Onderwijskrant
Conserveren en vernieuwen in coninuïteit
Inhoud blog
  • Ik pleit al decennia voor dringende optimalisring en bijsturing van ons kleuteronderwijs
  • Prof. William Brooks: Was Dewey a Marxist? Toch wel volgens auteur.
  • De regel dat men op school de kans loopt om niet te slagen en te moeten overzitten, maakt inherent deel uit van het schoolspel
  • Vlaamse kritiek in 1928 op indoctrinerend & communistisch onderwijs in Sovjet-Unie : haaks op de lovende getuigenissen van Dewey in boek van 1928, in brieven van Freinet
  • Pleidooi voor dingende optimalisering taalonderwijs in de kleuterschool
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    10-05-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dubieuze discriminatie- & racisme- beschuldigingen & eenzijdige en misleidende analyses in Orhan Agirdags ‘Onderwijs in een gekleurde samenleving’ Deel 2

    Dubieuze discriminatie- & racisme- beschuldigingen & eenzijdige en misleidende analyses in Orhan Agirdags ‘Onderwijs in een gekleurde samenleving’ Deel 2

    Sterke relativering belang van kennis Nederlands e.d. remt aanpak problemen en integratie af

    5.1 Vervolg

    (3) Ook prof. Wim Van den Broeck toonde in een studie van februari 2016 op basis van PISA-2012 aan dat Vlaanderen inzake sociale gelijkheid goed scoort: De gemiddelde score voor jongeren met een lage SES bedraagt in Vlaanderen voor wiskunde 488 punten. Vlaanderen scoort daarmee het tweede hoogste in Europa (na Estland). Vlaanderen heeft zelfs het hoogste percentage (10,3%) resiliente jongeren van heel Europa (= leerlingen uit laagste SES-klasse die in hoogste kwart scoren). Hij concludeerde dus na grondige studie dat Vlaamse zwakke en kansarme leerlingen volgens PISA-2012 meer onderwijskansen krijgen dan in andere landen (VUB, februari 2016; opiniebijdrage in de krant De Morgen van 28 februari 2016, zie bijdrage in Onderwijskrant nr. 169). Voor TIMSS scoorden onze kansarmere leerlingen nog beter.

    5. 2 Verkeerde interpretatie van SES-correlatie & negatie intelligentieverschillen

    Foute interpretatie van SES-correlaties

    Agirdag, Jacobs, Nicaise ... beweren dat een hogecorrelatie tussen SES en leerresultaten er op wijst dat ons onderwijs geenszins de sociale mobiliteit van arbeiderskinderen/allochtone leerlingen bevordert. Ook prof. Dronkers wees in de geciteerde bijdrage van 2014 op de foute interpretatie van SES-correlaties. Hij schreef: In de belangrijkste datasets die sociologen gebruiken wordt (de invloed van) de intelligentie (cognitieve verschillen) nog steeds niet gemeten. De sociologen geven dan ook zelf aanleiding tot de kritiek dat ze ervan uitgaan dat ouderlijk milieu en intelligentie niet of weinig samenhangen en dat ze al te vlug stellige uitspraken doen over SES-correlaties, sociale discriminatie en onderwijsstelsels. Dronkers zinspeelde voor dit laatste op de propaganda voor comprehensief onderwijs, voor een gemeenschappelijke eerste graad/lagere cyclus s.o., werken met heterogene klassen...

    Zelf bestrijden we al meer dan 25 jaar de foute interpretatie van SES-correlaties We stelden dat aangezien de relatie tussen scholingsniveau van de ouder en intelligentie/erfelijke aanleg aanzienlijk is, een hoge SES-correlatie er eerder op wijst dat het onderwijs vrij democratisch is, dat de democratisering/de sociale opwaartse mobiliteit een feit was/is. Veel sociologen en beleidsverantwoordelijken stellen de SES-correlatie verkeerd voor. Die SES wordt in PISA e.d voor een groot deel gebaseerd op het scholingsniveau van de ouders; maar de sociologen verdoezelen dat dit scholingsniveau ook een indicator is van de intellectuele aanleg en intelligentie van de ouders en van de leerlingen. Die zgn. Sociaal-Economische Status-correlatie wordt ten onrechte voorgesteld als louter een uiting van sociale (en economisch) factoren/ van nurture; en dus besluiten Agirdag en co dat het hier gaat om regelrechte sociale discriminatie veroorzaakt door het onderwijs. De misleidende benaming ‘sociaal-economische status’ drukt uit dat het enkel zou gaan om sociale & economische invloeden en negeert de sterke relatie tussen leerresultaten en intelligentie/intellectuele aanleg, de invloed van nature.

    Het opleidingsniveau van de ouders is niet een louter sociale factor, maar correleert in aanzienlijke mate met de intellectuele aanleg van de kinderen. Ook prof. Wim Van den Broeck schreef in de al vermelde studie: De variabele sociaal-economische status – SES werd/wordt door PISA-kopstukken, onze beleidsverantwoordelijken en sociologen ... ten onrechte beschouwd als een zuivere omgevingsvariabele. Het verband tussen SES en intelligentie is echter aanzienlijk. … Men ging/gaat er bij de SES-berekeningen en - interpretaties ook ten onrechte van uit dat de intelligentie/intellectuele aanleg perfect gelijk verdeeld is over de sociale klassen. Vanaf Onderwijskrant nr. 4 van 1978 - al 44 jaar - bestrijden we de egalitaire onderwijsvisie. In punt 5.2 wezen we al op het feit dat ons Vlaams onderwijs geenszins kampioen sociale discriminatie is.

    Hoge SES-correlatie wijst eerder op opwaartse dan op neerwaartse mobiliteit

    Agirdag beweert in zijn boek ook dat ons onderwijs geenszins de sociale mobiliteit van arbeiderskinderen e.d. bevordert, maar precies het tegengestelde. Hij beweert op p. 124 dat in ons onderwijs enkel een neerwaartse mobiliteit geldt: Agirdag: In ons secundair onderwijs gaat het om segregatie van leerlingen in hiërarchische onderwijsvormen en curricula (zoals moeilijkere’en makkelijkere richtingen) waarbij er een neerwaartse mobiliteit geldt die ook wel het ‘watervalsysteem’ wordt genoemd.

    Prof. Dronkers stelde terecht dat Vlaanderen een effectief systeem van vlotte heroriëntering van de leerlingen kent. Dat klinkt totaal anders dan watervalsysteem . Ook prof. Dirk Van Damme nam afstand van de watervalsysteem-kritiek. Hij stelde: Het zgn. watervalsysteem is een hersenschim. Het watervalsysteem is nooit het echte probleem geweest. Ook de brede eerste graad vind ik een hersenschim. Elke pedagoog zal je zeggen dat je moet kijken naar de talenten, de interesses en de moge lijkheden van ieder kind. En dat betekent differentiëren  (Smileys in plaats van punten? Waanzin!’ in DS, 1 september 2018). De kritiek op de hervorming van 2019 is precies dat onze eerste graad al te veel een aso-eenheidsworst geworden is ten koste van de belangen van veel tso/bso-leerlingen.

    Ook prof. Van den Broeck weerlegde Agirdags bewering dat in het Vlaams onderwijs enkel een neerwaartse mobiliteit geldt. Hij stelde in zijn studie: Uit PISA-2012 blijkt ook dat Vlaanderen inzake 'resilience' (veerkracht) hoog scoort. Dat “is het percentage jongeren uit de laagste sociale klasse (percentiel 25) van een land dat toch hoog scoort op de prestatiemaat - over alle landen heen.” Dit criterium is uiteraard tevens een aanduiding van de sociale (opwaartse) doorstroming.

    Agirdag beseft blijkbaar ook niet dat de sterke sociale doorstroming van handarbeiderskinderen jammer genoeg ook leidde tot een intellectuele afroming van de handarbeidersklasse en dat dit de opwaartse mobiliteit afremt. Hij beseft niet dat daardoor en door de toename van het aantal allochtone leerlingen de procentuele vertegenwoordiging van arbeiderskinderen in aso en aan de universiteit afneemt. Dit belet niet dat ons onderwijs ook op vandaag nog de sociale mobiliteit bevordert, democratisch is.

    5.3 Egalitair onderwijs = gelijk eindigen!?

    Agirdags Leuvense collega Ides Nicaise poneerde in 2007 al: “De verouderde theorie over aanleg leidt een hardnekkig bestaan. En ook het IQ meet geen aangeboren capaciteit, maar enkel aanpassing aan de IQ-test. Het is de bedoeling van egalitair onderwijs dat elke bevolkingsgroep evenredig participeert aan alle onderwijsniveaus” (De School van de Ongelijkheid, EPO, 2007 p. 88 e.v.). Dus (hand)arbeiderskinderen moeten evenredig vertegenwoordigd zijn in aso, universiteit e.d. Dit is ook de stelling die Agirdag in zijn boek verdedigt.

    Ook voor Agirdag betekent egalitair onderwijs gelijke uitkomsten: “Vanuit een egalitische visie is een meritocratische visie ontoereikend om gelijkheid te realiseren. Het is niet alleen de bedoeling dat groepen leerlingen met gelijke kansen starten; het is ook de bedoeling dat verschillende groepen gelijk eindigen. Agirdag stelt tegelijk zgn. meritocratisch onderwijs karikaturaal voor. Hij stelt: Voorstanders van de meritocratie (in onderwijs of maatschappij?) vinden het legitiem dat de sociale posities (ook inkomen?) verdeeld worden volgens de verschillende talenten die leerlingen hebben.

    Hier haalt Agirdag twee zaken door elkaar meritocratisch onderwijs en meritocratische maatschappiij, - en dit niettegenstaande Michaël Young in zijn The rise of the meritocracy: 1870-2033’ van 1958 duidelijk uit elkaar haalde. Young vond het normaal dat het onderwijs ook rekening hield met b.v. intellectuele verschillen en vond de toename van de samenhang tussen intellectuele aanleg/intelligentie en leerresultaten/diploma’s evident, en veel democratischer dan de samenhang tussen afkomst en leerresultaten in het aristocratisch onderwijs van weleer. Maar Young voorspelde in 1958 dat op termijn de sociale mobiliteit op basis van intellectuele aanleg, de democratisering van het onderwijs, ook zou leiden tot een intellectuele afroming van de handarbeidersklasse en tot steeds meer correlatie tussen intellectuele aanleg en diploma. Op zich was dit voor hem een evidente evolutie. Maar Young wou als socialist voorkomen dat meritocratisch onderwijs tot een meritocratische maatschappij zou leiden waarin bijna uitsluitend het behaalde diploma het inkomen zou bepalen. Dit laatste kon volgens Young op termijn het geval worden. Young pleitte als socialist vooral voor maatschappelijke gelijkheid en inkomensherverdeling. Dit is ook de interpretatie van zijn visie door zijn zoon Tony Young.

    Meritocratisch onderwijs betekent ook geenszins dat men leerlingen die intellectueel of sociaal kansarmer zijn, minder moet uitdagen zoals Agirdag suggereert. Het rekening houden met de verschillen betekent ook dat men kansarmere leerlingen extra soigneert, b.v. meer omkadering en werkingsmiddelen toekent (=positieve discriminatie). In de beleidsverklaring wordt terecht gesteld dat meer bewaakt moet worden dat die extra-zorg ook daadwerkelijk besteed wordt aan de geviseerde doelgroepleerlingen.

    6 Agirdag over biologisch deficitdenken & IQ-isme & racisme van prof. Duyck

    In punt 5.3 citeerden we Agirdags Leuvense collega Ides Nicaise die in 2007 poneerde De verouderde theorie over aanleg leidt een hardnekkig bestaan. En ook het IQ meet geen aangeboren capaciteit, maar enkel aanpassing aan de IQ-test'.

    In zijn boek probeert ook Agirdag aan te tonen dat het om een verouderde/voorbijgestreefde en vemaledijde theorie gaat en dat een IQ-test vooral de aanpassing aan de IQ-test meet. In zijn boek heeft hij het vooral gemunt op de Gentse prof. cognitieve psychologie Wouter Duyck die volgens hem een aanhanger is van biologisch deficitdenken en van wat Agirdag bestempelt als het (foute) IQ-isme.

    Socioloog Dirk Jacobs publiceerde op 8 december 2016 in de krant De Morgen al analoge scherpe kritiek aan het adres van prof. Duyck in Onderwijs is net iets te belangrijk voor vluchtige analyses, leerlingtovenaars of partijpolitieke spelletjes. Hierin ging Jacobs heftig te keer tegen het feit dat de psychologen Wouter Duyck en Wim Van den Broeck geenszins akkoord gingen met zijn PISA-analyse. Jacobs poneerde hautain en verwijtend: PISA is een belangrijke enquête waarop na het verschijnen net iets te voortvarend en vrijblijvend commentaar geleverd werd. Soms is het ronduit onverantwoord, zoals de intellectuele spielerei van enkele cognitief psychologen die in verdekte taal voorspiegelen dat kansarmen misschien gewoon intrinsiek minder intelligent zijn.

    Biologisch deficitdenken & IQ-isme

    Agirdag pakt uit met een analoog verwijt. Hij bestempelt prof. Wouter Duyck als een naïeve aanhanger van het biologisch deficitdenken & IQ-isme. Hij probeert de studenten/lezers ervan te overtuigen dat het eerder het genoten onderwijs is dat invloed heeft op de intelligentie/het IQ/de leerresultaten en niet omgekeerd.

    Hij verwijst hierbij enkel naar 1 korte uitspraak van Duyck waarin deze stelt: De afkomst van leerlingen correleert met intelligentie; je IQ bepaalt mede hoe je studeert en je leerresultaten (in: De Standaard van 16 december 2017). De lezers komen dus weinig of niets te weten over de gefundeerde argumenten van Duyck en niets over het vele wetenschappelijk onderzoek waarop de stelling van Duyck en co gebaseerd is.

    Agirdags beschulding luidt: Het IQ-isme stelt een correlatie vast tussen sociaaleconomische en/of etnische afkomst enerzijds en IQ anderzijds en tussen IQ en de schoolprestaties . Hieruit besluit men dat armen of etnische minderheden slechter presteren op school omdat ze dommer zijn geboren, dus dat verschillen in IQ de ongelijkheden in het onderwijs verklaren (p.84).

    Wat Duyck en vele anderen betreuren is dat sociologen als Nicaise, Agirdag, Jacobs …, sommige beleidsmakers ... de correlatie tussen SES en leerresultaten enkel op naam schrijven van sociale invloeden, en vooral van sociale discriminatie in het onderwijs, en geen rekening houden met de grote invloed van de intellectuele aanleg/intelligentie. We gaan er ook vanuit dat het onderwijs er nooit kan in slagen om alle mogelijke vormen van minder intellectuele stimulering in het thuismilieu uit te vlakken. Een hoge SES-correlatie wijst dus niet zomaar op een grote mate van sociale discriminatie door de school.

    Duyck schreef: G.Shakeshaft e.a. publiceerden in 2013 een longitudinale studie met 11.117 tweelingen, die aantoont dat de variantie in schoolresultaten voor 58 procent door cognitieve aanleg bepaald wordt: Strong Genetic Influence on a UK Nationwide Test of Educational Achievement at the End of Compulsory Education at Age 16 (W. Duyck: Ideologie mag onderwijsdebat niet kapen. De Tijd, 19 jan. 2014). Duyck en co beweren geenszins dat de intelligentie van leerlingen op 15-jarige leeftijd iets is dat louter aangeboren is; de intelligentie bij 15-jarigen is uiteraard mede een product van de jarenlange ontwikkeling van de intellectuele aanleg -ook mede in het onderwijs.

    Philip Ball schreef: In a 2016 study prof. Plomin and colleague Eva Krapohl found that about half of the correlation between educational achievement and SES of British 16-year-olds could be ascribed to genetic factors (Philip Ball, The IQ trap: how the study of genetics could transform education – zie internet.) Ball voegde er onmiddellijk aan toe: This doesn’t mean it’s all in their genes: no one researching genes and intelligence denies that a child’s environment can play a big role in educational attainment. When her PhD student Madeline Crosswaite investigated teachers’ beliefs about intelligence, Asbury says she found that “teachers, on average, believe that genetic factors are at least as important as environmental factors.

    Professor Robert Plomin, de gerenommeerde Amerikaanse psycholoog en geneticus die vooral bekend is geworden door zijn werk intweelingstudies, wees in zijn studies inderdaad op de grote invloed van de intellectuele aanleg/intelligentie. Maar volgens Plomin en de professoren cognitieve psychologie beïnvloedt uiteraard ook het milieu en de school de ontwikkeling van de intellectuele aanleg. Plomin voegde er overigens ook aan toe: Het accepteren van grote invloed van intellectuele aanleg op de leerprestaties, lijkt me tegelijk een argument om leerlingen met mindere aanleg extra te soigneren in het onderwijs. Zelf hebben we de voorbije 50 jaar veel energie gespendeerd aan pleidooien voor een zorgverbredings- en onderwijsvoorrangsbeleid (po)sitieve discriminatie) én in het ontwerpen van didactische aanpakken voor het leren lezen, rekenen, schrijven … waarmee ook leerlingen met minder aanleg vlotter kunnen leren lezen, rekenen, schrijven … 

    Zelf investeerden we vanaf 1971 veel energie aan thema’s als positieve discriminatie en doelgroepenbeleid, preventieve en gewone zorgverbreding enz. Maar ook bij een ideaal/perfect doelgroepenbeleid en met positieve discriminatie zal de school heel wat ‘sociale’ invloeden niet kunnen uitvlakken. De school is niet almachtig. Als in studies geconcludeerd wordt dat 30% of 50% van de variantie in schoolresultaten bij 15-/16-jarigen beïnvloed is door de omgevingsfactoren, dan is die 30% of 50% ook niet enkel een gevolg van invloed van de school op de leerresultaten, maar ook van de invloed van de familie, de omgeving en de cultuur - zaken waar de school geen vat op heeft.

    Agirdag over problematisch IQ-isme van Duyck & dubieuze IQ-testen

    Agirdag besteedt in zijn betoog veel aandacht aan het radicaal in vraag stellen van IQ-testen. We citeren even: Het IQ-isme (van Duyck en co) is problematisch omdat de causale richting van de relatie tussen IQ en schoolprestatie niet op voorhand vaststaat. Spontaan denken we te vaak in termen van de invloed van de intelligentie op schoolprestaties, maar het omgekeerde is evengoed mogelijk. Een leerling die op school geleerd heeft over verschillende religies zal de vraag over de pompoenenlantaarn in de IQ-test beter kunnen beantwoorden. In dit geval hebben de schoolprestaties een invloed op het IQ en niet andersom. De IQ-score kan indirect een indicatie zijn van schoolprestaties. En natuurlijk correleren verschillende metingen van schoolprestaties met elkaar: deze metingen geven niet aan of iemand slimmer is, wel de mate waarin hij of zij goed onderwijs heeft gehad (p.88). ... De IQ-testen zitten vol met dergelijke vragen die aanleunen bij de culturen van mensen die deze testen opstellen. Kortom, de validiteit van IQ-testen staat ter discussie. De leerresultaten en IQ-testen geven volgens Agirdag dus niet aan of iemand slimmer is, maar eerder of hij goed onderwijs heeft gekregen.

    Deficitdenken en IQ-isme legitimeert racisme!???

    Agirdag: Het IQ-isme slaat de bal dus mis. Toch blijkt het IQ-isme trouwe aanhangers te hebben, en meer nog, aan populariteit te winnen. Dat is omdat het een belangrijke functie heeft in het legitimeren en reproduceren van het racisme. Dat gebeurt op ten minste twee manieren. Ten eerste : het IQ-isme voedt de stereotypen van slimme en niet-slimme leerlingen etnisch-culturele of etnisch-raciale groepen. De enorme stereotype dreiging die hieruit ontstaat, versterkt de etnische ongelijkheden. Ten tweede, het IQ-isme versterkt de zogenaamde fixed mindset in tegenstelling tot de growth mindset.

    7 Taalachterstandshypothese = taalmythe en moedertaalonderwijs als wondermiddel

    7.1 Agirdag: Foute en problematische taalac terstandshypothese!?

    In de PISA-studies wordt veelal geconcludeerd dat gebrekkige kennis van de school- en landstaal mede een oorzaak is van de lagere PISA-score van allochtone leerlingen. Agirdag bestempelt dit als een foute en racistische taalachterstandshypothese. Hij schrijft o.a.: Het is voorbarig om een specifieke causale link te leggen tussen lage prestaties en thuistaal: vaak denkt men dat leerlingen minder goed presteren omdat ze thuis een andere taal spreken…. De ministers linken de migratieachtergrond aan het spreken van een andere taal en dit als een ‘spijtige realiteit’ waarmee de kansen afnemen’, terwijl kennis van het Nederlands gezien wordt als een ‘toegangsticket tot succesvol onderwijs. Volgens politici dienen leerlingen zowel op school als thuis liefst Nederlands te spreken. Ook de overgrote meerderheid van de leraren denkt zo, al dan niet onder de invloed van de politiek. Meer nog: de reden waarom de verwachtingen van leraren lager liggen in scholen met veel gekleurde leerlingen, blijkt vaak gerelateerd te zijn aan taal (p. 91)

    Agirdag: Er is geen negatief verband binnen de groep van anderstalige leerlingen tussen de frequentie van het spreken van de moedertaal of herkomsttaal en de leerprestaties (p. 93). Op 8 december 2016 beweerde Orhan Agirdag in De Standaard ook al: Slecht presteren komt niet door taalachterstand. Wie de kloof in het onderwijs wijt aan taalachtergrond, maakt de ongelijkheid alleen maar groter. Beleidsmakers zeggen dat de deuren van het onderwijswalhalla zouden openen als migrantenleerlingen Nederlands zouden spreken. Daarmee zeggen ze dus vooral dat het niet hun verantwoordelijkheid is dat het fout gaat, maar dat het ligt aan de migranten zelf. Blaming the victim.

    Het taalprobleem is volgens taalachterstandsnegationisten als Agirdag, Jaspaert, Jacobs, Van den Branden, een aangepraat probleem en ze vinden kennis van het Nederlands voor de integratie in de maatschappij niet eens zo belangrijk. In 2009 stelden prof. Kris Van den Branden en Machteld Verhelst (Centrum Taal & Onderwijs - voorheen: Steunpunt NT2) ook al het belang van het kennen van het Nederlands in vraag. Ze schreven: Er ontstaat een discours dat sterk de indruk wekt dat het spreken van een andere thuistaal dan het Nederlands per definitie een probleem vormt. Dit wordt voorgesteld als een struikelblok voor onderwijssucces, als een steen die in het rugzakje van de leerling zwaar doorweegt en de tred van diens schools ontwikkelingsproces vertraagt en verlamt. Maar is er wel voldoende empirisch bewijsmateriaal waaruit ondubbelzinnig blijkt dat het spreken van een andere thuistaal voor een substantiële groep van leerlingen rechtstreeks samenhangt met verminderde kansen op succes in het Vlaamse onderwijs (Naar een volwaardig talenbeleid. Omgaan met meertaligheid in het Vlaams onderwijs, 2009.) Dit was ook een legitimering van hun verzet tegen extra NT2-lessen.

    In punt 2 lieten we al prof. Dirk Van Damme aan het woord over het belang van de kennis van het Nederlands: Zonder een grondige kennis van het Nederlands hypothekeer je de kansen van kinderen die thuis een andere taal spreken, enz. (pag. 4).De ontkenners van het grote belang van de taalkennis, manifesteerden zich tegelijk als de tegenstanders van de invoering van extra-NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs, en dus ook van de NT2-taalcampagnes die we de voorbije 25 jaar lanceerden.

    Agirdag vindt zelfs het belang dat gehecht wordt aan het AN discriminerend. Prof. Ludo Beheydt stelde onlangs: Het Nederlands moet ook voor de nieuwe Nederlanders een creatief expressiemiddel kunnen worden waarin ze zich onbevangen kunnen uiten, waarmee ze hun doorstijgkansen optimaliseren en waarmee ze mee boetseren aan die nieuwe complexe identiteit van de komende generatie. Anderstalige kinderen hebben er dus alle belang bij dat vooral in de klas het Nederlands de exclusieve omgangstaal is en blijft. Dat betekent geenszins dat een occasionele vertaling van een onbegrepen woord door een taalgenootje, en dergelijke, verboden moet worden, maar het betekent wel dat interacties in anderstalige moedertalen uit de klas geweerd moeten worden. Voldoende blootstelling aan kwalitatief volwaardig Nederlands taalaanbod is de primaire voorwaarde voor adequate verwerving - zie bijdrage op pagina 52-54). In ‘Crisis in Education’ maakte Hannah Arendt zich in 1954 ook al veel zorgen over het feit dat migrantenleerlingen onvoldoende de landstaal Engels kenden.

    7.2 Belangrijke rol van kennis van het Nederlands & invloed op leerresultaten en PISA-score

    De meeste onderzoekers stellen o.i. terecht dat het minder goed kennen van het Nederlands bij anderstalige leerlingen leidt tot het behalen van lagere leerprestaties. Ook de meeste leerkrachten en de onderwijsministers, veel allochtone ouders, ...zijn die mening toegedaan.

    In een Duitse studie werd geconcludeerd: Ohne Kinder mit Migrationshintergrund würde Deutschland international auf Rang 8 liegen, MIT den Kindern auf Rang 20. 80 Prozent der 15-jährigen Schüler, die mit ihren Eltern nach Deutschland eingewandert sind, sprechen zu Hause kein Deutsch. Ook in Finland stellen de onderwijsexperts dat de PISA-daling van de Finse leerlingen deels een gevolg is van de toename van het aantal allochtone en anderstalige leerlingen. In 2015 concludeerde onderzoek van prof. Gabriel Heller-Sahlgren dat "de verandering in de demografie van Zweedse leerlingen als gevolg van immigratie bijna een derde van de gemiddelde daling tussen 2000 en 2012 verklaart: 19 procent in wiskundige geletterdheid, 28 procent in leesvaardigheid en 41 procent in wetenschappelijke geletterdheid". In Vlaanderen kan dit minder uitvallen; maar jammer genoeg gaan de officiële PISA-rapporten daar niet op in, te delicaat blijkbaar.

    Prof. Wouter Duyck schreef in een bijdrage in Doorbraak: Binnen de groep van allochtonen wordt de kloof ten opzichte van leerlingen zonder migratieachtergrond de helft (45 PISA punten) kleiner als thuis Nederlands gesproken wordt. Ter vergelijking: het allochtone niveau met thuistaal Nederlands komt overeen met het gemiddelde nationale niveau wiskunde van Zweden of Hongarije. Zonder thuistaal Nederlands wordt het PISA-gemiddelde dat van Kazachstan of de Verenigde Arabische Emiraten.

    Het Nederlandse Sociaal en Cultureel Planbureau stelde in 2005 terecht: Het is onmogelijk, Turkse, Marokkaanse ... Migrantenleerlingen in een beperkt aantal lesuren een andere taal aan te leren. De schoolse achterstand inzake taalvaardigheid is bij de aanvang van de basisschool al enorm groot (Uit elkaars buurt, 2005). Gewone taallessen en een gewoon taalbad zijn dus niet voldoende. Verder lezen we in het SCP-rapport: Men heeft ooit gedacht dat de taalachterstand sterk zou afnemen vanaf de tweede generatie, bij de kinderen van ouders die zelf les gekregen hebben in het Nederlands. Het volstaat echter niet dat minstens een van de ouders tegenwoordig meestal de hele opleiding in het Nederlands gevolgd heeft. De Nederlandse taalkennis van Turkse en Marokkaanse kleuters bij de start van het basisonderwijs is vaak miniem. Dit is ook het gevolg van het zich moeilijk integreren van de ouders, van importhuwelijken en gezinshereniging …

    Samen met het SCP pleiten we allang voor extra NT2-lessen. Als anderstalige kleuters maar gewoon les volgen en een taalbad krijgen samen met Nederlandstalige, dan kunnen ze uiteraard hun grote achterstand niet ophalen. Aangezien er in lessen met twintig leerlingen relatief weinig ‘spreekmomenten’ zijn, worden de leerlingen veelal terecht gestimuleerd om binnen de klas (bv ook in speelhoeken in kleuteronderwijs) en buiten de klas ‘zoveel mogelijk’ Nederlands te spreken. Men wil mede voorkomen dat de leerlingen in een klas met tal van thuistalen elkaar niet begrijpen, op de speelplaats taalkliekjes vormen, enz. En hoe kan een kleuterjuf b.v. talig inspelen op het zelfstandig/vrij spel als ze er niet eens begrijpt wat leerlingen aan het zeggen/spelen zijn. Dit sluit niet uit dat leerkrachten ook nu al pragmatisch en sporadisch inspelen op de thuistalen; maar in scholen met veel thuistalen is dat weer een pak moeilijker.

    Er wordt vaak ook gewezen op het feit dat de aanwezigheid van veel anderstalige leerlingen in klas een eerder negatieve invloed heeft op de leerprestaties van de andere leerlingen. Dit was ook al een grote bezorgdheid bij Brusselse ouders in het begin van de jaren 1990. Dit laatste verklaart mede waarom heel wat allochtone ouders kiest voor een school met minder allochtone leerlingen. De Brusselse ouders kregen destijds pakken kritiek te verduren en werden door de politiek correcten’ zelfs van racisme beschuldigd. In 2015 wezen Brusselse leraren herhaaldelijk ook op de grote gedragsproblemen e.d., maar sociologen als Dirk Jacobs wezen die kritieken af.

    7. .3 Agirdag: foute taalachterstandshypothese

    Agirdag: De taalachterstandshypothese is op minstens drie vlakken problematisch: Ten eerste: taalachterstand is niet noodzakelijk een etnisch issue. M.a.w. : ook zonder etnisch-culturele diversiteit kan er sprake zijn van taalachterstand. In feite zijn alle leerlingen die op een school aankomen anderstalige leerlingen omdat de schooltaal zeer grondig verschilt van de taalvariëteit die thuis wordt gesproken. Ook Nederlandstalige kinderen leren enkel op school wat bijvoorbeeld een woord als ‘meridiaan’ of ‘kwadraat’ betekent. Die woorden worden immers enkel gebruikt als schoolvariant van het Nederlands (p. 94)

    Als we het hebben over de taalachterstand Nederlands van anderstalige leerlingen die in het kleuteronderwijs starten dan gaat het uiteraard niet over die specifieke en vakdisciplinaire schooltaalwoorden. De taalachterstand slaat uiteraard op de gewone taal en die is in het onderwijs heel belangrijk. Het argument dat alle leerlingen die op school toekomen in feite anderstalig zijn, is een vals argument.

    Een tweede probleem is dat de ongelijkheid gereduceerd wordt tot een kwestie van achterstand, een deficit dat de leerlingen van thuis uit meebrengen naar school.” Niemand beweert dit! Agirdag: “ Maar taalachterstand is ook het gevolg van achterstelling van bepaalde leerlingen. …Een studie laat zien dat sociaal kwetsbare leerlingen weinig kwaliteitsvolle taalinput krijgen van hun leraar, amper zelf aan het woord komen en bijna niet in interactie met hun leraar. …Daarom is taalongelijkheid een accuratere term dan taalachterstand om de kloof in taalvaardigheid tussen verschillende leerlingen te begrijpen.

    Een derde probleem is dat de taal hierbij gereduceerd wordt tot slechts één taal, het Nederlands. Taalvaardigheid van anderstalige leerlingen in hun moedertaal wordt van meet af aan genegeerd. Meertaligheid respecteren en valoriseren biedt betere kansen om de taalvaardigheid van leerlingen in het Nederlands en van hun schoolprestaties te stimuleren” (p.95). Kortom, de taalachterstandshypothese loopt stuk omdat de taalvaardigheid niet noodzakelijk een etnisch issue is; een beperkte taalvaardigheid kan ook een gevolg zijn van de achterstelling op school, en meertaligheid van anderstalige leerlingen vergeten wordt en dus onbenut blijft.

    Ook het Onthaalonderwijs voor Anderstalige Kinderen (OKAN) moet het ontgelden. Agirdag: OKAN maakt het informeel aanleren van een taal door de interactie met Nederlandstalige leerlingen zo goed als onmogelijk… De gesegregeerde taalbaden lijken wel taalwoestijnen (p.46). Zijn fantasierijk alternatief luidt : Pak OKAN flexibel aan. Waarbij je leerlingen b.v. een jaar dispenseert op taalvakken en verder gaat op praktijkvakken. Als we afstappen van jaarevaluaties en de leerlingen meer inlooptijd geven in demainstreamomgeving, dan moeten OKAN-leerlingen niet noodzakelijk in een aparte klas komen te zitten” (in DWM, 31 maart 2021).

    7.4 Pleidooi voor frequent gebruik van de verschillende thuistalen in klas

    Agirdag: “De instructietaal is wettelijk alleen Nederlands. … Indien taalminderheden ook onderwijs zouden krijgen in hun moedertaal, zou er voor deze leerlingen niet per definitie sprake zijn van taalachterstand. … In het Vlaams onderwijs is het op vandaag mogelijk om zelfs reguliere vakken zoals aardrijkskunde en biologie in het Engels of het Frans te doceren, terwijl er amper plaats is voor (wereld-)talen als Arabisch en Turks (p. 160). …

    De maatschappelijke ontwikkelingen op dit vlak zijn in Vlaanderen zorgwekkend. In de jaren 1990 was er in Vlaanderen nog het zogenoemde Onderwijs in eigen taal en cultuur (OETC). Anderstalige kinderen werden dan twee uur per week uit hun klas gehaald om bijvoorbeeld les in Turkse cultuur en taal te krijgen. In scholen waar er dertig uur onderwijs in ‘eigen taal en cultuur’ was voor de meerderheidsgroep, waren er slechts twee uurtjes voorzien voor leerlingen die tot etnische minderheden behoren. Vandaag de dag zijn zelfs die twee uurtjes afgeschaft (p. 160). OETC is destijds in Nederland en iets minder in Vlaanderen al uitgeprobeerd, maar dit werd al vlug als problematisch ervaren en weer verlaten. OETC leverde meer nadelen dan voordelen op. Dit was ook onze conclusie in de Onderwijskrant van januari 1993. Een probleem is ook dat er op veel scholen veelal veel verschillende thuistalen zijn.

    Agirdag verzwijgt het controversieel experiment in Gentse scholen in 2012 dat hijzelf genegen was. In dit experiment in vier scholen, werden een aantal uren Nederlands door uren Turks vervangen, en leerde men die kinderen eerst in het Turks lezen. Directeur Frank van de Mozaïek-school die betrokken was bij het experiment, stelde vast dat veel Turkse ouders dit experiment niet genegen waren. Hij schreef: Voortdurend werden we op school aangesproken door ouders op onze aanpak betreffende het gebruik van de thuistaal Turks op school. Ouders zegden: Op die andere school mogen de kinderen geen Turks spreken. Dat is ook goed zo. Zo kunnen de kinderen veel Nederlands leren (De Katholieke Schoolgids, januari 2010, p. 8). De hypothese dat de lesuren Turks ook de kennis van het Nederlands en het Turks zou bevorderen, werd ook niet bevestigd. Het experiment werd afgevoerd.

    Tips voor frequent gebruik van thuistalen

    Agirdag geeft tips voor het frequent gebruik maken van de moedertalen van de allochtone leerlingen: Maak duidelijke taalafspraken over het taalgebruik in de les. Bijvoorbeeld: je mag in je eigen taal lezen en leren, en wat je zegt ga je zoveel mogelijk herhalen in het Nederlands. Laat leerlingen opzoekings- en leeswerk doen in hun moedertaal. Veel boeken zijn in meerdere talen beschikbaar, net zoals Wikipediapagina’s. Laat leerlingen elkaar uitleg geven, vragen stellen en overleggen in hun moedertaal (peer learning). Benut als school elke mogelijk ruimte voor meertaligheid. Dit kan gaan over boeken en tijdschriften, liedjes en films, posters en wegwijzers. Maak je als leraar een aantal uitdrukkingen eigen in de taal van je leerlingen (begroetingen bijvoorbeeld of dankwoorden), en betrek daarbij de leerlingen.

    In bijdragen in vorige jaargangen toonden we aan dat het ook volgens de leraren moeilijk is om al die voorstellen te pratikeren – veelal in klassen ook met meerdere moedertalen. Pragmatisch en beperkt gebruik is nu wel al vaak van toepasing. Prof. Ludo Beheydt wees in een recente spreekbeurt op de problemen met meertalig onderwijs (zie pagina 52-54).

    In het (Turkse) Lucerna-college zijn er veel meer uren Nederlands per week dan op een gewone school, en wordt van de leerlingen verwacht dat ze ook tijdens de vele uren buiten de klas Nederlands spreken en inoefenen. En met succes. De Turkse initiatiefnemers en ouders beseffen dat dit de enige mogelijkheid is om voldoende Nederlands te leren.

    Ook omdat er in lessen met 20 leerlingen al bij al relatief weinig ‘spreekmomenten’ zijn, worden de leerlingen veelal gestimuleerd om binnen de klas (bv ook in speelhoeken in kleuteronderwijs) en ook buiten de klas ‘zoveel mogelijk’ Nederlands te spreken. Dit mede om te voorkomen dat de leerlingen in een klas met tal van thuistalen elkaar niet begrijpen en om te voorkomen dat de leerkracht/juf ze niet begrijpt. Hoe kan een kleuterjuf b.v. talig inspelen op het zelfstandig spel als ze niet eens begrijpt wat leerlingen aan het zeggen/spelen zijn.

    7.5 Kritische reacties op veel aandacht voor moedertalenonderwijs van Agirdag en co

    Prof.-socioloog Hartmut Esser stelde vast dat de stellige uitspraken van de voorstanders van het gebruik van thuistalen in klas geen hout snijden: Sprache und Integration. Die sozialen Bedingungen und Folgen des Sprach-erwerbs von Migranten, Frankfurt/M. 2006, Campus Verlag. Hij weerlegde de stelling als zou het frequent inspelen op de thuistalen ook het leren van de landstaal in de hand werken. Ook in het al vermeld Gents experiment bleek dit niet het geval te zijn.

    De auteur Özoan Akyol betreurde: We hadden een grote achterstand Nederlands, maar werden destijds uit de les weggenomen om nog meer Turks te leren – mede om zogezegd niet te vervreemden van onze Turkse identiteit. Dat is de wereld op zijn kop. De overheid heeft juist de taak ervoor te zorgen dat wij volwaardig Nederlander zouden worden. De overheid heeft mijn integratie tegengewerkt (KNACK, 13 april 2015).

    Kamal Kharmach, standup-comedian & bedrijfseco-noom) getuigde: De linkse partijen hebben de historische fout gemaakt, om als reactie op het Vlaams Blok een laks migratiebeleid te voeren. Nederlands leren? Geen verplichting! Ze deden dat om hun electoraat te beschermen. Het gevolg is dat we nu met een hele generatie zitten die de taal niet of slecht spreekt, en daar ben ik ook het slachtoffer van. Mijn familie in Nederland beheerst onze taal welperfect, voor hen was dat vanzelfsprekend, want het moest van de overheid (De Tijd, oktober 2020).

    Prof. Dirk Van Damme stelde: Ik word lichtjes ongemakkelijk als ik mensen hoor pleiten voor meer Arabisch of Turks in het onderwijs, omdat dat betere resultaten zou opleveren.” De Brusselse prof. Wim Van den Broeck repliceerde: “Hoe wereldvreemd kan men zijn? Echte meertaligheid is natuurlijk een troef, maar taalachterstand in het Nederlands is wel degelijk een handicap, zoals blijkt uit zovele studies die aantonen dat de onderwijskansen en de arbeidskansen zwaar gehypothekeerd worden indien de landstaal zwak of niet beheerst wordt. Het is inderdaad beter dat anderstalige kinderen thuis in hun eigen taal converseren dan dat ze thuis een gebroken Nederlands zouden horen praten, maar dat betekent niet dat thuistaal toelaten op school hen taalvaardiger zou ‘maken’. Het maakt hen niet taalvaardiger in hun thuistaal, want op school spreken ze dan vaak een gemengde taal, en het maakt hen al zeker niet taalvaardiger in het Nederlands. Dit lijkt sterk op het ontkennen of minimaliseren van een reëel maatschappelijk en sociaal probleem dat in grote mate ontstaan is door het ontbreken van een doeltreffend en doortastend taalbeleid. Men moet in sommige kringen toch eens weten wat men wil: ofwel is er geen probleem, maar dan is het geen issue, ofwel is er wel een probleem, en dan moeten we er iets aan doen! (17 mei 2013).

    In 2014 besliste de Gentse onderwijsschepen Elke Decruynaere om het gebruik van de thuistaal toe te laten en te stimuleren zowel tijdens als buiten de les. Heel wat taalachterstandsnegationisten steunden de Gentse verordening – ook Orhan Agirdag. Opvallend veel allochtone ouders en ex-migran-tenleerlingen protesteerden tegen de verordening, maar Agirdag rept er in zijn boek met geen woord over hun interessante getuigenissen.

    Enkele reacties: *Jordy Ronaldo: Als allochtoon vind ik dit een vreselijk idee, op die manier hebben die kinderen nog veel minder kansen op de arbeidsmarkt later, meer kans op discriminatie omdat ze de landstalen niet beheersen, dus ‘neen’ geen thuistaal op school aub!” *Tuba Yılmaz: Ik zelf heb Nederlands moeten spreken op school en geen thuistaal en ben er echt blij mee. *Zeliha Atesci: Ik ben zelf een Turkse en ik respecteer mijn collega’s op de werkvloer en spreek Nederlands. Ik probeer mijn zoon van 8 ook duidelijk te maken dat hij Nederlands moet spreken op school, in de bus... *Leerlinge Radha Birtantie: Dat toelaten van de thuistaal op school vind ik geen goede zaak. Zelf ben ik geboren en getogen in Suriname met een Indische achtergrond. Er zijn er ook met een Indonesische en Chinese achtergrond. Maar op school wordt altijd Nederlands gesproken.

    In een protestbijdrage van de allochtone ouder Karine Melitsetyan omtrent het al vermelde Gents experiment met het eerst leren lezen & rekenen in het Turks, lezen we: In plaats van effectieve maatregelen te treffen om de Nederlandse taal extra te stimuleren op school, en kinderen en hun ouders ervan bewust te maken wat het maatschappelijk nut ervan is, besteedt de Gentse overheid veel aandacht aan de moedertaal van anderstalige leerlingen. Lessen in de eigen moedertaal vergroten echter vooreerst de kloof tussen de sterkste en de zwakste leerling door het feit dat die leerlingen een aantal gewone lessen missen. Ze vergroten tevens het mentaliteitsverschil tussen de gemeenschappen en de maatschappij waarin ze leven. Deze projecten zijn ook misleidend voor de niet gemotiveerde anderstaligen, die de sociale normen en attitudes van onze Westerse samenleving niet willen respecteren. De Turkse ouders krijgen ook de boodschap dat Nederlands kennen toch niet zo levensnoodzakelijk is en de leerlingen zelf zullen buitenschools voor spreken, lezen en schrijven nog minder het Nederlands gebruiken. De neiging van Gentse Turken om zich binnen de eigen gemeenschap op te sluiten, zal hierdoor nog toenemen.

    7.5 Agirdag stelde vast dat veel allochtone ouders zoveel mogelijk Nederlands willen

    In zijn boek geeft Agirdag terloops toe dat veel allochtone ouders vaak verkiezen hun kinderen naar een school te sturen met weinig anderstalige leerlingen. Zijn verklaring luidt: “De symbolische macht van de etnische meerderheid en het symbolisch geweld die worden uitgeoefend via het onderwijs maakt duidelijk dat de etnische minderheden hun eigen cultuur en taal als waardeloos gaan zien. Dit verklaart ook waarom ouders uit minderheidsgroepen hun kinderen naar een school sturen met zo weinig mogelijk … minderheden. (p. 83).

    Uit de bevraging van Agirdag en Van Houtte in de studie van 2014 bleek overigens ook al dat niet enkel de Gentse leraren, maar ook veel Turkse ouders meertalig onderwijs à la Agirdag resoluut afwezen. Leerkracht Patrick getuigde: Turkse ouders komen soms met hun kinderen naar onze school precies omdat er bij ons minder Turkse leerlingen zijn. Ze stellen dan: ‘In andere scholen zijn er te veel Turkse leerlingen en die spreken dan Turks in klas, op de speelplaats, tijdens de middaglunch, en wij willen dat niet’. Die ouders beseffen hoe belangrijk het is voor de toekomst van hun kinderen dat ze goed geïntegreerd zijn in onze cultuur: “Because the future of those children is here, and they will have to speak Dutch in their professional life. In zijn boek verzwijgt Agirdag die argumenten.

    Ook de Turkse leerkrachten die Islamles gaven op Gentse scholen stelden dat het gebruik van de moedertaal van de Turks sprekende leerlingen af te raden was. In de studie wezen leerkrachten ook op het feit dat ze de meeste problemen ervaren met Turkse leerlingen - veel meer dan met Spaanse, Griekse ... leerlingen. Vooral Turkse leerlingen zijn geneigd frequent Turks te spreken.

    Agirdag en Van Houtte zochten dan maar naar een verklaring voor het volgens hen vervreemd en fout bewustzijn’ van de leerkrachten en ouders. De negative beliefs van de ouders en leerkrachten waren dan een gevolg van de Vlaamse politieke context that very much favors assimilation and Dutch monolingualism. Agirdag en Van Houtte beweren dat de Vlaamse leidende klasse symbolisch geweld (à la Bourdieu) uitoefent op de anderstalige groepen. En de gedomineerde allochtone ouders uit lagere milieus nemen jammer genoeg de dominante visie van de leidende klasse, de machtigen in deze maatschappij, onbewust over: Social dominance can only persist because the dominant groups in society impose their judgments, such as beliefs about monolingualism, upon dominated groups, such as the bilingual Turkish community. Once the dominated groups internalize the point of view of the dominant, they will defend it as if it was a universal point of view, even when these judgments are completely against their own interests. (in: Speaking Turkish in Belgian Primary Schools: Teacher Beliefs versus Effective consequences, bilig/ Summer 2014 / Nr. 70, zie Internet).

    In zijn publicaties bestempelt Agirdag de keuzes van de leraren en van allochtone ouders als ‘negative beliefs’. Maar op p. 166 stelt hij tegelijk dat de leraren en ouders het hoe van het onderwijs’moeten bepalen’; en: als we de onderwijsvrijheid echt au serieux nemen dan zou de keuze in welke talen er gedoceerd wordt (ook Turks & Arabisch b.v. als 2de taal) voor de onderwijzers en ouders moeten zijn. 

    9 Negatie nefaste culturele invloeden, islamcultuur e.d. & beschuldiging Elchardus

    9.1 Negatie invloed van culturele verschillen

    Wijlen prof. Jaap Dronkers betreurde dat sociologen als Agirdag nog steeds de invloed op de leerresultaten van culturele factoren- en van de erfelijke aanleg negeren. In zijn boek beschuldigt Agirdag zelfs prof. Elchardus omdat deze wijst op de positieve/negatieve invloed van culturele factoren op de leerresultaten van groepen allochtone leerlingen.

    Dronkers stelde in een studie vast dat allochtone leerlingen met Marokkaanse, Turkse ... roots in alle landen vrij zwak presteren, en dit in tegenstelling met b.v. leerlingen met roots in Zuid-Oost Azië. Vlaanderen telt veel allochtone leerlingen met Marokkaanse, Turkse … roots en veel laaggeschoolde migrantenouders uit die landen. Dronkers: De officiële PISA-publicaties behandelen jammer genoeg alle migranten als een homogene groep. Er wordt geen rekening gehouden met de herkomstlanden van migrantenleerlingen en van hun ouders. Minder politiek correct onderzoek met deze PISA-data laat zien dat verschillen in herkomstlanden belangrijker zijn voor de verklaring van onderwijsprestaties van migrantenleerlingen dan verschillen in bestemmingslanden.

    Dronkers: Ook de relaties tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid van 15-jarige leerlingen varieert nogal tussen autochtone en allochtone leerlingen in de verschillende OESO-landen. In sommige landen is die relatie voor autochtone leerlingen zwakker dan voor allochtone leerlingen (Zweden, Noorwegen, Italië, Catalonië), terwijl het in andere landen (Wallonië, Frankrijk, Israel, Engeland, Duitsland, Verenigde Staten, Nederland) precies andersom is: daar is de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor autochtone leerlingen juist sterker dan voor allochtone leerlingen. Dit verschil kan komen omdat in het eerste geval de migranten in dat land erg heterogeen zijn in sociaal-economisch opzicht en/of hun land van herkomst, terwijl in het tweede geval de migranten juist meer homogeen zijn. Het komt in een aantal landen voor dat de relatie tussen ouderlijk milieu en taalvaardigheid voor alle leerlingen hoger is dan de afzonderlijke relaties voor de autochtone en allochtone leerlingen (Oostenrijk, Luxemburg, Vlaanderen). Dat laatste kan komen doordat allochtone leerlingen in dat land een erg laag ouderlijk milieu hebben of veel afkomstig zijn uit herkomstlanden met lage onderwijsprestaties. Dit laatste is dus ook het geval voor Vlaanderen, maar Agirdag, Jacobs … houden hier geen rekening mee..

    Ook prof. Mark Elchardus wijst in zijn recent boek RESET eens te meer op het feit dat veel sociologen de invloed van culturele verschillen op de leerprestaties negeren - dit is eens te meer het geval in het recent boek van Agirdag. Elchardus schrijft b.v.: Er zijn ernstige aanwijzingen dat ook de leerprestaties variëren naargelang van de cultuur. Opvallend is bijvoorbeeld dat landen als Hong Kong, Japan, Zuid-Korea, Singapore en Taiwan tot de top behoren wat de resultaten van het PISA-onderzoek betreft. Opvallend is dat die landen een confuciaanse traditie delen. Onderzoek naar de samenhang van cultureel bepaalde opvattingen enerzijds, schools en economisch presteren anderzijds, lijkt meer dan aangewezen. Dat soort onderzoek stuit echter op veel verzet” van sociologen e.d.

    In een bijdrage in ZENO van 28 november 2015 toonde prof.-socioloog Elchardus ook begrip voor de getuigenissen van Brusselse leraren over de grote leer-, integratie- en discipline-problemen. Elchardus stelde: Het grootste probleem, om man en paard te noemen, doet zich inderdaad voor bij de moslimjongeren. Hoe je het ook draait of keert, je belandt altijd weer bij het probleem van de discipline in klas. Ik ken leerkrachten die de helft van hun tijd met disciplinering bezig zijn, waardoor slechts de helft van de tijd nog naar lesgeven gaat. Als ze hun diploma secundair onderwijs op zak hebben, hebben die leerlingen alles welbeschouwd drie jaar les gehad. Een andere vraag luidt: gaat het hier om wat die groep leerlingen meebrengt van thuis, of iets wat op school met de jongeren gebeurt? Als blijkt dat die jongeren dingen aanbrengen die ingaan tegen de geest van wat ze op school leren, dan is dit een serieuze hinderpaal voor het onderwijs.

    Agirdag verzwijgt in zijn boek de geciteerde visie van sociologen als Dronkers, Elchardus… Hij beschuldigt wel Elchardus en co van het verspreiden van mythes. Hij stelt: De ‘islam’ wordt meer dan andere godsdiensten gezien als een belemmerende factor voor de integratie van moslimjongeren in de samenleving. In de woorden van socioloog Mark Elchardus: ‘We moeten ook beseffen dat er culturele verschillen zijn, dat men in de islamcultuur misschien wat minder respect heeft voor onderwijsproces dan bij ons bestaat (Knack, 4 maart 2015). Om deze stelling te onderschrijven worden dus stereotiepe redenen aangehaald, bijvoorbeeld dat de waarden en normen die de ‘islam’ uitdraagt te veel zouden verschillen van de dominante samenleving, waardoor ze een hindernis zouden kunnen vormen voor de schoolprestaties van de moslimleerlingen (p. 104). Agirdag voegt er ook nog aan toe: “In de Verenigde Staten wordt religie en religiositeit beschouwd als een positieve factor voor de integratie van immigranten. In West-Europa daarentegen wordt religie vaak beschouwd als een belemmerende factor. Agirdag wekt zo ook de indruk dat volgens Elchardus e.a. religies op zich een belemmering vormen voor goede schoolresultaten; maar Elchardus heeft het enkel over de islam, of beter: over de islam-cultuur. Niet enkel Elchardus, en ook prof. Jaap Dronkers en tal van anderen wijzen er op dat b.v. een aantal Aziatische landen met een confusiaanse traditie wel wereldtopscores behalen.

    Agirdag voegt er ook nog aan toe: Een geloofs-gemeenschap mag bepalen hoe er geleerd wordt op school. Anders gezegd: op het einde van de rit moeten alle leerlingen kunnen lezen, schrijven en tellen. Maar een katholieke school kan dat op een andere manier onderwijzen dan een (hypothetisch) ecologische school (p. 113). Dus katholiek rekenen, spellen, lezen … .

    9.2 Gedragsproblemen ontkend en/of voorgesteld als een reactie op discriminatie

    Volgens Agirdag en andere sociologen zijn de houding en eventuele gedragsproblemen van allochtone jongeren vooral een gevolg zijn van achterstelling en discriminatie. Agirdag stelt op pagina 78: Tegenculturen van allochtone jongeren ontstaan als gevolg “van de culturele afstand tussen die leerlingen en de school….De jongeren saboteren hun eigen schoolloopbaan en die van hun peers omdat de school niet als een ruimte wordt gezien die ‘van hen is. .. Ogbu wijst er daarenboven op dat tegencultuur is ontstaan als reactie in de historische context van racisme.

    In de context van het debat over radicalisering verschenen in november 2016 enkele bijdragen over gedragsproblemen met migrantenleerlingen. Brusselse leerkrachten waren niet opgezet met het feit dat b.v. de radicalisering van allochtone jongeren en de gedragsproblemen … geregeld op naam gebracht werd van achterstelling in het onderwijs. Ze vonden dat er te weinig begrip was voor de moeilijke situatie op hun scholen.

    In een opinie bijdrage maakten Brusselse leerkrachten zich ook grote zorgen over het ‘je-m’en-foutisme’ bij al te veel moslimjongeren. Zij stelden dat het heel moeilijk is om les te geven in dergelijke klassen en om goede leerresultaten te behalen: Veel van die leerlingen hebben geen getuigschrift lagere school, maar stromen door op basis van leeftijd. Ze leveren geen taken in, studeren amper voor toetsen. Ze volgen kantoor, maar ze spreken onvoldoende Nederlands om de telefoon te beantwoorden. En dan hun houding: ze snauwen meer dan ze spreken. Leerkrachten die tegengas geven worden vaak afgedreigd of beschimpt. Straffen hebben weinig impact. Stagebegeleiders zijn bang om sommige van die onhandelbare jongeren naar bepaalde bedrijven te sturen. Omdat ze te laat komen, weinig ijver aan de dag leggen. . Wat de leraars beangstigt, is het je-m’en-foutisme. Ze lijken in niets geïnteresseerd. Thuis krijgen die leerlingen vaak weinig of geen steun. Ze lijken verweesd op te groeien” (in: “Wat moet er van die jongens worden?, De Standaard van 22 november 2015). Onlangs nog formuleerden Brusselse leraren analoge kritieken. We vermeldden al dat prof. Elchardus in een reactie veel begrip toonde voor de problemen van de Brusselse leraren.

    De standpunten van de Brusselse leraren en van Elchardus werden fel bekritiseerd door een aantal sociologen… De Gentse sociologe Ellen Huyghe publiceerde in De Standaard van 25 november 2015 een reactie op de pessimistische uitlatingen van de leerkrachten onder de titel Hoe moet een worstelende leraar zelf de jongeren steunen’ Haar basisstelling luidde ‘dat de houding en problemen van die allochtone jongeren gewoon een gevolg zijn van discriminatie in het onderwijs.

    Socioloog Dirk Jacobs (ULB) ventileerde in de ZENO-bijdrage (De Morgen, 28 november 2015) zijn mening over het Brussels onderwijs. Jacobs vond de analyse van de leerkrachten en deze van prof. Elchardus, niet to the point. Hij poneerde: Het debat over taal, religie, etnische afkomst en sociale achtergrond is een debat over het geslacht der engelen. Voor de achterstand van allochtone jongeren worden nu eens sociaal-economische, dan weer culturele argumenten aangevoerd. Ik vind die discussie niet to the point. De grootste uitdaging is de extreme sociale en etnische segregatie in ons onderwijssysteem. Bij de punten die Jacobs niet to the point vindt, vermeldt hij ook eens te meer de volgens hem verzonnen taalproblematiek.

    10 Dubieuze beschuldigingen en misleidende analyses

    10.1 Agirdag & co negeren reële problemen & remmen zo een effectieve aanpak af

    In deze bijdragen wezen we op de dubieuze discriminatie- & racisme- beschuldigingen & o.i. eenzijdige en misleidende analyses. Met Onderwijskrant zijn we al 45 jaar erg begaan met de specifieke onderwijsnoden van sociaal en/of cognitief kansarmere leerlingen. We betreuren al lang dat Agirdag en vele anderen die problemen negeren/sterk relativeren en tegelijk de voorstellen voor een effectieve aanpak van de problemen tegenwerkten. Zo bestreden de drie GOK-Steunpunten, Agirdag ... Ook onze NT2-campagnes voor extra NT2-lessen vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.

    We besteedden de voorbije decennia ook veel energie in het uittekenen van een effectief achterstandsbeleid, maar de drie universitaire GOK-Steunpunten kozen voor een contraproductieve aanpak. De overheid investeerde de voorbije decennia veel geld in het GOK-beleid, maar na 30 jaar stelt men vast dat de resultaten tegenvallen. De voorbije jaren kregen veel universitaire onderwijsdeskundigen de kritiek dat ze de voorbije jaren enkel hun eenzijdige visies propageerden, visies die mede verantwoordelijk zijn voor de aantasting van de kwaliteit van het onderwijs. Agirdag en zijn collega’s van de vakgroep Educatie en Samenleving namen het voortouw in het weerleggen van die kritiek. In opiniebijdrages luidt het verweer van professoren als Kris Van den Branden en vele anderen: wij worden ten onrechte beschuldigd van aantasting van de kwaliteit van het onderwijs. Wij verkondigden geen eenzijdige onderwijsvisies, wij hebben onze studenten steeds met verschillende visies... geconfronteerd. Niets is minder waar.

    10.2 Eenzijdige opleiding van toekomstige pedagogen/leraren?

    De lezers en Agirdags universitaire studenten worden vooral met zijn eigenzinnige visie en radicale stemmingmakerij tegen ons onderwijs en het optreden van de leraren geconfronteerd. Agirdag behandelt in zijn boek en universitaire cursus voor toekomstige pedagogen en leraren controversiële onderwerpen. Dan verwacht je minstens dat een professor in een academisch cursusboek ook de standpunten van de tegenpartij recht doet, en b.v. ook verwijst naar de vele studies en publicaties die haaks staan op zijn eigen opvatting en op de vele getuigenissen van de leraren.

    Dit is geenszins het geval en dit blijkt ook uit de bibliografie. Agirdag verzwijgt ook de vele getuigenissen van allochtone burgers die stellen dat de kennis van het Nederlands heel belangrijk is voor de schoolloopbaan van allochtone jongeren en voor de integratie in de maatschappij.

    Agirdag en co ontkenden de voorbije decennia ook de vele verdiensten, de sterke traditie & sterke democratisering van het Vlaams onderwijs. Ze voedden de stemmingmakerij tegen het onderwijs en tegen de leraren die beschuldigd worden van allerlei mogelijke vormen van discriminatie en racisme.

    We betreuren dat de generatie van Leuvense studenten-pedagogen waaraan Agirdag lesgeeft met zo’n eenzijdige visie geconfronteerd worden. Wevrezen dat de meeste 18-à 20-jarige studenten die enkel met het allochtone evangelie van Agirdag geconfronteerd worden, dit ook nogal kritiekloos slikken. We vrezen ook dat studenten die tijdens hun opleiding met onderwijsmythes en foute opvattingen geconfronteerd werden daar nog lange tijd zullen in geloven (zie: Are University Faculty to Blame for the Prevalence of Educational Myths? A Cross-Sectional Study of Trainee Teachers, internet). Dit hebben we zelf ervaren bij nieuwe collega’s in de lerarenopleiding die in hun universitaire opleiding met die foute en eenzijdige visies geconfronteerd werden.

    In vorige jaargangen van Onderwijskrant betreurden we ook al de eenzijdige en eigenzinnige onderwijsvisie van de Leuvense prof. Ferre Laevers die eveneens in zijn universitaire cursus andere visies en de vele kritiek op zijn zgn. ervaringsgericht onderwijs & zelfontplooiingsmodel verzweeg.

    We betreurden ook dat de studenten kritiekloos geconfronteerd worden met de antipedagogische en extreem constructivistische visie van Jacques Rançière in ‘De onwetende meester’. De voorbije decennia was er ook de propaganda voor het constructivisme vanwege prof. Philip Dochy, Eric De Corte e.a..

    Leuvense professoren als Ides Nicaise, Jan Van Damme, Jan Masschelein, … propageerden in 2012 ook kritiekloos de invoering van een grotendeels gemeenschappelijke eerste - en zelfs tweede graad. Leuvenaars verspreidden in brede kringen de kwakkel dat zittenblijven zinloos was en dat er heel veel zittenblijvers waren in het eerste jaar s.o. Die laatste kwakkel van 1991 betekende ook de start van de verguizing van onze sterke eerste graad s.o. en leidde tot de nefaste hervorming van 2019.





    Geef hier uw reactie door
    Uw naam *
    Uw e-mail *
    URL
    Titel *
    Reactie * Very Happy Smile Sad Surprised Shocked Confused Cool Laughing Mad Razz Embarassed Crying or Very sad Evil or Very Mad Twisted Evil Rolling Eyes Wink Exclamation Question Idea Arrow
      Persoonlijke gegevens onthouden?
    (* = verplicht!)
    Reacties op bericht (0)

    Archief per week
  • 04/03-10/03 2024
  • 19/02-25/02 2024
  • 12/02-18/02 2024
  • 29/01-04/02 2024
  • 15/01-21/01 2024
  • 11/12-17/12 2023
  • 04/12-10/12 2023
  • 20/11-26/11 2023
  • 13/11-19/11 2023
  • 06/11-12/11 2023
  • 30/10-05/11 2023
  • 16/10-22/10 2023
  • 02/10-08/10 2023
  • 18/09-24/09 2023
  • 31/07-06/08 2023
  • 24/07-30/07 2023
  • 17/07-23/07 2023
  • 26/06-02/07 2023
  • 19/06-25/06 2023
  • 12/06-18/06 2023
  • 05/06-11/06 2023
  • 29/05-04/06 2023
  • 22/05-28/05 2023
  • 15/05-21/05 2023
  • 17/04-23/04 2023
  • 10/04-16/04 2023
  • 27/03-02/04 2023
  • 20/03-26/03 2023
  • 06/03-12/03 2023
  • 20/02-26/02 2023
  • 13/02-19/02 2023
  • 06/02-12/02 2023
  • 30/01-05/02 2023
  • 23/01-29/01 2023
  • 16/01-22/01 2023
  • 09/01-15/01 2023
  • 02/01-08/01 2023
  • 26/12-01/01 2023
  • 19/12-25/12 2022
  • 12/12-18/12 2022
  • 05/12-11/12 2022
  • 28/11-04/12 2022
  • 21/11-27/11 2022
  • 31/10-06/11 2022
  • 03/10-09/10 2022
  • 01/08-07/08 2022
  • 13/06-19/06 2022
  • 06/06-12/06 2022
  • 30/05-05/06 2022
  • 23/05-29/05 2022
  • 09/05-15/05 2022
  • 18/04-24/04 2022
  • 11/04-17/04 2022
  • 04/04-10/04 2022
  • 28/03-03/04 2022
  • 21/03-27/03 2022
  • 14/03-20/03 2022
  • 07/03-13/03 2022
  • 21/02-27/02 2022
  • 07/02-13/02 2022
  • 31/01-06/02 2022
  • 24/01-30/01 2022
  • 10/01-16/01 2022
  • 03/01-09/01 2022
  • 26/12-01/01 2023
  • 06/12-12/12 2021
  • 29/11-05/12 2021
  • 22/11-28/11 2021
  • 08/11-14/11 2021
  • 01/11-07/11 2021
  • 25/10-31/10 2021
  • 18/10-24/10 2021
  • 11/10-17/10 2021
  • 04/10-10/10 2021
  • 27/09-03/10 2021
  • 20/09-26/09 2021
  • 13/09-19/09 2021
  • 06/09-12/09 2021
  • 23/08-29/08 2021
  • 16/08-22/08 2021
  • 09/08-15/08 2021
  • 02/08-08/08 2021
  • 26/07-01/08 2021
  • 05/07-11/07 2021
  • 28/06-04/07 2021
  • 21/06-27/06 2021
  • 14/06-20/06 2021
  • 07/06-13/06 2021
  • 31/05-06/06 2021
  • 24/05-30/05 2021
  • 17/05-23/05 2021
  • 10/05-16/05 2021
  • 03/05-09/05 2021
  • 26/04-02/05 2021
  • 19/04-25/04 2021
  • 12/04-18/04 2021
  • 05/04-11/04 2021
  • 29/03-04/04 2021
  • 22/03-28/03 2021
  • 15/03-21/03 2021
  • 08/03-14/03 2021
  • 01/03-07/03 2021
  • 22/02-28/02 2021
  • 15/02-21/02 2021
  • 08/02-14/02 2021
  • 01/02-07/02 2021
  • 18/01-24/01 2021
  • 11/01-17/01 2021
  • 04/01-10/01 2021
  • 28/12-03/01 2021
  • 21/12-27/12 2020
  • 14/12-20/12 2020
  • 07/12-13/12 2020
  • 30/11-06/12 2020
  • 23/11-29/11 2020
  • 16/11-22/11 2020
  • 02/11-08/11 2020
  • 26/10-01/11 2020
  • 31/08-06/09 2020
  • 17/08-23/08 2020
  • 10/08-16/08 2020
  • 20/07-26/07 2020
  • 13/07-19/07 2020
  • 06/07-12/07 2020
  • 29/06-05/07 2020
  • 22/06-28/06 2020
  • 01/06-07/06 2020
  • 25/05-31/05 2020
  • 18/05-24/05 2020
  • 04/05-10/05 2020
  • 27/04-03/05 2020
  • 30/03-05/04 2020
  • 09/03-15/03 2020
  • 02/03-08/03 2020
  • 24/02-01/03 2020
  • 17/02-23/02 2020
  • 10/02-16/02 2020
  • 03/02-09/02 2020
  • 27/01-02/02 2020
  • 20/01-26/01 2020
  • 13/01-19/01 2020
  • 06/01-12/01 2020
  • 30/12-05/01 2020
  • 23/12-29/12 2019
  • 16/12-22/12 2019
  • 09/12-15/12 2019
  • 02/12-08/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 11/11-17/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 07/10-13/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 16/09-22/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 22/07-28/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 20/05-26/05 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 29/04-05/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 15/04-21/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 25/03-31/03 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 14/01-20/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 17/12-23/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 12/11-18/11 2018
  • 15/10-21/10 2018
  • 08/10-14/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 23/07-29/07 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 30/04-06/05 2018
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek

    Blog als favoriet !

    Klik hier
    om dit blog bij uw favorieten te plaatsen!

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs