Mijn opiniebijdrage van 1992 in De Standaard over stemmingmakerij naar aanleiding van OESO-doorlichting & praktijkvervreemding van de vele beleidsbepalers : jammer genoeg een visionair standpunt
Op 28 september 1992, bijna 30 jaar geleden waarschuwde ik in de krant De Standaard voor de toenemende stemmingmakerij tegen ons onderwijs, en voor de praktijkvervreemding van beleidsverantwoordelijken, onderwijsexperts en vrijgestelden.
Opiniebijdrage van 1992
Vlaanderen geeft veel geld uit aan zijn onderwijs, maar boekt geen resultaten die vergelijkbaar zijn met andere landen. Zo ondertitelde de krant De Standaard van 27 september een bericht van Guy Tegenbos over het OESO-rapport over ons onderwijs. De negatieve berichten van de jongste tijd zijn exemplarisch voor de evolutie van de onderwijsberichtgeving. En nu opnieuw klinkt door dat het niveau van ons Vlaams onderwijs en het rendement van de financiële investering vrij laag zijn.
Deze klaagzang is vooral afkomstig van het establishment van de administratie o.l.v. Georges Monard, van onderzoekers en schoolexterne begeleiders. Voor de administratie van Georges Monard fungeert de klaagzang als alibi voor besparingen en zgn. copernicaanse hervormingen; en voor de anderen als een vorm van zelfbediening, als een aanloop om hun eigen verlossende visie of tussenkomst als onderzoeker (onderwijskundige, socioloog ..) of begeleider te bepleiten en te rechtvaardigen.
Zo grepen onlangs ook Georges Monard en Co de recente OESO-doorlichting aan voor hun stemmingmakerij. We betreuren dat de administrateur-generaal van het Vlaams onderwijs,in zijn tv-commentaar op het OESO-rapport van Bottani & Roel In t Veld niet naar de lovende uitspraken van de Nederlandse professor verwees.
Niet louter op basis van cijfers , maar mede via langdurige observatie in scholen kwam de Nederlandse OESO-beoordelaar tot de volgende ronkende conclusies op de recente academische zitting van de Stichting Lodewijk de Raet op 29 mei 1992.
Prof. In 't Veld stelde: In menig opzicht is het Vlaamse onderwijssysteem een zeer geavanceerd systeem. Wat het kwalitatieve eindniveau van het onderwijs betreft - het secundair onderwijs, de twee varianten van het hoger beroepsonderwijs en de universiteit scoort Vlaanderen internationaal heel hoog. Dat lijkt me de fantastische asset van het Vlaams onderwijs.
Ik meen verder dat u ook uitblinkt ten opzichte van moderne landen door toewijding, passie en discipline. Het heeft verder ook tot iets geleid wat ik heel mooi vind, nl. een brede, grote toetreding tot een kwalitatief zeer verantwoord hoger onderwijssysteem: niet minder dan 45% van de Vlaamse jeugd treedt toe tot het hoger onderwijs, dat hoort tot de hoogste percentage van de wereld; het is op het niveau van Japan, het is hoger dan in Nederland.
Het Vlaams onderwijs is tegelijk een vrij kosteneffectief systeem: de nationale onderwijsbesteding ligt op iets meer dan 5% van het nationale inkomen; dat is een vol procent lager dan in Nederland, niettegenstaande alle participatie-percentages niet lager zijn dan in Nederland. In termen van kosten is het Vlaams onderwijs met andere woorden gewoon superieur aan Nederland.
(Monard sprak zich negatief uit over de OESO-doorlichting en Guy Tegenbos schreef in De Standaard: Vlaanderen geeft veel geld uit, maar boekt geen resultaten die vergelijkbaar zijn met andere landen.)
(Ook op het symposium over de OESO-doorlichting van mei 1992 in Wilrijk beluisterden we vooral valse berichten en lamenteerders over het drama van het grote aantal zittenblijvers in de eerste graad s.o. e.d. Volgens de voorzitter van de SERV kwam als gevolg van grote aantal zittenblijvers zelfs ons stelsel van sociale zekerheid in het gedrang. In Onderwijskrant heb ik al regelmatig de tendentieuze cijfers en uitspraken over zittenblijven, schooluitval, leerbedreigde kinderen
ontkracht. (In het OESO-voorrapport Het educatief bestel in België van 1991 schreven Georges Monard, Jan Van Damme
dat er in het eerste jaar s.o. niet minder dan 9% zittenblijves waren; in werkelijkheid waren er 3,3%. En meteen werd geconcludeerd dat onze sterke eerste graad s.o. dringend hervormd moest worden; en dit leidde tot een oeverloos debat over de structuurhervorming van ons s.o.. De verkeerde GOK-gok.)
Ons onderwijs functioneert m.i. nog steeds vrij goed, maar uiteraard is de gezondheidstoestand van het onderwijs steeds voor verbetering vatbaar. Zelf zet ik me b.v. al meer dan 20 jaar in om b.v. kansarmere kinderen meer toereikende leerhulp te bieden.
(Ik werkte b.v. de eenvoudige en directe systeemmethodiek voor het leren lezen uit die nu in de meeste leesmethodes in Vlaanderen en Nederland wordt toegepast. Ik werkte ook eenvoudigere en efficiëntere aanpakken uit voor het leren rekenen, spellen van de werkwoordsvormen,
)
Dit alles belet niet dat ik krachtig protesteer tegen de stemmingmakerij tegen ons degelijk onderwijs, tegen de vele onheilsprofeten en tegen de tovermiddelen waarmee ze de kwalen willen bestrijden, bijvoorbeeld de jaarklassen afschaffen in het lager onderwijs, zittenblijven totaal verbieden of bestraffen, de structuur van onze sterke eerste graad s.o. drastisch hervormen
(Noot. Ik had op een studiedag voor ambtenaren in mei 1992 te Nieuwpoort Monard ook al laten weten dat ik niet akkoord ging met zijn stelling dat enkel Copernicaanse hervormingen van het onderwijs soelaas konden brengen. Ik wees op onze sterke Vlaamse onderwijstraditie en stelde dat ik vreesde voor revolutionaire hervormingsplannen. Ik pleitte er ook tegen het voorstel van Georges Monard, Jan Adé, Jan Van Damme om de lerarenopleidingen te academiseren. Monards antwoord luidde dat het hem verbaasde dat een ex mei-68-er bang was van revoluties.)
Hoe komt het dat er laatste tijd meer onzin over ons onderwijs verspreid wordt dan vroeger het geval was? We wagen ons aan een paar hypotheses.
We vermeldden al de stemmingmakerij van topambtenaren die zich voortaan ook als belangrijke beleidsmakers opstellen, en het grote aantal buitenschoolse hulpverleners/begeleiders die werk zoeken voor de eigen winkel. Denk ook maar aan het groeiend aantal onderzoekers die al te graag met spectaculaire resultaten uitpakken, deels ook omdat het gaat om onderzoek in opdracht van de beleidsmakers en ze deze dan ook het best naar de mond praten.
Het aantal mensen in beleid en administratie én het aantal adviseurs en vrijgestelden allerhande is sterk toegenomen. Op zich is dit niet erg, ware het niet dat het uitsluitend die mensen zijn die elkaar in Brussel in allerhande clubs frequenteren en de spelregels bepalen.
De koof tussen de top en de basis, tussen de vele beleidsbepalers en de veldwerkers is te groot aan het worden. De macht van de idealisten neemt toe en de invloed van de realisten (de veldwerkers) wordt ingeperkt.
Lopen we niet het gevaar dat de bobos, de beleidsmakers, de academische experts & de vrijgestelden, een onderwijsvreemd, eng en gesloten clubje gaan vormen, met clubladen -met klasse- , rapporten voorbehouden voor de leden van het eigen deelparlement en met goede contacten met de media? Als alles aan de top te vriendschappelijk en onder ons binnen het eigen onderwijsparlement bedisseld wordt, zal de kloof de komende jaren nog toenemen.
Het geheel van advisering, administratie, beleid en vernieuwings-establishment dreigt een zelfreferentiële organisatie te worden - los van de beïnvloeding door het onderwijsveld.
Ten slotte nog dit: de media zouden een meer kritische en democratische rol moeten spelen in het onderwijsdebat, onder meer door meer het onderwijsveld aan het woord te laten.
-------------------------
P.S. 1
Ik publiceerde die opiniebijdrage bijna 30 jaar geleden als reactie op de kwakkels in het OESO-voorrapport van Monard en Co van 1991 en op de stemmingmakerij die het veroorzaakte. Zo leidde de taaie zittenblijverskwakkel tot stemmingmakerij tegen onze sterke eerste graad s.o. met zijn opvallend beperkt aantal zittenblijvers en degelijke leerkrachten.
Er werd op basis van die kwakkel ook gesteld dat de leerkrachten-regenten slecht functioneerden en dat het regentaat dringen hervormd moest worden.
Met die zogezegd slecht gevormde leerkrachten de meeste nog uit de 2-jarige lerarenopleiding - behaalden we in TIMSS-1995 een wereldtopscore bij de 10- en 14-jarigen en ook nog jaren later voor TIMSS en PISA. Prof. Ferre Laevers orakelde dat we enkel wiskundige trucjes aanleerden. Kris Van den Branden was destijds ongelukkig met de hoge score voor begrijpend lezen en verzon dat onze leerlingen enkel geheugenvragen konden beantwoorden.
Onze in 1991 al belaagde eerste graad s.o. kon later niet op eerherstel rekenen. Vanaf 2002 verschenen er drastische structuurhervormingsplannen voor de invoering van een brede eerste graad e.d.
P.S.2
Net als rond 1970 kregen we sinds 1989 een opflakkering van de stemmingmakerij tegen het Vlaams onderwijs en dit keer een van lange duur. Wat we als Vlamingen zelf kunnen doen, zullen we ook beter doen, klonk de leuze in 1989. En plots deugde ons onderwijs niet meer en kon volgens het duo Monard- Van den Bossche Kurieren am Symptom geen soelaas meer brengen. Aan de stemmingmakerij sinds 1989 kwam wel geen einde meer. Voor het eerst stuurt de recente beleidsverklaring van een nieuwe regering en nieuwe onderwijsminister aan op een herwaardering van onze sterke Vlaamse onderwijstraditie.
Jammer genoeg is die sterke traditie al stevig aangetast, en zullen we op korte termijn de niveaudaling niet kunnen wegwerken. Zelf vrees ik dat de niveaudaling de komende jaren nog kan en zal toenemen mede als gevolg van de hervorming van de eerste graad s.o., van de revolutionaire onderwijsvisie van de ZILL-leerplanverantwoordelijken, van de pensionering van veel sterke leerkrachten,
En dan hou ik nog geen rekening met de gevolgen van de toename van het lerarentekort. De nieuwe beleidsmakers hebben veel werk voor de boeg maar tal van leden van de nieuwe commissie onderwijs beseffen dit nog al te weinig en blijven doordrammen. Er is veel werk voor de onderwijswinkel.
|