Leuvense studie 2001: Directeurs lager onderwijs willen leerplannen met duidelijke leerstofpunten
per leeftijdsgroep behouden, en meer gemeenschappelijk
in de leerplannen van onderwijsnetten.
Ze wijzen ook op belang van methodes.
Deze visie wordt breed onderschreven, maar staat haaks op de visie die veel beeldenstormers (DVO van Roger Standaert, ZILL-leerplanarchitecten, baaisschooldecreet 1997, ...)
de voorbije decennia propageerden.
Visie van directeurs
en praktijkmensen volgens studie van Leuvense prof. Eric
De Corte 2001
Op vraag van Jan Saveyn, toenmalige pedagogische coördinator/begeleider katholiek basi onderwijs, organiseerde prof.
Eric De Corte in 2000-2001 een grondige bevraging bij
72 directeurs basisonderwijs over hun wensen i.v.m. leerplannen, methodes
De directeurs pleitten unaniem voor klassieke leerplannen met duidelijke
leerstofpunten per leerjaar/leeftijdsgroep, voor gebruik van methodes in klas
en tegen het moeten opstellen van een schoolspecifiek
schoolleerplan. De conclusies
bevestigden wat wijzelf en bijna alle praktijkmensen al steeds
gedacht hebben en ook nu nog denken. De resultaten staan haaks op pleidooien voor open leerplannen (ook vanwege ZILL-leerplanverantwoordelijken):
haaks ook op de DVO-stelling van Roger Standaert en co
destijds dat de eindtermen voldoende
steun boden en er geen leerplannen meer nodig waren.
De directeurs wilden dus leerplannen met een duidelijk aangegeven verdeling van de leerdoelen
over leerjaren/ leerlingengroepen. In die zin stellen de directeurs ook dat de
leerkrachten voor het lesgeven weinig steun hadden aan de (meestal globaal
geformuleerde) eindtermen eind lager onderwijs.
De teneur was in elk geval NIET dat de directeurs om een opener
leerplan vroegen en ook NIET om aan een eigen context aanpasbare leerplannen.
opmaken van eigen schoolwerkplannen, e.d.
De directeurs vonden ook NIET dat aan de schoolteams moet
gevraagd worden om zelf een schoolwerkplan voor de eigen school op te
stellen - ook al wordt dit verwacht in het basisschooldecreet van 1997 dat een breuk wou met het jaarklassensysteem en leerplannen per leeftijdsgroep.
Jan Saveyn, hoofdbegeleider
katholiek onderwijs, schreef hier over: Ook de denkpiste van de DVO van Roger Standaert, de inspectie
e.d. dat het schoolteam zelf
verantwoordelijk is voor het opstellen van een schoolwerkplan wordt door alle
ondervraagde directies afgewezen. Zij vinden het pleidooi van sommige
overheidstenoren (DVO, inspectie
) om zo de autonome van de scholen vulling te
geven ten eerste irrealistisch en ten tweede is
optie volgens de directeurs niet wenselijk. Bij het eerste verwijzen ze naar de te grote
planlast die elke vorm van leerplanontwikkeling onder eigen beheer meebrengt en
naar het onmiskenbare gebrek aan mankracht om nog eens op dat domein taken op
te nemen. Overigens stellen de directies ook expliciet dat een (individuele)
basisschool daarvoor niet deskundigheid in huis heeft.
Er zijn nog redenen waarom de optie om een eigen schoolwerk/leerplan op te stellen
volgens de directeurs niet wenselijk is en waarom leerplannen voor elke school - met duidelijke omschrijving van de leerstofpunten - noodzakelijk zijn. Saveyn schreef: *De garantie op
eenvormigheid van het onderwijsaanbod in verschillende scholen komt hierdoor in
het gedrang. *Overgaan naar een andere basisschool en naar het secundair
onderwijs wordt dan voor de leerlingen bemoeilijkt! * *Behalve voor
versnippering vrezen de directies ook voor concurrentie tussen de scholen;
m.a.w. een soort wildgroei in het aanbod om klanten te winnen. Er moet volgens
de directies een algemene richtlijn zijn waar elke school zich aan houdt.
Ook meer eenvormigheid nodig in
leerplannen van verschillende onderwijsnetten
Er waren overigens ook veel
directies die zich afvroegen of er, in functie van de eenvormigheid ook
niet wat meer overleg tussen de leerplanmakers van de verschillende netten
mogelijk ware geweest.
De directeurs wezen
ook expliciet op het grote belang van
methodes/leerboeken voor de leerkrachten. De directeurs vonden dus het kunnen gebruik
maken van methodes heel belangrijk.
Ideaal zou volgens hen zijn dat een leerplan pas ingevoerd wordt als er
methodes voor wiskunde e.d. voorhanden zijn.
Commentaar: al 50 jaar wijs ik op het feit dat mede vanuit het
gelijkheidsprincipe en voor het waarborgen van de continuïteit van de studies
bij overgang naar een andere school of schoolnet, de inhouden van de leerplannen en aanduiding van de leeftijdsgroepen voor
vakken als wiskunde en voor de meeste vakken overigens een grote mate van gemeenschappelijkheid
moeten vertonen. Ik pleit al 50 jaar voor het samen opstellen van leerplannen.
Het is ook voldoende bekend dat leerkrachten veel steun hebben aan methodes; zelfs
leerplannen bieden volgens hen te weinig steun.
Duidelijke leerplannen en leerplannen die weinig verschillen naargelang
van het onderwijsnet zijn ook belangrijk voor de opstellers van
methodes. Als de leerplannen te veel vershillen is het moeilijk om methodes
voor alle scholen op te stellen.
De vigerende centrale
leerplannen werden in hun huidig concept dus ook ook geenszins als
een keurslijf ervaren. De directies
pleiten geenszins voor open leerplannen of leerplannen die grotendeels door de
afzonderlijke scholen werden opgesteld. Via
een centrale aanpak van leerplannen vermijdt men volgens de directies ook dubbel werk, of vermijdt men dat op
verschillende plaatsen het wiel probeert uit te vinden. Jan Saveyn stelde in dit verband terecht: Critici als
DVO-directeur Roger Standaert e.d. die het voor de scholen menen te moeten
opnemen door de lokale schoolgemeenschap
nogal wat verantwoordelijkheid inzake curriculumontwikkeling toe te bedele ,
schatten de zaken blijkbaar verkeerd in. Wie de praktijk in het basisonderwijs
kent, zal wel niet verrast zijn wat de geïnterviewde directeurs dan wél hebben
gezegd. Maar soms is het nuttig om wat we denken te weten met
onderzoeksgegevens hard te maken.
Bijlage: visie van ZILL-leerplanarchitecten: haaks op
bevraging directies
ZILL leerplanarchitecten opteerden naar eigen zeggen voor open leerplannen
Ria De Sadeleer en Ludo Guelinx stelden in 2016 dat de klassieke leerplannen een te strak
stramien oplegden en schreven verder:
We willen schoolwerkplanning herwaarderen als instrument voor de
schoolontwikkeling en onderwijsvernieuwing. Het decreet op het basisonderwijs
(1997) stelt overigens dat elk schoolbestuur (!) voor elk van zijn scholen een
schoolwerkplan moet opmaken. Dat betekent meteen dat geen twee scholen hetzelfde schoolwerkplan kunnen
voorleggen (Bijdrage in school+visie -april-mei 2016). Ontwikkelingsgericht leren betekent tegelijk ook
gepersonaliseerd leren - gericht op de allerpersoonlijkste ontwikkeling van
elke leerling.
In BASIS (COV-blad, eind
oktober) lazen we volgende illustratie van het gebruik van het open leerplan
wiskunde: Je kan uiteraard geen cijferen geven als leerlingen niet tot
tien kunnen tellen. Maar dat hoeft niet per se op 9 jaar, dat kan ook op 10
jaar of 8 jaar. We kijken nu meer: wat heeft dat kind nodig? De
leerkracht moet dus telkens voor elke les leerstof zoeken die past bij de
ontwikkeling van elk kind: de leerkracht 2de leerjaar zou ook al een aantal
leerlingen moeten leren cijferen; de leerkracht 3de mag geen klassikale les cijferen meer geven:
geen cijferen meer voor zwakkere
leerlingen; en voor hen die al leerden cijferen in het tweede leerjaar kan
hij niet meer starten met cijferend
optellen. De leerkracht van het 4de moet
de zwakkere leerlingen nog apart de start van het cijferen aanleren. Er is dan ook
veel overleg tussen de leerkrachten nodig.
De commentaar van het COV (I. Rots) in BASIS eind oktober 2016:
Het COV is er zich van bewust dat de
nieuwe aanpak tot veel meer werk-en planlast leidt en stelt: "VerZill!verd basisonderwijs vraagt van
de leerkrachten tijd om te leren van en met elkaar. Het COV eist daarom: Minder kindgebonden lesuren in de opdracht
van de leerkracht, meer kindgericht overleg en samenwerking. Daar dringt het
COV op aan. Het COV-voorstel om het aantal lesuren voor de leerkracht
te beperken, lijkt ons niet haalbaar en ook niet wenselijk..
De
ZILL-verantwoordelijke spraken zich ook uit tegen het gebruik van
methodes/leerboeken. Het is voldoende bekend dat praktijkmensen het gebruik van methodes heel
belangrijk vinden en dat landen die hoog presteren voor PISA/TIMSS het gebruik
van methodes heel belangrijk vinden.
Een leerkracht moet dus ook elke dag zelf gepersonaliseerde lessen
geven, werkbladen maken, enz. En toch stellen de ZILL-mensen dat het vooral ook
de bedoeling is de plan- en werklast te verminderen. Het tegendeel is het
geval.
Ria De Sadeleer e.a. schreven ook expliciet dat de jaarklasprincipes in strijd zijn met de
nieuwe richting in het leerplanconcept: Zin in leren! gaat uit van een
ontwikkelingsgerichte benadering van leren. Dat houdt in dat we (wie?) zo
nauw mogelijk willen aansluiten bij de individuele
ontwikkelingsbehoeften van elke leerling. De verwachting van het
jaarklassenprincipe dat kinderen op dezelfde leeftijd en in dezelfde tijdspanne
dezelfde leerstof verwerven, toont de enge visie op onderwijs en doet onrecht
aan de verschillen tussen de leerlingen
. Het jaarklassenprincipe moet
doorbroken worden: heterogene leergroepen, graadklassen, niveaugroepen ... zijn
aangewezen. Onderzoek (welk?) wijst uit
dat, wat leerprestaties betreft, graadklassen niet meer of minder effectief
zijn. En voor het welbevinden van leerlingen zijn graadklassen beter.
De ZILL-leerplanverantwoordelijken geven toe dat de scholen
en leerkrachten de decreet-1997-ver- wachtingen inzake het opstellen van een
schoolwerkplan en doorbreken van de jaarklas al 20 jaar naast zich
neerleggen. De idee dat elke school haar
eigen schoolwerkplan moet opmaken dateert overigens al van de tijd van het VLO (Vernieuwd Lager
Onderwijs) opgestart op 1 september 1973. We stelden toen al dat dit een
onnodige en niet haalbare opdracht was en dat bleek ook uit de praktijk. Vanuit de praktijk van doordeweeks onderwijs
en vanuit slechte ervaringen met zon ambitieus en onrealistisch project weten
we dat dergelijke schoolwerkplanverwachtingen totaal utopisch zijn en al te
veel taak- en planlast zouden opleveren.
|