In De opkomst van de meritocratie (Paradigma 2022) -vertaling van Young's boek- versie 1994!!! brengt Michael Young een enigszins bijgestelde en meer verhelderende versie van zijn boek uit 1957. (In de eerste versie van het boek uit 1957 was het soms moeilijk om te achterhalen in welke mate uitspraken van Young al dan niet satirisch bedoeld waren. In de versie van 1994 heeft Y. een en ander duidelijk bijgewerkt. Jammer genoeg is de vertaling vrij gebrekking. Zo schrijft de vertaler totaal ten onrechte dat comprehensive schools in Engeland overeenstemmen met de zgn. scholengemeenschappen in Nederland.
Het tendentieuze en misleidende voorwoord van de Nederlandse uitgave is van de hand van een rabiate aanhanger van de egalitaire onderwijsideologie, Ewald Engelen, die het boek vrij eigenzinnig interpreteert en vertekend voorstelt. Hij verspreekt zich wel even door op pag. 18 plots toe te geven dat Young zelf in zijn boek uitgaat van de adequaadheid van de IQ-tests die in zijn meritocratie worden gebruikt. Voor Engelen en andere egalitairen is dat een vloek.
Wat Y. nu in 1994! op pagina 32 van de nieuwe inleiding beschrijft is overduidelijk. Y. heeft het in de inleiding over de grote vooruitgang die we in de afgelopen eeuw hebben geboekt,in het onderwijs en ook in de maatschappij. Scholen en industrieën richtten zich geleidelijk steeds meer op prestatie/verdienste, zodat de slimme kinderen van elke generatie de kans kregen om op te klimmen. ... Wij weten dat uitsluitend door een georganiseerde intelleigentie en door een goed getrainde veerbeelding de vrije loop te laten, de mensheid in de komende eeuwen de vervulling kan hopen te bereiken die zij verdient.
Op pagina 67 lezen we: In de jaren dertig van de vorige eeuw had slechts een minderheid van pientere kinderen uit de lagere klasse meer dan het allereenvoudigste onderwijs genoten. Twintig jaar later hadden vrijwel alle slime kinderen hun weg gevonden naar het hoger onderwijs. (NvdR: in Engeland, in Vlaanderen enkele jaren later.) Young: Een sociologische studie uit de jaren vijftig wist al te melden dat in zeer veel, zo niet de meeste delen van het land de kansen van kinderen met bepaalde capaciteiten om de grammar school te bezoeken niet langer afhangen van hun sociale achtergrond"
Floud, J.E., Halsey, A.H. & Martin, F.M., Social Class and Educational Opportnity, 1956
In ons eigen Leuvens CSPO-doorstromingsonderzoek stelden we destijds vast dat dit in 1969 ook in Vlaanderen het geval was bij de overgang naar het secundair onderwijs - cf. ook Talentenonderzoek in Nederland van Van Heeck e.a. uit 1968.)
Maar Young wijst tegelijk op een jammerlijk neveneffect van de democratisering van het onderwijs: Wat er de voorbije eeuw ook fundamenteel is veranderd en dat begon al voor 1963, is dat de intelligentie is herverdeeld over de klassen en dat de aard van de klassen is veranderd. Getalenteerden hebben de kans gekregen om op te klimmen tot het niveau dat past bij hun capaciteiten, en de lagere klassen zijn bijgevolg vooral gereseerveerd voor hen die minder getalenteerd zijn <; Voor veel egalitaire onderwijssociologen zal de uitspraak van Young over de intellectuele afroming van de handarbeidersklasse klinken als een vloek in hun kerk. Een aantal sociologen namen de voorbije 20 jaar wel afstand van hun egalitaire collega's en poneerden dat ons onderwijs niet enkel een sterke democratisering kende, maar dat als gevolg van de grote democratisering van het onderwijs, sociale doorstroming, jammer genoeg de handarbeidersklasse ook intellectueel is afgeroomd. In een interview met minister Vandenbroucke in 2006 gaf de minister dat uiteindelijk ook toe. Dat betekent volgens Young ook dat de handarbeidersklasse minder weerbaar is en dat dit ook problemen schiep voor de arbeiders-vakbonden. Voor mij als pedagoog & handarbeiderskind betekent dat ook dat we vandaag met handarbeiderskinderen te maken krijgen die niet enkel sociaal maar tegelijk ook intellectueel kansarmer zijn; en dat we daar in het onderwijs rekening moeten mee houden: zorgverbreding en positieve discriminatie, voorrang voor optimaliseren van de kwaliteit van het kleuter- en lager onderwijs ... Dit is ook altijd de stelling geweest die ik vanaf 1977 in Onderwijskrant bepleitte en waarvoor ik me de voorbije 50 jaar speciaal heb ingezet.
In de inleiding van 1994 en in zijn nieuwe boekversie erkent Michael Y. dus de grote vooruitgang van het onderwijs, de grote democratisering en de vooruitgng van de maatschappij. Maar Young heeft het in de nieuwe inleiding ook even over het feit dat een doorgedreven meritocratische maatschappjij tegelijk weerstand oproept. Hij heeft het de sociale onrust in Engeland in mei 1994, over de woedende menigte die zich keert tegen de maatschappelijke orde, de algemene staking die de populisten'hebben uitgeroepen voor mei aanstaande. Hij schrijft: Wij moeten beseffen dat degenen die klagen over het huidige onrecht wel denken dat zij het hebben over iets dat echt bestaat, en we moeten proberen te begrijpen hoe het komt dat wat voor ons onzin lijkt, voor hen klopt.
In dit verband vermeld ik nog een merkwaardige passage in deze context. Young schrijft: In zijn tweede invloedrijk boek-1972 verwoordde mijn vriend! Daniël Bell het treffend. Bell schreef dat formele kwalificaties in een meritocratie toegang verschaffen tot het systeem, maar dat men vervolgens ook moet presteren om materiële en andere voordelen werkelijk te verdienen. Dat is ook precies wat ik met mijn boek heb willen beweren. Maar als men niet inziet dat het boek evenzeer tegen als voor (bepaalde vormen van meritocratie) is, gaat de zin ervan verloren. Young wijst in zijn boek ook op de weerstand die een te radicaal meritocratische maatschappij uitlokt, vooral in de laatste hoofdstukken. Volgens Michaels zoon Toby Young verzette zijn vader zich geenszins tegen meritocratisch onderwijs ,maar wel tegen een tge sterk meritocratische en onrechtvaardige maatschappij. Hij verzette zich tegen een doorgedreven meritocratische maatschappij. Hij ijverde voor waardering voor alle soorten arbeid, voor een welzijnsmaatschappij, financiële herverdeling, e.d.
Young neemt afstand van egalitaire onderwijsideologie: lang hoofdstuk over het gevaar van comprehensieve scholen en de egalitaire ideologie
Young neemt openlijk afstand van de egalitaire visie van de progressieven (+ Labourpartijgenoten) die volgens Young veronderstellen/fantaseren dat elke leerling even slim is (p. 78) , en die zo alle leerlingen zo lang mogelijk gemeenschappelijk en theoretisch gerichte vorming willen geven. Op pagina 58 schrijft Young: Voor mij is het falen van comprehensive schools evident. We kunnen ons nauwelijks een samenleving voorstellen gebaseerd op aandacht voor het individu, ongeacht zijn verdiensten en ongeacht de behoeften van de samenleving als geheel.
Young schrijft op pag. 54: Tot het midden van de eeuw hebben 'praktische' (nuchtere) socialisten gelijkheid vereenzelvigd met promotie op grond van verdienste. De problemen begonnen toen de linkervleugel een andere interpretatie van gelijkheid benadrukte en zonder te kijken naar de verschillen in menselijke begaafdheid erop aandrong dat iedereen, zowel met als zonder talent, dezelfde scholen zou moeten bezoeken en dezelfde basisorming zou moeten kunnen genieten. Die kwestie begon een buitengewoon belangrijke rol te spelen in de politieke controverses van de jaren zestig en zeventig.. Dr. Nightingale heeft in zijn 'Social origine of the Comprehensive Schools' aangetoond dat de bewering in hoge mate werd geïnspireerd door een sentimenteel egalitarisme van de moderne soort, iets volstrekt anders dan het nuchtere ealitarisme van Bernard Shaw, en precies om die reden is ze ook nu nog van belang. De extremisten gebruikten elk argument dat hen van pas kwam. De toekomstige ontwikkeling van kinderen zou niet nauwkeurig kunnen worden ingeschat op de prille leeftijd van elf jaar. Wanneer de kinderen eenmaal in aparte vakjes waren ondergebracht, zou het voor de laatbloeiers moeilijk zijn om nog van het ene naar het andere over te stappen. Hun voornaamste belang was echter niet zozeer pedagogisch als wel sociaal: de linkervleugel stelde dat het scheiden van slimmen en de dommen een toename van de klassentegenstellingen zou opleveren. Zij stelden voor om alle kinderen, ongeacht geslacht, ras, geloofsovertuiging, klasse (tot zover geen probleem, maar ze gingen verder) of talent, over één kam te scheren. ... Zelfs een virtuoos kan later niet de jaren achterstand inhalen die hij in zijn jeugd heeft opgelopen omdat hij behaldeld werd als doorsnee mens. ...
Maar de voorstanders van radicaal comprehensieve scholen dwongen elk kind zowel te doen waar het niet goed in was als waar het wel goed in was... Omwille van de gelijkheid offerden ze willens en wetens de weinigen op aan de velen. (p.60).Young schrijft op pagina 57: De weigering van de voorstanders van comprehensief onderwijs om geen onderscheid te maken in bekwaamheid betekende ook dat er in comprehensieve scholen geen bovenbouw/hogere cyclus was van de soort die altijd de trots is geweest van de betere scholen in Engeland.
Young verwijst in dit verband op pagina 61 naar een uitspraak van de Amerikaanse professor Conant uit 1951: Wie toekomstige timmerman, advocaat, professor... in één cultureel onderwijspatroon verengt/stopt,vraagt gewoon het onmogelijke. Zo'n eis berust op te optimisch geloof in de opvoedbaarheid,of op een vraag naar middelmatigheid.
Vormen van meritocratie in het onderwijs: Zeker! Maar maatschappij mag niet zomaar meritocratisch zijn
In de hoofdstukken 7 en 8 beschrijft Y. dat het radicaal doortrekken van het meritocratisch principe naar de brede maatschappij tot spanningen en opstanden leidt. Over hoe die spanningen concreet aangepakt moeten worden blijft Y. nogal vaag. Volgens zijn zoon Toby was zijn vader een voorstander van maatschappelijke solidariteit, van inkomensherverdeling en van een welzijnsmaatschappij.
Bijlage: nog enkele passages
Vanaf pag. 77 tot en met 83 beschrijft Ypung de Vooruitgang op het gebied van intelligentietests In het Voorwoord op het boek schreef Ewald Engelen dat Young ten onrechte Young uitgaat van de adequaadheid van de IQ-tests die in zijn meritocratie worden gebruikt. Y. concludeert op pag. 83: Gedurende de lange periode waarin de detectiemethoden werden verbeterd, heben de nadelen de voordelen ruimschoots overtroffen. De psychologen hebben hun methoden zoeeer verfijnd dat zij ook rekening houden met de meeste factoren die de ontwikkeling kunnen vertragen. ... Weinig 'socialisten' begrepen aanvankelijk dat inteligentie geen abstractie was. Psychologen keken naar de kwaliteiten die nodig zijn om van een hogere opleiding te kunnen profiteren. Dat dit geheel van eigenschappen als intelligentie werd bestempeld, gebeurde enkel uit praktische overwegingen.
"De voortanders van de eenheidsschool (comprehensive schools') gingen echter uit van het idee dat elke leerling op de een of andere onverklaarbare wijze gelijk was aan alle andere. Als het ene kind in feite niet geschikter was dan het andere, dan moesten intelligentietests wel bedrog zijn. De critici dreven de spot met de psychologen en leken te denken dat hun gelijk bewezen was toen zij verklaarden dat de tests de abstractie van de 'algemene intelligentie' niet maten en konden meten. ... Hoe kunnen mensen gelijk zijn voor God en toch ongelijk voor de psycholoog?
|