Pleidooi
voor optimalisering kleuteronderwijs in nieuwe
eindtermen en kleuterschoolprogrammas.
+Recente oproepen voor grondige
bijsturing van ons kleuteronderwijs
De voorbije jaren werd er in veel landen steeds meer aandacht besteed aan de
optimalisering van het kleuteronderwijs.
Men gaat er van uit dat dit een belangrijke
periode is voor de ontwikkeling van de taal e.d. en voor het optimaliseren van
de onderwijskansen - in het bijzonder voor kleuters die thuis minder gestimuleerd worden, anderstalig zijn,
enz.
Met Onderwijskrant startten we vijf jaar
geleden een campagne om prioritair
aandacht te besteden aan het optimaliseren van het kleuteronderwijs - en dit in het perspectief van de nieuwe
eindtermen en curricula. We verwezen
hierbij naar tal van recente studies en naar het buitenland. We wezen er ook op dat uit TIMSS-2015 bleek dat Vlaamse
leerlingen minder verstaan inzake voorschoolse geletterdheid bij de start van het lager
onderwijs dan in andere landen het geval
is. TIMSS-2019-verantwoordelijke Peter Van Petegem (UA) stelde in december j.l. nog: 49 % van de ouders zegt dat hun kroost bij
het begin van de lagere school niet goed
zelfstandig kon tellen, letters kon herkennen, hun eigen naam kon schrijven. In andere Europese landen lukt dat
veel beter. De resultaten zijn
opvallend, vooral omdat kinderen in
Vlaanderen al vroeg naar school gaan
(De Standaard, 31 december 2020).
Helena Taelman, lerarenopleider Odisee stelde
op 31 december j.l.in D.S. : Traditioneel vinden veel mensen dat het
kleuteronderwijs voornamelijk moet
focussen op de speelse ontwikkeling en het
welbevinden. Het schoolse aspect, aan
de slag gaan met letters en cijfers, hoeft nog niet aan bod te komen voor het lager onderwijs
begint. Anderen, zoals ikzelf, pleiten
ervoor om al op een speelse manier aan de slag te gaan met letters en cijfers. Lerarenopleider Johan De Wilde
(Odisee) plaatste een analoge opinie op
de website van Klasse: Ik pleit voor een
programma dat ook gericht aan taal en
wiskunde werkt. Ons kleuteronderwijs
sleept jammer genoeg een verkeerd beeld
mee uit het verleden. Typerend is de
Duitse benaming Kindergarten. Alsof de kleuterklas een idyllisch ommuurd
tuintje is, waar kleuters vanzelf
groeien als je ze genoeg warmte en liefde
geeft.
Voor het kleuteronderwijs gaat men er ook nog al te vaak van uit dat leraren het
curriculum zelf ontwerpen. Onderzoek toont dat een gericht programma
voor pakweg wiskunde, kinderen cognitief
versterkt en hun welbevinden geenszins naar
beden haalt.
De Nederlandse onderzoeker P.L. Slot
concludeerde in 2019: Onze reviewstudie
van 32 verschillende interventiestudies toonden aan dat kleuteronderwijscurricula gericht op taal, ontluikende geletterdheid en
gecijferdheid een positief effect hebben
op leerresultaten in het eerste leerjaar. Vooral ook kinderen die het risico lopen
op een achterstand hebben veel baat bij een meer uitgebalanceerd aanbod van
activiteiten. Ook voor het bevorderen
van de aandachtsfunctie en andere
executieve functies geldt dat vooral ook dat
soort kinderen sterk blijken te profiteren van het gestuurd aanbod van
activiteiten i.v.m. woorden schatontwikkeling, ontluikende gecijferdheid &
geletterdheid (In: Kennisdossier BKK het jonge kind Bureau Kwaliteit
Kinderopvang - zie Internet). De EURYDICE-studie van 2009 pleitte eveneens voor een gebalanceerde aanpak met een dosis
aanbodgerichte programmas (directed curriculum woordenschatontwikkeling,
voorbereidend rekenen en lezen, ...),
die toeneemt naarmate de kleuters ouder
worden (Early Childhood Education and Care in Eu rope: Tackling Social
and Cultural Inequalities, 2009).
In een VRT-uitzending over gelijke/optimale
onderwijskansen in 1971 poneerde ik dat ik geen heil verwachtte van GOK-structuurhervormingen
s.o. als het VSO, maar wel van een prioritaire investering in het verhogen van
de kwaliteit van het kleuteronderwijs en van het lager onderwijs. Vanaf lancering
van het EGKO, ervaringsgericht
keuteronderwijs van prof. Fere Laevers in 1976 nam ik radicaal afstand van zijn
kindvolgende child-development-visie, zijn zelfontplooiingsmodel. Laevers
beweerde in 1993 nog: Ons EGKO heeft aangetoond dat in een kleuterklas van
25 en meer kinderen het praktisch
haalbaar is de individuele kleuter grotendeels zelfstandig te laten beslissen
over de aard, de duur en de frequentie van zijn leer activiteiten. De kleuters kunnen (bijna) moment na moment bepalen wat
ze gaan doen. De kinderen weten wat goed
is vanuit hun innerlijke groeidrang.
Begeleide activiteiten (bv. verhaal vertellen) mogen niet als verplichte activiteiten
gepresenteerd worden (Pedagogische Periodiek, oktober 1993). Een basisstelling luidde: Een kleuter kan evengoed
schoolrijp, leesrijp en rekenrijp worden door het spelen met poppen dan door gerichte
activiteiten met letters, cijfers ... Er was dus geen nood aan
aanbodgerichte en leerkracht-gestuurde activiteiten voor het
woordenschatonderwijs, voor voorbereidend lezen, rekenen
We stelden de voorbije 40 jaar dat in zon aanpak al te weinig aandacht
besteed wordt aan voorschoolse geletterdheid: aan leren lezen en rekenen, aan
systematisch woordenschatonderwijs (+ extra NT2-lessen voor anderstalige leerlingen), aan het oefenen van executieve
functies als concentratie- en doorzettingsvermogen, zelfbeheersing, emotieregulatie
i.p.v. b.v. het laten afreageren van agressie zoals ook het CEGO propageerde,
enz.
In wetenschappelijke publicaties maakt men
veelal een onderscheid tussen twee
aanpakken: de zgn. child-development of
developmental-constructivist approach,
de activity-oriented kleutertuin en
anderzijds de meer uitgebalanceerde aanpak. De voorstanders van een ontwikkelingsgerichte
en kindvolgende aanpak vinden dat het vooral moet gaan om spel met materialen (leerling-materiaal
interactie), simulatiespel, muzisch bezig
zijn, exploreren, ... In dergelijke
programmas krijgen gericht woordenschatonderwijs
en schoolse vaardigheden als letterkennis
en klankbewustzijn & voorbereidend rekenen
nauwelijks een plaatsje. Vrij initiatief en vrij spel in speelhoeken met materiaal staan centraal, with open-ended
activities. Teachers roles are
primarily supportive rather than directive (R. Slavin).
In de
ontwikkelingsdoelen en ontwikkelingsplannen-1998 stond de visie van
Laevers jammer genoeg te centraal. Het ontwikkelingsplan van het katholiek
onderwijs-1998 stelt bv expliciet dat kinderen
tot 7 jaar zich op een incidentele en
speelse, minder gerichte wijze ontwikkelen en dat men moet inspelen op de
individuele noden en rijpheid van elk kind. Het tellen werd er beperkt tot
tellen tot 5. Ook de recente ZILL-leerplanoperatie van de katholieke koepel
loopt hoog op met de ontwikkelingsgerichte aanpak en met het ontwikkelingsplan
van het kleuteronderwijs van 1998.
De voorbije jaren publiceerden we in Onderwijskrant
een aantal bijdragen over de dringende
optimalisering van het kleuteronderwijs (zie nr. en nr.) We lezen al vermelde
studie van Slot: De grootschalige en invloedrijke EPPSE-studie in Engeland
concludeerde: De kwaliteit van het curriculumaanbod gericht op ontluikende
geletterdheid en gecijferdheid bleek een belangrijke voorspeller van
leeruitkomsten, zowel op de korte
termijn, in de vorm van betere pre-academische vaardigheden bij aanvang van de
lagere school als op de langere termijn in termen van betere schoolprestaties op 11-jarige
leeftijd (Sylva et al., 2006 &
2011).
Uit onze studie blijkt eveneens dat Nederlandse ouders en het meest nog
de lager opgeleide ouders - het voor kleuters vanaf drie jaar belangrijk vinden
dat er ook aandacht is voor de ontwikkeling van pre-academische vaardigheden,
zoals ontluikende geletterdheid en gecijferdheid. Er is ook sprake van een kleine incongruentie in wat ouders verwachten
en verlangen en wat leerrkachten belangrijk
vinden in wat zij de kinderen aanbieden.
Slot merkt ook nog op: Het raamwerk/curriculum van Mecklenburg Vorpommern
telt maar liefst 296 paginas.
Ook Slavin en Co pleitten in 2001 tegen het
eenzijdige 'child development'-model' en voor een gebalanceerde én-én aanpak:
Balanced programs are intended to use the best aspects of both
develop-mental-constructivist
and skills-focused approaches. Some of
the day is devoted to whole-class or small group
activities specifically focused on building language
and early reading skills, ... Further, balanced
programs are likely to regularly assess childrens progress and to carefully plan both teacher-directed and childinitiated activities that contribute
to progress toward
specific language and literacy goals. But
they also organize childinitiated activities, activity
stations, art, and music. Activities are likely to be organized in themes, and are likely to
provide many opportunities for make
believe,experimentation, and unstructured
group play (Slavin, Chambers, Chamberlain & Hurley 2001).
|