40 jaar strijd tegen aantasting van de kwaliteit van de
lerarenopleidingen door veelal nefaste hervormingen:
deel 6 Minister Hilde Crevits: 2014-2019
Instaptoets voor leerkrachten. basisond. & regentaat ,
universitaire masteropleiding ba.o. Instaptoets voor studenten
Instaptoets
Vanaf 2018 werd voor de geïntegreerde lerarenopleidingen een
verplichte instaptoets ingevoerd. Voor de bacheloropleiding lager onderwijs
gaat het om Nederlands (60 min.), Studievaardigheden en motivatietest (15
min.), Frans (90 min.) & Wiskunde (45 min.) Voor regentaatsstudenten
betreft het: Nederlands (60 min.) Studievaardigheden en motivatietest (15 min.)
Het is de bedoeling dat minder studenten afvallen tijdens de opleiding.
Minister Crevits en co hopen dat zo de opleidingen
aantrekkelijker zullen worden voor sterkere studenten.
Zelf vrees ik eerder voor het
omgekeerde: sterkere studenten die twijfelen tussen een lerarenopleiding en een
opleiding maatschappelijk werk, zullen wellicht voor die laatste kiezen omdat
daarvoor geen instaptoets wordt vereist.
Vanaf eerste jaar universitaire lerarenopleiding: educatieve
master wiskunde, enz.
Voor de universitaire lerarenopleiding daagden er al te
weinig kandidaten op. Daar wilden minister Crevits en co aan verhelpen. Vanaf
september 2019 kan je voortaan aan de universiteit als student al vanaf het
eerste jaar kiezen om leraar te worden voor je studiedomein. Voorheen kon men
de universitaire lerarenopleiding voor wiskunde b.v. pas na de masteropleiding
volgen. Vanaf 2019 kan men al vanaf het eerste jaar kiezen om enkele pedagogische
en didactische vakken te volgen. Na drie jaar kan men dan bewust opteren voor
een zogenaamde educatieve master wiskunde en afstuderen als leraar wiskunde
voor de hogere jaren in het middelbaar onderwijs. Ik stel vast dat er al bij al
niet zoveel kandidaten zijn voor zon opleiding
en dat studenten vaak die pedagogische vakken niet zo interessant vinden. We
zijn ook benieuwd hoeveel er na 3 jaar uiteindelijk zullen kiezen voor de
educatieve master.
Masteropleiding voor basisonderwijs - 2 vormen
In het Biesta-evaluatierapport over de lerarenopleidingen
van 2013 wees die evaluatiecommissie nog een vermastering van de studies voor
onderwijzer en regent af. Ook Dirk Van Damme
(OESO) liet weten dat hij geen heil verwachtte van een masteropleiding
voor onderwijzers en regenten.
De Christelijke Onderwijsvakbond(COV) en de katholieke
onderwijskoepel lanceerden in maart 2017 een voorstel voor een masteropleiding
voor de leraren basisonderwijs: een volledig universitaire opleiding en
anderzijds een masteropleiding na de gewone geïntegreerde bacheloropleiding.
De pleitbezorgers beweren dat dergelijke masters de
kwaliteit van het onderwijs zullen versterken en het beroep aantrekkelijker
zullen maken. Het COV en Katholiek Onderwijs Vlaanderen benadrukten dat zo'n master inzetbaar moet zijn in alle leergebieden en alle
leerjaren van het basisonderwijs (lager én kleuter dus) - en vertrouwd met de
geïntegreerde aanpak in het basisonderwijs. Academisch opgeleide masters kunnen
volgens hen de onderwijskwaliteit verhogen: door het analyseren en
interpreteren van data, het vertalen van onderzoek naar schoolpraktijk, het
bouwen van bruggen tussen onderzoek en praktijk, het introduceren van nieuwe
wetenschappelijke inzichten in de school, en het verdiepen van leergebieden.
Ze voorzien twee opleidingstrajecten, die telkens eenzelfde
studieduur omvatten en die volgens hen vergoed moeten worden volgens de
salarisschaal 501 van leraar-licentiaat.
(1) Academische bachelors pedagogische wetenschappen (en
aanverwante disciplines) kunnen rechtstreeks instromen in een educatieve
masteropleiding basisonderwijs van 120 studiepunten, die hen specifiek
voorbereidt om als leraar in het basisonderwijs aan de slag te gaan. Ik geloof
niet dat velen die keuze zullen maken.
(2) Professionele bachelors kleuter- en lager onderwijs
kunnen achteraf een masteropleiding basisonderwijs volgen: een schakelprogramma
van 60 studiepunten dat hen toegang geeft tot een masterprogramma van eveneens
60 studiepunten, waarin ze hun kennis en vaardigheden als leraar academisch
verbreden en verdiepen. Dit soort vermastering bestaat in zekere zin al enkele
jaren.
Ook de Algemene Raad van de VLOR pleit voor masters, maar
verbindt hier voorwaarden aan, o.a. ook een hogere verloning (advies 23
november 2017). ACOD-Onderwijs en VSOA-Onderwijs stellen: 'De hogescholen zijn perfect in staat om in drie jaar
onderwijzers en kleuteronderwijzers te vormen die over alle competenties
beschikken die nodig zijn om het als professional waar te maken in een
dagelijkse klaspraktijk'. De Vereniging van Vlaamse
Leerkrachten (VVL) sprak zich al eind 2011 uit tegen een vermastering (zie
bijlage 1).
Zelf verwacht ik weinig heil van de volledig academisch gevormde
masters, en van de combinatieprofessionele bachelor en academische master.
(1) Dit zou m.i. vooreerst leiden tot nog minder i.p.v. meer
kandidaat-leerkrachten. Weinig universitaire studenten zullen na hun bachelor
zon educatieve master kiezen. De
leerkrachten die na hun opleiding nog een masteropleiding volgden, fungeren
meestal als gewone leerkrachten, maar vinden dit vaak frustrerend. Als die een
andere taak moeten krijgen, dan hebben we nog minder leerkrachten om les te
geven.
(2) Problemen met twee soorten onderwijzers &
verloningen voor hetzelfde werk. We krijgen dan ook onderwaardering voor de
gewone opleiding, en dit leidt tot minder kandidaten. En wie zal al die extra
uitgaven betalen?
(3) Men houdt ook geen rekening met de nefaste gevolgen van
het universitair maken van de Franse lerarenopleidingen vanaf 1989: een enorme
niveaudaling en vervreemding van de klaspraktijk. Het zijn toch ook in
Vlaanderen vooral de onderwijskundigen en universitaire lerarenopleiders die
uitpakten met pedagogische hypes die tot een niveaudaling leidden.
Minister Crevits beloofde in 2017 dat ze inhoudelijk werk
wou maken van zo'n educatieve master voor het basisonderwijs, maar wou met de
sociale partners nog spreken over vragen zoals: "Hoe verloon je die master
in het basisonderwijs? En wat dan met de master die nu al in de eerste graad
van het secundair onderwijs werkt?", enz.
Besluiten op reeks bijdragen over evolutie van de
leraren-opleidingen
Ik maak me al bijna 40 jaar grote zorgen over de vele
hervormingen die bijna steeds een nefaste invloed hadden op de evolutie van
onze lerarenopleidingen. Gelukkig konden we samen met anderen via de nodige
strijd tegen hervormingsplannen en via lippendienst een en ander voorkomen of
milderen.
Jammer genoeg leidden de vele hervormingen toch tot een
aantasting van de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Andere hervormingen
maakten het beroep van onderwijzer en regent minder aantrekkelijk. Dit alles
leidde mede tot een daling van het aantal kandidaat-studenten en tot het
lerarentekort van de voorbije jaren. Dit ging ook gepaard met een daling van de
rekrutering van sterkere studenten.
Met de tweejarige opleiding (1970-1986) leidden we leraren
op die later met hun leerlingen wereldtopscores bereikten. In geval van nood zou
zo'n opleiding voor geselecteerde &
gemotiveerde studenten een oplossing kunnen bieden & aantrekkelijk zijn
vooral ook voor sterkere studenten. In de jaren 1960 was er overigens al eens
een eenjarige (nood-) opleiding.
Uit het verhaal over het lot van de lerarenopleidingen
kunnen we ook veel leren omtrent wat er zoal mank loopt in ons onderwijsbeleid,
in de beleidsadvisering en in de beleidsevaluatie
Bijlage 1 VVS (Vereniging Vlaams Leerkrachten) 15 december
2011 Standpunt tegen vermastering lerarenopleiding
Het spreekt voor zich dat een vermastering van de initiële
lerarenopleiding tal van consequenties heeft voor de studenten. VVS is voor een
kwaliteitsverhoging van de lerarenopleiding en wil hier vervolgens ook
constructief aan meewerken. De vermasterde lerarenopleiding is echter geen
oplossing is voor de problemen die Minister Smet meent op te merken.
VVS betwijfelt of een vermastering de beoogde
kwaliteitsverhoging zal meebrengen.
1) PERCEPTIEPROBLEEM
Meer en meer opleidingen worden momenteel omgevormd naar een
masteropleiding, dit past binnen het perceptieprobleem waarmee de huidige
maatschappij momenteel te kampen heeft. Steeds meer en meer wordt er gestreefd
naar het behalen van een masteropleiding. Dit heeft als gevolg dat studenten
binnen een professionele opleiding en haar alumni ondergewaardeerd worden.
Hierbij wordt er vergeten dat een professionele bachelor een volwaardig diploma
bezit en perfect een job kan beoefenen.
Het profiel tussen een professionele en een academische
opleiding is verschillend, maar dat is net een grote meerwaarde. De
lerarenopleiding is momenteel een professioneel gerichte opleiding omdat de
opleiding een zeer grote focus heeft op de praktijk van het lesgeven. Tijdens
deze opleiding komt een student in contact komen met enerzijds de theoretische
achtergrond die hij of zij nodig heeft om in het onderwijs te staan en
anderzijds de
1 Guy Tegenbos, Toekomstige leraars moeten jaar langer
studeren, woensdag 26 oktober 2011.(http://www.nieuwsblad.be/article/detail.aspx...)
2 praktische ervaring.
Het belang van deze praktische ervaring mag niet onderschat
worden, zonder leerkrachten die didactisch sterk onderbouwd zijn, zal er
immers geen kwaliteitsvol onderwijs zijn.
2) BUDGETTAIRE KOST
Wanneer de opleiding tot professionele bachelor in het
onderwijs zou vermasteren, betekent dit dat studenten minstenseen jaar extra
zullen studeren. Dat zorgt voor een stijgende kost aangezien er immers tal van
extra studenten hun onderkomen moeten vinden in deze instellingen, instellingen
die nu al kampen met een capaciteitsprobleem.3
Ook zullen studenten een jaar langer inschrijvingsgelden
moeten betalen. Hiernaast zijn er ook nog de sociale voorzieningen waarover zal
moeten nagedacht worden, ook deze zullen moeten extra middelen moeten krijgen.
Naast deze sociale gevolgen voor de student, zijn er ook
maatschappelijke kosten aan een vermastering verbonden. De overheid zal het
extra jaar immers moeten financieren. Wanneer er geen extra financiële middelen
voorzien worden, zal het verhogen van de kwaliteit van de opleiding zeer
moeilijk worden.
3) HIERNAAST ZAL NIET ALLEEN DE HERVORMING VAN DE OPLEIDING
VOOR EXTRA KOSTEN
ZORGEN. WANNEER DE AFGESTUDEERDE LEERKRACHTEN NADIEN WORDEN
AANGENOMEN, MOETEN ZIJ VERGOED WORDEN OP MASTERNIVEAU. DIT ZAL VOOR EEN GROTE
MEERKOSTZORGEN BIJ DE OVERHEID.KWALITEITSBEVORDERING
4 Onze pas afgestudeerde leerkrachten zijn zowel inhoudelijk
als didactisch zeer onderbouwd.
VVS stelt zich dan ook de vraag wat men de leerkrachten in
dit extra masterjaar, zal laten doen. Wanneer men deze voornamelijk meer stage
zal laten volgen zal men met een nog groter tekort van stageplaatsen kampen.
Uiteraard kan men de dit extra jaar ook inhoudelijk
invullen. De vraag is echter of dit een grote meerwaarde zal hebben voor de
studenten en of dit zich vervolgens ook zal uiten door middel van een
kwaliteitsverbetering op de werkvloer. Voor VVS moet de lerarenopleiding sterk
praktijkgeoriënteerd blijven.
De weg die je aflegt tot het behalen van je diploma van
bachelor in het onderwijs is immers nog maar de eerste fase van je opleiding
tot leerkracht, de tweede vangt aan bij de start van je loopbaan en eindigt bij
het einde ervan. Leerkracht zijn leer je uit ervaring, het is een beroep dat
zeer maatschappij-verbonden is en dat jaarlijks veranderd en evolueert.
Voornamelijk de eerste jaren zijn moeilijk vormen een uitdaging voor veel
beginnende leerkrachten doordat ze nog onvoldoende over ervaring beschikken.
Tijdens deze periode zou men echter wel aan kwaliteitsbevordering kunnen doen
door deze leerkrachten meer te ondersteunen.6
VVS pleit er voor eerst de evaluatie van de lerarenopleiding
te finaliseren voor structurele ingrepen te doen. Er moet met andere woorden
zicht gekregen worden of het kwaliteitsprobleem zich effectief stelt
(cijfergegevens ontbreken) en indien dat zou zijn, in welke mate.
De lerarenopleiding heeft door de jaren heen te kampen gehad
met een imagoprobleem. Vroeger hadden leerkrachten een hoge maatschappelijke
status. Momenteel zijn leerkrachten deze rol verloren, dit onder andere doordat
de ouders van de huidige kleuters en leerlingen even hoog of hoger geschoold
zijn. Door dit verzwakte imago zouden de studenten minder kiezen voor een
opleiding tot bachelor in het onderwijs. Als oplossing hiervoor ziet minister
Smet vervolgens de vermastering van de lerarenopleiding. Wanneer de
lerarenopleiding immers een masteropleiding zou zijn, zouden de leerkrachten
over het algemeen hoger of gelijk geschoold zijn met de ouders van de kleuters
en leerlingen.
Het lijkt VVS echter vreemd om het rekruteringsprobleem aan
te pakken door programmawijziging. Het zou echter beter zijn wanneer de
overheid tijd en middelen zou steken in een zoektocht naar een oplossing voor
een onderwaardering van de professionele bachelors.
Wanneer men kiest voor een beroep als leerkracht is dit vaak
omdat men op een zeer praktische manier met theorie wil bezig zijn en omdat men
leerlingen informatie wil bijbrengen. Het zou vreemd zijn om aan dergelijk
praktisch beroep een zeer theoretische opleiding te koppelen. Op deze manier
representeert de inhoud van de opleiding deze van het beroepsleven amper. Dit
zou ten allen tijde moeten vermeden worden. Het onderwijs heeft immers
voornamelijk nood aan gepassioneerde lesgevers, niet aan theoretici voor de
klas.
De problematiek betreffende de rekrutering van leerkrachten
ligt vervolgens dus niet aan de inhoud van de opleiding, maar aan de blijvend
verminderende waardering voor de leerkracht. De verminderende waardering van de
leerkracht is echter niet de enige oorzaak van het tekort aanleerkrachten. Het
is echter ook zo dat veel leerkrachten de eerste jaren problemen ondervinden
bij het vinden van een vaste job. De leerkrachten moeten vaak van de ene
interimbetrekking naar de andere gaan. Dit schrikt veel afgestudeerden af
waardoor ze kiezen voor een vast beroep binnen een andere sector, met een
leerkrachtentekort tot gevolg.
5) INTERNATIONALE VERGELIJKBAARHEID.
Ook de internationale vergelijkbaarheid vormt een argument
tot het omvormen van de opleiding professionele bachelor in het onderwijs tot
een masteropleiding. Wanneer deze opleiding in Vlaanderen zou hervormd worden
zou ze immers op hetzelfde niveau terecht komen van deze in het buitenland.
Hier dient echter een kanttekening bij gemaakt te worden. Het is inderdaad in
een tal van andere landen de opleiding tot leerkracht vier of zelfs vijf jaar
bedraagt, maar soms is het in deze landen zo dat het secundair onderwijs er
geen zes jaar bedraagt.
Bijvoorbeeld: In Nederland duurt de opleiding tot
onderwijzer vier jaar. Wanneer het traject van kleuter tot en met afgestudeerde
van het secundair onderwijs zonder problemen verloopt beginnen ze aan de
opleiding tot leerkracht in het jaar waarin ze 17 worden. In Vlaanderen
daarentegen duurt de opleiding tot onderwijzer drie jaar maar wordt aangevangen
in het jaar dat de student 18 wordt, dit uiteraard op voorwaarde dat het
voorafgaande traject vlot verloopt.
Dit verschil binnen de onderwijssystemen kan ervoor zorgen
dat er bij de internationale vergelijkbaarheid van de opleidingen te kort door
de bocht gegaan wordt. Andere contexten waar ook rekening mee gehouden dient te
worden zijn:
- niveau van het secundair onderwijs, - status van het
beroep, - salaris, - soorten leraars, - vereist aanvangsniveau, - in de meeste
landen van Europa is er weinig of geen systematisch kleuteronderwijs. Het gaat
vaak om vormen van (betalende) kinderopvang, ressorterend onder een ministerie
van bv. sociale zaken.
-----------
Bijlage 2
In de Visietekst Leraar en Lerarenopleiding 2025 van 15 juni
2015 formuleerde de Associatie KULeuven tal van verregaande en dure
voorstellen.
Inzake leerkrachten voor het basisonderwijs voorzien zij
naast gewone leerkrachten ook nog tal van anders-opgeleide ondersteuners:
* professionele bachelors in onderwijs die (tijdens hun
lerarenloopbaan) via een promotietraject aan een universiteit een academisch
masterdiploma hebben behaald
*masters in de pedagogische wetenschappen, orthopedagogiek,
informatica, logopedie, ... of andere vakinhoudelijke expertises (bv. taal- en
letterkunde, lichamelijke opvoeding, fysica
)
die, afhankelijk van de noden van de school, worden ingezet als ondersteuners
binnen de schoolcontext op het vlak van beleidsvoering, begeleiding van
onderwijsinnovaties en onderzoekend handelen, ondersteuning van vakwerkgroepen
en professionele leergemeenschappen, zorgverbreding, enz., of als bijzondere
leermeestersom specifieke vakken/leergebieden te verzorgen (bv. Frans,
wetenschappen, technologische opvoeding, godsdienst, moraalwetenschappen,
lichamelijke opvoeding).
De lerarenopleiding in 2025
De initiële opleiding van de leraar, het loopbaanverloop, de
professionele ontwikkeling en de statuten van de leraar dienen coherent en
gelijktijdig ontwikkeld te worden. Hieronder formuleren we enkele belangrijke
uitdagingen voor de vormgeving van de toekomstige lerarenopleiding.
Een lerarenopleiding op 3 kwalificatieniveaus
Om bovenstaande uitdagingen aan te gaan, is een
kwaliteitsvolle lerarenopleiding essentieel. Een eerste, noodzakelijke, stap is
het inschalen van de (specifieke) lerarenopleidingen in de Vlaamse
kwalificatiestructuur. Het vastleggen van de kwalificatieniveaus van alle
lerarenopleidingen is immers een noodzakelijke voorwaarde om het leraarschap
ernstig te nemen. Ook voor de buitenlandse erkenning van het Vlaamse diploma
van leraar is een duidelijk kwalificatieniveau van belang. We moeten af van een
onaantrekkelijk diploma van onduidelijk niveau dat buiten de Vlaamse
kwalificatiestructuur staat. Om de hoogste kwaliteit in de lerarenopleiding te
bereiken, moet deze aansluiten bij het niveau van de basisopleiding. We moeten
dus op onderwijskwalificatie focussen en niet op beroepskwalificatie. Er worden
daarom drie soorten lerarenopleidingen onderscheiden:
Een specifieke lerarenopleiding op niveau 5 (voor wie
enkel beschikt over een diploma secundaironderwijs) in de hogescholen;
Een professionele lerarenopleiding op niveau 6 (voor
bachelors) in de hogescholen;
Een academische lerarenopleiding op niveau 7 (voor
masters) in de universiteiten en de Schools of arts.
Op elk van deze niveaus wordt samenwerking met CVOs gefaciliteerd. Zowel op niveau 6 als op niveau 7 bestaan
twee varianten, namelijk een aansluitende specifieke lerarenopleiding en een geïntegreerde lerarenopleiding. Op niveau 6 betekent dit:
Een geïntegreerde lerarenopleiding: 180 sp, met zowel
vakinhoudelijke, vakdidactische als
pedagogisch/onderwijskundige vorming (de huidige BAKO, BALO
en BASO opleidingen). Afhankelijkvan de plannen m.b.t. de hervorming van LO en
SO kan de BASO eventueel omgevormd worden tot een opleiding voor leraren in
3egraad LO en 1e graad SO.
Voor houders van een diploma van een vakgespecialiseerde
professionele of academischebacheloropleiding richten de hogescholen een
verkorte bachelor in, of een aansluitende SLO van 60 sp. Er zijn ook verkorte
trajecten waarmee professionele bachelors worden opgeleid voor het lesgeven in
een ander onderwijsniveau (bv. van BASO naar BALO). Voor het SLO-traject voor
academische bachelors wordt samengewerkt met de universiteiten.
Op niveau 7 betekent dit:
Een geïntegreerde lerarenopleiding: gedeeltelijke of
volledige integratie van de SLO-opleidingsonderdelen (60 sp) in de academische
basisopleiding, waar mogelijk voor de discipline inde vorm van een educatieve master (zie 4.4).
Een aansluitende SLO van 60 sp voor houders van een
diploma van een vakgespecialiseerde masteropleiding, georganiseerd door
universiteiten en schools of arts.
Om houders van een masterdiploma optimaal voor te bereiden
op hun opdracht als (vak)leraar, moeten zij hun lerarenopleiding volgen op
masterniveau, binnen de universiteiten of de schools of arts. Het is binnen de
context van een onderzoeksinstelling dat een student zijn of haar
vakinhoudelijke competenties op het masterniveau kan koppelen aan de inzichten
en onderzoekende houding die binnen een academische lerarenopleiding horen. CVOs die trajecten voor leraren met een master-achtergrond willen
aanbieden, doen dat in samenwerking met een universiteit, in een opleiding die
leidt tot een academisch diploma van
.2. Een hoogstaande opleiding
De lerarenopleiding moet gemotiveerde en geëngageerde
studenten aantrekken. Het gaat daarbij zowel over generatiestudenten als over
zij-instromers. In een oriëntatieproces, dat begint in het secundair onderwijs,
worden niet enkel vaardigheden getest, maar wordt ook gepeild naar de motivatie
om voor de opleiding te kiezen. De opleiding realiseert de basiscompetenties,
maar is meer dan het louter aanleren van technische kennis en vaardigheden. Het
gedrag van leraren wordt immers in grotere mate bepaald door hun identiteit dan
door hun competenties. In de opleidingsdidactiek moeten daarom reflectie en
onderzoek centraal staan, opdat de competenties beter zouden aansluiten bij het
professionele zelfbeeld van toekomstige leraren . Door het disciplinaire future
self van de studenten aan te spreken en uit te dagen kunnen de opleidingen hen
stimuleren tot diepgaand leren (Gosselink & Pollefeyt, 2014). Bij die
identiteitsontwikkeling staat het bovengenoemde profiel van leraar (zie paragraaf
2) centraal en wordt rekening gehouden met de achtergrond van de verschillende
studenten.
Alle lerarenopleidingen worden gekenmerkt door
praktijkgerichte onderzoeksvaardigheden (aangepast aan het kwalificatieniveau),
een continue synergie tussen theorie en praktijk (stage), een intensieve
stagebegeleiding, een balans tussen vakspecifieke en generieke competenties,
het ontwikkelen van een zorghouding, het verstrekken van feedback en een
directe dialoog tussen student en begeleiders. Bijzondere aandacht gaat er naar
het ontwikkelen van een bewustzijn rond socio-culturele diversiteit, dat
betrekking heeft op het leren in diversiteit en het leren voor diversiteit
(Wouters e.a., 2014), bijvoorbeeld via (verplichte) stageopdrachten waarbij
studenten ondergedompeld worden in de leefwereld van specifieke doelgroepen.
In academische en professionele lerarenopleidingen zijn
opzet en inhouden van het curriculum gebaseerd op (inter)nationaal en recent
onderzoek, waaraan de eigen lerarenopleiders actief deelnemen. Universiteiten
en hogescholen moeten beschikken over voldoende middelen om (vak)didactisch
onderzoek uit te voeren en studenten hierin in te leiden. Het (vak)didactisch
onderzoek stimuleert en onderbouwt innovatie in vakdidactische methodes die in
de lerarenopleiding worden uitgebouwd, en wordt in de stage ook vertaald naar
praktisch handelen. De studenten worden uitgedaagd om ook zelf de rol van
onderzoekende leraar op zich te nemen.
Binnen de academische lerarenopleiding voor
masters worden keuzetrajecten (theoretische opleidingsonderdelen, oefeningen,
stage) aangeboden waarbij de student zich kan specialiseren in functie van een
onderwijsopdracht in het hoger of volwassenenonderwijs. Op termijn zouden
dergelijke trajecten kunnen uitgroeien tot een heuse opleiding voor docenten,
al mag zij niet in de plaats treden van de interne
professionaliseringsinitiatieven voor startende docenten in het hoger of
volwassenenonderwijs.
|