De Britse militaire
begraafplaats in Cité Bonjean bij het Frans-Vlaamse Armentiers is in meer dan één
opzicht interessant. Ze ontstond in oktober 14 toen de Engelse troepen zich in
deze omgeving ingroeven. In de winter van 1914-1915 werden op deze site ook
burgers begraven omdat de Duitse beschietingen van het stadscentrum, begraven
op de stedelijke begraafplaats, érg gevaarlijk maakte. De begraafplaats bleef
in gebruik tot het Duitse voorjaarsoffensief van 1918, toen Armentiers een
tijdlang in Duitse handen viel.
Cité Bonjean is een
multinationale begraafplaats. Op deze site liggen 1180 Britten, 472
Nieuw-Zeelanders, 470 Australiërs, 3Fransen en 508 Duitsers. 455 Duitsers werden in 1925 ontgraven en naar
elders overgebracht. Ook de burgers die tijdens de eerste oorlogswinter hier
werden bijgezet werden later elders begraven. Op deze begraafplaats liggen bovendien
ook nog twee gesneuvelde Belgische militairen begraven. De 32-jarige Lodewijk Van
Tongelen, soldaat in de 70e cie. van de 3e Groepering
T.A.G werd op 18 september 1915 in Houplines gedood door granaatscherven in de
borst. De volgende dag overleed eveneens in Houplines de 30-jarige Julius
Geerts, korporaal in het 2e Regiment Jagers-te-Voet. Mogelijk was
hij gewond geraakt bij de beschieting die Van Tongelen fataal was geworden.
Op deze site liggen
ook 4 wegens desertie terechtgestelde Britten begraven: Charles Bladen, Arthur
Robinson, James Higgins en Thomas Rigby. Een ander opvallend graf is dat van de
bijna vergeten oorlogsdichter William Short (1871-1917) die als
Lieutenant-Colonel een brigade van de Royal Field Artillery had geleid.
In de Tweede
Wereldoorlog werden nog eens 35 gesneuvelden: 33 Britten en 2 Duitsers op deze
begraafplaats bijgezet.
Deze CWGC-site, naar
een ontwerp van sir Herbert Barker, bevat ook een New Zealand Memorial for the
Missing, één van de acht Nieuw-Zeelandse plaatsen van herinnering aan het
gewezen Westelijke Front.
Geregeld sta ik in
deze blog stil bij opvallende grafschriften die terug te vinden zijn op de
talloze militaire begraafplaatsen in Vlaanderens Velden In het Ypres Reservoir
Cemetery in plot I, rij D, graf 1 ligt second Lieutenant Osmer Noel Stewart MC
begraven. Zijn korte grafschrift luidt Our
only son God keep him. De schrijnende hartekreet van radeloze ouders die
hun enige zoon verloren. Stewart groeide op in het West-Bengaalse Calcutta,
waar zijn vader een betrekking had bij het koloniale bestuur. Hij liep lagere school
in St. Josephs College in North Point Darjeeling, een instelling die werd
geleid door de Jezuïeten. Voor zijn middelbare opleiding verkaste hij zoals
veel kinderen uit de Britse kolonie in India naar het moederland. Opnieuw kwam
hij onder de vleugels van de Jezuïeten terecht, deze keer in Beaumont College
in Old Windsor, Berkshire. Meteen na zijn afstuderen, in 1916 meldde hij zich
voor de legerdienst en kreeg een aanstelling als tweede luitenant in de Royal
Field Artillery. Deze 19-jarige officier werd nog geen jaar later, op 31 juli
1917, bij de Slag om Pilkem dodelijk gewond toen zijn batterij werd getroffen
door Duits tegenvuur. Ondanks zijn jonge leeftijd en zijn relatief korte
verblijf aan het front werd hij onderscheidden met het Military Cross (MC), de
op één na hoogste Britse dapperheidsonderscheiding voor officieren.
Morgen zal het precies 100 jaar geleden zijn dat aan de
zgn. strontpaal aan de rijksgrens tussen het Essense Horendonk en Schijf de
37-jarige Geert Schrauwen, een smokkelaar uit het Noord-Brabantse Sint
Willebrord werd doodgeschoten door een Nederlandse grensbewaker. Dit drama
veroorzaakte heel wat ophef in de Noorderkempen omdat Schrauwen, alias Klaveren Vrouwke een erg notoire
smokkelaar was. Sint Willebrord, in de volksmond beter bekend als t Heike stond al van voor de Grote
Oorlog bekend als een draaischijf van smokkel en andere illegale praktijken. De
sectorcommandant van het Nederlandse Veldleger tijdens WO I, luitenant-generaalW.H. Van Terwisga omschreef de Heikesmannen als ruw volk, beruchte personen die voor niets terugschrokken de schrik
van Noord-Brabant
Gerardus Schrauwen was zonder twijfel een van
de beruchtste en meest tot de verbeelding sprekende 'Heikesmannen'. Deze in 1878 in Hoeven geboren smokkelaar gebruikte
al zijn creativiteit bij zijn illegale grensovergangen. Zo passeerde hij eens
de Belgische grens vermomd als vrouw, en later ook als pastoor. Zijn bijnaam Klaveren Vrouwke heeft de smokkelaar
waarschijnlijk te danken aan een populair kaartspel aan het begin van de
twintigste eeuw. De Klaveren Vrouw was daarbij de hoogste kaart, zodat je
iedereen kon aftroeven. De grenswachten een rad voor ogen draaien deed Gerardus
dan ook met plezier: zo is er een populaire urban
legend waarin wordt verhaald hoe hij, verkleed als officier de grenswachten in het
gelid hebben gezet, terwijl zijn handlangers ondertussen het smokkelwaar over
de grens brachten.
Op 13 mei aanstaande wordt Klaveren Vrouwke herdacht. Aan
Belgische zijde vertrekken de deelnemers op 19.00 u. aan de Marantvijver in
Horendonk. Deelname 4 euro p/p. Inschrijven op het nr.: 03/677.19.91. Opgelet:
het aantal deelnemers is beperkt tot 100
Dat het verhaal van Klaveren Vrouwke tot op de dag van
vandaag de mensen intrigeert wordt wel bewezen
door het feit dat er intussen een naar hem genoemde wandeling en fietsroute
bestaan. Een paar dagen geleden raakte overigens bekend dat een aantal
toneelverenigingen uit de Noord-Brabantse grensgemeente Rucphen onder de noemer
Stichting Openlucht Theater Rucphen de handen in elkaar hebben geslagen voor
een productie rond Klaveren Vrouwke. De bedoeling is om in september 17 uit te
pakken met dit toneelstuk.
Niet alle Nederlandse grenstroepen waren zoals de mannen
op deze cartoon. Maar al te vaak werd er geschoten en niet alleen in de lucht.
In de vroege ochtend van 20 maart 1916 werd de 36-jarige Johannes Heeren uit
Princenhage aan de rijksgrens tussen Strijbeek en - de huidige Hoogstraatse deelgemeente - Meerle doodgeschoten door
Nederlandse grenstroepen. Zijn broer werd bij dezelfde schietpartij in zijn
dijbeen geschoten maar wist te ontkomen. Johannes Heeren was gehuwd met Paulina
Braak en vader van 9 kinderen. Wat deze zaak nog tragischer maakte was wel het
feit dat op vrijwel dezelfde plaats, op 9 augustus 15, zijn petroleum
smokkelende schoonbroer Adriaan Valentijn uit Etten-Leur op de vlucht was doodgeschoten
door Nederlandse grensbewakers .
Vandaag sneuvelde precies
een eeuw geleden in een verbindingsloopgraaf bij Kaaskerke de 19-jarige Willem
Bergé uit Hoogstraten. Hij werd getroffen door granaatscherven in het hoofd en
was vrijwel op slag dood. Deze oorlogsvrijwilliger was in de lente van 15 de rijksgrens
over gevlucht en had op 21 mei 1915 vrijwillig dienst genomen in het Belgisch
leger. Na een opleiding tot infanterist in het kamp van Auvours belandde hij met
het stamnummer 108/59192 aan het front in de rangen van de 4e
compagnie / 2e Bataljon van het 8e Linieregiment, een
eenheid waarin heel wat streekgenoten dienden. Hij werd begraven op de BMB van
Adinkerke in graf nr. 1413.
Willem Bergé was ongehuwd en
de jongste zoon van Frans Antoon Bergé en Cornelia Verbeeck. Hij was voor hij
in dienst ging timmerman en woonde in de ouderlijke woning, Moleneinde 105. Zijn
oudere broer Jaak had eveneens in het 8e Linieregiment gediend maar
was op 3 oktober 14 in het noodhospitaal in het College Notre Dame de la Paix
bezweken aan verwondingen die hij in augustus had opgelopen bij de verdediging
van Namen.
Herentalsenaar
Dionysius Alfons Mols, soldaat in de 1e compagnie / 1e
bataljon van het 20e Linieregiment, sneuvelde op 23 juni 1917 in
Boezinge samen met zijn stadsgenoot Gust Horemans. Ze werden twee dagen later
naast elkaar begraven op de BMB van Westvleteren.. De mannen uit hun compagnie en
verschillende streekgenoten legden hun soldij samen om twee heldenhuldezerken
te bekostigen. In het julinummer 17 van het frontblaadje Herenthals werden
ze als volgt herdacht: Weer twee onzer
vrienden die vielen voor t vaderland: Alfons Mols en August Horemans. Zij
waren samen in de loopgracht te B. den 23e Juni laatstleden toen een
granaat ontplofte tusschen hen beide. Alfons Mols werd op den slag gedood en
August Horemans zwaar gekwetst naar het gasthuis overgebracht, overleed daar in
de schoonste gevoelens van godsvrucht. Beide vrienden werden naast elkaar
begraven op het kerkhof van Westvleteren. Ernest Mols, broer van Alfons, was
juist in congé in St. Adresse. Jos Horemans,broer van August was insgelijks in verlof. Ge kunt denken welke wreede
slag het was voor hen, hun broers weer te vinden op het kerkhof van
Westvleteren.
De heldenhuldezerk
van Fons Mols werd in 1925 door de Dienst der Militaire Grafsteden van deze
site verwijderd en vernietigd. Hij rust nu onder een Belgische militaire
standaardzerk.
Op de foto de 28-jarige
Clarence Henry Green M.M., korporaal in de 2nd Field Company, New Zealand
Engineers. Deze veteraan van de op een bloederig fiasco uitgedraaide Gallipoli - campagne (1915) bezweek op 26 juli 1917
aan zijn verwondingen in het Australian Clearing Station nr. 2 in het
Fransvlaamse Steenwerck. (zie tweede foto) .Omwille van zijn moedig gedrag bij het
vrijwaren en herstellen van drinkwaterputten in het pas ingenomen en zwaar
beschoten Flers werd hij begin december 16 onderscheiden met de Military
Medal (M.M.), de op één na hoogste Britse dapperheidsmedaille. Hij ligt nu begraven in
vak I, rij A, graf nr. 5 van de CWGC-begraafplaats Trois Arbres Cemetery in
Steenwerck.
Steenwerck, op een kleine 6
km. ten noord-oosten van Belle, lag heel de oorlog net achter het front. Op 10
april 1918, tijdens het grote Duitse voorjaarsoffensief, viel het in de handen
van de Duitse stoottroepen. Pas in het begin van oktober 18 kon het heroverd
worden door de geallieerden. Het Military Cemetery Trois Arbres ontstond in
juli 16 als begraafplaats bij het hoger vermelde Australische Clearing
Station. Zowat alle doden uit vak I en de vroegste rijen in vak II zijn
militairen die in dit veldhospitaal stierven. De overige gesneuvelden werden
hier in de laatste oorlogsmaanden en na de Wapenstilstand bijgezet. Ruim 700 gesneuvelden op deze site zijn
afkomstig van andere, geruimde begraafplaatsen uit de omgeving. Momenteel liggen er 1.704 gesneuvelden op deze
begraafplaats begraven. 435 van hen zijn ongeïdentificeerd. Deze begraafplaats,
naar een ontwerp van Sir Herbert Baker, bevat ook een ongewoon hoog aantal,
wegens desertie terechtgestelde, militairen. Hier liggen niet minder dan 4
geëxecuteerden begraven: Corporal G. W. Latham (+22.01.1915), Private F. Auger
(+ 26.03.1916), Private P. Black (+18.09.1916) en Private J. King (+19.08.1917)
Ik ben al jaren een gepatenteerde voorstander van het - nog steeds teveel geminachte en / of geridiculiseerde - Recht op Luiheid. Vandaag jammer maar helaas geen Zondag Frontpoëziedag. Vanmorgen was ik al om 05.00 u. present op de lokale Meermarkt en voor de rest van de dag wou ik van de zon profiteren.... Dankuwel voor het begrip...
Bij het herdenken van de Grote
oorlog vergeten we maar al te vaak dat de strijd zich ook op zee heeft
afgespeeld. Honderden landgenoten en tientallen schepen zowel uit koopvaardij
als visserij gingen door de oorlogshandelingen verloren. Aan de Tavernierkaai
in Antwerpen op het plein tussen het gebouw van het Loodswezen en de Schelde
staat het monument voor de gesneuvelde zeelieden. Het initiatief voor de oprichting
van dit monument werd al in juli 1919 genomen toen Constant Smeesters, de
voorzitter van de Antwerpse Zeevaartbond een vergadering belegde waarop voor
het eerst het voorstel werd besproken een gedenkteken op te richten. Het had
echter nog heel wat voeten in de aarde voor dit monument er ook écht kwam want
pas in 1925 werd een commissie opgericht die in 1929 een prijskamp uitschreef
voor een ontwerp. Uit de 21 ingediende projecten eindigden er 3 ex aequo op de
eerste plaats. Na heel wat discussies en een nieuwe stemming werd uiteindelijk
het ontwerp van Simon Goossens (1893-1964) geselecteerd. Een jaar later, op 28 september 1930, werd het
plechtig ingehuldigd. Jaarlijks vindt hier in september een herdenking plaats.
Beeldhouwer Goossens was ook
verantwoordelijk voor het ontwerp en uitvoering van het gemeentelijke
oorlogsmonument in Rumst en het na de Tweede Wereldoorlog in de Antwerpse haven
opgerichte monument voor de gevallen werknemers van Mercantile Marine
Engineering.
Vorige week donderdag werd
op de militaire begraafplaats van Houthulst, in de schaduw van het ooit
beruchte Vrijbos, de nieuwe crypte officieel in gebruik genomen. De bedoeling van
dit gebouwtje is dat hier de stoffelijke resten kunnen worden bijgezet van
gesneuvelden uit beide wereldoorlogen die niet langer kunnen geïdentificeerd
worden, ook niet naar nationaliteit. In aanwezigheid van heel wat
hoogwaardigheidsbekleders en militaire attachés werden de resten van 18
gesneuvelden bijgezet op deze locatie.
Heel het gebeuren liet bij
mij een dubbel gevoel achter. De bijzettingsceremonie op zich was al heel
vreemd want alle kisten waren van een Belgische tricolore cocarde voorzien,
terwijl er absoluut geen uitsluitsel bestaat over de identiteit van degenen die
bijgezet werden Vreemd hoor Ik vond het trouwens al even bizar dat het er
wemelde van de militaire attachés van alle mogelijke nationaliteiten maar dat
men blijkbaar wel de Italiaanse vergeten was een uitnodiging te bezorgen. Terwijl
er tientallen van zijn landgenoten op deze site werden begraven Al even bevreemdend vind ik de crypte zélf die
op initiatief van de Dienst Oorlogsgraven van het Nationaal Instituut voor Veteranen
en het ministerie van Defensie werd gebouwd. Ik pleit absoluut niet voor het
inplanten van grootschalige of pompeuze bouwwerken op militaire begraafplaatsen maar dit is naar mijn
aanvoelen wel een héél mager beestje De eerste plannen voor de bouw van de
crypte dateren volgens mij uit 2011-2011. Had men echt bijna 5 jaar nodig om
met dit ontwerp op de proppen te komen ? Dit ongeïnspireerde bouwsel heeft meer
weg van een verloren geplaatste bushalte, een sanitair blok of een spullenhok
dan een toegangsgebouw voor een massagraf
Vandaag precies 100 jaar
geleden overleed in het militair hospitaal Cabour in Adinkerke opnieuw een
soldaat uit de Noorderkempen. Jan Jozef
Melis was op 31 oktober 1896 in Merksplas geboren in het gezin van dagloner Jan
Melis en huisvrouw Catharina Schuermans. Omstreeks 1910 verhuisde dit gezin
naar de Zandstraat in Turnhout. Kort na de bezetting van Turnhout, glipte Jan
Melis met een paar stadsgenoten de rijksgrens over en nam de boot vanuit
Vlissingen naar Engeland. In februari 15 meldde hij zich in Folkestone aan als
oorlogsvrijwilliger. Na het voltooien van zijn opleiding als infanterist belandde
hij met het stamnummer 126/56075 in juli of augustus 15 aan het front. Hij
werd soldaat 2e Klasse in de 15e compagnie van het 4e
Bataljon van het 2e Regiment Jagers te Voet. Op 26 april1916 werd hij in Ramskapelle zwaar gewond
door een kogel die links in zijn voorhoofd was binnengedrongen. Hij werd meteen
naarCabour geëvacueerd waar hij de
volgende dag aan zijn verwonding bezweek.. Hij werd twee dagen later begraven
op de BMB te Adinkerke (graf 1164)
Met de meer dan frisse en vaak natte Erfgoeddag achter de rug bleef, naar mijn aanvoelen, de opkomst onder verwachting voor de toch wel behoorlijk interessante tentoonstelling 'Maurice / Fritz / Alfons - Portretfotografie tijdens de Groote Oorlog'. Daarom deze foto's die ik zondag in het Stedelijk Museum op het Begijnhof maakte met de warme oproep om zeker ook eens even op deze unieke en bijzondere tentoonstelling binnen te wippen... Al was het alleen nog maar voor de unieke foto's van de Dodendraad... Gaat dat zien !!! De tentoonstelling loopt nog tot en met 19 juni en is open van woensdag tot zondag van 14.00 u. tot 17.00 u.
Vandaag Lied aus dem
Graben een gedicht van de hand van de dramaturg en lector Edlef Köppen
(1893-1939) die zich als student in 1914 als oorlogsvrijwilliger meldde. Hij
vocht als artillerist zowel aan het Oostfront als het Westfront en werd
onderscheiden met het E.K. II. Bij het einde van de oorlog was hij
reserveofficier. Omwille van een verwonding aan zijn longen en de traumas die
hij opgelopen door het frontleven verbleef hij tot 1920 in een sanatorium. Nadien
werd hijlector bij een middelgrote
uitgeverij en medewerker aan de Funk-Stunde Berlin, de eerste Duitse
radiozender. Köppen kreeg problemen nadat de NSDAP aan de macht was gekomen. Hij
werd bij de radio ontslagen. Zijn sterk autobiografische en
anti-militaristische roman Heeresbericht
werd in 1933 verbrand tijdens de boekverbrandingen en het volgende jaar
officieel verboden. Hij bezweek in 1939 in een hospitaal voor longlijders in
Giessen aan een combinatie van tuberculose en de gevolgen van zijn, tijdens de
oorlog opgelopen verwondingen .
Twee herdenkingsplaten: de
eerste werd kort na de oorlog bij het gemeentehuis van Comblain-au-Pont
aangebracht, de tweede werd afgelopen donderdag in de Diksmuidse deelgemeente Esen
bij de kapel van O.L.Vrouw ter Hulpe onthuld. Op beide gedenktekens wordt een Waalse kanonnier herdacht die op 20 oktober
14 bij Esen om het leven kwam. Fernand Jean Malemprée werd op 17 oktober 1890
in Comblain-au-Pont als enige zoon geboren in het gezin van Jean Armand
Malemprée en Marie Audile Paulus. Van 1910 tot 1911vervulde hij zijn
legerdienst als milicien bij de veldartillerie. Gemobiliseerd bij het uitbreken
dan de Grote Oorlog, werd hij met het stamnummer 153/156 kanonnier in de 41e
Batterij van het 3e Regiment Artillerie. Deze eenheid was een onderdeel
van de IIIe Legerdivsie en belast met de verdediging van Luik, waar het een
paar zware klappen te verduren kreeg. De daarop volgende weken en maanden zag
Malemprée onder meer actie bij de verdediging van Aarschot op 29 augustus 14
en gaf hij met zijn eenheid vuursteun bij de uitvallen uit de versterkte
stelling Antwerpen. In de nacht van 19 op 20 oktober 14 beschoot de batterij van
Malamprée vanuit een stelling bij de kapel van Esen de Duitsers in Vladslo.
Onze Waalse artillerist werd er in de vroege ochtend dodelijk getroffen door
granaatscherven. Hij kreeg een haastig gedolven veldgraf in de omgeving van de
kapel, maar de precieze locatie ging verloren en hij werd officieel als vermist
geregistreerd. Dankzij het opzoekingswerk van Koksijdenaar Guy Marteel werd een
eeuw later zijn laatste rustplaats op privéterrein teruggevonden. Een berging
bleek onuitvoerbaar en daarom werd een herdenkingsplakket aangebracht vlakbij
deze site. Bij de onthulling was niet alleen het college van burgemeester en
schepenen van Diksmuide aanwezig maar ook dat van Comblain-au-Pont, aangevoerd
door burgemeester Henon, die een achterneef van de gesneuvelde is.
Het Ieperse maakt zich naar
jaarlijkse traditie op voor de herdenking van Anzac Day, 25 april. Met onder
meer een ochtenddienst op Buttes New Cemetery in PolygonWood, een herdenkingsdienst op Tyne Cot Cemetery en een sterke Australische deelname tijdens de
Last Post in Ieper worden de Australische en Nieuw-Zeelandse doden
herdacht.Bijna 13.000 Australiërs en meer dan 4.700 Nieuw
Zeelanders sneuvelden tijdens de Grote Oorlog in Vlaanderens velden. Een veelvoud
aan ANZACsraakte er gewond. Weinig
legers betaalden naar verhouding een hogere tol
Graag sta ik vandaag even
stil bij het New Zealand Memorial Park in Mesen. Dit fraaie landschapspark waarin
twee Duitse bunkers uit de zgn; Uhlan-stelling werden geïntegreerd, herdenkt
het offer dat de troepen uit Nieuw - Zeeland brachten bij de verovering van
deze strategisch belangrijke heuvelrug. Tijdens de openingsfase van de zgn.
Derde Slag om Ieper, op 7 juni 17 bestormde de Nieuw-Zeelandse divisie vanuit
Nieuwkerke deze hoogtelijn en nam de ruïnes van wat ooit Mesen was in. Het
panoramische vergezicht over de Douve-vallei aan de zuid-westelijke zijde van
deze site geeft een goed beeld van het opmarsgebied op die bewuste dag.
Het herdenkingspark wordt
gedomineerd door een verhoog met een hardstenen, met lauwerenkransen versierde
herdenkingszuil die op 1 augustus 1924 werd onthuld in aanwezigheid van Albert
I en sir Andrew Hamilton Russel, de gewezen bevelhebber van de Nieuw-Zeelandse Divisie aan het Westelijke
Front. Het New Zealand Memorial to the Missing
op het nabijgelegen Messines Ridge
British Cemetery herdenkt 828 officieren, onderofficieren en manschappen
zonder gekende begraafplaats die in deze omgeving het leven lieten..
Een nieuwe lente: een nieuw
geluid, zo luidt het spreekwoord en voorwaar, we worden op onze wenken
bediend want volgend weekend stellen Jan Vancoillie en Kristof Blieck hun boek Bouwen aan het front: Loopgraven, schuilplaatsen en betonbunkers van
het Duitse leger aan het Ieperfront 1914-1915 voor. Een hele mondvol voor
wat de auteurs kennende weerom een onmisbaar naslag- en referentiewerk zal
worden voor al wie in meer of mindere mate geïnteresseerd is in wat er zich
tijdens de Grote Oorlog in Vlaanderens
Velden heeft afgespeeld. Deze heuglijke gebeurtenis gaat gepaard met een lezing
op zaterdag 23 april om 10.00 u. in de feesttent in het kasteelpark van
Passendale. De lezing is gratis maar men moet zich wel even aanmelden op info@passchendaele.be
Het boek is verkrijgbaar vanaf 23 april bij Jan Vancoillie (aok4@telenet.be of in Memorial Museum
Passchendaele 1917 te Zonnebeke. Het boek telt 336 bladzijden en is rijk
geïllustreerd. De kostprijs bedraagt 29,95 (eventueel +verzendingskosten).
Het spreekt vanzelf dat ik deze, ongetwijfeld weer erg boeiende publicatie, sterk aanbeveel
Dichter en dramaturg Cyriel
Verschaeve (1874-1949), die in november
1911 kapelaan was geworden in Alveringem zou in de loop van de Grote Oorlog een
belangrijke rol zou gaan spelen in het proces van Vlaamse bewustwording aan het
front. Hij was immers één van de weinige vooroorlogse leidende figuren uit de
Vlaamse Beweging die in onbezet gebied verbleef. Doordat Alveringem slechts
tien kilometer van de frontlijnen verwijderd lag, werd zijn kapelanij een
drukke ontmoetingsplaats voor vele jonge soldaten, zowel intellectuelen als
gewone volksjongens.Gaandeweg begon hij
een belangrijk geestelijk en vooral politiek leiderschap uit te oefenen op de
soldaten, brancardiers, oud-studenten en aalmoezeniers die hem als een
belangrijke raadsman beschouwden. In
1915-1916 schreef hij niet alleen een aantal soldatenliederen maar publiceerde
hij ook een reeks oorlogsgedichten in De
Belgische Standaard. Hier volgt zijn IJzerlied
Het
was natuurlijk te verwachten dat er bij de graafwerken voor de nieuwe Fluxys-gasleiding
tussen Duinkerke en Zeebrugge (zie ook mijn blog van 25.11.2014), dwars door een
deel van de slagvelden uit de Grote Oorlog, de stoffelijke resten van
slachtoffers zouden gevonden worden. De intergemeentelijke archeologische
dienst CO 7 heeft de jongste dagen bij Sint Juliaan de stoffelijke resten van
niet minder dan 19 gesneuvelden opgegraven en geborgen. De meeste van hen vielen wellicht tijdens de zgn. Tweede Slag om Ieper in het voorjaar van 1915. Minstens
twee van deze opgegraven gesneuvelden waren Duitsers. De overige waren wellicht Britten of
Canadezen, maar dat zal verdere identificatie moeten uitmaken.
Gelet op het door de jarenlange beschietingen extreem zwaar verstoorde
bodemprofiel is het alleszins merkwaardig te noemen dat er naast deze
gesneuvelden uit de Grote oorlog ook brandgraven en grafgiften zijn gevonden
uit de Romeinse Tijd. Dit zijn meteen ook de eerste sporen uit deze tijd die ooit in
Langemark-Poelkappele werden gevonden .
In
het kader van het boek dat ik voorbereid over de Duitse gesneuvelden uit WO I
die uiteindelijk begraven werden in Blok 31 op de Duitse militaire
begraafplaats van Lommel, zoek ik informatie m.b.t. de omgekomen piloten van
Fliegerbeobachtungsschüle West uit Diest. Weet er iemand of ze in Schaffen dan
wel in Diest werden begraven ? Het gaat specifiek over volgende militairen die
allemaal waren verbonden aan de Lehrkompagnie : Leutnant d.r. BASOLD Paul, Sergenat-Flieger
Heinrich HENNING, Leutnant d.r. Felix OBERTREIS,
Leutnant d.r., Josef SCHMITZ, Gefreiter
Erich TRUMPELMANN en Leutnant d.r. Albert WALTER. Bovendien had ik graag
vernomen of er fotomateriaal bestaat van deze graven
Ik
ben ook op zoek naar fotomateriaal m.b.t. tot volgende graven: BECKMANN, Adrian,
Fahrer / Trainführer. Hij werd oorspronkelijk
begraven op het kerkhof van de Achelse Kluis onder een vierkante steen met een
plat Duits bronzen kruis. / VON PLATEN, Achatis,Leutnant, 4e Eskadron, Dragoner
Regiment nr. 12. Sneuvelde in Rillaar en werd daar begraven./ FISCHER,
Max, Landsturmmann, Garnizonskompagnie. Hasselt. Werd in Hasselt begraven. / GILLENBERG,
Ludwig, Pionier, 3e Kie, Westfälisches Pionier-Bataillon nr. 7. Verongelukte in De Kanne en werd daar begraven; / DANGERS,
Wilhelm Willi,Jäger, Radfahrerkompagnie nr. 1, Jäger Bataillon nr. 10. Stierf
in Neerpelt aan een longontsteking en werd er begraven. / BOHNEN, August, Gefreiter,
4e Landsturm Eskadron Düsseldorf. Hij werd dodelijk gewond bij een confrontatie
met de terugtrekkende troepen van het detachement van generaal De Schepper bij
de Locht op 8 km. ten NO van Leopoldsburg en werd ter plaatse begraven. Later
begraven te Eksel./ KUNATH, Erwin, Grenadier, Leibgrenadier Regiment.
Verongelukte in Geel en werd er begraven. / HEISE, August, Landsturmmann, 1e
Kie. Mobiles landsturm-Infanterie-Bataillon Burg. Hij sneuvelde in Westerlo en werd
er begraven. / HELBING, Oskar, Gefreiter, Radfahrerkompagnie,
Marine-Infanterie-Regiment nr. 2. Hij sneuvelde in Grobbendonk en werd er
oorspronkelijk begraven en ALBERS, Magnus Heinrich, Gefreiter, 4e Kie., Mobiles
Landsturm-Infanterie-Bataillon Osnabrück die in De Kanne of Maaseik dodelijk
gewond werd. Bovendien zoek ik ook nog fotos van de inmiddels al lang
geruimde - Duitse graven uit WO I op de begraafplaatsen van Tongeren en St.
Truiden ALLE HULP IS MEER DAN WELKOM !