De Gentse sociologen Orhan Agirdag en Mieke Van Houtte stelden in 2014 vast dat niet
enkel leerkrachten maar evenzeer Turkse ouders pleitten voor het zoveel mogelijk spreken van het
Nederlands binnen en buiten de klas. Ook Gentse leraars van Turkse afkomst
sloten zich bij die opvatting aan. Verwonderlijk is dit niet, maar dit staat
haaks op de visie van Agirdag en Van Houtte
en van tal van andere pleitbezorgers
voor een soort meertalig onderwijs. De onderzoekers concludeerden dan maar dat niet zij, maar de leerkrachten ongelijk hadden, bevooroordeeld
en zelfs geïndoctrineerd waren. (Studie: Speaking Turkish in Belgian Primary
Schools: Teacher Beliefs versus Effective consequences, bilig/ SUMMER 2014 /
NUMBER 70, ook op Internet).
Agirdag en Van Houtte bestempelden de visie van de Gentse leerkrachten en Turkse
ouders dus als fout en negatief, als een vooroordeel. Deze negative beliefs van de leerkrachten en ouders zouden
volgens hen in sterke mate een gevolg
zijn van de politieke context in
Vlaanderen die in sterke mate aanstuurt op assiilatie en Nederlandse
eentaligheid (the policy context in Flanders that very much favors assimilation and
Dutch monolingualism.
De onderzoekers pakten dus uit met hun sociologische/wetenschappelijke verklaring voor het zgn. vals bewustzijn van de leerkrachten en
Turkse ouders. Ze poneerden verder dat de dominerende sociale groepen symbolisch geweld (à la
Bourdieu) uitoefenen op de
leraren en op de Turkse ouders. De gedomineerde allochtone ouders uit lagere
milieus zouden jammer genoeg de dominante visie van de leidende klasse, de
machtigen in deze maatschappij, onbewust overnemen en verdedigen- ook al gaat
dit in tegen hun belangen: Bourdieu
(1991) argues that social dominance can only persist because the dominant
groups in society impose their judgments, such as beliefs about
monolingualism, upon dominated groups,
such as the bilingual Turkish
community. Once the dominated groups internalize the point of view of the
dominant, they will defend it as if it
was a universal point of
view, even when these judgments are completely against their own
interests.
2.Argumenten van Turkse ouders en leerkrachten tegen
gebruik/stimuleren van Turks op school
Agirdag en Van Houte: Het eerste doel van deze studie was om te
onderzoeken hoe en waarom negatieve overtuigingen over het gebruik van de Turkse
taal in de schoolcontext tot uiting komen.
De Gentse Leraar Patrick stelde: Elk jaar heb ik Turkse
ouders die langskomen en de meesten van
hen zeggen: "op andere scholen zijn er te veel, ze spreken Turks in de
klas, Turks op de speelplaats, tijdens het middageten, als ze in de rij staan,
spreken ze altijd Turks en dat willen we niet meer. We willen dat onze kinderen
perfect geïntegreerd worden". Het klinkt misschien raar, maar onze meest
kritische ouders zijn allochtone ouders. En ze hebben gelijk, denk ik, ze
beseffen hoe belangrijk het is voor hun eigen toekomst om goed geïntegreerd te
worden in onze cultuur. Want de toekomst van die kinderen is hier, en ze zullen
in hun professionele leven Nederlands moeten kennen en spreken.
Commentaar tussendoor .Er is dus veel overeenstemming tussen
de opvatting van de leraars en deze van de Turkse ouders. We vermeldden in deze
context ook nog even het verzet van
Turkse ouders destijds tegen een Gents experiment waarbij men de Turkse leerlingen eerst leerde
lezen en rekenen in het Turks. In vier Gentse scholen werden uren Nederlands
door uren Turks vervangen en leerde men die kinderen ook in het Turks lezen.
Directeur Frank van de Mozaïek-school die destijds betrokken was bij het
experiment, schreef achteraf dat heel wat Turkse ouders dit experiment
geenszins genegen waren. Hij stelde: Voortdurend werden we op school
aangesproken door ouders op onze aanpak
betreffende het gebruik van de thuistaal
Turks op onze (experimenteer)school. Ouders zegden: Op die andere school mogen de kinderen
geen Turks spreken. Dat is ook goed zo. Zo kunnen de kinderen veel Nederlands
leren (De Katholieke Schoolgids, januari 2010). Een Turkse ouder stuurde
destijds ook een protestbrief naar
Onderwijskrant
Agirdag en Van Houtte: In de diepgaande interviews stelden
we vast dat leraren Turkse leerlingen over het algemeen als anders ervaren dan
andere minderheidsleerlingen zoals Marokkaanse, Spaanse en Griekse leerlingen. Leraren
betoogden dat in tegenstelling tot andere minderheidsleerlingen, Turkse leerlingen
veel meer de neiging hebben om hun moedertaal te behouden en vaker in het Turks
op school te spreken. Leerkracht Katja getuigde: Toen ik hier begon te werken,
hadden we veel nationaliteiten:
Italiaanse , Spaanse en ook Griekse leerlingen. En momenteel zijn het vooral Turkse en Marokkaanse en enkele Vlaamse leerlingen. En het verschil
is dat er voorheen veel meer Nederlands
werd gesproken, leerlingen onder elkaar en op de speelplaats. Vorig jaar had ik
een klas en moest ik constant zeggen: "Spreek Nederlands, spreek
Nederlands". Eigenlijk spreken alleen Turkse kinderen een andere taal
onder elkaar, ze spreken Turks. Andere nationaliteiten doen dat niet. Vroeger
was Nederlands hier dus de voertaal. (Teacher van Black Circle = school met veel Turkse
leerlingen).
Getuigenis lerares Saskia: Turkse kinderen spreken veelal
Turks onder elkaar. Maar Marokkanen doen dat bijvoorbeeld niet omdat er veel
dialecten zijn en ze er minder bedreven in zijn. Maar Turkse kinderen spreken
Turks onder elkaar. (Leraar, Black Square, Vrouw, 30 jaar).
Omdat Turkse
kinderen werden beschouwd als de enigen die aanhoudend een andere taal dan het
Nederlands spreken, verwezen de Gentse leraren meestal naar de Turkse taal
wanneer ze gewaagden van de vermeende (sic!)ongunstige gevolgen van het behoud van de moedertaal. In de Zwarte Cirkel en
op het Zwarte Plein (d.w.z. op scholen met een meerderheid van de Turkse
kinderen) ervoeren leraren het gebruik van de Turkse taal als het antecedent
van slechte beheersing van het Nederlands en slechte academische prestaties, en
het werd beschouwd als het grote probleem met betrekking tot de leerprestaties.
(Commentaar: hier beweren
Agirdag en Van Houtte dat het gaat om vermeende ongunstige gevolgen van het
behoud van de moedertaal op school. Ook in andere publicaties negeert Agirdag
de nefaste gevolgen van het onvoldoende kennen van het Nederlands voor de
leerprestaties).
Onderzoekers: Wat
is volgens u de doorslaggevende factor met betrekking tot de leerprestaties prestaties? Leerkracht Sarah antwoordt: Hier is de
taal het grote probleem, de taal speelt een belangrijke rol. Dat wil zeggen, de
leerlingen buiten de klas gaan en meten beginnen Turks te spreken. In de
zaal, weer Turks, met hun vrienden, weer in het Turks, als ze snel iets moeten
vertellen, weer Turks. We moeten dus dus
constant, de hele dag door zeggen: "Spreek a.u.b. Nederlands met elkaar,
zeg het in het Nederlands. (Leraar, Black Square, Vrouw, 29)
Leerkracht Kelly: Die Turkse kinderen spreken vaak een
andere taal dan het Nederlands, en ook thuis wordt er veel minder Nederlands]
gesproken dan binnen een typisch Vlaams gezin. Als gevolg daarvan kunnen ze,
als ze op deze school komen, geen Nederlands spreken. Ook in deze buurt zijn er
Turkse winkels, Turkse bakkerij, Turkse slagerij. Ze komen dus al te weinig in contact met Nederlandssprekenden. Ze
beginnen dus helemaal in het begin van het onderwijs met onderpresteren.
(Leraar, Zwarte Cirkel, Vrouw, 26)
Agirdag en Van Houtte: Deze negatieve overtuigingen over
het gebruik van de moedertaal waren ook aanwezig op scholen waar slechts weinig
Turkse kinderen zijn. Zo verklaarden leraren van de Witte Kring (=minder Turkse
lln.) dat ze 'het probleem' niet hebben om Turks te spreken omdat Turkse
leerlingen heel weinig klasgenoten hadden om Turks mee te spreken. Maar zelfs
onder deze omstandigheden was er nog steeds een strikt Nederlands
eentaligheidsbeleid en werden kinderen aangesproken als ze een andere taal
spraken. Leerkracht Lise getuigt: Het probleem doe zich op onze school niet zo vaak voor , we hebben het probleem niet
omdat er niet veel kinderen Turks spreken op school, dus het is gewoon een
praktisch iets, er zijn maar weinig of geen klasgenoten om mee te praten. Maar
heel zelden, bijvoorbeeld wanneer een kind boos wordt, dan gebeurt het dat een
kind een andere taal spreekt, dat hij of zij zich in een andere taal uitdrukt.
Maar normaal gesproken, als we een kind een andere taal horen spreken, zullen
we het aanpakken, we zullen zeggen: op school moet je Nederlands
spreken. Maar het probleem doet zich hier zelden voor, omdat er maar
weinig Turkse leerlingen zijn( Lerares, White Circle, Female, 47 jaar)
Agirdag en Van Houtte: Onze kernvraag in dit onderzoek is
echter waar deze hardnekkige ongunstige meningen van leraren vandaan
komen. Het politieke klimaat dat we
eerder in dit artikel hebben beschreven heeft een invloed zijn op het denken van leraren. Onze
bevindingen wijzen echter ook uit echter
dat sociale interacties tussen Turkse ouders en leraren evenzeer negatieve opvattingen over het gebruik van de Turkse taal in de schoolcontext
bevorderen of op zijn minst versterken. Een aantal Turkse ouders delen het schoolpersoneel mee dat ze de
voorkeur geven aan Nederlandse eentaligheid in de schoolcontext. Deze ouders
voerden aan dat hun eigen vaardigheid in het Turks niet goed meer was.
Saskia: Ons publiek [leerlingen op school] is zo taalkundig
arm, en dus kiezen we kiezen voor het
Nederlands. De Turkse ouders vragen het
overigens zelf ze kunnen zelf niet
goed meer Turks spreken, en geen Nederlands, dat is wat Turkse ouders ons
vertelden, dus we kozen voor Nederlands.
Thuis kunnen die leerlingen
wellicht wel wat Turks spreken en leren, maar op school is er bij ons maar één taal, dus we kiezen ervoor om
maar één taal te hebben. (Leraar, Black
Square, Vrouw, 30 jaar)
Vooral sociale interacties met Turkse ouders uit de
middenklasse versterkten volgens de
onderzoekers de overtuigingen onder
leraren. Zo stelde een leerkracht dat hoogopgeleide Turkse gezinnen vaker
Nederlands spraken met hun kinderen dan laagopgeleide Turkse gezinnen. Als
zodanig werd de hogere academische prestatie van de Turkse kinderen uit de
middenklasse toegeschreven aan het feit dat ze minder Turks spraken. Leerkracht
Rik: Turkse leerlingen met hoogopgeleide ouders beheersen de Nederlandse taal
meestal ook vrij goed. En thuis spreken ze ook de hele tijd Nederlands. Ze hebben
bijna dezelfde manier van leven als wij en ze spreken Nederlands. Terwijl laagopgeleide ouders er meer op staan om thuis
Turks te spreken. Die Turkse leerlingen hebben dus moeite met de taal op
school, met als gevolg dat hun schoolprestaties veel lager zijn dan die van
andere leerlingen (Leraar, Black Square, Man, 27 jaar)
Agirdag en Van Houtte: We stelden ook vast dat de interacties van leerkrachten met Turkse
leerkrachten die in het verleden meestal islam onderwijzen of
moedertaalonderwijs gaven, ook als een legitimatie van eentaligheid werden
beschouwd. Dat wil zeggen, Turkse leraren deelden hun Vlaamse autochtone
collega's mee dat het spreken van de moedertaal van Turks sprekende kinderen op
school nutteloos was. Deze leraren
werden meestal opgeleid in Turkije. En over het algemeen beschouwt de
middenklasse uit Turkije de Turkse taal die wordt gesproken door de Europese
Turken uit de arbeidersklasse als gedegenereerd en gebrekkig Turks.
Leerkracht Katja: De Turkse leraren die we in het verleden
hadden en de islamleraar zegden ons dat ook de Turkse leerlingen veelal hun eigen moedertaal niet goed spreken. Men
beweert wel dat als Turkse leerlingen hun
moedertaal goed kennen, het dan zal
gemakkelijker zijn om een tweede taal, het Nederlands, te leren. Maa mede omdat hier de Turkse taal zo gedegenereerd is, heeft het geen positief
effect. Ook de Turkse leraren die we vroeger hadden en zelf les gaven les in
het Turks, zeiden altijd: het werkt hier
niet omdat de leerlingen hun moedertaal onvoldoende machtig zijn. Zelfs als ze
thuis Turks spreken is geen schoon/algemeen Turks, maar een dialect en een taal
vol fouten, verkeerde zinnen. Dat werkt niet. (Leraar, Black Circle, Vrouw, 45)
Agirdag en Van Houtte: We stelden ook vast dat sommige
Turkse ouders vermeden om hun kinderen in te schrijven op scholen met veel
Turkse leerlingen zoals op de school het Zwarte Plein. Ze motiveerden hun
vermijding door te verwijzen naar het hoge aandeel Turkse leerlingen op deze
scholen, waarvan zij denken dat het schadelijk is voor de Nederlandse taalvaardigheid
van hun kinderen. Getuigenis Maria: De ouders vergelijken scholen, en een van
de vragen die altijd wordt gesteld is: "zijn er veel Turkse kinderen hier
op school?. Ik antwoordde dan : Niet allemaal, maar ja, de meesten
van hen zijn Turks. Turkse vader repliceerde : Oh, ik vraag dat omdat
ik wil dat mijn kind heel goed Nederlands leert". Mijn antwoord luidde: Meneer, hier zijn we opgeleid om die kinderen zo snel mogelijk Nederlands
te leren. Maar spreekt je kind al Nederlands? Nee ... Hij
vond het dus moeilijk om zijn kind in te schrijven op een school waar veel
Turkse kinderen zijn, maar hij sprak zelf nooit Nederlands met zijn kind. Ik
snap dit laatste het gewoon niet, dat kan ik moeilijk begrijpen. (Principe,
Black Square, Vrouw, 30)
Ook hadden sommige Turkse ouders die besloten hun kinderen
in de White Circle mdt minder Turkse leerlingen in te schrijven, aan het
schoolpersoneel meegedeeld dat de belangrijkste reden waarom ze voor White
Circle kozen, is dat ze contact tussen hun kinderen en andere Turks sprekende
kinderen willen vermijden. Opgemerkt moet worden dat analyse van kwantitatieve
gegevens wel onthulde dat Turkse gezinnen in de Witte
Cirkel meestal Turkse ouders uit de middenklasse zijn.
Leerkracht Koen: Hier hebben we dit probleem niet. Omdat de
meeste Turkse ouders die naar onze school komen, die twee Turkse leerlingen in
het zesde leerjaar, naar hier kwamen
omdat ze niet naar een school in de binnenstad wilden omdat daar te veel Turken
en Marokkanen zijn, en er zelden Nederlands wordt gesproken. Hun ouders hebben
zelf besloten: Mijn kinderen moeten
beter Nederlands spreken omdat ze hier opgroeien en later moeten ze hier
werken. Als ze elders naar school gaan, zullen er veel meer Turkse leerlingen
zijn, en zullen ze Turks onder elkaar
spreken en dat willen ze vermijden. Dat was in feite hun belangrijkste reden.
(Leraar, Witte Cirkel, Man, 52)
Leerkracht Hans: de
ouders van de migrantenkinderen die naar
onze school komen, hebben ervoor gekozen om naar onze school te
komen omdat hier Nederlands wordt gesproken. Het zijn mensen die geïntegreerd
willen worden en het is natuurlijk in
hun voordeel dat hun kinderen goed Nederlands spreken. (Leraar, Witte Cirkel,
Man, 58)
3. Agirdag en Van
Houtte over visie van leerkrachten en Turkse ouders
Agirdag en Van Houtte: Uit onze studie en getuigenissen
hierboven blijkt dat over het algemeen aangenomen wordt dat het spreken van Turks resulteert in
slechte/relagere academische prestaties. En dus wordt het spreken van Turks
formeel verboden op de meeste scholen. De schoolpersoneelsleden communiceerden
hun afkeer van de moedertaal van de Turkse leerlingen door het exclusieve
gebruik van het Nederlands krachtig en aanhoudend aan te moedigen.(NVDR:
Agirdag en Van Houtte gewagen hier ten onrechte over de afkeer van de Turkse
taal, maar het gaat m.i gewoon om de visie dat het ook in het belang is van
de Turkse leerlingen is dat zoveel mogelijk Nederlands wordt gesproken en dat
ook de Turkse ouders dit wensen.).
Agirdag en Van Houtte: Onze eerste onderzoeksvraag richtte
zich op de vraag hoe binnen het Vlaamse onderwijs de hardnekkige negatieve meningen over het
gebruik van de Turkse taal worden gereproduceerd. Uit de resultaten van
diepte-interviews bleek ook dat b.v.
leraren Turkse leerlingen als anders ervaren dan andere minderheidsleerlingen:
leraren verklaarden dat Turkse leerlingen in tegenstelling tot andere etnische
minderheden, vaker hun moedertaal onder elkaar spreken. We ontdekten ook dat
leraren op scholen met een hoog aandeel Turkse studenten het gebruik van Turks
als hét (? een!) belangrijkste probleem van hun scholen beschouwen, omdat ze
geloofden dat het behoud van de moedertaal schadelijk was voor de schoolprestaties.
Leraren op scholen met weinig Turkse leerlingen merkten op dat ze 'het
probleem' niet echt hebben, maar ze legden toch strenge Nederlandse
eentaligheid op.
De enige uitzondering op deze regel was slechts één leraar
die enige kennis had van onderwijsonderzoek en die sprak over de voordelen van
tweetaligheid: Simon: Ik weet dat het politiek gesproken is, niet
vanzelfsprekend, maar ik geloof echt, en ik ben ervan overtuigd dat als we die
kinderen lezen en schrijven eerst in het
Turks leren, dan hun schrijf- en leesvaardigheid in het Nederlands zal
verbeteren. Maar het gebeurt niet, nergens. Maar als ik over onderzoek hoor
zeggen dat dit de beste manier is om het te doen, de beste manier om kinderen
te leren lezen en schrijven, waarom doen we dat dan niet? (Black Circle,
Leraar, Man, 56)
4.Tendentieuze interpretaties van Agirdag en Van Houtte: leerkrachten en Turkse ouders hebben foute opvattingen en zijn geïndoctrineerd
Agirdag en van Houtte: Het belangrijkste is dat we ontdekten
dat deze negatieve overtuigingen van de leerkrachten en ouders niet alleen
beïnvloed kunnen worden door de beleidscontext in Vlaanderen die zeer sterk
voorstander is van assimilatie en Nederlandse eentaligheid, maar dat ook de sociale interacties tussen Vlaamse
leerkrachten en de Turkse middenklasse de negatieve opvattingen over het gebruik van
de Turkse taal versterken. Dit gebeurt in ieder geval op vier verschillende
manieren.
Ten eerste vermeden de Turkse ouders uit de middenklasse
scholen met een hoog aandeel Turkse leerlingen, en ze kozen ervoor om hun
kinderen in te schrijven op school met zeer weinig Turkse kinderen om te
voorkomen dat hun kinderen hun moedertaal op school zouden spreken. Ten tweede
vroegen sommige Turkse ouders aan het personeel op scholen met een hoog aandeel
Turkse leerlingen om alleen Nederlands op school toe te laten. Ten derde
voerden sommige leraren aan dat Turkse ouders uit de middenklasse vaker
Nederlands spraken met hun kinderen, en daarom schreven leraren het
onderwijssucces van Turkse middenklasse-kinderen toe aan hun taalkeuze. Ten vierde communiceerden Turkse leerkrachten aan Vlaamse leerkrachten dat de moedertaalvaardigheid
van Turkse kinderen eerder beperkt, foutief en onzuiver Turks was.
In feite zijn deze vier voorbeelden duidelijke illustraties
van wat Pierre Bourdieu symbolisch geweld noemt. Bourdieu -1991 stelt dat sociale dominantie
alleen kan blijven bestaan omdat de dominante groepen in de samenleving hun
oordelen, zoals overtuigingen over eentaligheid, opleggen aan gedomineerde
groepen, zoals de tweetalige Turkse gemeenschap. Zodra de gedomineerde groepen
het standpunt van de dominante groep internaliseren, zullen ze het verdedigen
alsof het een universeel standpunt is, zelfs als deze oordelen volledig tegen
hun eigen belangen zijn.
Commentaar van Raf Feys
*De onderzoekers stellen dus vast dat zowel de Turkse ouders
als de leerkrachten -ook de Turkse- vinden dat de Turkse leerlingen zoveel
mogelijk Nederlands moeten spreken binnen en buiten de klas. Deze visie staat haaks op deze van de
onderzoekers en daarom bestempelen ze de visie van de ouders en van de
leerkrachten zomaar als een foute en nefaste visie.
De negative beliefs zijn volgens de onderzoekers een gevolg van het feit dat de leerkrachten en ouders beïnvloed/
geïndoctrineerd zijn door de
beleidscontext in Vlaanderen die zeer sterk voorstander is van assimilatie en
Nederlandse eentaligheid. Agirdag en Van Houtte stellen vooreerst ten onrechte dat Vlaanderen en het Vlaams
onderwijs enkel voorstander is van Nederlandse eentaligheid. Ze betreuren ook
ten onrechte dat de meeste beleidsmakers
en Vlamingen het kennen van het Nederlands om goed te kunnen
functioneren en te integreren in Vlaanderen en om makkelijker werk te vinden.
Veel voorstanders van meertalig onderwijs veelal tegelijk ook tegenstander van extra NT2 vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs- pleitten voor het
zoveel mogelijk inspelen op de verschillende thuistalen van de anderstalige leerlingen,
voor het niet langer stimuleren om
zoveel mogelijk Nederlands te spreken op de speelplaats en onderling in
klas, voor een soort meertalig onderwijs
in de eigen thuistaal van de allochtone leerlingen, sommigen ook
voor het eerst leren lezen en
rekenen in b.v. het Turks zoals in een Gents experiment ...
Onderzoeker Agirdag drukte zijn visie op meertalig onderwijs in 2014 ook zo
uit: Meertalig onderwijs kan variëren
van een paar uren moedertaalonderwijs tot en met het aanbieden van een aantal
reguliere vakken in verschillende talen.
Via ICT-ondersteuning is meertalige
instructie ook mogelijk in scholen waar er heel veel talen aanwezig zijn. Hij
vond ook dat anderstalige leerlingen niet buiten de klas mochten aangespoord
worden om Nederlands te leren. De Gentse schepen voor onderwijs kondigde op 11
april 2014 aan dat de allochtone leerlingen voortaan ook hun eigen thuistaal
mochten gebruiken en spreken in en
buiten klas (Turks, Bulgaars, enz.).
In reacties van leerkrachten en directies op de roep voor meertalig onderwijs en voor het toelaten
en stimuleren van het gebruik van de
thuistalen in klas en buiten klas, stellen
de praktijkmensen veelal dat de pleitbezorgers totaal vervreemd zijn van de
onderwijspraktijk. Zij vergeten vooreerst dat het niet eens mogelijk is om in te spelen op al die
vele verschillende thuistalen. De
leraars betreuren vooral ook dat de
kansen om Nederlands te leren op die
manier sterk verminderen. Een kleuterleidster stelde dat als ze b.v. Turkse kleuters toelaat om
Turks te spreken bij vrij spel, deze dan steeds minder Nederlands spreken en
andere leerlingen afstoten. De praktijkmensen vinden ook dat precies de vele
uren op school buiten klasverband de uren zijn waarin de anderstalige
leerlingen veruit het meest de kans krijgen om Nederlands te spreken en te
oefenen. In een klas met 20 leerlingen krijgen die kinderen al bij al maar een beperkte
spreektijd.
De meeste Gentse ouders gingen destijds overigens ook niet akkoord met het Gents
experiment met de Turkse thuistaal. In vier Gentse scholen werden uren
Nederlands door uren Turks vervangen en leerde men die kinderen ook in het
Turks lezen. Men vergat hierbij dat het Turks dat veel ouders thuis spreken
dialectisch is en dat veel ouders hun kinderen niet kunnen ondersteunen bij het
leren lezen in het Turks. Het Turks is overigens een totaal andere taal dan het
Nederlands. Het Gents experiment werd geëvalueerd door voorstanders van het
experiment, maar toch bleek dat de lessen Turks, het eerst leren lezen en rekenen in het Turks, niet leidden tot de verbetering van het Nederlands en
van het Turks. De gevolgen voor de andere vakken werden niet onderzocht. Het is
bekend dat veel Turkse en andere allochtone ouders het oneens waren met dit
experiment. Waarom vroeg men niet eens aan de migrantenouders zelf of ze OETC
wenselijk vonden?
Een argument luidde
dat anderstalige leerlingen tijdens
de speeltijden, aan tafel en in de buitenschoolse opvang nog het meest
de kans krijgen Nederlands te spreken en in te oefenen. In een klas met 20
leerlingen en 20 lesuren per week is het
aantal minuten dat ze de kans krijgen om zelf Nederlands te spreken al te
beperkt.
Ook in onderzoek stelde men
vast dat een gebrekkige kennis van het Nederlands een belangrijke oorzaak is
van leerproblemen bij al te veel anderstalige leerlingen. hun PISA-studie van 2005 stelden Horst Entorf
en Nicoleta Minoiu dat tot 60% van de grote kloof tussen leerlingen die thuis al dan niet de
schooltaal spreken vooral via vroege en intense taalstimulering gedempt moet worden. Educational policies in
countries like Germany should focus on integration of immigrant children in
schools and preschools, with particular emphasis on language skills at the
early stage of childhood (What a difference Immigration Policy Makes: A
comparison of PISA scores in Europe and Traditional Countries of Immigration,
German Economic Review, vol. 6, nr. 3, aug. 2005). De Luxemburgse prof. R.
Martin schreef dat uit PISA bleek dat in Luxemburg de kinderen die thuis een
andere taal dan de schooltaal spreken tweemaal zoveel kans lopen om zwak te
scoren ook al hebben ze dezelfde SES (sociaal economische status).
In april j.l. 2014 vernamen we dat het Gents stadsbestuur bij monde van Elke
Decruynaere, schepen van onderwijs, verordende dat men de anderstalige
leerlingen in de Gentse scholen niet langer mag aansporen om buiten de klas Nederlands te spreken. Men
moest ze zelfs toelaten om ook in klas geregeld hun thuistaal te gebruiken. Dit is een van de speerpunten
in het Gents beleidsplan voor het schooljaar 2014-2015.
Heel wat taalachterstandsnegationisten mengden zich in de maand
april 2014 in het debat en steun(d)en de
Gentse verordening. Onder hen ook Kris Van den Branden (KU Leuven) en de Gentse
sociologen Mieke Van Houtte en Orhan Agirdag . Dit was ook het geval met de
bekende Helene Passtoors op de website De Wereld Morgen. Ze manifesteerde
zich als vurige pleitbezorger van de thuistalen en van onderwijs in de eigen
taal en cultuur (OETC). Ze stelde ook: Het is zelfs principieel af te
raden om een allochtone leerling te leren lezen in een taal die hij/zij nog
onvoldoende kent. Men leert ze dus het best eerst lezen in de thuistaal.
zoals in het Gentse experiment.
Passtoors vond verder - net als Agirdag en Van Houtte - dat enkel zij als experts zich mochten/konden uitspreken over
deze kwestie. Passtoors: Het is zeer irritant dat mensen om het even wat
verkondigen als het om migranten, Nederlands leren en, ja assimilatie gaat.
Taalkundigen zullen inderdaad allen zeggen dat b.v. de discussie over wat
migrantenkinderen op de speelplaats spreken geen taalprobleem is, maar vanuit
sociale en politieke kant tot probleem verheven wordt om redenen die niets met
taalverwerving te maken hebben. Maar waarschijnlijk alles met de idee van
assimilatie.
Enkel experts als vrijheidsstrijdster Passtoors mogen
blijkbaar uitspraken doen over het al dan niet aansporen van anderstalige
leerlingen om b.v. in en buiten de klas zoveel mogelijk Nederlands te spreken
en te oefenen. Passtoors stelde zelfs dat Raf Feys gebtuik van de term taalachterstand (
voor Nederlands) bij anderstalige leerlingen die starten in het
kleuteronderwijs een slechte term is die
verdacht veel neigt naar (taal)racisme. We citeren even: Het woord
achterstand is immers een fundamenteel
begrip in het hele complex
verbonden met racisme, inferieure rassen, de superioriteit van het blanke ras. Het is niet de eerste keer dat we als pleitbezorger van xtra NTlessen vaanf de eerste dag van het kleuteronderwijs beticht
worden van taalracisme.
De Gentse onderwisschepen Decruynaere beschuldigde de mensen die het gebruik
van het Nederlands ook buiten de klas promoten van deologische hardnekkigheid.
In een reactie ergerde Joris Fhilips
zich aan politieke correctelingen als Decruynaere die
in feite tegen de allochtonen zeggen blijf maar lekker in uw achtergestelde
positie zitten. In plaats van hen aan te moedigen alle kansen te grijpen, geeft
men hen de boodschap dat het allemaal niet zo hoeft. Die
ideologische hardnekkigheid waarover de Gentse groene schepen het heeft, merken
we juist bij de zgn. progressieve. (Website Het Nieuwsblad, 10 april) Die
ideologische hardnekkigheid en tirannieke trekjes kwamen in de donderpreek van
Passtoors ook goed tot uiting. Dit is
overigens ook het geval in de al vermelde studie van de Gentse sociologen
Ogirdag en Van Houtte. Dit alles betekent dus ook dat Decruynaere en het Gents stadsbestuur
bij het afwijzen van de visie van de leerkrachten en van de allochtone
ouders, helemaal geen rekening willen
houden met de opvattingen van de praktijkmensen.
Uit de honderden reacties op de Gentse verordening bleek eens te meer dat
niet enkel de praktijkmensen, maar ook allochtone ouders die
verordening afwezen. Eén van de
argumenten luidt dat anderstalige leerlingentijdens de speeltijden, aan tafel
en in de buitenschoolse opvang nog het meest de kans krijgen Nederlands te
spreken en in te oefenen. In een klas met 20 leerlingen en 20 uren les per week
is het aantal minuten dat ze de kans krijgen om zelf Nederlands te spreken al
te beperkt. Men vindt ook dat een gebrekkige kennis van het Nederlands een
belangrijke oorzaak is van leerproblemen bij veel anderstalige leerlingen.
De Brusselse prof.
Wim Van den Broeck reageerde al in 2013
op de levensvreemdheid van pleidooien voor het
veel meer stimuleren van het gebruik van de thuistalen op school. Van den Broeck stelde: Hoe wereldvreemd kan
men zijn? Echte meertaligheid is natuurlijk een troef, maar taalachterstand in
het Nederlands is wel degelijk een handicap, zoals blijkt uit zovele studies
die aantonen dat de onderwijskansen en de arbeidskansen zwaar gehypothekeerd
worden indien de landstaal zwak of niet beheerst wordt. Het is inderdaad beter
dat anderstalige kinderen thuis in hun eigen taal converseren dan dat ze thuis
een gebroken Nederlands zouden horen praten, maar dat betekent niet dat
thuistaal toelaten op school hen taalvaardiger zou maken. Het maakt hen niet
taalvaardiger in hun thuistaal, want op school spreken ze dan vaak een gemengde
taal, en het maakt hen al zeker niet taalvaardiger in het Nederlands. Dit lijkt
sterk op het ontkennen of minimaliseren van een reëel maatschappelijk en
sociaal probleem dat in grote mate ontstaan is door het ontbreken van een
doeltreffend en doortastend taalbeleid. Men moet in sommige kringen toch eens
weten wat men wil: ofwel is er geen probleem, maar dan is het geen issue, ofwel
is er wel een probleem, en dan moeten we er iets aan doen! (17 mei 2013).
|