Recent onderzoek over
het Referentiekader Onderwijskwaliteit (ROK/OK) van en voor de inspectie wijst
uit dat dit referentiekader slecht functioneert en meestal al vlug in de kast verdwijnt. In mijn kritische
analyse van het ROK in Onderwijskrant van april 2017 heb ik voorspeld dat dit ROK niet deugde en niet hanteerbaar
was.
Ik citeer een aantal stellingen uit het onderzoeksrapport. In bijlage mijn
kritische analyse van 2017
Uitspraken over het
Referentiekader Onderwijskwaliteit (ROK/OK) in
rapport Kwaliteitsmonitoring in het Vlaamse onderwijs Onderzoek naar het
samenspel van het OK-kader, de doorlichting en
gestandaardiseerde toetsen Beleidssamenvatting OBPWO-project 21.01 -Mei
2023
Over het algemeen zijn de respondenten slechts matig
vertrouwd met het (R)OK-kader en beschikken eerder enkel over feitenkennis dan
over conceptuele- en procedurele kennis en vaardigheden om met het kader aan de
slag te gaan
.
Minder dan de helft van de bevraagde directeurs vindt
zich naar eigen zeggen in staat de werking van het
Onderwijskwaliteitskader aan een collega uit te leggen. Het merendeel van de schoolleiders uit de
diepte-interviews het percipieert het
OK-kader als weinig helder en weinig functioneel. Minder dan de helft vindt
zich naar eigen zeggen ook
in staat de werking van het OK-kader aan een collega uit te leggen
Welke zijn de
effecten van de invoering van het OK-kader?
Uit de interviews
blijkt dat de invoering van het OK-kader slechts bij enkele schoolleiders op korte termijn tot bepaalde
conceptuele of instrumentele effecten leidde, maar dat op lange termijn het OK-kader toch (soms
letterlijk) weer in de kast belandde. Op basis van deze bevindingen stellen we vast dat het originele
OK-kader slechts in beperkte mate een weg gevonden heeft naar de schoolwerking.
Zowel wat conceptuele als instrumentele effecten betreft
stellen we in de interviews vast dat werken
met het kader vooral een invloed uitoefent op aspecten van
kwaliteitsontwikkeling, eerder dan op
gebied van leerlingenbegeleiding of leerlingevaluatie.
De bevraagde schoolleiders die in mindere mate vertrouwd
zijn met het OK-kader omschrijven het
kader eerder als planlast, een helder noch functioneel instrument en nemen
begrippen in de mond als nutteloze
stress en onzekerheid.
---
Bijlage Duizelingwekkend
& wollig Referentiekader voor OnderwijsKwaliteit: te lang & zwaar
ROK/JUK en optie voor almachtige en
totalitaire school Onderwijskrant 181, april 2017)
Op 5 februari 2015 gaf Vlaams minister van Onderwijs Hilde
Crevits aan de onderwijsinspectie de opdracht om met belanghebbenden een Referentiekader
voor OnderwijsKwaliteit (ROK) uit te werken. Bij de uitwerking van het
referentiekader vroeg de minister om vertegenwoordigers te betrek[1]ken van
onderwijskoepels en het GO!, begeleidingsdiensten, vakbonden, leraren en andere
onderwijspartners. In september j.l. werd het refentiekader gepubliceerd.
We krijgen geenszins de indruk dat het zo geroemde, maar o.i.
al te omslachtig en wollig/rekbaar ROK zal functioneren. Het al te omslachtige en wollige
ROK lijkt ons niet werkbaar en zal al vlug in de kast belanden. Het komt ook geenzins
tegemoet komt aan de vele kritiek op de
huidige overbevraging van de school en van de leerkrachten, aan de vele klachten over de al te grote plan-
en werklast. De taak van de school wordt
nog verbreed; en de indruk wordt ook gewekt dat de school almachtig is.
Het ROK komt ook niet tegemoet aan de allang verwaarloosde kerntaak van de
inspectie : de niveaubewaking/controle van leerresultaten. Integendeel. De kerntaak van de inspectie, de
niveaubewaking/productcontrole staat geenszins centraal en we vernemen ook
niets over de wijze waarop de inspectie aan niveaubewaking zal doen.
In de tekst over de inspectie nieuwe stijl - 1991 werd uitdrukkelijk gesteld dat de inspectie
zich voortaan zou focussen op- en zich
beperken tot de productcontrole, de controle van de leerresultaten. Men vond
dat de inspectie-oude-stijl zich te veel inliet
met het leerproces, met de procescontrole. Maar in de praktijk bezondigden de
inspecteurs zich na de intrede van het decreet van 1991 toch aan al te veel
procescontrole en proces-uitspraken. Ze hielden zich ook veel minder (i.p.v.
meer) met de controle van de leerresultaten bezig dan weleer. En zo stelden we
vast dat in de jaarlijkse inspectieverslagen nooit sprake was van niveaudaling.
In de reactie van de inspectiekopstukken op onze O-ZON-camagne-2007 tegen de
aantasting van de kwaliteit werd zels gesteld dat er geenszins sprake was van
niveaudaling.
We hebben hier in Onderwijskrant krachtig en tijdig op
gereageerd. Zo hanteerde de inspectie basisonderwijs voor de procescriteria in
sterke mate de visie van het
ervaringsgericht onderwijs van het CEGO[1]Leuven van Ferre
Laevers. En vanaf de invoering van de eindterme-1997 werden de constructivistische
en dubieuze Uitgangspunten van de eindtermen-1996- de inspectiebijbel. Het waren uitgerekend Standaert en co die de
inspectiecriteria mochten opleggen. Zo werd
b.v. nagegaan of de scholen en leerkrachten
de constructivistische/ competentiegerichte aanpak toepasten (=leerprocescontrole)
en weinig of niet hoe het gesteld was met de leerresultaten
(=product-controle).
Dat de inspectie zich ten onrechte en in sterke mate inliet met de procescontrole en hierbij
eigenzinnig criteria opdrong, was ook de grote kritiek in een paar audits van de inspectie: de inspectie
drong al te zeer een modieuze en constructivistische onderwijsvisie op.
Als het ROK straks
het nieuwe referentiekader wordt voor de
inspectie dan vrezen we dat de klemtoon
evenzeer op de procescontrole zal
liggen. Er zal nog steeds al te weinig aandacht zijn voor de productcontrole en de instrumenten die
de inspectie daartoe zal gebruiken.
We hebben evenzeer kritiek
op de overbevraging van scholen die de aandacht
afleidt van de hoofdopdracht: de leerresultaten voor de verschillende vakken.
In der Beschränking zeigt sich erst der
Meister, maar ook dit was blijkbaar
niet aan de ROK-opstellers besteed. Het duizelingwekkend en tegelijk vaag ROK-kader
zet leerkrachten en directeurs dan ook niet aan tot aandachtige lezing en
studie. Een kat zou er haar jongen niet meer in terugvinden.
Een reeks doelen die wijzen op een allesomvattende opdracht van de almachtige school,
de school als een 'total institution'
Het schoolteam biedt begeleiding zowel op
het vlak van leren, leerloopbaan,
sociaal-emotionele ont[1]plooiing als fysiek
welzijn.
Om een brede en harmonische vorming te realiseren is een
evenwichtige aandacht voor de diverse
cultuurcomponenten (exact-wetenschappelijk,
muzisch-creatief
) én alle
ontwikkelingsgebieden (cognitieve, sociaal[1]emotionele
en motorische vorming) cruciaal (= De school
als total institution). Leren verloopt
zowel incidenteel als intentioneel. Bij incidenteel
leren is het beoogde resultaat niet vooraf
bepaald. Scholen streven intentioneel of doelgericht leren na en benutten incidenteel leren. (Commentaar:
in het onderwijs gaat het vooral om intentioneel leren, en niet om incidenteel,
alledaags, informeel leren.)
Het schoolteam begeleidt de lerenden via een continuüm van zorg en/of via
handelingsplanning. Een gefaseerde benadering
van brede basiszorg, verhoogde zorg, uitbreiding
van zorg, een individueel aangepast curriculum en/of handelingsplanning vormt
de ruggengraat van de begeleiding. Een sterke
brede basiszorg werkt preventief. (Commentaar:
opnieuw een overbevraging van de leerkrachten.
een individueel aangepast curriculum hoort
meestal niet thuis in het gewoon onderwijs,
dan gaat het meestal om kinderen die een groot deel van de gewone lessen niet kunnen volgen
en die horen niet thuis in het gewoon
onderwijs.)
Voor lerenden met specifieke onderwijsbehoeften plant het schoolteam redelijke en gepaste
aanpassingen waaronder het inzetten van stimulerende, remediërende, differentiërende, compenserende
en/ of dispenserende maatregelen. Op die manier
draagt het schoolteam bij tot het realiseren van gelijke kansen voor
alle lerenden en tot inclusie. De school
beoogt bij alle lerenden persoonlijkheidsontwikkeling, deelname aan het
vervolgonderwijs of de arbeidsmarkt en
aan diverse facetten van de samenleving.
In welke mate deze effecten op langere termijn bereikt worden, hangt af van
vele factoren waarop scholen niet altijd
een invloed hebben.
Het is belangrijk dat de school alles in het werk stelt om elke lerende zoveel mogelijk ontwikkelingskansen
te bieden. Ze ambieert een ruime ontwikkeling en streeft naar zoveel mogelijk
leerwinst bij elke lerende. Dit duidt op
de toename van kennis en vaardigheden en op de ontwikkeling van attitudes, competenties en talenten van lerenden
gedurende een bepaalde periode.
Nog enkele veeleisende
opdrachten die vaak leiden tot een te
grote plan- en werklast & daardoor ook
tot een lagere leskwaliteit en niveaudaling
De school ontwikkelt haar kwaliteit vanuit een gedragen
visie die vertaald is in de onderwijsleerpraktijk.
Het schoolteam hanteert doelen die sporen met het gevalideerd doelenkader en
zorgt voor samenhang tussen de doelen.
De school ontwikkelt en voert een doeltreffend
personeelsbeleid dat integraal en
samenhangend is. Scholen onderzoeken,
borgen en verbeteren op systematische
wijze hun onderwijskwaliteit. Ze bepalen zelf de inhoud en de methode voor de
eigen kwaliteitszorg op basis van hun vaststellingen, prioriteiten of doelen.
Bij het zelf analyseren en evalueren van de onderwijskwaliteit
gebruikt de school diverse relevante bronnen en betrekt ze belanghebbenden. De
resultaten en effecten die de school bij de lerenden bereikt, vormen daarbij
samen met de context- en inputkenmerken
het uitgangspunt. Er is maar sprake van
systematiek als de school op geregelde basis
haar werking evalueert. Naast het systematische is het cyclische karakter van kwaliteitszorg
belangrijk. Een cyclus herhaalt niet de
vorige maar voegt er iets aan toe. Op die
manier wordt bij elke cyclus kwaliteit
verder ontwikkeld.
Commentaar: het is
precies mede door al die formele IKZ-opdrachten die veel plan- en werklast
veroorzaken dat de kwaliteit van de lessen gedaald is; dat de directie minder aandacht kan besteden aan
de didactische begeleidingsopdrachten.
|