Visie van Hannah
Arendt op onderwijs en belang van autoriteit
n.a.v. bijdrage van Tineke Beeckman in de krant DS: Zonder autoriteit volgt
het autoritaire
Tineke Beeckman schreef in De Standaard, 27 december 2021 in
Zonder autoriteit volgt het autoritaire,
een bijdrage over de visie van Hannah Arendt op het belang van autoriteit :zie punt 1.
In punt 2 schetsen we de
onderwijsvisie van Arendt in haar boek Crisis in education van 1954.
1 Tineke Beeckman over belang van autoriteit in
De Standaard, 27 december 2011: Zonder
autoriteit volgt het autoritaire
Jongeren hoeven zich nauwelijks nog af te zetten tegen
vorige generaties, schrijft Tinneke Beeckman. Dat komt doordat die hun
autoriteit niet meer laten gelden. Nochtans is autoriteit niet paternalisme
of dwang tussen generaties onmisbaar. Autoriteit slaat een brug tussen
verleden, heden en toekomst. Zonder kun je niet groeien.
Autoriteit verbindt generaties met elkaar, want ze
garandeert dat de zorg voor de wereld van de ene nar da andere generatie wordt
overgedragen.
Ouders leerkrachten helpen het individu ontwikkelen en slaan een
brug tussen heden, verleden en toekomst.
Teruggrijpen naar wat mensen in het verleden gecreëerd en gedaan hebben
, is dus onontbeerlijk, voor Arendt.
Het onderwijs probeert twee
doelstellingen te combineren: het wil de kinderen meenemen in de continuïteit
met het verleden en hen de mogelijkheid bieden zelf vorm te geven aan het
nieuwe. Opvoeding is waar we beslissen of we voldoende van onze kinderen
houden om hen niet uit onze wereld te verbannen, en om hen niet over te aten
aan hun eigen deviezen, schrijft Arendt. En waar hen evenmin een kans wordt
ontnomen om iets nieuws te ondernemen, iets wat we niet hebben voorzien, maar
dat hen voorbereidt, op de opdracht om een gemeenschappelijke wereld te
vernieuwen.
Tussen dwang en
overtuiging: noch dwang, noch overtuigen, noch onderhandelingsopvoeding
Autoriteit veronderstelt altijd een hiërarchische relatie,
en dus een vorm van ongelijkheid, waardoor ze gemakkelijk met een vorm van
macht of geweld wordt verward. Autoriteit veronderstelt macht zonder
machtsuitoefening, wat bij dwang wél het geval is. Tegelijk steunt ze niet op
overtuiging: het gaat niet om gelijken die elkaar met argumenten proberen te
beïnvloeden. Daarmee bevindt de gehoorzame persoon zich tussen gedwongen
worden, onderwerping en vrijwillige instemming. Arendt wijst er voort op dat
autoriteit van het Latijnse augere komt, vermeerderen: door de auctor (verwant met auteur)
neemt de
mogelijkheid tot handelen toe. Dankzij de leerkrachten kunnen kinderen
hun vermogens ontwikkelen. De nieuwkomer/leerling heeft dus iemand met
autoriteit nodig om te kunnen groeien.
Autoriteit veronderstelt het vertrouwen: het geloof dat
iedereen het beste uit zichzelf haalt, wanneer ze het voorbeeld van de persoon
met gezag kunnen volgen. Autoriteit veronderstelt de nabijheid: de
leidinggevende moet voeling hebben met
wat er leeft bij anderen. En de leidinggevende blijft geloofwaardig als hij
toepast wat hij predikt. Autoriteit impliceert dus een soort generositeit: het
besef dat wat er gebeurt, niet om de persoon met gezag draait. De rol die bij
autoriteit van de b.v. de leerkracht
hoort, heeft dus niets met zelfprofilering te maken te maken.
De autoriteit is in crisis, maar dit wil niet zeggen dat
jongeren er geen behoefte aan hebben. De noodzaak van autoriteit is niet
begraven met de vrolijke slogans van Cohn-Bendit en zijn vrienden. Jongeren
zijn wel degelijk op zoek naar modellen van leiderschap.
Waar geen autoriteit
is, ontstaat de ruimte voor het autoritaire. Als b.v. leraren niet kunnen terugvallen op
autoriteit, kunnen ze alleen autoritair optreden (of chaos toelaten). Wie zich
verheugt dat autoriteit verdwenen is, beseft dus niet dat het gevaar op autoritair leiderschap alleen
is toegenomen.
Arendt wijst nog op een ander nadelig gevolg van een tanende
autoriteit: als de overdracht tussen generaties niet meer lukt, dreigen
kinderen aan hun lot te worden overgelaten. Ze hebben geen toegang meer tot het
verleden en tot de wereld van de volwassenen. In dit isolement neemt de
onderlinge groepsdruk alleen maar toe. Die drukt onderwerpt jongeren aan een
dwang die niet de belofte van autoriteit in zich draagt: dat hun mogelijkheden
tot handelen toenemen.
2 Hannah Arendt-
Arendt De crisis van de opvoeding. In:
Tussen verleden en toekomst, 1994, Leuven, Garant. Crisis in education 1954
Vooraf: geïnspireerd op essay van Pieter Vanholme: Cultuur
van de waarheid op (Sampol, maart 2008) een bevestiging ook van de O-ZON-camapgne-2007 van Onderwijskrant. Vnholme verwees in zijn essay expliciet naar onze O-ZON-campagne tegen ontscholing, aantasting van het meestersschap van de meester, kennisrelativisme, niveaudaling ... Hij wees er op dat onze visie aansloot bij deze van Hannah Arendt.
Hannah Arendts visie op de crisis van opvoeding &
onderwijs in 1954, haar strijd tegen ontscholing en aantasting van het
onderwijs =dezelfde strijd die Onderwijskrant al decennia voert. Arendts visie
op de crisis van opvoeding & onderwijs in 1954, haar strijd tegen ontscholing en aantasting van het
onderwijs=dezelfde strijd die Onderwijskrant al decennia voert. Arendt is een
boegbeeld van de strijd tegen ontscholing, nivellering & afbraak van het
onderwijs, tegen de aantasting ook van het gezag van de school en van de
leerkrachten ....
In haar essay 'De crisis van de opvoeding' analyseerde
Hannah Arendt in 1954 wat er fout liep met het Amerikaans onderwijssysteem.
Arendt wees op de nieuwlichterij die het onderwijssysteem beheerste en wat de
gevolgen ervan waren.
Arendt betreurde dat de nieuwlichters van de ene dag op de
andere, al de onderwijstradities en al de beproefde methodische leeraanpakken
van tafel veegden. Dit was een duidelijke kritiek op reformpedagogen als John
Dewey, op Deweys onderwijsfilosofie die volgens haar de kinderen niet
introduceerde in de westerse beschaving/cultuur en in de fundamenten voor
diepgaand en wetenschappelijk denken.
Volgens Arendt betekent opvoeden/onderwijzen dat
opvoeders/leerkrachten verantwoordelijkheid dragen voor de wereld waarin men
kinderen laat geboren worden. Arendt schreef: Aangezien
een kind de wereld nog niet kent, moet het er geleidelijk aan in worden
geïntroduceerd. Aangezien elke jongere nieuw is, moet er voor gezorgd worden
dat die nieuweling zich kan ontplooien in relatie tot de wereld zoals die is.
Hoe dan ook staan de leerkrachten/opvoeders hier in relatie tot de
jongeren/leerlingen als vertegenwoordigers van een wereld waarvoor ze
verantwoordelijkheid moeten opnemen, hoewel ze zelf die wereld niet gemaakt
hebben, en wellicht zelfs ook anders zouden wensen. Deze verantwoordelijkheid
wordt niet zomaar opgelegd aan leraren; maar steekt impliciet in het feit dat
jongeren door volwassenen moeten worden geïntroduceerd in een continu
veranderende wereld.
De belangrijkste kwalificatie van de leraar bestaat in het
kennen van die wereld, en in het in staat zijn om de leerlingen erover te
onderrichten, in het kennen dus van de representatie van de wereld via de
vakdisciplines. De autoriteit van de leerkrachten/opvoeders berust mede op hun
verantwoordelijkheid voor die wereld. Ten aanzien van het kind is het alsof de
leraar/opvoeder een vertegenwoordiger is van de wereld van de volwassen. Hij
wijst de leerlingen op de kenmerken van de wereld, en zegt tegen het kind: dit
is onze wereld.
Arendt beklemtoonde dus de belangrijke leidende en
gezagsvolle rol van de leerkrachten. Zij betreurde vooral het in vraag stellen
van het intellectueel & moreel gezag van de leerkracht door John Dewey en
andere ontscholers. Regulier onderwijs, traditionele vakdisciplines en de
nadruk op de intellectuele inhoud van schoolvakken zijn volgens haar de
kernelementen van goed onderwijs.
Als de maatschappij de scholen ervan weerhoudt het oude mee te delen/over te dragen, neemt ze eigenlijk ook
tegelijk de kans van de jongere generatie af om de wereld te verkennen en
vernieuwen op hun manier. Via cultuuroverdracht moet school het mogelijk maken
dat elke komende generatie zich tegelijk kan ervaren als nieuwe generatie. Dit
betekent dat de komende generatie zo de kans krijgt om de samenleving te
vernieuwen door zichzelf een eigen bestemming te geven, een eigen vorm te
geven. Dit noemt ze ook de nataliteit.
Als de maatschappij de scholen ervan weerhoudt het oude mee te delen/over te dragen,
neemt ze eigenlijk ook tegelijk de kans van de jongere generatie af om de
wereld te verkennen en vernieuwen op hun manier. Via cultuuroverdracht moet
school het mogelijk maken dat elke komende generatie zich tegelijk kan ervaren
als nieuwe generatie. Arendt stelde dan ook dat educatie altijd het verleden
moet conserveren, dat de kennis van het verleden absoluut nodig is om de
toekomst te kunnen vernieuwen. Enkel in die zin is de visie van Arendt als conservatief te bestempelen. Via cultuuroverdracht moet school het mogelijk
maken dat elke komende generatie zich tegelijk kan ervaren als nieuwe
generatie. Dit betekent dat de komende generatie zo de kans krijgt om de
samenleving te vernieuwen door zichzelf een eigen bestemming te geven, een
eigen vorm te geven. Dit noemt ze ook de nataliteit.
Intergeneratieve cultuuroverdracht betekent volgens Arendt
evenwel niet dat onderwijs indoctrinerend mag en kan zijn, of mag gebruikt
worden als een instrument in dienst van een of andere andere maatschappij
(zoals ze in Nazi-Duitsland en Rusland waarnam en waarvan ze ook afstand nam).
Ook de Duitse pedagoog Herman Giesecke beklemtoonde de
intergenerationele cultuuroverdracht en nam afstand van de ontscholing: De maatschappij heeft er belang bij dat de nieuwe generaties
het aanwezige potentieel aan kennis en vaardigheden overnemen en ook zelf te kunnen aanvullen. De leerplannen moeten een
minimaal gemeenschappelijk bestand van kennis en vaardigheden vastleggen.
Vanuit zichzelf is het kind niet onmiddellijk geïnteresseerd om veel vakkennis
en culturele kennis op te doen; de interesse van het kind reikt niet verder dan
zijn onmiddellijke levenshorizon.
Het meest fundamentele probleem van het huidig onderwijs is
volgens Arendt de teloorgang van het gezag van de vakdisciplines en van de leerkrachten.
Er wordt niet enkel getwijfeld aan het gezag van volwassenen maar ook het gezag
van de school en de traditionele vakken. Arendt: " Zo vinden veel
beleidsmakers en onderwijskundigen ook het leren aan de hand van ervaring
belangrijker dan het klassieke leren."Volgens veel pedagogen is de rol van de moderne
leerkracht die van een helper, coach in plaats van een gezagsfiguur.
De onzekerheid rond gezag heeft ook als gevolg dat de
ordehandhaving in de klas een groot probleem wordt voor leerkrachten. Door
onderwijs te beperken tot leren aan de hand van ervaringen die rechtstreeks
relevant zijn, ontvangen de leerlingen de intellectuele erfenis niet waar ze
recht op hebben. Inhouden en basiskennis zijn slechts secundair. Dit is
problematisch, mede ook omdat datgene waarop het gezag van de leerkracht
gebaseerd is, op kennis en inhouden, ondermijnd
wordt. Ten slotte heeft de overtuiging postgevat die in al doende leren en al
spelend werken het ideaal van onderwijs ziet.
De crisis in het onderwijs hangt volgens Arendt ook samen
met de crisis in de maatschappij. Wij hebben volgens haar zowel de traditie als het gezag als referentiepunt verloren.
Wij kunnen eigenlijk zelf niet langer verklaren waarop onze aannames berusten.
Onze wereld is versplinterd en bevreemdend. Wij eisen vrijheid, maar we weten
niet hoe we die moeten aanwenden. We hebben de voorbije decennia enkele
gunstige emancipatiegolven gekend waardoor het gezag van de ander niet blindelings meer aanvaard wordt. Dat deze
emancipaties meestal ten goede waren, zal niemand ontkennen, maar we hebben er één te veel gekend: de emancipatie van het kind, de mythe van
het zogezegd geëmancipeerde kind. Men eiste voor
verschillende groepen het recht om gehoord te worden. Maar in navolging hiervan
wou men ook het kind bevrijden van de dwang der volwassenen.
Arendt: Door het kind op die manier te emanciperen
heeft men het echter niet bevrijd. Men heeft het alleen maar aan een nog veel
groter gezag uitgeleverd, namelijk dat van zijn leeftijdsgenoten, waar het nu
geheel alleen moet tegenop boksen (terwijl het in diezelfde leeftijdsgenoten
net steun kon vinden tegen de autoriteit van die ene volwassene).
De leraar mocht niet langer zijn eigen visie geven, maar
moest het kind op zijn moeilijke tocht begeleiden. Hiermee verloor de leraar
grip op het kind, want hij kan het kind alleen zeggen
dat het kan doen wat het wil en verder het ergste voorkomen. Het gevolg hiervan is dat de leraar zijn vakdomein eigenlijk
niet meer echt moet kennen. Hij moet luisteren naar de wensen van zijn
leerlingen, en dan op zoek gaan naar de juiste antwoorden. Hierdoor gaat echter
de meest legitieme bron van gezag verloren, met name de leraar als de persoon
die meer weet: Juist de niet-autoritaire leraar,
de leraar die aan alle dwangmiddelen wil verzaken, omdat hij zich op zijn
persoonlijke autoriteit kan verlaten, heeft men onmogelijk gemaakt. Men wou dus af van het autoritair gezag en vond dat het kind
in zijn leefwereld moest gehouden worden.
Men houdt vast aan de pragmatische overtuiging dat een
leerling het beste kent en begrijpt wat een leerling zelf gemaakt heeft. Deze
visie is er mede verantwoordelijk voor dat men het niet meer zo belangrijk
vindt dat de leraar zijn vak onder de knie heeft, omdat het immers niet de
bedoeling mag zijn dat hij dode kennis doorgeeft. Alles moet steeds opnieuw herontdekt worden, ook
door de leraar. Hiermee verspert men echter de toegang van het kind tot de
volwassen wereld. De natuurlijke verhouding tussen leraar en leerling wordt
doorbroken, en men probeert het kind, onder het mom van respect voor zijn
zelfstandigheid, in zijn eigen wereld te houden. Men ontkent hiermee dat
kindsheid een voorbijgaand stadium is, dat het kind een mens in wording
is.
Hannah Arendt fomuleerde ook kritiek op de toenmalige lerarenopleidingen:
Het resultaat was een soort
transformatie van de lerarenopleidingen. Toekomstige leraren kunnen er zich
niet langer bekwamen om de normaal vereiste dingen van een standaardcurriculum
bij te brengen. Zij leren er nu vooral hoe met andere mensen en leerlingen om
te gaan en populair te worden.
|