Strijd voor herwaardering van het leerdomein Meten en
metend rekenen in het lager onderwijs, over b.v. het belang van parate kennis als de formules
voor de oppervlakteberekening, herleidingen met het metriek stelsel, enz.
In 2002 publiceerde ik het boek 'Meten én metend rekenen' en
Metend Rekenen, Wolters Plantyn, Mechelen, 2002, 170 paginas. In bijlage neem ik enkele
passages op uit het hoofdstuk over de historiek van dit leerdomein en de
accenten in het leerplan wiskunde lager (katholiek) onderwijs van 1998 dat ik
mede hielp opstellen.
Ik vond destijds dat het Nederlandse Freudenthal Instituut
en zijn Vlaamse aanhangers een eenzijdige en constructivistische visie op meten en metend rekenen
propageerden. Zelf ijverde ik voor een herwaardering van onze sterke Vlaamse
onderwijstraditie inzake meten en metend rekenen. De constructivistische
strekking binnen de eindtermencommissie slaagde er in 1992-1993 in om het
belang van parate kennis en van het metend rekenen op basis van het metriek
stelsel te relativeren. Ik stelde voor om formules voor de oppervlakteberekening van de oppervlakte e.d., voldoende herleidingen met metriek stelsel
te behouden, maar ze werden uiteindelijk toch geschrapt. In het leerplan
wiskunde lager (katholiek) onderwijs van 1998 slaagde ik er wel in om die op te
nemen.
Vooraf citeer ik in deze bijdrage enkele passages uit recensies van het boek Meten en Metend
Rekenen uit 2003 en daarna enkele passages uit mijn boek over de historiek van
dit leerdomein.
Recensies van boek 'Meten en Metend Rekenen'
Met de invoering van de Moderne wiskunde geraakte het leerdomein
metend rekenen ondergesneeuwd. En onder
impuls van de constructivistische leertheorie wilden sommigen (o.a. ook de medewerkers van het
Freudenthal Instituut) dan weer de
leerlingen zoveel mogelijk zelfontdekkend laten leren. Vooral het verwerven van
parate basiskennis zoals formules voor oppervlakte- en formuleberekening en het
omrekenen met het metriek stelsel weren
niet langer noodzakelijk en wenselijk geacht. In het nieuwe leerplan
wiskunde -1998 kregen die themas weer
meer waardering.
(Noot Feys: vooral de professoren Gilberte Schuyten
(UGent) & Lieven Verschaffel slaagden er bij de opstelling van de
eindtermen wiskunde in 1992-1993 oppervlakteberekening
e.d. te laten schrappen en het belang van het metriek stelsel in sterke mate te
relativeren. In het leerplan wiskunde 1998 zorgden we ervoor dat die onderwerpen weer werden opgenomen. In
tegenstelling met de eindtermen die
spreken over het leerdomein meten -in navolging van het Freudenthal Instituut-
voerden we de term Meten én metend rekenen in.)
Gevaert: In de Normaalschool van Torhout bleven Raf Feys en
co evenwel opteren voor een meer uitgebalanceerde aanpak van het
wiskundeonderwijs waarbij men zowel aandacht had voor oerdegelijke waarden als voor een aantal nieuwe
ingrediënten. Blijkbaar vond deze aanpak, die Raf Feys ook voor andere deelgebieden
van het wiskundeonderwijs volgde, nogal wat aandacht. Hierdoor blijkt duidelijk
zijn realistische aanpak waardoor hij zowel aandacht heeft voor het
inzichtelijk functioneren als voor het functioneel karakter van het
wiskundeonderwijs (Feys: ook in mijn boeken Rekenen tot honderd & Meetkunde komt dit tot uiting.).
In het eerste deel met algemene beschouwingen breken de
auteurs een lans voor een guided instruction of learning. Hier herken je
duidelijk de stijl van Raf Feys die ook zo typerend is voor zijn vele artikels
in Onderwijskrant. Noch formalistische New Math, noch andere verlossende
ideologieën zoals constructivisme kunnen bij hem op enige genade rekenen. Gebrek
aan duidelijkheid kan de die man zeker niet verwijten.
De uitwerking van de leergang meten en
metend rekenen getuigt van een uitgebalanceerde didactische aanpak.
Samengevat: Een waardevol didactisch werk dat in de basisscholen en
pedagogische hogescholen best met de nodige aandacht gelezen wordt.
Klara Vandoyre, lector wiskunde KdG-hogeschool, schreef eveneens
een uitgebreide en lovende recensie in School- en klaspraktijk, aflevering
177, 2003. Na een voorstelling van de verschillende
hoofdstukken besloot ze: Feys en Van
Iseghem benaderen de verschillende invalshoeken
en opvattingen rond meten en metend rekenen. Ook zij nemen een duidelijk
standpunt in over de te volgen didactische aanpak en zij motiveren hun visie aan de hand van
tal van praktijkvoorbeelden en recentere wetenschappelijke studies. Een
waardevolle handleiding die het eigen inzicht in het didactisch proces verdiept
en aanzet tot een creatieve en realistische aanpak in de klas.
Korte historiek van leerdomein 'meten en metend rekenen'
(passages uit mijn boek Meten en Metend Rekenen, Wolters Plantyn, Mechelen,
2002, 170 paginas)
1 Freudenthal
Instituut: weinig aandacht voor sterke traditie, Ter Geege spreekt zich denigrerend uit :
arme traditie en zorgwekkende praktijk
Over de historiek van het leerdomein 'meten en metend
rekenen' lopen de opvattingen nogal uiteen. Het verbaast ons bijvoorbeeld dat
vertegenwoordigers van het 'Freudenthal Instituut' (Nederland) zich vaak zo
vernietigend uitlaten over het verleden en zelfs over het heden. Hans ter Heege
(2001 a) schrijft: "Het onderdeel meten in het onderwijs in
rekenen-wiskunde is op de (Nederlandse) basisschool nog nauwelijks
ontwikkeld." In een andere publicatie werkt ter Heege (2001b) deze
stelling verder uit. Volgens hem kwamen nog tot voor kort in het
rekenwiskundeonderwijs nauwelijks realistische meetproblemen en praktische
meetervaringen voor. In de traditionele leerboeken beperkte men zich tot
oefeningen in het metrieke stelsel. Een liniaal was het enige meetapparaat dat
kinderen gedurende hun basisschooltijd in handen kregen. Er was geen aandacht
voor informele meetprocedures met natuurlijke maten. Het F.I. opteerde voor een constructivistische aanpak
en vond b.v. formules voor oppervlakteberekening en alles wat te maken had met het metriek stelsel overbodig.
Het verwondert ons dat ter Heege zich zo negatief uitliet
over het verleden en zelfs over de huidige toestand van het 'meten en metend
rekenen' in Nederland. In Franse onderzoeken waarbij men het leerplan wiskunde
van 1923 vergelijkt met dit van 2002 merkt men dat het leerplan van 2002 veel minder ver gaat dan dit van 1923 -ook
inzake metend rekenen. Bij het opstellen
van het leerplan wiskunde 1998 opteerden we voor een herwaardering van alles
wat te maken heeft met meten en metend rekenen.
2 Rijke traditie in gedrang: New-Math-verdrukking, Freudenthal Instituut en herwaardering in Vlaamse leerplannen 1998
We waren verrast door de denigrerende toon waarop ter Heege
over het (verre) verleden van het onderwijs in 'meten en metend rekenen'
spreekt. Zelf keken we respectvol terug op de lessen 'metend rekenen' die we
als basisschoolleerling kregen tussen 1952 en 1958. We hebben gedurende de
voorbije 48 jaar geregeld gebruik gemaakt van die basiskennis en zelfs heel
intensief toen we een huis lieten bouwen. Onze buurman, een schrijnwerker van
58 jaar, vertelde onlangs dat de jonge schrijnwerkers veel minder de elementaire
basiskennis 'metend rekenen' onder de knie hebben dan onze generatiegenoten. In
tegenstelling met ter Heege hebben we de voorbije dertig jaar steeds gepleit
voor vernieuwing in continuïteit - met behoud van oude waarden en voor
herwaardering van dit leerstofonderdeel dat in het tijdperk van de 'moderne
wiskunde' in de verdrukking was geraakt.
Bij de voorstelling van het VVKBaO-leerplan (1998) wezen we
de toehoorders op onze sterke traditie inzake metend rekenen. We voegden er ook aan toe: In tegenstelling met de eindtermen, blijven formules
voor de oppervlakteberekening e.d. en belangrijke herleidingen met metriek
stelsel o.i. belangrijk.
Ik wees de toehoorders ook op onze sterke Vlaamse traditie inzake 'meten en metend rekenen'. Ik verwees o.a. naar kantonnale en interdiocesane proeven voor 12-jarigen van destijds, en confronteerde de toehoorders ook met een vakdidactische
publicatie uit 1922 van Arseen Vandevelde (pedagoog normaalschool Torhout) in
samenwerking met drie oud-studenten waaruit bleek dat Vlaanderen al lang een sterke
traditie kende i.v.m. meten en metend rekenen. Bij de beschrijving van de pijlers van het
zgn. 'Metriek Stelsel' beklemtoonden de auteurs in 1922 o.m. volgende zaken:* Werk voldoende met natuurlijke maten naast standaardmaten.
*De leerlingen moeten een nauwkeurige
voorstelling van maten verwerven: bv. liter: literflesch, are: klasvloer. *
Besteed veel aandacht aan het praktisch karakter: veel meten en schatten. * De
behoefte aan een nieuwe maat moet je doen voelen. * De leerlingen moeten
beseffen dat de oppervlakte van 1 m2 onafhankelijk van den vorm is. * Laat
ervaren dat vlakke figuren (bv. driehoek) uit een rechthoek kunnen gesneden
worden. * Werk met toepassingen uit het dagelijksch leven."
De rekendidactici uit die tijd maakten wel nog geen gebruik
van modieuze termen als metacognitie, maar braken ook al een lans voor
bijvoorbeeld reflectie en leergesprekken. Voor de leerlingen van de hogere
leerjaren bevatten de leerboeken ook veel vraagstukken metend rekenen en dat
was eveneens het geval in de kantonnale en interdiocesane examens op het einde
van het zesde leerjaar. In de lagere leerjaren werd er destijds wel iets minder aandacht besteed aan het meten met 'natuurlijke maateenheden', maar nu besteedden de medewerkers van het Freudenthal Instituut er m.i. te veel aandacht aan - net zoals destijds reformpedagogen als Decroly e.d. In de hogere leerjaren was er destijds wel te weinig
aandacht voor diagrammen en grafieken. Al bij al zagen we echter geen reden om
meewarig te spreken over het verleden van het 'metend rekenen', en nog veel minder om de eenzijdige visie van het Freudenthal Instituut over te nemen. Het FI schrapte ook de gangbare term metend rekenen en sprak enkel nog over 'meten'. De medewerkers van het Freudenthal Instituut toonden o.i. te weinig waardering voor een aantal 'oude waarden'
waarden als parate kennis van de formules voor oppervlakteberekening, herleidingen met metriek stelsel, e.d. .
3 Tijdsperk Moderne wiskunde :1976-1998 : metend rekenen in de verdrukking
Door de invoering van de 'moderne wiskunde' vanaf 1976
merkten we dat de uitbreiding van het leerplan en de theoretische benadering
van de wiskunde nadelig was voor het domein 'metend rekenen': er resteerde
minder tijd voor probleemoplossend leren, daadwerkelijk meten en toepassingen.
In onze kruistocht tegen de 'New Math' wezen we er herhaaldelijk op dat het
'metend rekenen' in de verdrukking kwam (Feys, 1982). Dit kwam ook omdat dit
leerdomein zich minder leende tot toepassing van de verzamelingenleer. (De
meetkundige begrippen bv. werden wel in het keurslijf van de moderne wiskunde
gestopt.) Ook op de interdiocesane examens bv. kwamen veel minder opgaven
'metend rekenen' voor. Met de invoering van de nieuwe leerplannen in 1998 nam de status van 'meten
en metend rekenen' weer toe en dat domein krijgt in de nieuwe leerboeken ook
meer aandacht.
4 Nieuw leerplan 1998 (katholiek onderwijs): vernieuwing in
continuïteit en herwaardering meten en metend rekenen.
Als medeontwerper van de eindtermen en van een nieuw
leerplan was onze stelling steeds: 'Laat ons een aantal oude waarden
herwaarderen en tegelijk nieuwe elementen en evoluties integreren'. Inzake die
nieuwe elementen denken we bv. aan een aantal nieuwe ideeën omtrent de
verkenning van 'oppervlakte', meer aandacht voor maatgevoel en werken met
diagrammen en grafieken, vlugger werken met conventionele maten en
meetinstrumenten voor lengte,
. De nieuwe (Vlaamse) leerplannen bieden een
goede synthese van oude waarden en meer recente, vernieuwende ingrediënten. Ook
in de nieuwe wiskundemethodes krijgt 'metend rekenen' weer de aandacht die het
verdient. De Vlaamse aanpak is
evenwichtiger en rijker is dan deze die in Nederland in de zgn. 'Proeve van een
nationaal programma' gepropageerd wordt (Treffers e.a., 1989).
|