
om verdiend welbevinden, om arbeidsvreugde. Leerlingen beseffen meestal ook wel
dat wat de school, de leerplannen, de methodes
hen aanbieden belangrijk is,
zonder dat een leerkracht telkens moet uitleggen waarom iets zinvol of belangrijk
is.
4 Onderwijs op maat
van elk kind & geen klassieke methodes voor wiskunde e.d. meer
4.1 Onderwijs op maat
van elk kind: grote illusie, en sterke niveaudaling
KDR: Bij de uitwerking van de leerlijnen werken we in ZILL
niet langer met leerjaren. We kozen bewust voor een leerplanconcept dat niet
uitgaat van leerstof voor b.v. het tweede leerjaar, maar wel voor leerstof
waar de specifieke leerling aan toe is. Dat geldt zowel voor de vlot
ontwikkelende leerling als voor de traag ontwikkelende of anders ontwikkelende
leerling. Een kind voor wie het parcours hobbelig is moet de garantie krijgen
dat het maximaal ondersteund wordt. Van elke leerling verwacht je dat hij
verder ontwikkelt. "Leraren krijgen dus informatie over de ontwikkeling van
leerlingen op basis van ontwikkelleeftijden. Een kind van zes jaar kan voor
bepaalde dingen op een hogere leeftijd of net lagere ontwikkelleeftijd functioneren.
De leerlijnen in ZILL helpen om dat in
te schatten." (Commentaar: precies alsof een klassiek
leerplan geen leerlijn bevat.) ZILL-medewerker
Elders lezen we dat de tafels van x al in het eerste leerjaar
aangeboden kunnen worden voor vlugge leerlingen en pas in het derde leerjaar
voor trage leerlingen.
De ZILL-kopstukken beseffen blijkbaar ook niet dat het met
de nieuwe leerplanvisie voor een leerkracht van bijvoorbeeld het vierde
leerjaar enorm moeilijk zal zijn om in te schatten wat het beginniveau van elke
leerling is. En hoe hoger het leerjaar hoe meer die beginsituatie van de
leerlingen zal verschillen. Hij kan ook niet langer werken met leerboeken die in
principe afgestemd zijn op een bepaald leerjaar. En wat doen we met leerlingen
die al veel vroeger de volledige leerstoflijnen doorlopen hebben dan de meeste
anderen? Een jaar vroeger naar het s.o. sturen? En laten we dan nog alle
leerlingen in het zesde leerjaar deelnemen aan centrale proeven? We kennen geen
landen waar men werkt met dergelijke leerplannen.
4.2 Doorgedreven
differentiatie: ZILL-visie = enorme niveaudaling
KDR: We moeten de idee verlaten dat er leerstof is voor een
specifiek leerjaar. Dus: vertragen of versnellen, beslissen dat er delen van de
leerstof wegvallen
" ZILL pretendeert dat een leerkracht in een klas met 20
leerlingen onderwijs kan aanbieden op maat van elk kind. De tafels van
vermenigvuldiging b.v. Ook hier blijkt dat KDR vervreemd is van de
klaspraktijk. In een rapport van de Nederlandse Onderwijsraad werd vorig jaar
nog terecht gesteld dat zon onderwijs op maat niet echt uitvoerbaar is en tot
een sterke niveaudaling leidt en nog het meest nefast is voor zwakkere
leerlingen.
Dan volgt tussendoor een uitval tegen het zittenblijven, een
volgens KDV "niet voor de hand liggend onderwijsarrangement, want met heel
wat gevolgen voor de leerling en voor de leerkracht. Uit ervaring weten we dat
dergelijke beslissingen dikwijls genomen worden op basis van geletterdheids- en
vaardigheidsdoelen voor in taal en rekenen. Maar er is vanzelfsprekend veel
meer in overweging te nemen."
4.3 Professionele
leraar experimenteert met differentiatie-arrangementen
Terechte opwerping CLB-interviewers: ZILL gat dus uit van
maatwerk, van differentiëren. Hoe ver gaat dat? En wordt het nu bijvoorbeeld
ook niet moeilijker om een grens te trekken tussen gemeenschappelijk curriculum
(GC) en individueel aangepast curriculum (IAC)? ZILL-medewerker Jan Coppieters:
Diversiteit in klas is een gegeven. Je kan je afvragen in welke situatie je
verzeilt als je het ontwikkeltempo van (de specifieke) kinderen niet volgt. Als
je een les geeft en er zijn kinderen in je klas die geen boodschap meer hebben
aan je verhaal omdat ze een andere ontwikkelingsleeftijd hebben voor dat stuk,
hoeveel zin heeft dat?
Opwerping CLB: "Maatwerk vraagt dan wel wat van leraren.
Kunnen zij dat waarmaken in klas? Antwoord: leraren moeten maar passende
differentiatie- arrangementen gebruiken en dan is er geen probleem. Let ook
op de modieuze toverterm arrangementen.
Coppieters vervolgt: "Diversiteit is een realiteit. We verwachten
van onze tandarts dat hij zich bedient van recente wetenschappelijke inzichten.
Mogen we dat ook niet van leraren verwachten? Onze kennis over de effectiviteit
van onderwijsarrangementen is gegroeid. Mogen we leraren niet aanspreken op de effectiviteit
van hun aanpak? Als we van de leraren verwachten dat ze eigenaar worden van het
leerplan, wat betekent dat dan voor hun professionele ontwikkeling. Dat daagt
leraren ook uit om onderwijsarrangementen die ze goed in de vingers hebben,
telkens te evalueren in functie van de specifieke leerling(en) waarmee ze
vandaag werken.
KDR voegt er aan toe: De aandacht voor een individuele
leerling hoeft ook niet ten koste te gaan van de groep. Je hebt in ieder geval
een leraar nodig die over voldoende klasmanagement beschikt om alles in goede
banen te leiden. Om als leraar in staat te zijn tot het ontwerpen van
onderwijsarrangementen die de ontwikkeling van elke leerling ten goede komen, kunnen
leraren te rade gaan bij elkaar, kunnen ze experimenteren en zo ervaren wat
werkt en niet werkt.
KDR: Om de klasgroep in al zijn diversiteit te bedienen
zijn de nodige middelen nodig. Ontbreken die, dan worden leraren ongelukkig. In
een aantal gevallen beschikken leraren ook niet over de effectieve instrumenten
en procedures. Leraren zien soms niet hoe er gehinderd worden door bepaalde methodische
dingen (KDR bedoelt o.a. dat ze gehinderd worden door het gebruik van een
klassieke methode). Leraren die er alleen voor staan, voelen zich ook vaak
eenzaam. Nochtans is de oplossing daarvoor heel eenvoudig: samenwerken met
andere leerkrachten, teamkracht benutten.
KDR: Op elk arrangement kan slijtage komen. Dat alleen al
is een reden om te zeggen; Je moet regelmatig een keer je akker verleggen.
Durf te experimenteren met andere arrangementen.KDR: Een leraar mag werken
via leergebieden of in projecten, met jaarklassen of gemengde groepen, met
homogene of heterogene groepen. Hij kan kinderen in grote groepen of
individueel benaderen . Dat kan met ZILL allemaal. Zolang onze leraren zich maar
blijven afvragen: Is dit werkelijk het beste arrangement? (In publicaties van
2015-16 bekritiseerde ZILL ook het jaarklassensysteem.)
5 Geen gebruik
klassieke methodes meer
KDR: Met ZILL dagen we dus ook de methodeontwikkelaars en
lerarenopleiders uit. Heel concreet gaat het er nu (traditioneel) zo aan toe:
als je in het tweede leerjaar zit, moet je de leerstof van het tweede leerjaar
beheersen. In de methodes zit dan materiaal voor het getalbereik van 20 tot
100. Zon aanpak ontneemt heel wat ontwikkelkansen aan leerlingen die iets
trager of sneller leren.
Wie het lager onderwijs met zijn vele vakken een beetje
kent, beseft dat het gebruik van methodes met de leerstof per leerjaar heel
belangrijk is. In sterk presterende Aziatische PISA-landen wordt door de
overheid heel veel aandacht besteed aan de opstelling van kwaliteitsvolle
handboeken; het is er zelfs vaak prioriteit nummer 1. In Engeland werd het de
voorbije jaren ook een beleidsprioriteit. ZILL beschouwt klassieke methodes per
leerjaar echter als een hinderpaal. Zelf poneren we al lange tijd dat Vlaanderen
meer moet investeren in het opstellen van degelijke methodes. Het niet langer
gebruiken van methodes zou tot een grote niveaudaling leiden, en tot een enorme
uitbreiding van de werklast.
6 Gekunsteld
totaliteitsonderwijs i.p.v. logische & gestructureerde opbouw
ZILL-architect KDR stelt verder dat in ZILL de leerinhouden van
de verschillende leergebieden met elkaar verbonden worden volgens hem is ook
dit een revolutionaire ingreep. Hij illustreert dit als volgt: Leerlijnen kunnen
doorheen meerdere ontwikkelvelden en ontwikkelthemas lopen: Bijvoorbeeld de
leerlijn ontwikkeling van inzicht in de ruimte neemt aanvang in motorische en
zintuigelijke ontwikkeling en koopt vervolgens verder in ontwikkeling en
oriëntatie in de wereld tot bij ontwikkeling van wiskundig denken.
Dit lijkt ons vrije associatie & bricolage: het gaat
hier om ruimtes die niets met elkaar te maken hebben, om vrije associatie. Wat
heeft een loopoefening, kennis van de verschillende werelddelen en de berekening
van de inhoud van een kubus met elkaar te maken?
ZILL opteert voor een soort totaliteitsonderwijs waarin via
vrije associatie zaken uit verschillende vakgebieden die niets met elkaar te
maken hebben gekunsteld verbonden worden. ZILL poneert: Als het b.v. gaat om
een les over de tafels van vermenigvuldiging, dan moet men daar ook ALLE andere
leergebieden en leerdoelen bij betrekken.
Het doel moet zijn om de verschillende leergebieden samen in
één les aan te pakken. Men kan dan in de les wiskundig vermenigvuldigen
verbinden met het bijbelverhaal over de vermenigvuldiging van de broden, enz.
Zon totaliteitsonderwijs reikt nog verder dan het werken met zgn.
belangstellingscentra die in het leerplan-1936 en door Decroly gepropageerd werd,
maar weinig of geen bijval kende bij de leerkrachten.
De ZILL-keuze voor totaliteitsonderwijs waarbij een thema
uit 1 domein via vrije associatie gemixt wordt met onderwerpen uit de 9 andere
leerdomeinen doet afbreuk aan de systematische leerstofopbouw en leidt
regelrecht tot oppervlakkigheid en niet beklijven van de leerinhoud. Engeland
& Nederland werken bijna uitsluitend vanuit vakdisciplines en met ermee
verbonden methodes per leerjaar. Zelfs voor wereldoriëntatie werkt men er minder
eenzijdig met themas, maar weer meer met een cursorische opsplitsing in
natuurkennis, geschiedenis en aardrijkskunde. We drongen er op aan dat dit in
de nieuwe leerplannen weer het geval zou zijn voor de hogere leerjaren.
Tevergeefs.
7 Geen gefaseerde
invoering leerplan leerjaar per leerjaar
& verschillend per school
Een leerplan lager onderwijs voor 6 leerjaren werd altijd en
wordt ook in het buitenland steeds leerjaar na leerjaar ingevoerd - gespreid
over 6 jaar. Dit is ook absoluut nodig om continuïteit en een aansluitend
leerparcours te verzekeren. ZILL stapt daar van af en voert het leerplan ineens
in. Dat gebeurt in geen enkel land.
KDR geeft wel toe dat niet alle leerkrachten gelukkig zijn
met de komst van ZILL, maar er zijn er volgens hem "maar een paar (???), gelukkig
niet te veel, die aangeven niet gediend te zijn met de komst van ZILL."
Het probleem met ZILL betreft volgens KDR niet de inhoud van het leerplan.
"De uitdaging van ZILL is en blijft de implementatie. Daarvoor is er nood
aan professionalisering en overleg. Dat vraagt 'extra' tijd, terwijl leraren
zien dat die tijd heel erg beperkt is gezien de drukke dagtaak. "
8 Klassieke
instrumenten niveaubewaking als LVS van VCLB niet langer bruikbaar
Het LVS-vclb is gebonden aan leerjaren, b.v. spellingtoets
in het 2de leerjaar. De afname ervan
door scholen die de ZILL-visie toepassen heeft dan nog
weinig zin. In onze Vlaamse lagere scholen is het lvs -vclb een groot succes.
Er zijn weinig basisscholen die geen gebruik maken van dit LVS.
In het VCLB-tijdschrift Caleidoscoop wordt onze
analyse bevestigd.
Caleidoscoop: Ons leerlingvolgsysteem LVS dat we nog maar
pas vernieuwden is niet gebaseerd op het nieuwe ZILL-leerplan (dat geen
leerstof per leerjaar meer aanduidt). Ons LVS lijkt nu niet langer meer bruikbaar.
KDR: Het huidige LVS-VCLB is niet ontworpen op basis van
ZILL. Het gebruikt een andere taal. We snappen wel dat we met ZILL iets in de
lucht hebben gehangen dat op alles impact heeft. Zeker in deze overgangsperiode
tussen oud en nieuw is het zeker ook voor CLB-medewerkers niet eenvoudig. Het
zou fijn zijn te zien dat leraar en CLBmedewerker samen onderzoeken hoe ze daar
in het ZILL-tijdperk verder willen mee omgaan. Ik ben benieuwd wanneer andere
huizen die ook kindvolgsystemen maken, de ZILL-ordening gaan gebruiken. We
willen dat een CLB-medewerker samen met de leraar in het leerplan kan aanduiden
waar ze met een bepaald kind zitten, wat inspireert om de volgende stap aan te
bieden. Zo spreken CLB en schoolteam eenzelfde taal.
CLB: Voor jullie gaat het er dus niet meer om waar de
leerling zit ten opzichte van de groep, maar om de individuele ontwikkeling.
Toch is het soms nodig om een label of diagnose als dyslexie of
dyscalculie te geven. De instrumenten
die we dan gebruiken, zijn (net als LVS) geënt op een vergelijking t.a.v. de jaargroep.
Waarop kunnen CLB-mensen zich dan baseren?
Jan Coppieters: Een label kan wel zorgen voor lagere
verwachtingen bij de leraar, voor de miskenning van het feit dat leerlingen in
volle ontwikkeling zijn, selffulfilling prophecies en childblaming, waarbij de
leerling de schuld krijgt van het falen. Als je een medische diagnose krijgt,
verwacht je ook dat de artsen onmiddellijk een behandeling opstarten. Onderzoek
toont aan dat het niet geven van een label over het algemeen een sterk positief
effect heeft op de leerwinst van een leerling.
Klassieke interdiocesane
proeven niet meer in overstemming met ZILL-visie; nu: evaluatiebox
KDR: De interdiocesane proeven (IDP) gaan veranderen. Dat
hebben alle betrokkenen van in het begin geweten. Als je anders gaat kijken naar
ontwikkeling van leerlingen en geen leergebieden meer hebt, dan is het ook gek
dat je spreekt van IDP Nederlands of IDP Wiskunde. Er zal voor scholen wel
steeds duidelijk gemaakt worden welke doelen geëvalueerd worden. We hebben dus
verzamel- en ontwikkelwerk voor de boeg. Als ZILL zegt dat een kind
bijvoorbeeld de eigenheid van de muzische domeinen zou moeten herkennen, dan moet
je ook durven nagaan hoeveel leerlingen na negen jaar muzische vorming opera kunnen
verbinden met drama of muziek of (liefst) met beide. Dat is een typische
geletterdheidsdoelstelling die betrekking heeft op repertoire-ontwikkeling. Het
kan zinvol blijven om aan scholen de feedback te geven in welke mate ze dat bij
hun leerlingen bereiken. (Commentaar: komen er nu ook IDPs voor al de 10
leerdomeinen i.p.v. voor wiskunde en Nederlands? Of gaat het hier enkel om blufpoker
uit de koker van KDR?).
Jullie vraag is uiteraard: Wanneer mogen we iets verwachten?
Zo snel mogelijk. We zijn in ieder geval volop bezig met de ontwikkeling van de
evaluatiebox en het verzamelen en samenstellen van goede evaluatie-instrument
om zillig te kunnen evalueren. We doen dat stap voor stap.
We zullen in het kader van de decretale verplichting proeven
aanbieden per leergebied voor het einde van het basisonderwijs. We willen dit
voor zoveel mogelijk leergebieden, zodat scholen kunnen kiezen. (Commentaar: in
het zelfde interview beweert
KDR dat er geen leergebieden meer zijn: Vroeger had je
leerplannen per leergebied Nu is het een
groot leerplan voor de basisschool en de vakken zijn weg. )
KDR: De afname van gevalideerde toetsen is geen doel op zich. De resultaten
van de toetsafname geven resultaten op schoolniveau over de mate waarin de
leerlingen de doelen bereiken. Het is de bedoeling dat een school met de
resultaten aan de slag gaat in het kader van haar interne
kwaliteitsontwikkeling.
We zitten daar wel met een spanningsveld. De IDPs hebben
altijd de bedoeling gehad om de kwaliteit van het onderwijs te meten via een
beperkte selectie van een aantal meetbare doelen, maar ze zijn in de praktijk
vaak verkeerdelijk gebruikt om uitspraken over individuele leerlingen te doen.
In sommige scholen kregen ze zelfs de status van een soort oriënterende proef
voor de overgang naar het secundair onderwijs. We ruilen dus de bekende interdiocesane
proeven voor een evaluatiebox.
Commentaar
De IDPs werden o.i. terecht als aanvullende informatie voor
het advies gebruikt - net als de CITO-toetsen in Nederland. Aangezien ZILL
stelt dat de leerstofpunten niet meer gebonden zijn aan jaargroepen, zullen
zwakkere leerlingen leerstof die in het verleden gegeven werd in het vierde,
resp. zesde leerjaar, niet meer aangeboden krijgen. Klassieke interdiocesane
toetsen in 4de en 6de leerjaar hebben dan ook maar weinig zin meer.
9 KDR: etiket ZILL
i.p.v. leerplan is op zich al 'een schot
in de roos!
De titel ZIN in
leren is ons al lang bekend, het is de
titel en deslogan van een boek ven de Nederlandse prof. en ontscholer
Luc Stevens. ZILL is volgens KDR en eigen vondst en 'een
schot in de roos'. KDR: "Net toen we met het leerplan bezig waren, wandelde
ik in Wales voorbij een klein schooltje. Daar hing in een 'emaillen' bord met daarop:
'Love to learn, love to live'. Het inspireerde ons voor de naam van ons
leerplan. 'Zin in leren! Zin in leven! 'Tegelijk maakt het iets duidelijk waaraan,
we ook vanuit onze levensbeschouwing aandacht besteden: leren en leven zijn met
elkaar verbonden. Nieuwlichters pakken al meer dan 100 jaar uit met wervende
etiketten om hun product als totaal nieuw voor te stellen en aan te prijzen.
Maar het klinkt verdacht als men met zon emaillen uithangbord een leerplan aan
de man/vrouw moet brengen en het verband tussen leren en leven ook nog als iets
nieuws en typisch katholiek claimt.
|