Maakte Onderwijskrant de actiepunten uit de beginselverklaring van 1977 - 45 jaar geleden - waar?
Actiepunt 2. Onderwijskrant wil zich
vooral ook inzetten voor de verdere
externe & interne democratisering. Maar de school kan o.i. niet zomaar de maatschappelijke ongelijkheid
compenseren & wegwerken. (We namen
al van bij de start in 1977 al afstand
van de egalitaire onderwijsvisie van de Franse socioloog Pierre Bourdieu en
veel Vlaamse sociologen.)
Inzet voor verdere externe
democratisering & voor effectieve GOK-aanpak
Met Onderwijskrant stellen we al vele decennia dat het Vlaams onderwijs
in de jaren vijftig en zestig al een sterke democratisering kende van de
toegang tot het s.o. onderwijs en sociale doorstroming. Voor de verdere optimalisering van de
ontwikkelingskansen voor alle leerlingen stelden we dat prioriteit verleend
moest worden aan het conserveren en verder optimaliseren van de kwaliteit van het onderwijs en vooral in het kleuter-
en het lager onderwijs - gecombineerd
met extra zorg voor kansarmere leerlingen, anderstalige leerlingen& leerlingen buitengewoon onderwijs. We hebben
ons hiervoor in sterke mate ingezet (zie verderop).
50 jaar verkeerde en nefaste GOK-prioriteit: van VSO tot recente structuurhervorming s.o.
We verwachtten echter geenszins GOK-heil van een aso-iserende hervorming van de eerste graad s.o. en
afschaffing van de onderwijsvormen. We
waarschuwden ook tijdig dat tso/bso/kso-leerlingen steeds het meest de dupe zijn van zon
hervorming.
Sinds de jaren 1960 verwachtten beleidsmakers, onderwijssociologen, onderwijskoepels
inzake gelijke onderwijskansen echter vooral heil van een egalitaire en
nivellerende structuurhervorming van het s.o., een gemeenschappelijke lagere
cyclus/eerste graad e.d. De egalitaire
milieutheoretische benadering à la Bourdieu vanwege Vlaamse sociologen, politieke partijen & beleidsmakers
leidde tot egalitaire &
nivellerende hervormingsvoorstellen en ingrepen, tot kennis - en
cultuurrelativisme.
In een interview in De Morgen van 26 januari 2018 sloot de inmiddels
bekeerde Dirk Van Damme (ex-beleidsmaker en ex-OESO) zich aan bij onze kritiek
op de egalitaire onderwijsideologie. Hij
stelde: Het mislukken van de linkse
hervormingsagenda inzake democratisering was het gevolg van het koesteren van
hervormingsvoorstellen/illusies uit het midden van de 20e eeuw (zoals invoering
van gemeenschappelijke lagere cyclus
s.o. in het VSO in 1970). Ook in de beginfase van de hervorming s.o. die
nog onder minister Vandenbroucke (op poten werd gezet (2004-2009), hadden wij
een redelijk naïef geloof in de brede eerste graad, het afschaffen van de
schotten tussen de richtingen en het uitstellen van de studiekeuze. Velen zien
dat nog steeds als de essentie van een progressief onderwijsbeleid. Ik vind het
jammer dat ook de sp.a daar nog steeds geen afstand van kan nemen. Van Damme
betreurde ook dat er destijds te weinig
werd geluisterd naar Onderwijskrant die tijdig had gewaarschuwd.
Onderwijskrant nam van bij de start in 1977 afstand van de toen meest
gangbare visie omtrent gelijke-kansen-onderwijs. We erkenden vooreerst de grote
democratisering en namen tegelijk afstand van de egalitaire onderwijsideologie
van Bourdieu en co die stelde dat het onderwijs de democratisering niet
bevorderd had en nog steeds in sterke mate verantwoordelijk was voor de
maatschappelijke ongelijkheid door het burgerlijk curriculum & de vele
aandacht voor de standaardtaal, door de gedifferentieerde lagere cyclus s.o.,
enz.
In Onderwijskrant nummer 9 van 1979 wezen we al op de illusie van de perfecte sociale mobiliteit: uit elke klasse moet
volgens de egalitaire ideologie een gelijke
proportie vertegenwoordigd zijn in elk onderwijsniveau. De vrij grote
genetische bepaling van intellectuele capaciteiten en van de sociale mobiliteit
maakt het weinig waarschijnlijk dat de verschillen in leerresultaten enkel of
vooral aan het milieu zouden te wijten
zijn. We bestempelden de egalitaire en defaitistische theorieën à la Bourdieu
als deterministisch, simplistisch en
ontmoedigend. We wezen er de voorbije decennia ook voortdurend op dat
sociologen en beleidsverantwoordelijken de SES-correlatie tussen
schoolresultaten en scholingsniveau van de ouders, ten onrechte als een puur
sociale factor voorstelden en geen rekening hielden met de intellectuele aanleg.
En in hun interpretatie van de leerresultaten van Turkse, Marokkaanse
allochtone leerlingen
hielden ze ook geen rekening met de invloed van culturele factoren. We
begrepen niet dat zon simplistische en nivellerende GOK-ideologie à la Bourdieu, Standaert, Jacobs,
Nicaise, Van Houtte, Agirdag ... zoveel aanhangers telde binnen beleidskringen.
In april 1971 waarschuwde redactielid Raf Feys al in een tv-programma
voor de verkeerde GOK-gok en de egalitaire GOK-visie van Bourdieu en co. Mede op
basis van het Leuvens
CSPO-doorstromings-onderzoek van 1969-1971 waaraan hij
participeerde, poneerde hij dat de
democratisering van het onderwijs wel een groot succes was en dat weinig
GOK-heil te verwachten viel van structuurhervormingen als een gemeenschappelijke
eerste graad s.o. als in
VSO-scholen. Volgens de CSPO-studie was
er een vlotte sociale doorstroming bij de 12-jarigen; een bevestiging ook van
het Nederlands talentenonderzoek van
prof. Van Heek e.a; van 1968.
Jammer genoeg maakte Vlaanderen vanaf de invoering van het VSO in 1970
een verkeerde GOK-gok, die ook tot de
nefaste recente hervorming secundair onderwijs van 2019 leidde. Uit de
VSO-ervaring was nochtans al gebleken dat de tso/bso scholen die overstapten
naar het VSO het meest de dupe werden
van de aso-isering. Op een hoorzitting over de hervorming s.o. eind 2011 waarschuwden we namens Onderwijskrant als enige voor de
nefaste gevolgen van de hervorming en de
aso-isering van het s.o. Vanaf
1991 protesteerden we al tegen het feit dat onze sterke en passend
gedifferentieerde eerste graad s.o. ten onrechte als een kankerplek bestempeld werd door
Georges Monard e.a. We voegden eraan toe dat de hervormers tegelijk geen aandacht besteedden aan
problemen waarvan kansarmere leerlingen
het meest de dupe waren: de aantasting van de kwaliteit en de
niveaudaling.
Inzet voor optimalisering ontwikkelingskansen
Met Onderwijskrant stelden we dat we inzake GOK prioriteit moesten verlenen aan de
optimalisering van de kwaliteit van het onderwijs - en vooral van het
basisonderwijs. We pleitten tevens voor
zorgverbreding en achterstandsonderwijs;
en de voorbije 25 jaar ook voor
de invoering van een aantal intensieve NT2-lessen vanaf de eerste dag van het
kleuteronderwijs.
De voorbije 45 jaar was het ons niet enkel te doen om de juiste kijk op
faire ontwikkelingskansen, maar nog meer
om het werken eraan op het vlak van de klaspraktijk. Bij het ontwikkelen van
methodische aanpakken voor
lezen, rekenen ... zochten we steeds
naar aanpakken waar ook de zwakkere leerlingen optimaal profijt konden uit halen, een vorm
van preventieve zorgverbreding. We besteedden in die context ook veel aandacht
aan onderwijsvoorrangsbeleid, zorgverbreding en achterstandsdidactiek. We
kwamen/komen op voor de invoering van
intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs en
bestreden in dit verband de vele
(taal)achterstandsnegationisten. We verzetten ons tegen de afbraak van ons buitengewoon
onderwijs en streefden naar
optimalisering ervan. We namen afstand van het ervaringsgericht
kleuteronderwijs van prof. Laevers en CEGO en stelden een meer evenwichtige en
gerichte aanpak voor. Ook het Brinckman-rapport sluit zich nu aan bij onze
visie.
Pleidooi voor zorgverbredings- en voorrangsbeleid & effectieve
achterstandsdidactiek & NT2
Vanuit onze grote bezorgdheid om de ontwikkelingskansen van sociaal en/of
cognitief kansarmere leerlingen besteedden we extra aandacht aan het uittekenen van een
zorgverbredings- en voorrangsbeleid. 38 jaar geleden hielden we in
Onderwijskrant al een gestoffeerd pleidooi voor een doorgedreven
onderwijsvoorrangsbeleid (OVB) voor allochtone leerlingen en voor
zorgverbreding in het algemeen voor kansarmere leerlingen. We verwezen hierbij
in 1984 naar het in Nederland opgestarte OVB waarbij b.v. een allochtone
leerling een coëfficiënt van 1,9 kreeg.
Voor kansarmere leerlinge vroegen we ook meer leertijd voor de
basisvaardigheden, en b.v. ook een uur extra-zorg buiten de schooluren. We
wezen hierbij ook op het feit dat het modieuze ontplooiingsmodel tot
onderbenutting van talenten leidde waarvan achterstandsleerlingen het meest
de dupe worden.
In een themanummer van september 1991 werkten we onze visie op
zorgverbreding verder uit, een pleidooi voor een intensief en effectief
achterstandsbeleid met inbegrip van het toekennen van extra
zorgverbredingsuren voor de doelgroepleerlingen. We sloten ons aan bij de
gangbare invulling van zorgverbreding: het voorkomen en/of reduceren van de
achterstand zodat (achterstands)leerlingen meer profijt kunnen halen uit de
gewone lessen. We stuurden ons voorstel in 1991 naar minister Van den Bossche
en zijn kabinetschef Roger Peeters antwoordde dat er inderdaad nood was aan
zon zorgverbredingsbeleid.
Jammer genoeg gaf het ministerie vanaf 1991 de ondersteuning van het onderwijsvoorrangsbeleid, van de
zorgverbreding en het gelijke-kansen-onderwijs in handen van drie universitaire
steunpunten die visies propageerden die haaks staan op effectieve
achterstandsdidactiek als de ervaringsgerichte aanpak van het Leuvens CEGO, de
uithollende taalvisie van het Leuvens
Taalsteunpunt,
We protesteerden ook toen rond 1994 plots de term zorgverbreding werd
vervangen door de allesomvattende en vage term zorgbreedte voor alle
leerlingen. Ook inspecteur F.E. Willems bekritiseerde terecht de wollige
benadering van zorgverbreding en de invoering van de term zorgbreedte: Middelen
bestemd voor de opvang van leerlingen met ernstige problemen worden nu
overgeheveld voor welzijn van alle leerlingen;
leerlingen om wie het oorspronkelijk te doen was blijven zo in de kou
staan. Het was ook niet meer duidelijk waarvoor en voor welke leerlingen die middelen
ingezet moesten worden. Een HIVA-evaluatiestudie van het
zorgverbredings- en GOK-beleid wees uit dat
dit al te weinig effectief was. Ook minister Crevits gaf dit drie jaar
geleden toe.
We opteerden voor een duidelijke/afgelijnde omschrijving van zorgverbreding, van
de doelgroep en aangrijpingspunten. Extra zorg voor lezen, taal, rekenen
stond
in functie van het hoger rendement van de gewone lessen. Preventieve
zorgverbreding waarbij men problemen probeert te voorkomen was o.i. hierbij ook
heel belangrijk. We opteerden in dit verband voor een sterk gestructureerde en
gestuurde aanpak en niveaubewaking als belangrijke GOK-hefbomen, en tegen het
zelfontplooiingsmodel en de ontscholing. Zorgverbreding en herscholing van het
onderwijs gingen o.i. hand in hand.
Onze inzet voor faire onderwijskansen kwam ook tot uiting in de
bekommernis om het lot van allochtone en anderstalige leerlingen. We pleitten
de voorbije 25 jaar voor het dringend invoeren van extra NT2-taallessen vanaf
de eerste dag van het kleuteronderwijs. Ook Hannah Arendt vond dit in haar
essay The crisis in education van 1954
al een belangrijke opdracht voor het onderwijs in de VS. Ze schreef: It is
obvious that the enormously difficult melting together of the most diverse
ethnic groups can only be accomplished through the schooling and Americanization of the immigrants
children. Arendt vond de kennis van het Engels (de landstaal) ook heel belangrijk voor de integratie vaan de
allochtone leerlingen in de maatschappij.
Jammer genoeg stootten we in onze inzet voor anderstalige en allochtone
leerlingen op het verzet van de vele
taalachterstandsrelativisten. Sommigen namen ook afstand van de stelling dat de kennis van het Nederlands
ook heel belangrijk is voor de integratie. De weerstand tegen NT2 kwam
merkwaardig genoeg vooral uit de hoek van het Leuvens Steunpunt NT2 van prof.
Kris Van den Branden dat stelde dat NT2 overbodig was en dat NT2=NT1. Maar in een recente reactie op het
regeerakkoord-2019 vond Van den Branden extra NT2-lessen nu plots wel
belangrijk.
Interne democratisering én tegelijk meesterschap van de meester behouden & democratisch bestuur van scholen
In de beginselverklaring van 1977 stelden we eveneens dat voor ons ook de verdere interne
democratisering belangrijk was. We ijverden voor meer inspraak van de leraren
en leerlingen, en lieten geregeld de
stem van de leraren beluisteren. We maakten een humanisering van de relaties
mee, de relaties van de leerlingen met de leraren en de relaties van de leraren
met de directies. In ons eigen optreden als leraar, docent
zetten we ons ook
hier voor in.
Tegelijk klaagden we de aantasting van het gezag van de school als
maatschappelijke instelling en van het gezag van de leraren aan - net als Hannah Arendt in The crisis in
education. We protesteerden toen in
Klasse van januari 2000 gesteld werd dat
de leerlingen nog steeds in sterke mate onderdrukt en gedisciplineerd
werden en dat met een beroep op de visie van de filosoof Michel Foucault. We
reageerden op de stelling van Jacques Rançière die in De onwetende
meester beweerde dat leraargeleide
instructie onderdrukkend was.
Inzake democratisch bestuur hebben
we ons ook ingezet voor inspraak en voor het meer luisteren naar de praktijkmensen; en ook tegen de
invoering van grootschalige schoolbesturen die een goed bestuur en de
betrokkenheid van leraars en directeurs afremmen. We waarschuwden in 1993 dat
die multisectorale schaalvergroting in het hoger onderwijs zou leiden tot een
aantasting van de betrokkenheid van de docenten en vooral ook tot een
aantasting van de specifieke identiteit van de lerarenopleidingen. Gelukkig
werden de schaalvergrotingsplannen van de ministers Smet &
Crevits, van de koepel van het katholiek
onderwijs, ... afgezwakt. We
verzetten ons destijds ook tegen het afschaffen van de afzonderlijke verbonden
binnen de koepel van het katholiek onderwijs, de hiërarchisering van het
bestuur van de onderwijskoepel.
|