Nefaste pleidooien van VLOR, onderwijskoepels, topambtenaren
in 2014 & 2015 voor eenzijdige en nefaste pedagogische aanpak
in nieuwe eindtermen en leerplannen
& voor beperking van de eindtermen
& ontstoffing.
Passages uit Onderwijskrant nr. 176 van januari 2016 5 jaar
geleden: actueler dan ooit.
1 Ontstoffing, minder
eindtermen en ontwikkelingsgericht onderwijs
In het Bel10-programma van 22 juli 2015 koos Raymonda Verdyck, hoofd GO!-koepel, voor
ontstoffing van de eindtermen en leerplanen en voor het niet langer werken
vanuit de vakdisciplines bij het opmaken van de nieuwe eindtermen en
leerplannen. Ook minister Crevits en Lieven Boeve ... poneerden dat de
eindtermen/leerplannen in sterke mate ontstoft moeten worden. De roep voor ontstoffing
gaat merkwaardig genoeg vaak gepaard met voorstellen voor toevoeging van tal
van nieuwe zaken: burgerschapsvorming, gezondheidseducatie, financiële geletterdheid,
...
De roep voor ontstoffing en minder eindtermen gaat veel ook
gepaard met een pleidooi voor een pedagogische perspectiefwisseling. Ook In het recente VLOR-advies-2015 over de eindtermen, in het overheidsrapport De
nieuwe school in 2030, in de ZILL-onderwijsvisie van de katholieke onderwijskoepel,
... wordt gekozen voor een radicale perspectiefwissel, voor eenzijdige en controversiële onderwijsvisie.
De beoogde perspectiefwissel wordt veelal aangeduid met termen als ontwikkelingsgerichte aanpak. In het
VLOR-advies-2015 wordt de keuze voor
minder eindtermen & minder resultaatsverbintenis, en voor de perspectiefwissel ontwikkelingsgericht onderwijs
verbonden met: *vertrekken vanuit de ontwikkelings- en leernoden, het profiel,
de talenten,
van lerenden (dus sterke differentiatie, dus ook niet langer
kunnen werken met leerplannen per leerjaar) *aandacht voor actief leren;
*verantwoordelijkheid geven aan jongeren voor eigen leerproces; *leren i.p.v.
kunnen als operationeel werkwoord: (b.v. leren getallen vermenigvuldigen i.p.v.
kunnen vermenigvuldigen; een meer vrijblijvende aanpak). Het gaat hier duidelijk om een
constructivistische en competentiegerichte aanpak waarbij geenszins gepleit
wordt voor meer aandacht voor
basiskennis & basisvaardigheden.
De koepel van het katholiek onderwijs liet ook weten dat zij
de keuze van de VLOR voor perspectiefwisseling, de ontwikkelingsgericht aanpak,
volmondig onderschreef. De voorzitter van de VLOR-raad is overigens een medewerker van de koepel. De koepel koos
overigens ook de in recente ZILL-publicaties voor een nieuwe, ontwikkelingsgerichte ... aanpak,
gebaseerd op de zgn. nieuwe inzichten vanuit wetenschappelijke hoek over
didactiek en leren. In een bijdrage over wiskundeonderwijs wordt dit
geconcretiseerd in termen van onderzoeksgericht, contextueel en constructivistisch
leren vertrekkende van problemen uit het dagelijks leven (Zie: Zin in wiskunde,
in: School & Visie, 2015).
In de publicatie De Nieuwe school in 2030, HOE makEN WE
LErEN EN WErkEN aaNtrEkkELIjk? (sic!), een gezamenlijk & fantasierijk
project van kopstukken van het Departement
Onderwijs, VLOR & KBS, wordt eveneens gekozen voor een radicale
cultuuromslag. De kopstukken beschrijven uitvoerig hoe een toekomstige school
er in de toekomst als een learning park zou moeten uitzien. We lezen o.a.:
Het leer- en ontwerplab schetst een ander toekomstbeeld: op een gewone dag
kunnen leerlingen gedurende enkele uren in een vaste leergroep bijvoorbeeld
talen en wiskunde leren, maar het grootste deel van de dag zijn ze bezig met
projecten waarin ze hun competenties actief ontwikkelen. Echt aansluiten bij de
diversiteit van kinderen en jongeren kan
maar als ze ook zelf de regie kunnen voeren en stuurlui kunnen zijn van hun
eigen leren. In een Learning Park zullen de kinderen gecoacht worden om hun
eigen leertraject aan te sturen in de richting van de competentieniveaus die ze
nodig hebben en willen halen.Enz.
De voorbije jaren pleitten leerkrachten, docenten en
professoren voor herwaardering van basiskennis en -vaardigheden, voor voldoende
directe instructie en tegen het overmatig geloof in zelfstandig leren, voor het
terugdraaien van de uitholling van het vak Nederlands (o.a terug invoeren van
elementaire grammatica) ... Dit zijn alle zaken die je nooit aantreft in de
voorliggende adviezen voor de nieuwe eindtermen en leerplannen.... Zelf wezen
we de voorbije decennia ook geregeld op het feit dat de eindtermen voor de
taalleerplannen e.d. al te vaag geformuleerd zijn en al te weinig de basiskennis
aanduiden en/of schrapten.
In Onderwijskrant en binnen onze O-ZON-campagne van 2007,
betreuren we al lang dat de basiskennis en basisvaardigheden en de klassieke interactie leerkracht/leerling onder
druk kwamen te staan door de onophoudelijke stroom van modieuze onderwijsvisies
als het steeds minder beklemtonen van de interactie leerkracht-leerling en van
de gestructureerde (vak)disciplines & basiskennis. Het succes van de
O-ZON-campagne van 2007 en de vele reacties die ze uitlokte, wijst er op dat de
praktijkmensen de officiële ontscholingstendens afwijzen.
2. Sterk beperken van einddoelen en louter nastreefdoelen =
aantasting gemeenschappelijke vorming, basisaanbod voor alle leerlingen
Minder en louter nastreef-doelen in eindtermen : haaks
op principe van gemeenschappelijke basisvorming, gelijke onderwijskansen en gelijkwaardige
diplomas voor alle leerlingen.
2.1 Basisaanbod voor alle leerlingen & dus nood aan
voldoende en duidelijke eindtemen
We merken dat ook de katholieke koepel eveneens aanstuurt op ontstoffing en minder eindtermen. En in ZILL-publicaties
lezen we dat dat er gezien de diversiteit van de
leerlingen geen klassieke leerplannen meer opgesteld kunnen worden - met per
leeftijdsgroep de leerinhouden waarmee alle leerlingen geconfronteerd worden.
Het willen doorbreken van het principe van het samen optrekken is mede een
gevolg van het feit dat door het M-decreet steeds meer leerlingen toegelaten
worden die een groot deel van de lessen niet kunnen volgen.
Het beperken van de eindtermen en afstappen van klassieke
leerplannen brengt de gemeenschappelijke basisvorming, het principe van de
gelijke kansen en het gemeenschappelijk optrekken in klas in gevaar. Het leidt
ook tot meer willekeur en verschillen tussen leerkrachten en scholen; dit is in
strijd met het gelijkheidsprincipe. Het
is uiteraard niet gemakkelijk om alle soorten doelen met één term - en meer
bepaald met eindterm - te benoemen. In de klassieke leerplannen ging het om
leerinhouden/leerdoelen waarmee alle leerlingen geconfronteerd moesten worden.
De naam eindterm die 20 jaar geleden werd ingevoerd, wordt echter geassocieerd
met minimale doelen die bijna elke leerling moet kunnen bereiken. In ons themanummer
van 1993 over de eindtermen hebben we de benaming eindterm en de beperking
tot minimale eindtermen al bekritiseerd maar omwille van totaal andere
redenen dan deze van het VLOR-advies.
Minimale eindtermen met resultaatsverbintenis voor alle
leerlingen leidden/leiden al vlug tot het schrappen van leerdoelen die zwakkere
leerlingen niet of slechts partieel kunnen bereiken. Zo lezen we in het VLOR-advies
dat de eindtermen en leerinhouden beperkt moeten worden omdat uit de
einddoelenevaluatie bleek dat 10% of 15% van de leerlingen bepaalde leerdoelen
niet echt of op een voldoende niveau bereikten Ook zwakkere leerlingen die bepaalde
doelen maar deels bereiken, kunnen er o.i. toch nog baat bij hebben dat ze in
het lager onderwijs b.v. geconfronteerd worden met breukrekenen, lijdend en
meewerkend voorwerp, ... . Het kennen van de regel voor breukrekenen zonder inzicht
in de regel is op zich ook al belangrijk. Die partiële kennis kan in het
secundair vaak nog bijgewerkt worden; ze is op zich ook voor later belangrijk -
al was het maar om als ouder enigszins te weten waarover het gaat als de eigen
kinderen later met zon leerstof geconfronteerd worden ...
Bij eindtermen/leerplannen zou het in de eerste plaats moeten
gaan om een basisaaanbod, om aanbod-doelen/leerstofpunten, gemeenschappelijke
basisvorming waarmee alle leerlingen geconfronteerd moeten worden ook al
kunnen niet alle leerlingen die basisdoelen volledig bereiken. Bij de meeste
cognitieve basisdoelen gaan we er wel vanuit dat de meeste leerlingen die
grotendeels kunnen bereiken en dat we dat ook kunnen toetsen. Dit zijn basisdoelen
die verbonden kunnen worden met een resultaatsverbintenis. Zo kunnen we uit de centrale
toetsen van vroeger afleiden dat veruit de meeste 12-jarigen het basisrekenen,
de grammaticale begrippen lijdend en meewerkend voorwerp kenden, enz. Slechts
een beperkt deel had die basisdoelen niet of nog maar deels verworven.
Bij andere basis- of aanboddoelen - b.v. leren leren,
confrontatie met literatuur, sociaal-affectieve doelen ... is leerwinst
vooreerst moeilijk te controleren. We kunnen eergelijke doelen wel in
aanbodtermen formuleren. Zo moeten leerlingen in de hogere cyclus s.o. in veel landen
een aantal boeken per jaar gelezen hebben. Attitudes kunnen we ook moeilijk
opleggen en evalueren - en attitudes zijn vaak ook meer het gevolg van
invloeden buiten de school (zie aparte bijdrage over dee vele sociaal-affectieve
doelen in ZILL-curriculum).
3 Ontstoffing & minder eindtermen: verdere uitholling
i.p.v. herwaardering basiskennis en -vaardigheden
3.1 Pleidooien voor ontstoffing & ontscholing, minder
basiskennis- en vaardigheden
De voorbije jaren drongen praktijkmensen (leraren, docenten
en professoren) en heel wat onderwijsexperts aan op een herwaardering van
basiskennis en -vaardigheden. In de meeste standpunten van onderwijskopstukken
wordt echter steevast aangedrongen op een ontstoffing van de eindtermen en leerinhouden.
Dit alles betekent ook dat de klassieke band tussen de leerplannen en de vakdisciplines
in sterke mate doorbroken wordt en dat het belang van de klassieke basiskennis
en - vaardigheden in sterke mate gerelativeerd wordt.
We vrezen dat als de nieuwe eindtermen en leerplannen zo
opgesteld worden, dit tot de verdere uitholling van de leerinhouden en de
basiskennis zal leiden en tot niveaudaling en ontscholing. We moeten ook
dringend weerwerk bieden tegen analoge oproepen vanuit onderwijskoepels,
pedagogen als Martin Valcke e.d. om de eindtermen en leerplannen in sterke mate
los te maken van de vakdisciplines. De operatie eindtermen/leerplannen van de
jaren 1990 leidde jammer genoeg al tot ontstoffing, tot een reductie en
uitholling van de basiskennis en basisvaardigheden in de leerplannen voor de
taalvakken, de inhouden van de zaakvakken in het lager onderwijs, het leerplan wiskunde
voor de eerste graad s.o. .... Veel eindtermen zijn ook al te vaag
geformuleerd.
3.2 Valse argumenten
voor ontstoffing eindtermen
In het VLOR-advies-2015 vinden we een aantal argumenten pro
ontstoffing. De COC-vakbond heeft terecht veel moeite met die argumenten. COC schrijft:
Het oriënterend VLOR-advies ziet in de spanning tussen voorgeschreven
competentieniveaus en reële competenties belangrijke redenen om het bestaande
kader voor einddoelen te evalueren en te herdenken (p. 8) Ter onderbouwing hiervoor
verwijst het advies onder meer naar de Vlaamse peilingen over het behalen van
eindtermen. Daaruit blijkt dat tussen de 10% en 15% van de leerlingenpopulatie
de huidige eindtermen niet haalt. Uiteraard betwist COC deze resultaten niet.
Wat we echter niet kunnen onderschrijven is de conclusie die het oriënterend
VLOR-advies op basis van wetenschappelijk onderzoek suggereert. De resultaten
van PISA, PIAAC en Vlaamse peilingen zouden aantonen dat het voorgeschreven
beheersingsniveau van de huidige eindtermen te hoog is. De einddoelen, zo lezen
we, gaan te veel uit van een ideaalbeeld van de lerende. Dit gaat volgens COC
en volgens ons erg kort door de bocht en getuigt van een onzorgvuldig gebruiken
zelfs moedwillig verdraaien van onderzoeksresultaten. COC voegt er nog terecht
aan toe: Er zijn b.v. ook andere oorzaken denkbaar die aan de basis liggen van
de beperkte competentieniveaus van bepaalde leerlingen.
3.3 Veelal nood aan herwaardering klassieke basiskennis en -vaardigheden & aan meer duidelijke eindtermen
We gaan niet akkoord met de stelling van
beleidsverantwoordelijken dat de eindtermen/leerplannen in sterke mate ontstoft
moeten worden. Vaak is het tegendeel het geval. We verwezen al naar de taalvakken
en illustreerden dit in onze vele bijdragen over de uitholling van het
taalonderwijs.
Noot: Nood aan differentiatie eindtermen algemene vorming in s.o.
We protesteerden al in 2009 tegen het plots invoeren van
gemeenschappelijke leerplannen wiskunde
e.d. in de eerste graad s.o.: te gemakkelijk voor sommige leerlingen, en te
moeilijk voor andere. In het verleden werkten we met leerplannen voor
leerlingen uit de sterkere opties, en voor een aangepast en minder eisend leerplan
voor de andere leerlingen. Voor het opstellen van de eindtermen voor het
secundair onderwijs zou men ook best voldoende differentiëren inzake de
doelstellingen algemene vorming.
Bij de bespreking van de tegenvallende eindtermenevaluatie
eerste graad in 2010 waren veel leerkrachten ervan overtuigd dat de nieuwe
eindtermen en leerplannen een belangrijke oorzaak waren van de tegenvallende resultaten.
Ze vreesden ook dat het gemeenschappelijk eenheidsleerplan van september 2009 tot
een verdere niveaudaling zou leiden. In het verslag van de studiedag over de eindtermentoets
eerste graad lazen we: Veel deelnemers aan de studiedag pleiten voor een
grotere opsplitsing van de 1ste graad voor wiskunde. De gemeenschappelijke 1ste
graad en het eenheidsleerplan houden te weinig rekening met de verschillende
noden en talenten van de leerlingen en wordt daardoor utopisch bevonden. Zowel
de zwakste als de sterkste leerlingen vallen nu teveel uit de boot.
|