IN MEMORIAM FIRMIN DEPREZ - HET EERSTE 'IJZERSYMBOOL'
In de zomer van 2016 zal het precies honderd jaar geleden
zijn dat Heldenhulde werd gesticht als een reactie op het ééntalig Frans
markeren van de Belgische militaire graven. De heldenhuldezerken waren
geïnspireerd op het ontwerp dat Joe English had getekend voor de grafzerk van
Firmin Deprez. Deze oorlogsvrijwilliger uit Kortemark, adjudant in het 6e
Linieregiment, werd in de vroege ochtenduren van 21 mei 1916 op slag gedood
door een kogel. Hij leidde die nacht zijn peloton bij het uitbreiden van een nieuwe
verbindingsloopgraaf bij Noordschote.De
Turnhoutse oorlogsvrijwilliger Ward Hermans was ooggetuige van zijn dood: Gij Firmin, gij stond naast ons, die werkten
en vulden de zakskes met de klammige aarde en, of daar iets beklemmends in U
drukte, gij zegdet ons: Mannen, n beetje moed, wat spoed erbij en ge zijt het
gevaar uit. Doch gij Firmin, gij bleeft daar rechtop staan in t open veld, t
gelaat gekeerd naar de vijandelijke lijn. Soms suisde een kogel door t vlakke
land, doch gij, om de jongens moed te geven, gij roerde niet en stond daar zoo
kalm in dien heimnisvollen nacht in het oog zelve van den zoekenden dood en
plots o dat was zo ijzend vreeselijk n schot n schreeuw en dodelijk
gewond vielt gij met d armen wijd open ten gronde ( ) en of de vijand wist
welk een heerlijke prooi daar ten offer viel: hij schoot nog een drietal kogels
die razend zweepten door de klagende lucht boven uw rillend lichaam. En toen o
gruwel, terwijl onze weenende harten uw doodsreutel opvingen, toen heeft een
onmensch geroepen: omdat er wordt doodgeschoten, schijnt gij niet meer weg te
kunnen. Vult maar rap de zakskes ! De lange, verstijvende gestalte werd dan
neergelegd op het bloedbruine zeil van den brancard. Langs den kiezelweg,
rechts van de verbrande, verpuinde hofstee stonden we thans in t gelid tot men
Firmin voorbijbracht. De laatste groet was een Fransch bevel: Présentez armes
! Kille handen klappen op den stalen loop der geweren. Nooit hadden ze voor
parades zoon groet gebracht. Dan trok de nare stoet weg in den nacht, onder
dien hemel vol trillende sterren
De vooroorlogse studentenleider Firmin Deprez was een van
de eersten die pogingen deed om de Vlaamsgezinde intellectuelen aan het
IJzerfront bijeen te brengen en hun engagement in goede banen te leiden. Hij
behoorde dan ook tot de initiatiefnemers van het SKVH en van de studiekringen
aan het front. Zijn stoffelijke resten werden in 1932, tijdens de XIIIe IJzerbedevaart
bijgezet in de crypte van de IJzertoren in Kaaskerke. Hij wordt er vandaag om
16.00 u. herdacht
Ik besef maar al te goed dat het zoeken is naar de
spreekwoordelijke naald in de al even spreekwoordelijke hooiberg maar ik ben op
zoek naar een foto van het Duitse militaire ereperk op de begraafplaats van
Schaffen. Op deze site stond een arduinen monoliet met volgende
tekst: Hier ruhen; Oberleutnant Sturm,
unteroffizier Kannenberg, Musketiere Belz, Jagla, Friedrich, Klem, Manke und
Knuth vom Westpreussisches Infanterie-Regiment nr. 149 und unbekanter Deutsche
Krieger gefallen am 18 August 1914 bei Schaffen. Iemand enig idee of hier
een foto van bestaat ?
VERDWENEN DUITSE BEGRAAFPLAATSEN - ORSMAAL GUSSENHOVEN
Op 10 augustus 1914 werd er slag geleverd in het Vlaams-Brabantse Orsmaal
Gussenhoven. Hier ziet u een foto die wellicht na 1916 werd genomen van het gemengde
Belgische / Duitse militaire ereperk op het kerkhof van Orsmaal Gussenhoven. Op
deze site lagen oorspronkelijk 23 Belgische gesneuvelden - meestal van het 3e
Regiment Lansiers - begraven in een massagraf. In mei 1916 kregen deze
militairen door de zorgen van de Tiense Rode Kruisafdeling individuele graven.
Een tiental Duitse gesneuvelden kregen naast hen een laatste rustplaats. Tijdens het interbellum werden ze vermoedelijk
herbegraven op de Duitse militaire begraafplaats van Vladslo.
Momenteel rusten hier nog 18 Belgische gesneuvelden.
Vandaag in Zondag
Frontpoëziedag nog eens een goeie ouwe pacifistische klassieker, met name De Oorlogsidioot van de Nederlandse
dichter en schrijver Martien Beversluis (1894-1966). In 1930 publiceerde hij
bij Johan Mulders uitgeversmaatschappij in Gouda zijn virulent anti-militaristische
bundel Aanklacht. Beversluis was
vanuit ideologisch standpunt gezien, één van de meest intrigerende dichters van
zijn generatie. Hij evolueerde van marxist tot sociaal democraat, stapte over
naar de jong-protestantse beweging om uiteindelijk onder invloed van Alfred
Haighton in fascistisch vaarwater terecht te komen. In 1940 werd hij lid van Musserts
Nationaal Socialistische Beweging (NSB).
Een engagement dat hem drie jaar internring en tien jaar schrijfverbod
opleverde
De Oorlogsidioot
(Shellshock)
Aan 't hooge huis, aan het trottoir,
wat afwaarts van den boulevard;
op 't zelfde plekje neergekromd,
daar, waar de zon maar zelden komt,
zit d'oorlogsidioot op wacht
en lacht, omdat men om hem lacht.
Zijn handen dwalen door de lucht,
als één die tast, wanneer hij vlucht.
Zijn oogen kijken als een kind,
dat ziet en nog geen namen vindt.
Hij grinnikt over alles wee.
De kindren om hem lachen mee.
Men wandelt langs hem als langs steen.
De wielen razen langs hem heen.
De stemmen van het leven gaan
hem al voorbij en niet meer aan.
Hem is geen vreugd meer en geen pijn.
Hij slaapt en hij moet wakker zijn.
Men ziet er naar, men hoort zijn stem.
Men kijkt verbaasd en vlucht van hem.
Hij heft den vinger en hij wijst.
Hij grijnst stompzinnig en hij krijscht.
De mist verhult hem grauw en grijs.
Hij wordt sliknat... hij is niet wijs.
II
Alleen een wrak van denken bleef
waar al het andre overdreef.
Alleen draait in zijn arme geest
de indruk nog die is geweest,
gelijk een oud versleten plaat,
die afknapt en weer zingen gaat.
Zijn vinger heft zich krank en... zie
hij hoort... hij hoort een melodie.
Hij hoort rumoer, gekreun, een schot!
Het breekt weer af, het loopt maar tot...
En dan weer gaat d'herinnering door.
Hij steekt den krommen vinger... hoor!
Daar, waar de plaat gebroken is,
valt weer het floers der duisternis.
De wind waait om, hij hoort geen lied.
De regen valt, hij merkt het niet.
De avond zakt, het licht gaat aan.
Hij weet niet dat hij is gegaan.
Hij wuift aan ieder zijn vaarwel.
Wie is hem dan tot metgezel?
Alleen het herfstblad, dat, als hij,
verslingerd werd in het getij.
En dansend, lachend in zijn dood,
hem stervend afzinkt in den schoot.
III
Dit is het levend monument
van den soldaat, die is bekend.
Dit is de grafsteen, die verschanst,
waarop de vlam van 't leven danst.
Dit zijn de bloemen die verbleeken
Dit zijn de letters die nog spreken.
In dezen afgetobden geest
klinkt nóg de angst, die is geweest.
Hier giert de jammer, die verging,
nog levend in d'herinnering.
In hem kreunt al het leed wat voor
en na hem smeekt om uitkomst... hoor!
Het maant! het eischt! het schreit! en vloekt!
het wordt geprofeteerd! geboekt!
Het ritselt in den wind alom...
Men vraagt, men bidt, men schreeuwt er om!
Ik zelf zing het U bevend voor:
Sta stil bij dezen mensch en hoor!
Maakt hierom, vorstlijke Genaden,
uw trotsch saluut en uw paraden.
Dit is het in memoriam.
Dit is het arm verdoolde lam.
O volk, dat komt uw kind begroeten
bij tomben, die verpulv'ren moeten,
knielt hier - en weent aan déze voeten.
KEMPISCHE HELDENHULDE - EMIEL VAN DYCK (1886-1916)
Vandaag precies een
eeuw geleden sloeg een granaat in op een
schuilplaats bij de Dodengang in Kaaskerke en doodde er twee brancardiers die
in de 3e compagnie, 1e Bn. van het 9e
Linieregiment dienden:. De 29-jarige Emiel Van Dijck en de 22-jarige René
Antoine Moreau. Beiden waren in het burgerleven onderwijzer geweest. Moreau in
Verviers en Van Dyck in de dorpsschool van zijn geboorteplaats Zondereigen, een
gehucht van Baarle-Hertog. Een groot deel van Van Dycks leven stond in het teken
van het onderwijs. Jaak Van Dyck, zijn vader, was hem voorgegaan in het schooltje
van Zondereigen en zijn moeder Louise Verschueren gaf handwerkles in de meisjesschool. In 1912 huwde
Emiel Van Dyck met Marie Vermeiren, een onderwijzeres uit Borgerhout. Het paar
kreeg twee dochters, Maria en Louise,
maar Emiel zou zijn twee kind nooit zien want hij werd in augustus 1914
gemobiliseerd toen zijn vrouw drie maanden zwanger was.
Over de
omstandigheden waarin hij sneuvelde, volgende getuigenis: Sedert mei hebben wij een nieuwe secteur
overgenomen, den Dodengang in Diksmuide. De Duitschen die slechts eenige meters
van ons lagen, beschieten onze loopgrachten met bommen wier moorddadige werking
verschrikkelijk is Den twaalfden mei, rond half vijf s morgens, vliegt een
eerste bom de lucht in en met een helsch gekraak ontploft hij op eenige meters
van onze loopgracht. Wemaken ons gereed
om wat achteruit te trekken buiten bereik der bommen. Maar helaas ! Een tweede
bom valt juist voor onzen abri. Een plank wordt afgerukt en honderden scherven
vliegen binnen. Emiel werd getroffen in het hart, viel ten gronde en ademde
spraakloos nog eenige seconden: intusschentijd ontving hij de absolutie van
E.H. Stassin alsook het H. Oliëlsel. De dood had haar werk verricht Wij lagen
met zeven man in het abri. Drie ervan werden getroffen
Zijn
collega-brancardier Theo Strauven beklemtoonde in zijn lijkrede tijdens de
begrafenis op de militaire begraafplaats van Adinkerke hoe geliefd Emiel Van Dyck
was geweest: Hij stierf als martelaar in
de beoefening zijner taak van liefde en opoffering, in volle borst door een
bomscherf getroffen vóór Dixmuiden, het land der dood. Nog verhelderde na zijn
verscheiden een glimlach zijn gelaat als ware hij heengegaan met de visie der
onsterfelijkheid voor de oogen... Groot was de verslagenheid in de compagnie,
waarin hij slechts vrienden telde en ontelbaar zijn de bewijzen van genegenheid
die mij voor hem zijn aangeboden.
Kort na zijn
begrafenis werd op zijn graf een fraai granieten kruis geplaatst dat was
betaald door de gemobiliseerde onderwijzers uit het kanton Hoogstraten. Emiel
Van Dyck was immers voor de oorlog secretaris geweest van de Noordkempische
onderwijzerskring Onder Ons. Mogelijk
nog voor de Wapenstilstand, maar in ieder geval voor 1920 werd deze zerk, mede
op verzoek van de familie vervangen door een heldenhuldezerk. Deze laatste zerk
werd - net als 95 % van alle heldenhuldezerken op deze site - in het voorjaar
van 1925 door werklui van de Dienst der Militaire Grafsteden van de
begraafplaats verwijderd en later kapotgeslagen om met het puin de toegangsweg naar
de BMB van Adinkerke te verharden Een toegangsweg die later, niet zonder
gevoel voor ironie, de benaming van Heldenhuldeweg zou krijgen . De weduwe
van Emiel Van Dyck had bij de Dienst der Militaire Grafsteden nog verzet
aangetekend tegen een mogelijke verwijdering van deze heldenhuldezerk maar dat
mocht niet baten. Vandaag rust deze geëngageerde onderwijzer in graf 1372 onder
een arduinen Belgische militaire standaardzerk.
Omstreeks 1924 werd rechts naast de kerk van Zondereigen door de lokale
afdeling van VOS een monument opgericht voor de drie gesneuvelden: Lodewijk Van
Den Heuvel (soldaat 11e Linieregiment), Emiel Van Dijck en Frans
Jespers (korporaal , 2e Regiment Grenadiers). Dit monument bestaat
uit een platte hardstenen dekplaat met leeuw en een heldenhuldezerk met de
namen van de gesneuvelden en de tekst: Geen
groter liefde bestaat er dan zijn leven te geven voor zijne vrienden
Op 21 mei 1916 sneuvelde op de voorposten bij Noordschote
Firmin Deprez, adjudant / oorlogsvrijwilliger in het 6e Linieregiment.
Deze vooroorlogse studentenleider was de eerste van de zgn. IJzersymbolen die
tijdens de Grote Oorlog het leven liet. Het zin-geven van zijn dood leidde tot
de oprichting van de stichting Heldenhulde in de zomermaanden van 1916 en zijn door
Joe English ontworpen grafzerk zou model komen te staan voor de
heldenhuldezerken. Een eeuw na datum wordt stilgestaan bij zijn leven en
sterven. Met margrieten, de Vlaamse tegenhanger van de Britse klaproos
organiseert de Vlaamse vredesvereniging V.O.S. op 21 mei om 16.00 u. in de
crypte van de IJzertoren een serene hulde aan Firmin Deprez.
Op 7 mei 1916
omstreeks 08.00 u. werd bij de Dodendraad achter de Laermolen op de grens van
Hoogstraten en Wortel het lijk gevonden van de Duitse landsturmmann Heinrich
Mester. Deze soldaat uit Woltmershausen bij Bremen diende in de 2e
compagnie van het Mobiles Landsturm-Infanterie-Bataillon Neuss VIII. De
omstandigheden waarin hij aan zijn einde kwam werden als verdacht beschouwd. Volgens
lokale geruchten pleegde hij zelfmoord. Het staat in elk geval vast dat
oberstleutnant von Schweder, de bataljonscommandant nog diezelfde dag opdracht
gaf aan Dr. Berghausen, kolonel-chirurg van de eenheid, omin het Gasthuis van Hoogstraten een
lijkschouwing te verrichten. Ze werd op 8 mei uitgevoerd. In zijn
eindrapportgaf Berghausen dodelijk verongelukt als doodsoorzaak
op.
Heinrich Mester werd
op 10 mei 16 begraven op het kerkhof van Hoogstraten. In 1928 werd hij daar
ontgraven en bijgezet op de Duitse militaire begraafplaats in het kamp van
Beverlo. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg hij een definitieve laatste rustplaats
op de Duitse militaire begraafplaats van Lommel. Hij werd er bijgezet in graf
nr. 136 van blok 31.
De Britse militaire
begraafplaats in Cité Bonjean bij het Frans-Vlaamse Armentiers is in meer dan één
opzicht interessant. Ze ontstond in oktober 14 toen de Engelse troepen zich in
deze omgeving ingroeven. In de winter van 1914-1915 werden op deze site ook
burgers begraven omdat de Duitse beschietingen van het stadscentrum, begraven
op de stedelijke begraafplaats, érg gevaarlijk maakte. De begraafplaats bleef
in gebruik tot het Duitse voorjaarsoffensief van 1918, toen Armentiers een
tijdlang in Duitse handen viel.
Cité Bonjean is een
multinationale begraafplaats. Op deze site liggen 1180 Britten, 472
Nieuw-Zeelanders, 470 Australiërs, 3Fransen en 508 Duitsers. 455 Duitsers werden in 1925 ontgraven en naar
elders overgebracht. Ook de burgers die tijdens de eerste oorlogswinter hier
werden bijgezet werden later elders begraven. Op deze begraafplaats liggen bovendien
ook nog twee gesneuvelde Belgische militairen begraven. De 32-jarige Lodewijk Van
Tongelen, soldaat in de 70e cie. van de 3e Groepering
T.A.G werd op 18 september 1915 in Houplines gedood door granaatscherven in de
borst. De volgende dag overleed eveneens in Houplines de 30-jarige Julius
Geerts, korporaal in het 2e Regiment Jagers-te-Voet. Mogelijk was
hij gewond geraakt bij de beschieting die Van Tongelen fataal was geworden.
Op deze site liggen
ook 4 wegens desertie terechtgestelde Britten begraven: Charles Bladen, Arthur
Robinson, James Higgins en Thomas Rigby. Een ander opvallend graf is dat van de
bijna vergeten oorlogsdichter William Short (1871-1917) die als
Lieutenant-Colonel een brigade van de Royal Field Artillery had geleid.
In de Tweede
Wereldoorlog werden nog eens 35 gesneuvelden: 33 Britten en 2 Duitsers op deze
begraafplaats bijgezet.
Deze CWGC-site, naar
een ontwerp van sir Herbert Barker, bevat ook een New Zealand Memorial for the
Missing, één van de acht Nieuw-Zeelandse plaatsen van herinnering aan het
gewezen Westelijke Front.
Geregeld sta ik in
deze blog stil bij opvallende grafschriften die terug te vinden zijn op de
talloze militaire begraafplaatsen in Vlaanderens Velden In het Ypres Reservoir
Cemetery in plot I, rij D, graf 1 ligt second Lieutenant Osmer Noel Stewart MC
begraven. Zijn korte grafschrift luidt Our
only son God keep him. De schrijnende hartekreet van radeloze ouders die
hun enige zoon verloren. Stewart groeide op in het West-Bengaalse Calcutta,
waar zijn vader een betrekking had bij het koloniale bestuur. Hij liep lagere school
in St. Josephs College in North Point Darjeeling, een instelling die werd
geleid door de Jezuïeten. Voor zijn middelbare opleiding verkaste hij zoals
veel kinderen uit de Britse kolonie in India naar het moederland. Opnieuw kwam
hij onder de vleugels van de Jezuïeten terecht, deze keer in Beaumont College
in Old Windsor, Berkshire. Meteen na zijn afstuderen, in 1916 meldde hij zich
voor de legerdienst en kreeg een aanstelling als tweede luitenant in de Royal
Field Artillery. Deze 19-jarige officier werd nog geen jaar later, op 31 juli
1917, bij de Slag om Pilkem dodelijk gewond toen zijn batterij werd getroffen
door Duits tegenvuur. Ondanks zijn jonge leeftijd en zijn relatief korte
verblijf aan het front werd hij onderscheidden met het Military Cross (MC), de
op één na hoogste Britse dapperheidsonderscheiding voor officieren.
Morgen zal het precies 100 jaar geleden zijn dat aan de
zgn. strontpaal aan de rijksgrens tussen het Essense Horendonk en Schijf de
37-jarige Geert Schrauwen, een smokkelaar uit het Noord-Brabantse Sint
Willebrord werd doodgeschoten door een Nederlandse grensbewaker. Dit drama
veroorzaakte heel wat ophef in de Noorderkempen omdat Schrauwen, alias Klaveren Vrouwke een erg notoire
smokkelaar was. Sint Willebrord, in de volksmond beter bekend als t Heike stond al van voor de Grote
Oorlog bekend als een draaischijf van smokkel en andere illegale praktijken. De
sectorcommandant van het Nederlandse Veldleger tijdens WO I, luitenant-generaalW.H. Van Terwisga omschreef de Heikesmannen als ruw volk, beruchte personen die voor niets terugschrokken de schrik
van Noord-Brabant
Gerardus Schrauwen was zonder twijfel een van
de beruchtste en meest tot de verbeelding sprekende 'Heikesmannen'. Deze in 1878 in Hoeven geboren smokkelaar gebruikte
al zijn creativiteit bij zijn illegale grensovergangen. Zo passeerde hij eens
de Belgische grens vermomd als vrouw, en later ook als pastoor. Zijn bijnaam Klaveren Vrouwke heeft de smokkelaar
waarschijnlijk te danken aan een populair kaartspel aan het begin van de
twintigste eeuw. De Klaveren Vrouw was daarbij de hoogste kaart, zodat je
iedereen kon aftroeven. De grenswachten een rad voor ogen draaien deed Gerardus
dan ook met plezier: zo is er een populaire urban
legend waarin wordt verhaald hoe hij, verkleed als officier de grenswachten in het
gelid hebben gezet, terwijl zijn handlangers ondertussen het smokkelwaar over
de grens brachten.
Op 13 mei aanstaande wordt Klaveren Vrouwke herdacht. Aan
Belgische zijde vertrekken de deelnemers op 19.00 u. aan de Marantvijver in
Horendonk. Deelname 4 euro p/p. Inschrijven op het nr.: 03/677.19.91. Opgelet:
het aantal deelnemers is beperkt tot 100
Dat het verhaal van Klaveren Vrouwke tot op de dag van
vandaag de mensen intrigeert wordt wel bewezen
door het feit dat er intussen een naar hem genoemde wandeling en fietsroute
bestaan. Een paar dagen geleden raakte overigens bekend dat een aantal
toneelverenigingen uit de Noord-Brabantse grensgemeente Rucphen onder de noemer
Stichting Openlucht Theater Rucphen de handen in elkaar hebben geslagen voor
een productie rond Klaveren Vrouwke. De bedoeling is om in september 17 uit te
pakken met dit toneelstuk.
Niet alle Nederlandse grenstroepen waren zoals de mannen
op deze cartoon. Maar al te vaak werd er geschoten en niet alleen in de lucht.
In de vroege ochtend van 20 maart 1916 werd de 36-jarige Johannes Heeren uit
Princenhage aan de rijksgrens tussen Strijbeek en - de huidige Hoogstraatse deelgemeente - Meerle doodgeschoten door
Nederlandse grenstroepen. Zijn broer werd bij dezelfde schietpartij in zijn
dijbeen geschoten maar wist te ontkomen. Johannes Heeren was gehuwd met Paulina
Braak en vader van 9 kinderen. Wat deze zaak nog tragischer maakte was wel het
feit dat op vrijwel dezelfde plaats, op 9 augustus 15, zijn petroleum
smokkelende schoonbroer Adriaan Valentijn uit Etten-Leur op de vlucht was doodgeschoten
door Nederlandse grensbewakers .
Vandaag sneuvelde precies
een eeuw geleden in een verbindingsloopgraaf bij Kaaskerke de 19-jarige Willem
Bergé uit Hoogstraten. Hij werd getroffen door granaatscherven in het hoofd en
was vrijwel op slag dood. Deze oorlogsvrijwilliger was in de lente van 15 de rijksgrens
over gevlucht en had op 21 mei 1915 vrijwillig dienst genomen in het Belgisch
leger. Na een opleiding tot infanterist in het kamp van Auvours belandde hij met
het stamnummer 108/59192 aan het front in de rangen van de 4e
compagnie / 2e Bataljon van het 8e Linieregiment, een
eenheid waarin heel wat streekgenoten dienden. Hij werd begraven op de BMB van
Adinkerke in graf nr. 1413.
Willem Bergé was ongehuwd en
de jongste zoon van Frans Antoon Bergé en Cornelia Verbeeck. Hij was voor hij
in dienst ging timmerman en woonde in de ouderlijke woning, Moleneinde 105. Zijn
oudere broer Jaak had eveneens in het 8e Linieregiment gediend maar
was op 3 oktober 14 in het noodhospitaal in het College Notre Dame de la Paix
bezweken aan verwondingen die hij in augustus had opgelopen bij de verdediging
van Namen.
Herentalsenaar
Dionysius Alfons Mols, soldaat in de 1e compagnie / 1e
bataljon van het 20e Linieregiment, sneuvelde op 23 juni 1917 in
Boezinge samen met zijn stadsgenoot Gust Horemans. Ze werden twee dagen later
naast elkaar begraven op de BMB van Westvleteren.. De mannen uit hun compagnie en
verschillende streekgenoten legden hun soldij samen om twee heldenhuldezerken
te bekostigen. In het julinummer 17 van het frontblaadje Herenthals werden
ze als volgt herdacht: Weer twee onzer
vrienden die vielen voor t vaderland: Alfons Mols en August Horemans. Zij
waren samen in de loopgracht te B. den 23e Juni laatstleden toen een
granaat ontplofte tusschen hen beide. Alfons Mols werd op den slag gedood en
August Horemans zwaar gekwetst naar het gasthuis overgebracht, overleed daar in
de schoonste gevoelens van godsvrucht. Beide vrienden werden naast elkaar
begraven op het kerkhof van Westvleteren. Ernest Mols, broer van Alfons, was
juist in congé in St. Adresse. Jos Horemans,broer van August was insgelijks in verlof. Ge kunt denken welke wreede
slag het was voor hen, hun broers weer te vinden op het kerkhof van
Westvleteren.
De heldenhuldezerk
van Fons Mols werd in 1925 door de Dienst der Militaire Grafsteden van deze
site verwijderd en vernietigd. Hij rust nu onder een Belgische militaire
standaardzerk.
Op de foto de 28-jarige
Clarence Henry Green M.M., korporaal in de 2nd Field Company, New Zealand
Engineers. Deze veteraan van de op een bloederig fiasco uitgedraaide Gallipoli - campagne (1915) bezweek op 26 juli 1917
aan zijn verwondingen in het Australian Clearing Station nr. 2 in het
Fransvlaamse Steenwerck. (zie tweede foto) .Omwille van zijn moedig gedrag bij het
vrijwaren en herstellen van drinkwaterputten in het pas ingenomen en zwaar
beschoten Flers werd hij begin december 16 onderscheiden met de Military
Medal (M.M.), de op één na hoogste Britse dapperheidsmedaille. Hij ligt nu begraven in
vak I, rij A, graf nr. 5 van de CWGC-begraafplaats Trois Arbres Cemetery in
Steenwerck.
Steenwerck, op een kleine 6
km. ten noord-oosten van Belle, lag heel de oorlog net achter het front. Op 10
april 1918, tijdens het grote Duitse voorjaarsoffensief, viel het in de handen
van de Duitse stoottroepen. Pas in het begin van oktober 18 kon het heroverd
worden door de geallieerden. Het Military Cemetery Trois Arbres ontstond in
juli 16 als begraafplaats bij het hoger vermelde Australische Clearing
Station. Zowat alle doden uit vak I en de vroegste rijen in vak II zijn
militairen die in dit veldhospitaal stierven. De overige gesneuvelden werden
hier in de laatste oorlogsmaanden en na de Wapenstilstand bijgezet. Ruim 700 gesneuvelden op deze site zijn
afkomstig van andere, geruimde begraafplaatsen uit de omgeving. Momenteel liggen er 1.704 gesneuvelden op deze
begraafplaats begraven. 435 van hen zijn ongeïdentificeerd. Deze begraafplaats,
naar een ontwerp van Sir Herbert Baker, bevat ook een ongewoon hoog aantal,
wegens desertie terechtgestelde, militairen. Hier liggen niet minder dan 4
geëxecuteerden begraven: Corporal G. W. Latham (+22.01.1915), Private F. Auger
(+ 26.03.1916), Private P. Black (+18.09.1916) en Private J. King (+19.08.1917)
Ik ben al jaren een gepatenteerde voorstander van het - nog steeds teveel geminachte en / of geridiculiseerde - Recht op Luiheid. Vandaag jammer maar helaas geen Zondag Frontpoëziedag. Vanmorgen was ik al om 05.00 u. present op de lokale Meermarkt en voor de rest van de dag wou ik van de zon profiteren.... Dankuwel voor het begrip...
Bij het herdenken van de Grote
oorlog vergeten we maar al te vaak dat de strijd zich ook op zee heeft
afgespeeld. Honderden landgenoten en tientallen schepen zowel uit koopvaardij
als visserij gingen door de oorlogshandelingen verloren. Aan de Tavernierkaai
in Antwerpen op het plein tussen het gebouw van het Loodswezen en de Schelde
staat het monument voor de gesneuvelde zeelieden. Het initiatief voor de oprichting
van dit monument werd al in juli 1919 genomen toen Constant Smeesters, de
voorzitter van de Antwerpse Zeevaartbond een vergadering belegde waarop voor
het eerst het voorstel werd besproken een gedenkteken op te richten. Het had
echter nog heel wat voeten in de aarde voor dit monument er ook écht kwam want
pas in 1925 werd een commissie opgericht die in 1929 een prijskamp uitschreef
voor een ontwerp. Uit de 21 ingediende projecten eindigden er 3 ex aequo op de
eerste plaats. Na heel wat discussies en een nieuwe stemming werd uiteindelijk
het ontwerp van Simon Goossens (1893-1964) geselecteerd. Een jaar later, op 28 september 1930, werd het
plechtig ingehuldigd. Jaarlijks vindt hier in september een herdenking plaats.
Beeldhouwer Goossens was ook
verantwoordelijk voor het ontwerp en uitvoering van het gemeentelijke
oorlogsmonument in Rumst en het na de Tweede Wereldoorlog in de Antwerpse haven
opgerichte monument voor de gevallen werknemers van Mercantile Marine
Engineering.
Vorige week donderdag werd
op de militaire begraafplaats van Houthulst, in de schaduw van het ooit
beruchte Vrijbos, de nieuwe crypte officieel in gebruik genomen. De bedoeling van
dit gebouwtje is dat hier de stoffelijke resten kunnen worden bijgezet van
gesneuvelden uit beide wereldoorlogen die niet langer kunnen geïdentificeerd
worden, ook niet naar nationaliteit. In aanwezigheid van heel wat
hoogwaardigheidsbekleders en militaire attachés werden de resten van 18
gesneuvelden bijgezet op deze locatie.
Heel het gebeuren liet bij
mij een dubbel gevoel achter. De bijzettingsceremonie op zich was al heel
vreemd want alle kisten waren van een Belgische tricolore cocarde voorzien,
terwijl er absoluut geen uitsluitsel bestaat over de identiteit van degenen die
bijgezet werden Vreemd hoor Ik vond het trouwens al even bizar dat het er
wemelde van de militaire attachés van alle mogelijke nationaliteiten maar dat
men blijkbaar wel de Italiaanse vergeten was een uitnodiging te bezorgen. Terwijl
er tientallen van zijn landgenoten op deze site werden begraven Al even bevreemdend vind ik de crypte zélf die
op initiatief van de Dienst Oorlogsgraven van het Nationaal Instituut voor Veteranen
en het ministerie van Defensie werd gebouwd. Ik pleit absoluut niet voor het
inplanten van grootschalige of pompeuze bouwwerken op militaire begraafplaatsen maar dit is naar mijn
aanvoelen wel een héél mager beestje De eerste plannen voor de bouw van de
crypte dateren volgens mij uit 2011-2011. Had men echt bijna 5 jaar nodig om
met dit ontwerp op de proppen te komen ? Dit ongeïnspireerde bouwsel heeft meer
weg van een verloren geplaatste bushalte, een sanitair blok of een spullenhok
dan een toegangsgebouw voor een massagraf
Vandaag precies 100 jaar
geleden overleed in het militair hospitaal Cabour in Adinkerke opnieuw een
soldaat uit de Noorderkempen. Jan Jozef
Melis was op 31 oktober 1896 in Merksplas geboren in het gezin van dagloner Jan
Melis en huisvrouw Catharina Schuermans. Omstreeks 1910 verhuisde dit gezin
naar de Zandstraat in Turnhout. Kort na de bezetting van Turnhout, glipte Jan
Melis met een paar stadsgenoten de rijksgrens over en nam de boot vanuit
Vlissingen naar Engeland. In februari 15 meldde hij zich in Folkestone aan als
oorlogsvrijwilliger. Na het voltooien van zijn opleiding als infanterist belandde
hij met het stamnummer 126/56075 in juli of augustus 15 aan het front. Hij
werd soldaat 2e Klasse in de 15e compagnie van het 4e
Bataljon van het 2e Regiment Jagers te Voet. Op 26 april1916 werd hij in Ramskapelle zwaar gewond
door een kogel die links in zijn voorhoofd was binnengedrongen. Hij werd meteen
naarCabour geëvacueerd waar hij de
volgende dag aan zijn verwonding bezweek.. Hij werd twee dagen later begraven
op de BMB te Adinkerke (graf 1164)
Met de meer dan frisse en vaak natte Erfgoeddag achter de rug bleef, naar mijn aanvoelen, de opkomst onder verwachting voor de toch wel behoorlijk interessante tentoonstelling 'Maurice / Fritz / Alfons - Portretfotografie tijdens de Groote Oorlog'. Daarom deze foto's die ik zondag in het Stedelijk Museum op het Begijnhof maakte met de warme oproep om zeker ook eens even op deze unieke en bijzondere tentoonstelling binnen te wippen... Al was het alleen nog maar voor de unieke foto's van de Dodendraad... Gaat dat zien !!! De tentoonstelling loopt nog tot en met 19 juni en is open van woensdag tot zondag van 14.00 u. tot 17.00 u.
Vandaag Lied aus dem
Graben een gedicht van de hand van de dramaturg en lector Edlef Köppen
(1893-1939) die zich als student in 1914 als oorlogsvrijwilliger meldde. Hij
vocht als artillerist zowel aan het Oostfront als het Westfront en werd
onderscheiden met het E.K. II. Bij het einde van de oorlog was hij
reserveofficier. Omwille van een verwonding aan zijn longen en de traumas die
hij opgelopen door het frontleven verbleef hij tot 1920 in een sanatorium. Nadien
werd hijlector bij een middelgrote
uitgeverij en medewerker aan de Funk-Stunde Berlin, de eerste Duitse
radiozender. Köppen kreeg problemen nadat de NSDAP aan de macht was gekomen. Hij
werd bij de radio ontslagen. Zijn sterk autobiografische en
anti-militaristische roman Heeresbericht
werd in 1933 verbrand tijdens de boekverbrandingen en het volgende jaar
officieel verboden. Hij bezweek in 1939 in een hospitaal voor longlijders in
Giessen aan een combinatie van tuberculose en de gevolgen van zijn, tijdens de
oorlog opgelopen verwondingen .