Waarschuwing voor nieuwlichterij & ontscholingsdruk 100
jaar geleden vanwege Theo Thijssen vermaard onderwijzer, auteur, vakbondsman -
met standbeeld in Amsterdamse Jordaan.
Pleidooi voor herwaardering van ervaringswijsheid van leerkrachten
en van aanpakken die hun deugdelijkheid
al bewezen hebben als expliciete instructie, systematische en fonetische aanpak
van leren lezen i.p.v. natuurlijk lezen lezen en globale leesmethodiek, afstand van
totaliteitsonderwijs (zoals 100 j later nog steeds gepropageerd door
ZILL-architecten.),
Onderwijzer, schrijver
Theo Thijssen maakte 100 jaar geleden ook
furore als cynisch ontmaskeraar van al
te modieuze lesmethoden die in het eerste kwart van de 20ste eeuw gepropageerd werden door de reformpedagogen
als totaliteitsonderwijs, globaal en natuurlijk leren lezen, zelfontdekkend leren en welbevinden centraal
Thijssen pleitte
hartstochtelijk voor meer respect voor de
praktijkkennis van de gewone onderwijzer, die tenslotte dé expert was
als het er om ging te bepalen hoe die ene
klas van hem op ieder moment moest
worden benaderd.
Naast een tijdschrift voor leerkrachten, gaf hij ook een maandblad uit voor ouders: School en
thuis. Al bladerend in oude tijdschriften
stootte ik op een standpunt waaruit
blijkt dat nieuwlichterij en beeldenstormerij en het
verzet ertegen vanwege praktijkmensen van alle tijden is. Het tijdschrift
van Thijssen was net als Onderwijskrant
de luis in de pels van beleidsmakers en
beeldenstormers.
Schoolmeesters-konservatisme in School en Huis, 18 februari 1922
Waarde lezers en ouders, of het u al gebeurd is, maar in ieder geval zal het u op een goeie
dag wel gebeuren, dat men u vertelt, dat
de schoolmeesters hier in Holland een
achterlik en konservatief stelle[1]tje zijn. Wat het
gevaarlike is: deze enorme en brutale
leugen heeft een grote kans, door u als waarheid
aanvaard te worden, omdat inderdaad de schijn
tegen ons, gewone leerkachten, is.
Het is wel een feit, dat wij met zijn allen al heel wat nieuwigheid hebben tegengehouden, of zo ze al
doordrong in de school, ze in een minimum van tijd er weer hebben uitgebonjourd. Een paar malen
is het gebeurd dat wij schoolmeesters
eens wat te inschikkelijk zijn geweest
en met veel animo hebben meegeholpen om wat nieuwigheden in te voeren: denk
aan totaliteitsonderwijs, natuurlijke en globaal leren lezen, kind centraal,
Maar we hebben achteraf jaren nodig gehad om er weer goed en wel van af te komen. In
sommige scholen spoken die dingen nog
rond. (NvdR: rond 1920 kende de
reformpedagogiek een bloei en Theo
Thijssen nam er in tal van publicaties afstand
van.)
Deze ervaring heeft ons wat minder toeschietelijk gemaakt natuurlik.
En dat maakt dat het
een klein kunstje is bij velen gehoor te
krijgen voor klaagzangen over het konservatisme van de leerkrachten.
Nieuwigheid is altijd sympathiek, en zeker als men nu tot de ouders gaat en
zegt: ik wil de sleur en mufheid van de
school bestrijden; jarenlang is mijn hervormers-streven
afgestuit op het botte konservatisme van
de schoolmeesters thans kom ik een
beroep doen op u ouders. Allerlei halfgaarheden
die men de school niet binnen heeft kunnen
krijgen via de schoolmeesters, zal men nu
trachten te brengen via de ouders. Sterker nog: zal men bij de ouders en
burgers aankomen met dingen die men nog
niet eens bij de schoolmeesters uitgeprobeerd
heeft.
Om er geen doekjes om te winden: wij schoolmeesters zullen
en mogen niet zo onnozel zijn de ouders
en burgers als massa over te laten aan de praatjesmakerij van de honderd-en-een nieuw-ditters en nieuwdatters over de
school. De allereerste maatregel echter
die wij daarbij hebben te nemen is te tonen dat ons konservatisme in zn ware gedaante wordt gezien. En daartoe dient
dit artikel.
Onderstel eens dat er weer eens een geweldige hervorming
komt, die betoogt: al dat opzettelike lezen
dat zoals jullie op de lagere school doen, is nonsens. Dat lezen komt
vanzelf terecht; op een gegeven ogenblik voelt het kind wel zelf de behoefte
aan lezen, en dan leert het vanzelf. (=kritiek
op propaganda voor natuurlijke en globale leesmethodiek à la Decroly e.d.)
Veronderstel eens: er komt zon hervormer en die zijn er al gekomen. Dan is er dadelijk tussen
hem en ons schoolmeesters dit grote
verschil: hij kan het bij beweren en
betogen laten maar wij, als we hem zijnn
zin geven, wij zullen het moeten doen in klas.
Wij zouden de proef moeten doen en het systematisch leesonderwijs uit
onze school bannen zoals sommige
nieuwlichters voorstellen. Maar na zes jaar gaat het kind van de lagere school
af. En als nu blijkt dat het kind
achterstaat bij de andere kinderen die
we vroeger afleverden; als de ouders ons nu
met stomme verbazing vragen: wat is dat nou, komt mijn kind van school af als n analfabeet,
dan kunnen wij niet doodkalm verklaren:
Ja, dit is een mislukte proef, we scheiden er mee uit en we zullen tergkeren naar onze ouderwetse
manier.
Wat we in onze hervormingsijver misdreven hebben aan kinderen, dat kunnen we niet meer
goed maken. Want zn schooltijd maakt
een kind maar éénmaal door. Het
voorbeeld van lezen is over[1]duidelik; en met andere
vakken en met onderdelen van vakken is
het net zo gesteld.
En het gaat bij de hervormers voltrekt niet alleen om de leerderij. Het kan ook het stelsel van
opvoeding, de geest van de opvoeding
betreffen. Zo prijzen hervormers ook de
zelfregering aan het stelsel van de
leerlingen de baas. Het is buitengewoon bekoorlik
daarmee eens een proef te nemen. Maar het
nemen van de proef brengt onverbiddelijk mee
dat we afstand doen van een brok tucht waar we tot heden toe mee werkten. Wat nu te doen als
het schoolleven een zootje lijkt te
worden? Gauw veranderen natuurlik, om
niet nog eens meer slachtoffers te maken
met onze nieuwe opvoedingsmethode. Maar mogen wij er kalm in berusten dat één geslacht kinderen met een mankement
het leven ingaat?
Neen, we kunnen en mogen het geen ogenblik vergeten: wij hebben de kinderen maar één
keer, en daarom is onze eerste plicht:
konservatisme. Geen oude schoenen weggooien, vóór we nieuwe heb[1]ben. En daarom is het
een onzinnige eis dat ons korps maar
dadelik gereed moet staan om alle nieuwigheden
te ontvangen, alles wat aangediend wordt
met het toverwoord nieuw er bij. Sterker nog,
als ons land een onderwijzerskorps heeft waarvan de eerste gedachte bij nieuw-dit of nieuw-dat is: oppassen
dan zou dat
voor de ouders een hele geruststelling
moeten zijn.
Betekent dit, dat starheid en onveranderlijkheid het kenmerk van de school horen te zijn? Dat de
meest te prijzen stemming van de onderwijsmensen
is Zoals het altijd is geweest, is het
goed en moet het blijven? Neen. Het
betekent alleen dat schoolhervorming nooit hals-over-kop-werk kan en mag
zijn; dat schoolhervorming extra eisen
van beleid en voorzichtelikheid
stelt. En dat betekent nog iets: dat er
één soort mensen is dat een streepje voor moet hebben, dat recht op extra-aandacht en extra-ernst heeft, als
ideeën voor schoolverandering opduiken:
de schoolmensen zelf. Want als die
ergens mee komen, ondanks hun natuurlijk
konservatisme, dan heeft het nieuwe reeds
de allereerst-noodzakelike toets doorstaan.
Tenminste: als het nieuw-voorgestelde voortkomt uit eigen
praktijk en eigen ervaring en eigen denken.
Want als een schoolmens met iets nieuws aankomt door anderen na te praten, of met een
hervorming aankomt die hijzelf ook nog
niet verder heeft uitgewerkt dan op
papier dan hoeven we hem volstrekt
geen streepje voor te geven bij niet-schoolmensen.
Hiermee heb ik het konservatisme van de schoolmeesters bij u ingeleid.
Mag ik tot slotte even samenvatten?
*Laat u niet te gemakkelijk opzetten tegen de onder[1]wijzers, als men u vertelt
van hun schoolkonservatisme.
*Waardeer dat dit konservatisme meestal voort[1]spruit uit
verantwoordelijkheidsgevoel. En bejegen
met vertrouwen de hervormingen die het leraren[1]korps
zelf vraagt, en die er vele zijn, ondanks het besproken konservatisme
|