Structuurmethodes als Veilig leren
lezenvan Mommers zorgden gedurende decennia voor minder veilig en alte omslachtig leesonderwijs.
Onze kritieken en onze sobere en Directe
systeemmethodiek -DSM- zorgden voor alternatief en brede consensus
1 Structuurmethodiek
van Mommers was stap achteruit
In Vlaanderen en Nederland werd de voorbije
jaren afstand genomen van de structuurmethodes als Veilig Leren lezen e.d. die gedurende
een 40 jaar ten onrechte als veilig werden voorgesteld. Dit gebeurde niet
zonder slag of stoot. Dertig jaar geleden al formuleerden we een lange reeks
kritieken op de methodiek in de sinds 1965/1970 gangbare structuurmethodes als Veilig
leren lezen e.d.
Nog in 2001 wees de hoofdauteur van Veilig Leren lezen, prof. C. Mommers onze kritieken hautain af;
maar in 2014 verscheen de nieuwe kim-versie waarin expliciet afstand genomen
werd van de structuurvisie van Mommers. In 2001 beweerde Mommers nog dat mijn kritiek op de
globaliserende ingrediënten in zijn leesmethode en op de te grote ballast
totaal misplaatst en onzinnig was (Mommers: Een contradictie: een structuurmethode
met een globaliserende inslag (Basis-Schoolwijzer, 3 februari 2001).
Ger Jansen, ex-directeur uitgeverij Zwijsen stelde nu terecht dat de nieuwe KIM-versie van Veilig Leren Lezen uit 2014
er heel anders uitziet dan Mommers-VVL-structuurmethode: Na een lange
speurtocht, waarin Janssen de vijf versies van Veilig leren lezen beschrijft,
komt hij terecht tot de conclusie dat de kim- & sim-versie wel een totaal andere
methode is geworden dan de Veilig-leren-lezen versies van C.Mommers.
In de meer recente leesmethodes in Vlaanderen
en Nederland (b.v. ook in recente kim-versie van Veilig leren lezen) wordt onze
directe en fonetische systeemmethodiek (DSM) grotendeels toegepast; ook al reikt de DSM-methodiek veel brede uiteraard dan kan uitgedrukt worden in de leesteksten in een leesmethode; een leerkracht moet een aantal technieken in de vingers hebben die verder reiken dan het gebruik van een leesmethode. Jammer genoeg blijft de aanpak ook nog in de Kim-versie al te omslachtig.
We zorgden met onze kritieken op de structuurmethodes en met ons DSM-alterntief voor een grote consensus omtrent leren
lezen in Vlaanderen en Nederland. De
DSM staat ver af van de VLL-structuurmethode en-methodiek van Caesarius Mommers
die immes koos voor een middenpositie tussen de globaalmethode en de klassieke analytisch-synthetische methode. In de DSM wordt radicaal afstand genomen van
de globaliserende elementen uit de zgn. structuurmethodes.
Ger Jansen, ex-directeur uitgeverij Zwijsen
stelde dus dat de nieuwe KIM-versie van Veilig Leren Lezen er heel anders uitziet dan
Mommers-VVL-structuurmethode. We lazen: Ger Janssen, de directeur van Zwijsen, vroeg zich af in
hoeverre de nieuwe versie nog wel
voortbouwt op het gedachtegoed van Mommers. Ger Jansen omschreef de
nieuwe aanpak in de Kim-versie, het recente keerpunt in VLL in termen van de
principes van onze directe en fonetische systeemmethodiek. Hij schreef: De klank-letterkoppeling ontstaat door het
leggen van verbindingen tussen foneemknopen en letterknopen in de hersenen. Die
verbinding moet stevig zijn. Daarom moet de klankletterkoppeling bij het leren
lezen niet alleen worden aangeleerd, maar door oefening worden geautomatiseerd.
Het is belangrijk dat de kinderen een letter hebben geautomatiseerd voordat ze
aan een nieuwe beginnen. Daarom gaat de reeks structureerwoorden uit de vorige
versies van VVL op de schop. De nieuwe
reeks wordt ik-kim-sim. De achterliggende gedachte is dat de uitbreiding van
letters bij het leren lezen zeer geleidelijk moet verlopen. Iedere geleerde
letter moet stevig worden verankerd voordat de volgende letter aan de orde
komt. Die veranderingen komen onder andere voort uit het onderzoek naar
dyslexie. Kinderen met leesmoeilijkheden blijken vaak een letter gemist te
hebben in het leesonderwijs. Soms wordt daardoor de diagnose dyslexie gesteld,
terwijl er in werkelijkheid sprake is van tekorten in het leesonderwijs.
Ger Jansen verzweeg dat die andere aanpak in VLL er gekomen is
dankzij onze vele kritieken op VLL en dankzij
de door ons ontworpen directe (fonetische) systeemmethodiek die nu
grotendeels in VLL wordt toegepast. Het
zijn ook niet de recente ontwikkelingen in de hersenwetenschappen die
rechtstreeks aan de oorsprong liggen van het feit dat VLL een echte metamorfose
heeft ondergaan. Met leestheorieën van prof. Stanislas Dehaene en co sta je nog
ver af van een uitgewerkte leesmethodiek. En voor het ontwerpen van de DSM
hebben we geenszins gewacht op die recente ontwikkelingen binnen de
hersenwetenschappen.
Wie zorgde voor consensus
over leesmethodiek?
J. J. G. M. Rutten scheef in zijn studie van 2019 dus ten
onrechte: De in Nederland en
Vlaanderen bestaande consensus over de beste aanpak van het aanvankelijk lezen
is in belangrijke mate aan Caesarius Mommers te danken. Hij voegde er wel
merkwaardig aan toe dat de vele VLL-structureerwoorden/globaalwoorden, het
meest typische kenmerk van VLL, uit de
recente Kim-versie verdwenen zijn (in:
De leesvader van Nederland. Frater Caesarius Mommers en zijn betekenis
voor het leesonderwijs, Universiteit van Amsterdam.)
Die huidige consensus en de grote recente bocht in VLL
is echter niet aan Mommers te danken. In 2001 beweerde Mommers nog dat mijn kritiek op de
globaliserende ingrediënten in zijn leesmethode en op de te grote ballast
totaal misplaatst en onzinnig was (Mommers: Een contradictie: een
structuurmethode met een globaliserende inslag (Basis-Schoolwijzer, 3 februari
2001).
De recente KIM-versie van 2014 nam vrij radicaal afstand van de versies van de
VVL-versies van de voorbije 50 jaar en van de lange reeks structuurwoorden/globaalwoorden, en past
nu eindelijk veel principes van onze
directe en fonetische systeemmethodiek voor het leren lezen toe. Mommers zelf nam in 2001 nog volledig afstand
van mijn vele kritieken op zijn VLL. Tegelijk verzweeg hij met opzet ons alternatief en het feit dat onze directe
systeemmethodiek in de Vlaamse methode Leessprong (Van In) van 1999 al werd toegepast.
Het
controversieel leren-lezen-debat dat we nog steeds in landen als
Frankrijk, Engeland, VS, Canada meemaken,
behoort in Vlaanderen en Nederland al een tijdje tot het verleden. Er
groeide inderdaad een grote mate van
consensus over de beste aanpak; onze directe systeemmethodiek wordt
breed toegepast in Vlaamse en Nederlandse leesmethodes. C. Mommers bracht
o.i. met zijn VLL in 1960 het
leesonderwijs eerder op het foute spoor; VLL was een stap achteruit in
vergelijking met de klassieke/oudere analytisch-synthetische en
normaalwoordenmethodes. In 1951 leerde ik lezen met de sobere normaalwoordenmethode Lustig Volkje van de Broeders Maristen van 1926, 2 dunne leesboekjes recht op het doel af en zonder al die franjes. In die tijd werd in Vlaanderen in het leerplan van 1936 en door de kopstukken van de inspectie nog volop de globale leesmethodiek à la Decroly gepropageerd, maar de overgrote meerderheid van de leerkrachten weigerden die methodiek toe te passen.
De huidige
consensus over het leesonderwijs en onze DSM sluiten meer aan bij de visie van de
oudere/klassieke methodes - zelfs bij de leesmethode van W. Prinsen van 200 jaar geleden. Verderop in
deze bijdrage bekijken we uitvoerig hoe Mommers zelf destijds zijn afstand van
de klassieke leesmethodes en zijn keuze voor zijn structuurmethodiek en
invoering van globaliserende elementen
beschreef als een combinatie van elementen uit de globale leesmethodiek en uit de klassieke analytisch-synthetische methodes.
Structuurmethode
van Mommers was stap achteruit & ook al te omslachtig
Structuurmethode als Veilig Leren
Lezen waren minder veilig dan de oudere analytisch-synthetische-
& normaalwoordenmethodes (Hoogeveen e.d.), idem voor Vlaamse
structuurmethodes die er mede door geïnspireerd
werden.
Het verwondert ons ook
dat in Nederland leesexperten als Kees
Vernooy de voorbije decennia steeds Veilig Leren Lezen als absoluut veilig
en effectief voorstelden. Ik heb nooit begrepen dat Vernooy steeds de indruk wekte dat VLL
een prima en veilige leesmethode was.
Hij toonde ook nooit enige interesse voor onze vele VLL-kritieken vanaf 1985 en
voor ons DSM-alternatief. De Nederlandse inspectie, de bijscholingsprojecten van Kees Vernooy (CPS)
en andere landelijke Pedagogische Centra
stelden steeds dat VLL een heel veilige/goede methode was.
De conclusie
van een onderzoek van het SCO-Kohnstamm-instituut luidde in 2000 nog dat de
methodes voor aanvankelijk lezen (alle structuurmethodes) heel sterk op elkaar
geleken en dat ze alle degelijk waren (Blok e.a., Vergelijkend onderzoek naar methodes
aanvankelijk leesonderwijs, Pedagogiek, jg. 20 (3). 2000).Ook in het
Nederlandse Tijdschrift In de klas schreef ik nochtans in 1996 een paar
lijvige bijdragen over onze vele kritieken op VLL en over ons
DSM-alternatief.
Op 29 januari 2011, nog 3 jaar voor het
verschijnen van de KIM-versie, prees
Vernooy bij de uitreiking van de tweede
Dr. Mommersprijs nog Mommers klassieke
structuurmethode de hemel in. Hij stelde: Wij zouden de aanpak van Mommers
in VLL nu evidence based noemen. Hij paste zijn methode pas aan op grond van
wetenschappelijk onderzoek, zodat wetenschappelijk vergaarde kennis zijn weg
vond naar de leerkracht in de klas.
Mommers structuurmethode was een combinatie
van de globaalmethode en klassieke analytisch synthetische methode. In de
recente KIM-versie werd de globaliserende startfase eindelijk en terecht
opgedoekt. Men kan ook moeilijk blijven stellen dat Mommers structuurmethode op
wetenschappelijk onderzoek gebaseerd was.
Uit het feit dat de nieuwe versie als een
sterk vernieuwde versie wordt voorgesteld, wordt meteen ook duidelijk dat VLL
als structuurmethode 54 jaar lang
(1960-2014) veel minder veilig was, en
dat Mommers destijds ten onrechte elementen uit de globale leesmethodiek heeft
ingelast en dit niettegenstaande de
meeste leerkrachten ook in die tijd de globale leesmethodiek afwezen. In het
Vlaams leerplan van 1936 werd de globale leesmethodiek gepropageerd, maar
praktisch alle leerkrachten bleven werken met een klassieke analytisch
synthetische methode of normaalwoordenmethode. Zo leerde ik zelf in 1951 lezen
met de methode Lustig Volkje van 1926.
De nieuwe KIM-versie van VVL neemt
radicaal afstand van de globale ingrediënten als globaal inprenten en herkennen
van een groot aantal structureerwoorden
die Mommers destijds invoerde. De kim-versie neemt tegelijk afstand van Mommers vroegere kritiek
op de klassieke analytisch-synthetische methodes/normaalschoolmethodes De nieuwe kim-versie sluit overigens meer aan
bij de klassieke analytisch-synthetische en normaalwoordenmethodes.
2 Mommers en uitgeverij Zwijzen wezen nog in
2001 & 2010 onze kritieken op VLL af
Met de invoering van onze directe
systeemmethodiek (DSM) voor het leren lezen in de methode Leessprong (Van In)
in 1999 slaagden we er geleidelijk
in om de
globale leesmethodiek en de invloed ervan op de zgn. structuurmethodes uit te bannen in de
Vlaamse en Nederlandse leesmethodes. Dit
gebeurde niet zonder slag of stoot. In
2001 beweerde Mommers nog dat onze
kritiek op de globaliserende ingrediënten in zijn leesmethode en op de te grote
ballast totaal misplaatst en onzinnig was (Mommers: Een contradictie: een structuurmethode met een globaliserende inslag
(Basis-Schoolwijzer, 3 februari 2001.)
Afwijzende en boze reactie van Mommers dus op mijn kritiek van 1991 in
Onderwijskrant, in Pedagogische Periodiek, in
de Praktijkgids basisonderwijs en in het Nederlandse tijdschrift In de
klas. Ook nog in 2010 op de voorstelling van ons boek Beter lezen lezen. De
directe systeemmethodiek op de Antwerpse Boekenbeurs botsten we op agressieve
reacties vanwege vertegenwoordigers van de VLL-uitgeverij Zwijzen.
Volgens Mommers was een structuurmethode met een
globaliserende inslag, een contradictio
in terminis. Hij ontkende de globalaliserende inslag in de startfase van VVL. Mommers wekte de indruk dat ik zijn VLL te weinig bestudeerd had en dat ik alleen stond met mijn kritiek
Hij schreef: Als auteur van de eerste en
meest gebruikte structuurmethode voel ik me door deze onjuiste of onzorgvuldige
informatie van Raf Feys aangesproken. Een echte structuurmethode werkt niet
globaliserend, maar juist deglobaliserend. Een structuurmethode met een
globaliserende inslag is naar mijn mening een contradictio. Mommers ging dus geenszins akkoord met onze vele kritieken op VLL.
In de bijdrage
van 2001 schreef Mommers verder dat hij met de invoering van de term
structuurmethode in 1958 een synthese tussen de globaalmethoden en de
analytisch-synthetische methoden viseerde. Hiermee gaf hij dus impliciet toe
dat er tijdens de eerste maanden van het eerste leerjaar veel globaliserende
elementen voorkwamen, zoals het globaal inprenten van een groot aantal woorden. In de eerste versies van Veilig leren lezen werd overigens nog de term globaalwoorden gehandteerd, ook inprenten van globaalwoorden; pas later in 1979 werden ze
plots structureerwoorden genoemd.
Mommers repte in 2001 wel met geen woord over
het DSM-alternatief en over de eerste
Vlaamse DSM-methode Leessprong (Van IN,
1999) die in Vlaanderen al veel interesse
genoot. De interesse voor Leessprong in Vlaanderen alarmeerde de uitgeverij Zwijsen. Jan Crijns, auteur van de eerste DSM-methode
Leessprong (Van In, 1999), schreef over de aanvankelijke tegenstand die ik
ondervond, op de kritiek van Mommers: Toen Raf Feys in Onderwijskrant (1991)
en in andere publicaties de principes van zijn directe systeemmethodiek uiteenzette, werd dat door bepaalde groepen (en vooral door Mommers van Veilig
leren lezen), nogal neerbuigend
onthaald. Uit onderzoek en wetenschappelijke literatuurstudie blijkt nu echter
dat deze onderwijspedagoog het gelijk aan zijn kant krijgt (Crijns, Pedagogische Periodiek, 2009, p.8).
Dat VVL uiteindelijk toch rekening hield met
onze kritieken, was mede een gevolg van het feit dat ze merkten dat
steeds meer Vlaamse scholen hun VVL-methode vervingen door de eerste
DSM-methode Leesspring van de uitgeverij Van In.
3 Enkele van mijn kritieken op VLL (meer uitgebreid in Onderwijskrant nr. )
Vanaf 1980 formuleerde ik als lerarenopleider
in mijn cursus leren lezen een hele reeks kritieken op de toen overal
gangbare structuurmethodes als Veilig leren lezen (1958 -). Ik toonde aan dat
VVL helemaal niet veilig was en in feite historisch gezien een stap achteruit
was in vergelijking met de vroegere analytisch-synthetische en normaalwoorden-methodes.
Ik wees ook op de vele niet effectieve opdrachten en materialen waarmee men de
leerlingen bezig hield al te veel ballast ten koste van de effectieve
leer(lees)tijd.
In de Onderwijskrant van september 1991 publiceerde ik uitgebreid
mijn v kritieken op de VVL-structuurmethode van Mommers en co.
Mijn
kritiek kort samengevat in de Onderwijskrant nr. 68/69 van september 1991, 30
jaar geleden, luidde:
- De
globaalleesstrategie krijgt tijdens de eerste weken veel te veel aandacht en
het aantal in te prenten globaalleeswoorden (48) is veel te groot. Sommige van
die woorden zijn niet klankzuiver en/of zijn
ook te moeilijk bij de start.
-De kinderen worden aldus met veel te veel
letters tegelijk geconfronteerd.
-De
letters worden niet langzaam aangeboden en ook niet onmiddellijk
gediscrimineerd en vastgezet (geautomatiseerd)
-Het
duurt veel te lang vooraleer medeklinkers en klinkers gedifferentieerd worden. In VLL worden de klinkers bovendien al te
laat aangebracht; in de Vlaamse
structuurmethodes wordt de ontcijfering van de medeklinkers te lang uitgesteld.
Hierdoor wordt het vormen van nieuwe woordjes, de synthese, veel te lang
uitgesteld.
-De
elementaire leeshandeling als basisvaardigheid komt aldus te laat, niet
nadrukkelijk en systematisch genoeg aan de orde. Het gevolg is vaak dat bij de
overgang van leesboekje 2 naar leesboekje 3 de leeszwakke leerlingen duidelijk
uit de boot vallen; ze blijken dan niet te kunnen lezen.
-De
letterkennis is al te sterk gebonden aan de globaalwoordenen aan Duimeliesje-verhaal
-Het
lezen als vaardigheid wordt al te weinig op een directe (en ook mondelinge) wijze geoefend, maar komt
veel te veel aan bod midden allerlei (schriftelijke) werkschrift- en
werkboekopdrachten met vaak minder geschikte, minder effectieve en (onnodig)
complicerende onderdelen.
VLL bevat al
te veel ballast ten koste van de effectieve leertijd. Als we tijdens
praktijklessen onze studenten laten berekenen hoeveel minuten per les een
afzonderlijk kind werkelijk aan het lezen was, dan bleek meestal dat de
effectieve leer- of leestijd al te beperkt was. ( Marcel Schmeier, onderwijzer
en begeleider, schreef onlangs nog: Van een leesles van 45 minuten zijn
leerlingen vaak minder dan 10 minuten daadwerkelijk aan het lezen. Ja, ze
trekken lijntjes in hun werkboek, zetten rondjes, luisteren naar een
ankerverhaal, kleuren, knippen en plakken plaatjes of kijken naar flitsende
digibord-oefeningen. Lezen doen zij echter minder dan 10 minuten. Dan is het
natuurlijk niet gek dat 15 procent van de leerlingen niet het gewenste
minimumdoel behaalt. Lees- en leertijd is een belangrijke factor voor
leersucces. We mogen ons leesonderwijs dus niet langer opsmukken met zinloze
ballast.
-Leerlingen
moeten tijdens de eerste maanden veel effectiever leesonderwijs krijgen met
behulp van een sober programma en op een mondelinge wijze. Enkel via het
mondeling werken kan men ook de leesdruk opvoeren zodat de leerlingen
aandachtiger en vlotter leren lezen.
3. Mommers:
structuurmethode: combinatie van globaalmethode en klassieke analytisch synthetische
methode
Om de invloed van de globale leesmethodiek op
de structuurmethode van frater Mommers
te achterhalen, moeten we even terug naar de methode die de Broeders van
Zwijsen er als voorloper van de
structuurmethode publiceerden.
In 1931
verschijnt in de Opvoedkundige
brochurereeks van de Broeders van
Zwijsen het boekje Leesmethodiek en
moderne psychologie van Govert Grazer, een van pseudoniemen van frater
Rombouts. Rombauts windt er geen
doekjes om: Met dit boekje heeft de schrijver revolutionaire bedoelingen. Hij
is namelijk van mening, dat de tegenwoordig in Nederland gebruikte leesmethodes
geen van alle deugen, niet om fouten in de uitwerking, dus in bijkomstigheden,
maar omdat hun grondslag, en hun hele opzet verkeerd zijn. En wat niet deugd
moet verdwijnen en vervangen worden door iets goeds. Op basis van nieuwe
inzichten uit de Duitse Gestaltpsychologie toonde frater Rombouts aan dat
kinderen niet letter voor letter of woord voor woord lezen en propageerde hij
de globale leesmethodiek. Hij benadrukte het zinvolle geheel. Frater-onderwijzer Cassianus Versteeg
ontwikkelde op basis hiervan de nieuwe
leesmethode Echt Lezen.
Ook nog in 1952 prezen de kopstukken van de
Vlaamse inspectie het toepassen van de globale leesmethodiek à la Decroly. Maar
het is bekend dat de meeste Vlaamse en Nederlandse leerkrachten de globale
leesmethodiek niet genegen waren, en zo kende ook de globale Zwijsen-methode
Echt lezenin Nederland geen succes.
En zo werd broeder Mommers in 1958
aangesproken om een nieuwe methode op te stellen. De eerste versie van
VLL verscheen in 1965.
In zijn scriptie van 1958 vergeleek Mommers
alle zevenentwintig methoden voor aanvankelijk lezen die op dat moment in
Nederland in gebruik waren. Zijn conclusie luidde dat geen van de methoden
voldoet. Hij pleitte voor een nieuwe aanpak waarin de sterke kanten van
bestaande methoden worden gecombineerd. Die aanpak noemde hij de
structuurmethode. Cesarius Mommers, Aanvankelijk lezen. Een kwalitatief
vergelijkende studie van een aantal hedendaagse methoden voor aanvankelijk
leesonderwijs in Nederland. Tilburg, RKJW, Onderwijskundige Brochuren Reeks,
nr. 190, 1958.)
Als Mommers op 4 juli 1958 afstudeert, kreeg
hij dezelfde dag de opdracht om zo snel mogelijk een groep fraters bij elkaar
te roepen om een nieuwe leesmethode op te stellen omdat de toen gangbare
globale methode van de Broeders niet zo succesvol was. In 1960 verschijnt de
eerste versie van zijn nieuwe methode onder de naam Zò leren lezen: niet analytisch, niet globaal, maar zò. Later werd
de naam Veilig leren lezen.
De structuurmethode wordt voorgesteld als een middenweg tussen de globaalmethode die
zijn Mommers oudere confrater Rombauts voorheen propageerde en die in
Zwijsensgobale leesmethode Echt
lezen toegepast werd, en anderzijds
elementen uit de klassieke analytisch-synthetische methoden.
De
klassieke analytisch-synthetische methoden voldeden volgens Mommers niet omdat
voor het leren van de koppeling tussen klanken en letters klankzuivere woorden
nodig zijn. Vanuit de hoge eisen die vanuit fonetisch oogpunt aan de
beginwoorden moeten worden gesteld is het aantal bruikbare woorden volgens
Mommers te beperkt. Eenvoudige leesteksten tijdens de eerste maanden klonken volgens
hem daardoor vrij gekunsteld. Tegen de globaalmethode kon volgens hem echter worden ingebracht
dat zwakke lezers de klank-letterkoppeling niet spontaan ontdekken, waardoor de
uitval bij het leren lezen hoog is.
De methode van Mommers bestaat uit leerstofkernen zodat
de leesoefeningen ontleend konden worden aan de leefwereld van de kinderen. Het
begint met verhaaltjes en de kinderen
halen daar woorden ui. De keuze voor
deze leerstofkernen is ontleend aan de
globaalmethodes. Maar anders dan in de globaalmethoden wordt in de
structuurmethode vlugger begonnen met het analyseren en synthetiseren. Mommers nam dus expliciet afstand van de
destijds vigerende analytisch-synthetische en normaalwoordenmethodes als Lustig
Volkje waarmee ik in 1952 leerde lezen,
en anderzijds van opkomst
vanaf de jaren dertig van globale
en globaliserende leesmethodes à la Decroly e.d.
In een bijdrage van 1978 beschreef Mommers
nog eens de evolutie van de leesmethodes en de plaats van zijn structuurmethode
hierin (Pedagogische Studiën, 1978, jg. 55.)
Mommers stelde in 1978 eens te
meer: De
structuurmethode neemt een
middenpositie in tussen de globaalmethode en de analytisch-synthetische
methode. De invloed van de Gestaltpsychologie, de globaliserende aanpak, is vrij groot. De structuurmethode gaat immers uit van een betekenisvolle Gestalt van een
woord. De woorden worden in eerste instantie globaal aangeleerd en in
(globaal)zinnen gepresenteerd. Pas later volgt analyse en nog later de synthese.
En binnen
de globaalwoorden wordt dus in de startfase slechts 1 letter van een
globaalwoord gedifferentieerd.
De synthese tot nieuwe woorden werd in VLL
ook lange tijd uitgesteld mede omdat de klinkers vrij laat worden aangebracht
(in Vlaamse structuurmethodes werden die vroeger aangebracht.) Toch merkwaardig dat Mommers nog in een
bijdrage van 2001 mijn kritiek op de te sterke invloed van de globale leesmethodiek op zijn VLL
ontkende.
De invoering van Mommers leesmethode was m.i.
een flinke stap achteruit in vergelijking met de analytisch-synthetische en
normaalwoordenmethodes die in die tijd op de meeste Nederlandse en Vlaamse
scholen gebruikt werden en die ook veel soberder oogden dan de omvaqngrijke VLL. De (oudere) analytisch-synthetische methodes en
normaalwoordenmethodes differentieerden
uit een beperkt aantal uiterst korte woorden quasi onmiddellijk alle letters
(In Lustig Volkje 2 letterwoorden als AN, OT
). Ze wilden aldus het globaal
inprenten van woorden als prentjes en van globaalzinnen tegen gaan en vroege
synthese van nieuwe woorden mogelijk maken. Tegelijk wilden ze zo vlug mogelijk
met de gekende klinkers en medeklinkers de synthese en het lezen van nieuwe
woordjes bevorderen.
De semi-globale structuurmethodes wilden precies komaf maken met deze praktijk en de
vroege analyse en wilden ook de synthese uitstellen. Onder invloed van de globale leesmethodiek van Decroly en co
ontwikkelden Mommers en co dus een
combinatie van de globale leesmethodiek en de klassieke analytisch-synthetische &
normaalwoorden-methodes, een eerste versie in 1958. Zelf leerde ik in het
eerste leerjaar in 1952 lezen met de m. normaalwoordenmethode Lustig Volkje
van de Broeders Maristen van 1926. Ook
veel Vlaamse uitgeverijen publiceerden een structuurmethode.
|