TIMSS-2019: Vlaams
kleuteronderwijs minder begaan met
schoolse geletterdheid dan in andere landen, minder voorbereiding op lager
onderwijs
Recente steun voor
kleuterschoolcampagne Onderwijskrant
& bevestiging van onze kritiek op child-development -visie van prof. Laevers en CEGO
Raf Feys
1 TIMSS
bevestigt onze kritiek en kleuterschoolcampagne
De voorbije jaren werd er in veel landen
opvallend veel aandacht besteed aan de optimalisering van het kleuteronderwijs.
Men gaat ervan uit dat dit een belangrijke periode is voor de ontwikkeling van
de taal e.d. en voor het optimaliseren van de onderwijskansen - in het bijzonder
ook voor kleuters die thuis minder gestimuleerd worden, anderstalig zijn
Met Onderwijskrant startten we 5 jaar geleden met een campagne om prioritair aandacht te besteden aan het optimaliseren van het kleuteronderwijs
- en dit in het perspectief van de nieuwe eindtermen en leerplannen. We
verwezen hierbij naar tal van recente studies en naar het buitenland. We wezen er
ook op dat uit TIMSS-2015 bleek
dat Vlaamse leerlingen minder ver staan
inzake voorschoolse geletterdheid bij de start van het lager onderwijs dan in andere landen het geval is. TIMSS-2019-verantwoordelijke Peter Van Petegem (UA) stelde Hoe
goed kon uw kind eenvoudige lees- en rekentaken uitvoeren bij de start van het
lager onderwijs? Die vraag kregen ouders & directeurs voorgeschoteld voor
het TIMSS-onderzoek. 49 % van de ouders zegt dat hun kroost bij het begin van
de lagere school niet goed zelfstandig kon tellen, letters kon herkennen, hun
eigen naam kon schrijven. Ook directeurs van het lager onderwijs kregen die
vraag. Slechts 2% van de directeurs zegt
dat er meer dan 75 procent van de leerlingen in het eerste leerjaar een goede
basis hebben qua geletterdheid. In andere Europese landen lukt dat beter. De
resultaten zijn opvallend, vooral omdat kinderen in Vlaanderen al vroeg naar
school gaan (De Standaard, 31 december 2012).
In wetenschappelijke publicaties maakt men
veelal een onderscheid tussen twee aanpakken: de zgn. child-development of
developmental-constructivist approach, de 'activity-oriented' kleutertuin en de
meer uitgebalanceerde aanpak. De voorstanders van een ontwikkelingsgerichte en kindvolgende
aanpak vinden dat het vooral moet gaan om spel met materialen
(leerling-materiaal interactie), simulatiespel, muzisch bezig zijn, exploreren,
... In dergelijke programmas krijgen gericht woordenschatonderwijs en schoolse
vaardigheden als letterkennis en klankbewustzijn & voorbereidend rekenen
nauwelijks een plaatsje. Vrij initiatief en vrij spel in speelhoeken met materiaal
staat centraal, with open-ended
activities such as finger-painting, sand and water tables, a dress-up corner, a
puppet theatre, blocks, cars and trucks, and so on. Teachers roles are
primarily supportive rather than directive (R. Slavin).
Prof. Laevers triomfeerde in 1993: "Ons EGKO heeft aangetoond dat in een
kleuterklas van 25 en meer kinderen het praktisch haalbaar is de individuele
kleuter grotendeels zelfstandig te laten beslissen over de aard, de duur en de
frequentie van zijn leeractiviteiten. Sinds 1980 brak het tijdperk aan van een
geïndividualiseerde organisatievorm waarin het handelen van de leidster echt
wordt gestuurd vanuit de behoeften van het individuele kind. De kinderen kunnen
(bijna) moment na moment bepalen wat ze gaan doen. De kinderen weten wat goed
is vanuit hun innerlijke groeidrang. Begeleide activiteiten mogen niet als
verplichte activiteiten gepresenteerd worden. (Pedagogische Periodiek,
oktober 1993). Vooral vanaf 1990 werd
die visie ook doorgetrokken naar het
lager onderwijs met als motto: Elk kind
schrijft zijn eigen leerplan. Gelukkig zag de klaspraktijk in een
doorsnee-kleuterschool er genuanceerder uit dan Laevers liet uitschijnen. In
het lager onderwijs was er veel meer verzet, en na enkele jaren deemsterden een
aantal zaken weer weg. In de vorige bijdrage beschreven we dat zon
ontscholende onderwijsvisies verantwoordelijk zijn voor de aantasting van onze
sterke onderwijstraditie.
In de strijd tegen de eenzijdige visie van
het zgn. ervaringsgericht
kleuteronderwijs van prof. Ferre Laevers en CEGO
stelden we de voorbije 40 jaar dat in zon aanpak al te weinig besteedt
aan voorschoolse geletterdheid: aan leren lezen en rekenen, aan systematisch woordenschatonderwijs (+
extra NT2-lessen voor anderstalige leerlingen),
aan het oefenen van executieve functies als concentratie- en
doorzettingsvermogen, zelfbeheersing, emotieregulatie i.p.v. b.v. het laten
afreageren van agressie zoals ook het CEGO propageerde.
We betreurden in de jaren 1990 dat de ontwikkelingsdoelen voor het kleuteronderwijs en de
ontwikkelingsplannen opgesteld werden
vanuit een kindvolgend ontwikkelingsmodel, child-development- of
developmental-constructivist approach. Hierbij
was de invloed van het ervaringsgericht kleuteronderwijs van Ferre Laevers en
het CEGO duidelijk merkbaar. De ontwikkelingsdoelen en de vigerende
ontwikkelingsplannen bevatten ook geen concrete doelen en leerlijnen i.v.m.
taal-en woordenschatonderwijs, voorbereidend lezen en rekenen ... Ze sturen ook
niet aan op een meer gericht aanbod, op vormen van directe instructie e.d. Voor
het lager onderwijs werden steeds programmas en methodes voor lezen, rekenen, woordenschat
ontwikkeld, maar de kleuterleraren moeten bijna alles zelf uitzoeken en
beredderen.
Onder meer uit de ontwikkelingsplannen voor
het kleuteronderwijs bleek dat de CEGO-visie op veel instemming kon rekenen
vanwege onderwijskoepels, onderwijsbegeleiders e.d. Volgens de
ontwikkelingsdoelen moet een kind op het eind van de kleuterschool b.v. slechts
tot vijf kunnen tellen. Het ontwikkelingsplan van het katholiek onderwijs-1998
stelt expliciet dat kinderen tot 7 jaar zich eerder op een incidentele en
speelse, minder gerichte wijze ontwikkelen en dat men moet inspelen op de
individuele noden en rijpheid van elk kind. Dit leidde er ook toe dat een van
onze Brugse kleuterleidsters destijds vanwege inspecteur Cr. de kritiek kreeg
dat haar klassikale tel-les in strijd was met het ontwikkelingsplan.
Ook de recente ZILL-leerplanoperatie van de
katholieke koepel loopt hoog op met de ontwikkelingsgerichte aanpak en met het
ontwikkelingsplan van het kleuteronderwijs.
ZILL wil naar eigen zeggen zelfs
de open en ontwikkelingsgerichte aanpak van het kleuteronderwijs doortrekken
naar het lager onderwijs. In de inspectierapporten
werd ook veelal onderwijs à la Laevers als ideaal voor het lager onderwijs
voorgesteld; de leerkrachten werd
verweten dat ze te veel lesgaven, enz. Ook
de beleidsmakers steunden volop de
CEGO-visie - ook financieel door het b.v. jaarlijks toekennen van 25 miljoen BFR aan het
Steunpunt CEGO in de periode 1991-2010.
Vanaf de start van het zgn. Ervaringsgericht
kleuteronderwijs(EGKO) van prof. Ferre Laevers in 1976 bestrijd ik de eenzijdige kindvolgende
child-development-visie van Laevers en CEGO. Ik schreef veel gestoffeerde en kritische
bijdragen over de eenzijdige visie van Laevers/CEGO in Onderwijskrant - b.v. ook in een themanummer van 50 pagina's, nr. 139 van 2006
(zie www.onderwijskrant.be.).
In de kleuterschoolcampagne die we 5 jaar geleden
opstartten (zie punt 5) betreurden we dat dat er in de 7 officiële
rapporten/adviezen over de toekomst van ons onderwijs uit 2014-2015 met geen
woord gerept werd over de optimalisering van ons kleuteronderwijs het o.i.
belangrijkste aangrijpingspunt voor het optimaliseren van de onderwijskansen
voor alle leerlingen en voor de kansarme en minder getalenteerden in het
bijzonder. Dit stimuleerde ons om een campagne omtrent de toekomst van het
kleuteronderwijs op te zetten.
We pleitten er voor meer aandacht voor systematisch taal en
woordenschatonderwijs met inbegrip van NT2, voor voorbereidend lezen en
rekenen, en voor de executieve functies. In de literatuur over het stimuleren
van de executieve functies (EF) onderscheidt men twee categorieën: de eerste
categorie bestaat uit vaardigheden die het denken aansturen: plannen en
organiseren, werkgeheugen oefenen, initiatief nemen, gedragsevaluatie. De
tweede categorie bevat vaardigheden die emoties en gedragsregulatie aansturen:
zelfbeheersing en inhibitie, emotieregulatie, flexibiliteit. In dit verband
zijn b.v. het leren volhouden en
doorzetten tot een taak tot een goed einde is gebracht, het leren luisteren
naar de leerkracht en de medeleerlingenbelangrijke doelstellingen.
Emotieregulatie staat lijnrecht tegenover het stimuleren van het laten
afreageren van agressie zoals Laevers en ook de antiautoritaire pedagogiek
propageert. We verwezen als inspiratie
voor de bijsturing van ons kleuteronderwijs o.a. naar het kleutercurriculum van de Core
Knowledge Foundation, opgericht in
1986 door E. D. Hirsch, Jr., professor
emeritus at the University of Virginia en auteur van tal van boeken over het
onderwijs.
In punten 2 & 3 bekijken we recente pleidooien voor een
grondige bijsturing van het kleuteronderwijs n.a.v. TIMSS-2019. Het gaat om
recente standpunten van twee opleiders van kleuterleraren, Helena Taelman en
Johan De Wilde, en van de Leuvense
professor Lieven Verschaffel. In punt 4
volgt de repliek vanuit het CEGO op de kritiek op zijn onderwijsvisie en
mede-verantwoordelijkheid voor de niveaudaling. In punt 5 beschrijven we meer
uitvoerig waar we naar toe moeten met ons kleuteronderwijs.
2 Pleidooien voor bijsturing kleuteronderwijs
n.a.v. TIMSS-2019
2.1 Pleidooi
van Helena Taelman en prof. Lieven
Verschaffel
In de bijdrage in de krant DS van 31 december
Helft Vlaamse kleuters heeft moeite met
letters en cijfers lokte Pieter Gordts een debat uit omtrent de vraag of de bedenkelijke geletterdheid bij Vlaamse
kleuters niet mede de oorzaak van de
niveaudaling bij tienjarigen voor wiskunde en wetenschappen. Peter Van Petegem stelde dat het in de TIMSS-studie enkel om impressies van ouders en directies omtrent
het kleuteronderwijs, maar niet om metingen.
Het is begrijpelijk dat Van Petegem die in het verleden nog niveaudaling
voor begrijpend lezen e.d.
ontkende, zich niet wenst uit te spreken.
Helena
Taelman
van de lerarenopleiding aan de Odisee Hogeschool repliceerde Maar die impressies sluiten wel aan bij de
realiteit. Als ik op bezoek ga in Nederlandse klassen, merk ik dat de
geletterdheid daar hoger ligt. Nederland, de Verenigde Staten
besteden daar
meer aandacht aan dan wij. Onder kleuterleiders en wetenschappers leeft de
laatste jaren een verhit debat over de invulling die het kleuteronderwijs moet
krijgen. Er zijn grosso modo twee visies. Traditioneel vinden veel mensen in
Vlaanderen dat het kleuteronderwijs voornamelijk moet focussen op de speelse
ontwikkeling en het welbevinden van kinderen (= vooral de visie omtrent
ervaringsgericht kleuteronderwijs van prof. Ferre Laevers en het CEGO). Het
schoolse aspect, aan de slag gaan met letters en cijfers, hoeft nog niet aan
bod te komen voor het lager onderwijs begint. Anderen, zoals ikzelf, pleiten
ervoor om al op een speelse manier aan de slag te gaan met letters en cijfers.
Traditioneel hing Vlaanderen eerder die eerste visie aan, de laatste paar jaren
lijkt de kentering naar de tweede ingezet. Let wel, het is niet de bedoeling om
het (derde) kleuterklasje om te vormen tot een vervroegd eerste leerjaar.
We lezen verder: Ook professor instructiepsychologie Lieven Verschaffel (KU Leuven),
gespecialiseerd in wiskundeonderwijs bij kinderen, vindt dat er meer aandacht
moet zijn voor taal en wiskunde in het kleuteronderwijs omdat kinderen meer
kennen en kunnen dan wij vaak beseffen. Verschaffel: Dan heb ik het niet
alleen over getalbegrip en kunnen tellen, maar ook bijvoorbeeld over hun
beginnende omgang met wiskundige patronen. Recent onderzoek bevestigt dat. Dus
mogen we de lat zeker hoger leggen. Ten tweede weten we dat er een ongelooflijk
verschil is in de kansen tot ontluikende geletterdheid en gecijferdheid die
kinderen thuis krijgen. In de kleuterschool proberen we dat te compenseren.
Anders wordt die kloof alleen maar groter.
Zowel Taelman als Verschaffel pleiten daarom
voor een verdere professionalisering van kleuterleerkrachten op dit vlak, en tevens voor de ontwikkeling van methodes die
specifiek voor kleuters bedoeld zijn.
3 Opleider Johan De Wilde over grondige
bijsturing kleuteronderwijs
Op 10 december plaatste Johan De Wilde
lerarenopleider/pedagoog Odisee Aalst, een analoge opinie op de website van
Klasse: Kleuteronderwijs wordt vaakst
onderschat
De Wilde: De huidige kleuterklas is geen
opstapje naar de échte school. Ik pleit voor een programma dat ook gericht aan
taal en wiskunde werkt en de progressie van elk kind opvolgt. Kleuteronderwijs
verdient meer aandacht en respect. Dat
zijn heus niet alleen de woorden van een pedagoog wiens plaat blijft hangen.
Ook economen zeggen het, en ze staven die uitspraak met harde bewijzen. Denk
maar aan de Heckmancurve, die toont dat de grootste economische winst
voortvloeit uit investeringen in de eerste levensjaren.
Het kleuteronderwijs sleept jammer genoeg een
verkeerd beeld mee uit het verleden. Typerend vind ik de Duitse benaming Kindergarten. Alsof de kleuterklas een
idyllisch ommuurd tuintje is, waar kleuters vanzelf groeien als je ze genoeg
warmte en liefde geeft. Een plek waar guur weer en de boze buitenwereld niet
binnendringen, waar kinderen opgaan in hun spel en zelf de wereld ontdekken.
Natuurlijk moet de kleuterklas een veilige plek zijn. Maar als het daar stopt,
werken we zelf in de hand dat kleuteronderwijs niet meer is dan handige
kinderopvang. Vandaar dat ik me zo erger aan de roep om meer handen in de klas.
We hebben professionals nodig. Mensen met een scholing die zich een leven lang
blijven professionaliseren en doelgericht met kinderen werken. De leerhonger van
kleuters is onstilbaar. En het is niet omdat een kind op socio-emotioneel vlak
in woelig water zit, dat je die leerbehoefte mag negeren.
Ik bots wel op tegenkanting met deze
uitspraak. Het klinkt extra hard omdat de softe boodschap in kleuteronderwijs
zo dominant is. Het ervaringsgericht (kleuter)onderwijs (van prof. Ferre
Laevers en CEGO) heeft ons verlost van de zit-stil-en-wees-braaf kleuterklas.
Maar tegelijk sloop de verwarrende boodschap binnen dat welbevinden zowel een
voorwaarde tot leren als het doel ervan zou zijn. Als de focus niet op leren
ligt, ontneem je kinderen kansen. Kleuters kunnen op eigen houtje veel
ontdekken, maar om de wereld te doorgronden is de hulp van een leraar erg
welkom. Als leraar verhoog je de effectiviteit en de efficiëntie van het
leerproces, En nog het meest bij kwetsbare kinderen.
Kinderen uitdagen is niet
altijd fijn. En met enkel een dikke duim help je kleuters niet vooruit.
We onderschatten jonge kinderen bijna
systematisch.Net zoals je mensen die niet vloeiend Nederlands spreken, minder
snel voor vol aanziet. Kinderen zijn al heel jong in staat tot ingewikkelde
redeneringen, maar ze kunnen die op dat moment nog niet uitdrukken.
Sterke
kleuterleraren slagen erin om te interpreteren wat een kind probeert te vertellen
en haken erop in.
Schuw de uitdaging niet, gebruik ook rijke taal. Ontzeg
kinderen de kans niet om hun woordenschat uit te breiden. Ze zijn meesters in
ontcijferen, hebben aan de context vaak genoeg om de betekenis van een woord af
te leiden. En het is niet omdat ze klein zijn, dat we ze moeten betuttelen.
Welk kleurtje ga je dat flamingootje geven? Kijk liever samen hoe die
flamingo staat. Vraag je af hoe die dat doet op zon smalle poot.
We gaan véél te licht over het vakmanschap
van kleuterleraren. Elke leraar die het
beste van zichzelf geeft, verdient daarvoor respect. Wie in het secundair of
het hoger onderwijs lesgeeft, moet vakkennis bezitten én daar pedagogisch en
didactisch mee uit de voeten kunnen. De
grote vrijheid die je echter als kleuterleraar krijgt, vormt een extra
struikelblok. Kleuters zijn ontdekkingsreizigers. Als jij het over de vorm en
kleur van bladeren hebt, vragen zij zich af waarom die in de herfst van kleur
veranderen. Ga je daarop in of blijf je bij je onderwerp? Je moet constant
keuzes maken, terwijl leraren in het lager en het secundair onderwijs meer
houvast hebben dankzij hun leerplannen.
Voor het kleuteronderwijs gaat men er nog al te vaak van uit dat leraren het
curriculum zelf ontwerpen. Welke themas kiezen we, welke doelen werken we uit?
Petje af voor kleuterleraren die erin slagen om daar flexibel mee om te
springen. Maar het is bijna een onmogelijke opdracht. .. Ook binnen een
dagpatroon met veel vrijheid en aandacht voor een brede ontwikkeling kan je
meer focus leggen. Ik pleit voor een programma dat gericht aan taal en wiskunde
werkt en de progressie van elk kind opvolgt. Onderzoek toont dat een gericht
programma voor pakweg wiskunde, kinderen cognitief versterkt en hun welbevinden
niet naar beneden haalt. Zon programma hangt niet vast aan themas maar bouwt
logisch op. Kinderen leren voorwerpen classificeren en seriëren, ordenen. Een
verzameling parels indelen op basis van 1 eigenschap, zoals kleur. Blauw, wit,
rood of groen. En dan binnen elke kleur op grootte: eerst de grootste rode
parel, dan de kleinere.
Je moet al uit bijzonder straf hout gesneden
zijn om die onderwerpen naadloos te koppelen aan de themas herfst, brandweer
en grootouders, en intussen die opbouw voor wiskunde niet uit het oog te
verliezen. Aan taal kan je makkelijker thematisch werken, maar ook daar is de
uitdaging groot. Een kind kan moeiteloos de term smelten gebruiken als het op
een afbeelding een plas water ziet. Maar begrijpt het ook echt wat dat concept
smelten inhoudt?
Het
kleuteronderwijs gaat de goede kant op. Internationaal onderzoek boomt. En al
zijn we niet de primus van de klas: ook bij ons beweegt er stilaan wat, met de
toegenomen aandacht voor executieve functies. Die zijn net als de gerichte
aanpak voor elk kind belangrijk, maar nog meer voor kwetsbare kleuters. Als
we daar werk van maken en elk kind de uitdaging durven schenken die het
verdient, is de kleuterklas de grootste gelijkmaker in onze samenleving.
4 CEGO
ontkent kritiek op zijn visie op kleuteronderwijs
4.1
Inleiding
Op CEGO
Blogt publiceerde CEGO-kopstuk Ludo Heylen op 10 december een reactie op TIMSS-2019, en vooral op de
kritiek op hun visie. Hij verzwijgt wel de basisconclusie dat Vlaamse
leerlingen opvallend minder ver staan inzake voorschoolse kennis en
vaardigheden bij de start van het lager
onderwijs dan in andere landen het geval is. Toen we nog in 1995 in het lager onderwijs wereldtopscores voor
wiskunde behaalden, sneerde CEGO-prof. Ferre Laevers dat we enkel trucjes
aanleerden.
Bij de viering van 30 jaar CEGO in 2006 pochte
Laevers dat de CEGO-visie na de
invoering in het kleuteronderwijs ook overal al was doorgedrongen in het lager onderwijs :
De klaspraktijk in het basisonderwijs is
totaal veranderd sinds de intrede van het
Ervaringsgericht onderwijs. Alles ging volgens hem dus ook prima in het lager onderwijs. Laevers
voegde er aan toe dat nu in de komende
vijf jaar ook ons s.o. totaal voor de bijl moest omdat het veel te prestatiegericht
is: een bedreiging voor het welbevinden van de leerlingen (Over vijf jaar moet het secundair onderwijs
voor de bijl gegaan zijn, DM, 19.04. 06). In Impuls van april 2006 poneerde
CEGO-mede-werker Luk Bosman: directe
instructie geeft weinig aanleiding tot belangrijke denk- en doe-activiteiten
bij jongeren"; hij pleitte er voor een radicale ontscholing.
In een reactie op onze O-ZON-campagne-2007
ontkende Laevers dat er sprake was van een niveaudaling. Ludo Heylen, directeur
CEGO-Leuven Vorming, voelde zich op 17 september 2018 op de VRT-website
geroepen om de niveaudaling voor begrijpend lezen e.d. te weerleggen. Hij
stelde: Studenten komen vandaag met een
andere bagage het hoger onderwijs binnen. Ze zijn zeer goed in zoekoperaties,
ze zijn meer oplossingsgericht en ze zijn creatiever in hun aanpak. Ik ben
ervan overtuigd 200 procent - dat ze niet alleen met een andere maar ook met
meer bagage binnenkomen dan vroeger.
Voor het eerst lijkt CEGO nu de niveaudaling
niet meer te ontkennen en gewaagt Heylen zelfs van een blijvende dalende trend. Maar voor de tekorten in het
kleuteronderwijs en voor de daling van het niveau in het lager onderwijs is
CEGO volgens hem geenszins mede-verantwoordelijk.
Integendeel. En als remedie stelt Heylen voor om nog meer aandacht te schenken
aan het welbevinden.
4.2
Heylen: Over minder of net meer welbevinden?
Heylen: De onderzoeken van TIMMS zijn
gepubliceerd en zorgen voor heel wat onrust. Door de blijvende dalende trend in
de resultaten voor zowel wiskunde als wetenschappen dreigt Vlaanderen zijn
positie in de topgroep verloren te zien gaan Bij begrijpend lezen was dat ook
al zo (Pisa 2018). En dus gaat het hele
onderwijslandschap op de schop. Net als
twee jaren geleden wordt in allerlei media een beschuldigende vinger opgestoken
naar het feit dat Vlaanderen te veel zou bezig zijn met welbevinden, met het
prettig maken van de lessen en niet met de essentie van het onderwijsverhaal.
Er wordt te veel ingezet op welbevinden en de slinger zou doorgeslagen zijn. Maar waarom mag het leren niet prettig zijn?
Wat kan je in godsnaam hebben tegen kinderen die graag leren?
Welbevinden draait om het realiseren van je
basisbehoeften. Kinderen in de basisschool laten bezig zijn met welbevinden
zorgt dat ze veel beter gewapend zijn in het leven als ze geconfronteerd worden
met problemen: ze zijn weerbaarder en veerkrachtiger Werken aan een positief
zelfbeeld, aan positieve relaties, aan een positieve mindset bereidt hen beter
voor op een succesvol leven.
Vanuit Cego pleiten we ook voor een hoge
betrokkenheid. Betrokkenheid gaat over intens bezig zijn met wat geleerd wordt,
opgeslorpt raken, geconcentreerd en gefocust zijn en opgaan in de opdracht
waarbij de tijd uit het oog wordt verloren. Uit onderzoek weten we dat hoge
betrokkenheid betere leerresultaten
voorspelt dan lage betrokkenheid. Het gaat er erom kinderen van binnenuit aan
te spreken en niet om het leren van de kinderen van buitenaf te
sture : hun krachten aan te spreken, hen te helpen bij het realiseren van hun
basisbehoeften en dus heel dicht bij hun beleving te staan.
Het gaat om het kunnen inschatten en
aanvoelen wat ze willen en wat hen boeit om dichter te kunnen aanleunen bij hun
intrinsieke motivatie en hun exploratiedrang. Ook kunnen inschatten in welke
mindset ze zitten om deze te kunnen beïnvloeden naar een growth mindset.
Moeten we ons altijd richten op wat een
kind wil? Is leren dan niet kinderen
verplichten om zaken door te nemen die ze niet graag doen?
Laat ons in deze
discussie heel duidelijk zijn: als we volwassenen (inclusief leerkrachten)
verplichten iets tegen hun zin te doen
is het rendement bijzonder laag. Het is geen efficiënte strategie. Dat was het
ook niet in het verleden (ook al doen sommige voorstanders daar wat romantisch
over bij hun terugblik naar hun eigen schooltijd).In elk geval is het
belangrijk dat kinderen leren stilstaan bij wat ze willen.
Wat
moet er gedaan worden?
Er zijn in Vlaanderen meer leerlingen die
wiskunde niet leuk vinden (28%) en minder leerlingen die wiskunde heel leuk
vinden (33%) dan in de andere Europese landen. Hoe kunnen we hen meer motiveren
voor het vak? Hoe spreken we hun growth
mindset aan voor deze vakken? De leerkracht maakt het verschil en dus is
inzetten op professionalisering een uiterst belangrijke topic binnen het
onderwijslandschap. Elk bedrijf in Vlaanderen is verplicht vijf volle werkdagen
te reserveren voor de professionalisering van zijn werknemers. Voor onderwijs
gelden andere regels.. Op dit vlak is er
nog veel werk aan de winkel en kan/moet de overheid hier meer in investeren.
5 Kleuterschoolcampagne Onderwijskrant
De voorbije jaren voerden we met
Onderwijskrant een kleuteronderwijscampagne in de context van de nieuwe
eindtermen en leerplannen (zie o.a. Onderwijskrant nr. 176 & nr. 181). We stelden dat we de nieuwe leerplannen
moesten aangrijpen om ons kleuteronderwijs grondig bij te sturen - en dat we
precies daar een grote vooruitgang inzake GOK, aanpak van de taalproblemen e.d.
konden boeken. Groot was onze ontgoocheling
toen we vaststelden dat de ZILL-onderwijsvisie van de koepel van het katholiek
onderwijs stelde dat we voortaan ook in het lager onderwijs meer het zgn.
ontwikkelend leren moesten van de
kleuterschool moesten volgen i, en toen we merkten dat ZILL nog steeds dezelfde visie op het
kleuteronderwijs propageerde als in het ontwikkelingsplan-1998.
In 1968 lazen we al een publicatie waarin het
kindertuin- of (cf. EGKO) scherp bekritiseerd werd door de professoren Engelman,
Ausubel, Sullivan, Reidford, (in: P.
Reidford, ed., Psychology and the Early
Childhood Education', 1966, Ontario Institute for Studies in Education). Ik
verwees er al naar in mijn scriptie over Piaget uit 1969. Uit tal van studies blijkt dat de
kindvolgende en ontwikkelingsgerichte aanpak minder effectief is in
vergelijking met zgn. uitgebalanceerde aanpakken, een mengeling van
kindgerichte en aanbodgerichte activiteiten. Zon aanpak bevordert meer de
taal- en woordenschatontwikkeling, het beginnend lezen en rekenen ..., maar
tegelijk ook attitudes die belangrijk zijn voor de schoolrijpheid:
concentratie- en doorzettingsvermogen, aandachtig leren luisteren, gerichtheid
op de leerkracht en op de medeleerlingen, ...
De Nederlandse onderzoeker P.L. Slot concludeerde: Onze reviewstudie van 32 verschillende
interventiestudies met kinderen tussen drie en vijf jaar oud hebben aangetoond
dat curricula gericht op taal, ontluikende geletterdheid en gecijferdheid een
positief effect hebben op leerresultaten in de betreffende domeinen en op de
leerresultaten in het eerste leerjaar.
Vooral ook kinderen die het risico lopen op een achterstand hebben veel
baat bij een meer uitgebalanceerd aanbod
van activiteiten. Ook voor het bevorderen van de aandachtsfunctie en andere
executieve functies geldt dat vooral ook dat soort kinderen sterk blijken te
profiteren van het gestuurd aanbod van activiteiten i.v.m.
woorden-schatontwikkeling ontluikende gecijferdheid & geletterdheid.
We lezen in dit verband ook: De grootschalige en invloedrijke
EPPSE-studie in Engeland concludeerde: De kwaliteit van het curriculumaanbod
gericht op ontluikende geletterdheid en gecijferdheid bleek een belangrijke
voorspeller van leeruitkomsten, zowel op de korte termijn, in de vorm van
betere pre-academische vaardigheden bij aanvang van de lagere school als op de langere termijn in termen van betere
schoolprestaties op 11-jarige leeftijd ((Sylva et al., 2006 & 2011)/ In Engeland wordt momenteel veel aandacht besteed aan
schoolrijpheid, aan de ontwikkeling van pre-academische vaardigheden. Naarmate
de kinderen ouder worden verschuift de aandacht dus naar specifieke
leerdomeinen (geletterdheid, rekenen, begrip van de wereld). Onderzoek uit Duitsland laat zien dat meer aandacht
voor ontluikende gecijferdheid een positief
effect heeft op de rekenvaardigheid op 7-jarige leeftijd (Anders et al.,
2013). Verder bleek de implementatie van een curriculum gericht op taal, ontluikende
geletterdheid en gecijferdheid, wetenschap en technologie positieve effecten te
hebben op de taal- en rekenvaardigheden op 8-jarige leeftijd (Roßbach, Sechtig,
& Freund, 2010; Sechtig, Freund, Roßbach, & Anders, 2012).
Slot: Uit
onze studie blijkt eveneens dat Nederlandse ouders het voor kinderen vanaf drie
jaar belangrijk vinden dat er ook aandacht is voor de ontwikkeling van
pre-academische vaardigheden, zoals ontluikende geletterdheid en gecijferdheid.
Ze vragen ook aandacht voor algemene leervaardigheden, zoals het uiten van
ideeën, vragen stellen, plannen, en nadenken over de omgeving/wereld,
bevorderen van concentratie en doorzettingsvermogen: de zogenaamde soft skills.. Overigens blijken
lager opgeleide ouders en ouders met een andere culturele achtergrond dan het
land waar zij wonen meer waarde te hechten aan pre-academische vaardigheden
vergeleken met hoger opgeleide
ouders. Vergeleken met ouders hechtten
pedagogische medewerkers die met kinderen werken minder belang aan
pre-academische vaardigheden. Er lijkt dus sprake te zijn van een kleine
incongruentie in wat ouders verwachten en verlangen en wat pedagogisch medewerkers
belangrijk vinden in wat zij de kinderen aanbieden. (In: Kennisdossier BKK het jonge kind- Bureau Kwaliteit
Kinderopvang - zie Internet) Slot merkt ook nog op: Het raamwerk/curriculum van van Mecklenburg-Vorpommern telt maar
liefst 296 paginas.
Dat Vlaamse leerlingen minder voorbereid zijn
op het lager onderwijs dan in Nederland, Frankrijk, Engeland, Noord-Ierland,
Oost-Aziatische landen
is vooral een gevolg van de nefaste invloed sinds 1976
van prof. Ferre Laevens en zijn ervaringsgericht kleuteronderwijs. Een
basisstelling van Laevers luidde immers: Een
kleuter kan evengoed schoolrijp, leesrijp en rekenrijp worden door het spelen met poppen dan door gerichte
activiteiten met letters, cijfers ... Er was geen nood aan aanbodgerichte
en leerkracht-gestuurde activiteiten voor het woordenschatonderwijs, voor
voorbereidend lezen, rekenen
Laevers en CEGO verwachtten al te veel heil van vrij spel en vrij
initiatief van de kleuters.
Ook Slavin en Co pleitten in 2001 tegen het eenzijdige 'child
development'-model' en voor een gebalanceerde én-én aanpak: Balanced
programs are intended to use the best aspects of both
developmental-constructivist and skills-focused approaches. Some of the day is
devoted to whole-class or small-group activities specifically focused on
building language and early reading skills, ... Further, balanced programs are
likely to regularly assess childrens progress and to carefully plan both
teacher-directed and childinitiated activities that contribute to progress
toward specific language and literacy goals. But they also organize
childinitiated activities, activity stations, art, and music. Activities are
likely to be organized in themes, and are likely to provide many opportunities
for make believe,experimentation, and unstructured group play (Slavin, Chambers,
Chamberlain & Hurley 2001).
De EURYDICE-studie van 2009 pleitte eveneens
voor een gebalanceerde aanpak met een dosis aanbodgerichte programmas
(directed curriculum woordenschatontwikkeling, voorbereidend rekenen en lezen,
...), die toeneemt naarmate de kleuters ouder worden (Early Childhood Education
and Care in Europe: Tackling Social and Cultural Inequalities, 2009 ). Er wordt
in die studie ook verwezen naar onderzoek van Spiked e.a. (1998): There is no reason on why an orientation on
emerging school skills using authentic activities in which teachers participate,
cannot go together with a positive socioemotional climate. Het b.v.
incidenteel leren van woordenschat volstaat niet: In general, emphazising
explicit instruction is the best for beginning and for intermediate students
who have limited vocabularies (A. Hunt & David Beglar, Current research
and practice in Teaching Vocabulary, The language teacher, januari 1998.)
Ook in een recente reviewstudie van 32
programmas kwamen Slavin en Co tot een analoge conclusie met betrekking tot
geletterdheid (voorbereidend lezen) en algemene taalontwikkeling: Chambers, B.,
Cheung, A., & Slavin, R. (2015), Literacy
and language outcomes of balanced and developmental approaches to early
childhood education: A systematic review (zie Internet). De onderzoekers stelden vast dat bij een meer
gerichte/ gebalanceerde aanpak kleuters beter scoren op metingen van beginnende
geletterdheid (klankbewustzijn & letterkennis) en eveneens voor mondelinge
taalontwikkeling dan bij een ontwikkelingsgerichte. De kleuters die een gebalanceerd
model gevolgd hadden, waren dus ook beter voorbereid op leren lezen en hun
mondelinge taalvaardigheid was ook beter: Early
childhood programs that have a balance of skill-focused and child-initiated
activities programs had significant evidence of positive literacy and language
outcomes at the end of preschool and on
kindergarten follow-up measures. Effects were smaller and not statistically
significant for developmental-constructivist programs. Een andere
onderzoeksconclusie luidt: Childcentred education
turns children away from the teacher both physically and metaphorically. If
they are spending most of their time in groups speaking to each other, they are
being denied the opportunity to learn new vocabulary and correct pronunciation
from the one person in the class who may have a better command of the English
language." De leerkracht als
taalmodel is uiteraard ook uiterst belangrijk binnen NT2-onderwijs. Het
volstaat dus niet dat de leerlingen veel
optrekken met elkaar en met elkaar spelen en spreken in groepjes - en vaak ook
in een lawaaierige omgeving. Het taalmodel van de leerkracht is uiteraard ook heel belangrijk bij NT2.
De meer gerichte en geleide activiteiten
bevorderen ook meer de executieve functies. We vermelden tenslotte nog de
studie: Learning in complex environments:
the effects of background speech on early word learning (McMillan, B.,
& Saffran, J. R. (2016). Child Development, 87(6), 1841-1855). Kleuters hebben volgens die studie moeite om
taal te verwerken in een rumoerige situatie. Achtergrondlawaai hindert kinderen
om nieuwe woorden te verwerven. Dit lijkt ons nogal evident. We begrijpen dan
ook niet dat in sommige kleuterscholen leerlingen uit 2 of 3 klasjes in 1 grote
ruimte werden samengebracht.
Vlaanderen bengelt bijna helemaal onderaan de
rangordening wat de voorbereiding van haar leerlingen op het eerste leerjaar
betreft. Het Vlaamse ontwikkelingsplan voor het kleuteronderwijs verwacht
opvallend minder van de kinderen op het einde van de kleuterschool dan in de meeste
landen, dan in Frankrijk en in het huidige Engeland, ... maar ook minder dan
bij de Noorderburen.
|