Beeldenstormers
Kris Van den Branden & Co ontkennen hun aantasting van pijlers van sterke onderwijstraditie & wassen handen in onschuld - Deel 2
Inleiding
Dit is een vervolg op de vorige bijdrage-deel
1. Van den Branden en de
ondertekenaars van zijn protestbrief in
DS van 30 mei ontkennen dat zij de ontscholing en een cultuuromslag propageerden.
Zo stelt Van den Branden nu: (1) Het taakgericht
taalonderwijs dat ons Leuvens
taalcentrum al 30 jaar propageert, draait om de zoektocht naar de best
mogelijke synthese van kennis- en vaardigheidsonderwijs. (2) Als
lerarenopleiders leren we toekomstige leraren om directe instructie in te
zetten als dat aangewezen is. (3) We leren onze studenten dat kennis en inzicht
ondersteunend zijn voor de ontwikkeling van cruciale vaardigheden.
In de volgende punten tonen we aan dat zij
wel degelijk het constructivisme e.d. propageerden en de kwaliteit van het
onderwijs hebben aangetast.
4 Van den
Branden & Co holden taalonderwijs uit: enkele illustraties
Koen Jaspaert, de eerste directeur van het
Leuvens Taalcentrum/Steunpunt NT2 hield op 16 december 1994 in Tilburg het
referaat Het verschil voorbij
waarin hij totaal aftand nam van het klassieke/synthetische taalonderwijs, en opteerde voor analytisch taalonderwijs,
voor de whole-language visie. Het ging volgens hem om de natuurlijke
taalverwerving van kinderen net als bij het leren spreken. Met Onderwijskrant maakten we ons toen al
zorgen en dit leidde tot een lang en kritisch interview met Jaspaert in de Onderwijskrant van september 1996. Jaspaert stelde: In onze analytische aanpak wordt een leerling onmiddellijk
geconfronteerd met een geheel, een taaltaak waaruit het zelf elementen moet
destilleren. Onze visie gaat in tegen de gangbare onderwijsopvatting. Als
leerkracht wordt gangbaar verwacht dat je het leerproces stuurt, dat je zelf de
verschillende stappen die kinderen moeten zetten uittekent.. In onze
analytische aanpak gaat dit heel anders.
De kinderen zijn aan het leren en de leerkracht bekijkt dat. Als ze goed bezig
zijn laat je ze doen, en als ze vastlopen help je wat.
Op de
opwerping dat veel leerkrachten een andere visie hebben en systematisch
onderwijs van woordenschat, spelling, taalbeschouwing wel heem belangrijk
vinden, repliceerde Jaspaert: We zijn momenteel op ons taalcentrum (Steunpunt
NT2 ) met 25 man bezig met taal.. Dat is een luxesituatie. We kunnen op het
gebied van taalonderwijs veel meer verwerken dan om het even wie op. Vaak
hebben wij jammer genoeg wel het gevoel dat velen zich afschermen van onze
visie. Zo is er b.v. veel ongerustheid
van de leerkrachten inzake taalbeschouwing e.d. Zelf zien wij het belang van taalbeschouwing vooral in het
zoeken zelf. Maar leerkrachten stellen dan b.v.
dat het veel te lang vooraleer de leerlingen weten wat b.v. een lijdend
voorwerp is.
Kris Van den Branden en Piet Van Avermaet
omschreven het taakgericht
taalvaardigheidsonderwijs van het
Leuvens Steunpunt NT2 in 1996 als volgt: De
leerkracht laat de leerder taken in zinvolle contexten uitvoeren (b.v. drankje
bestellen, krant lezen, brief schrijven). Bij een taakgerichte aanpak vloeit
het verwerven van de taalelementen automatisch en voor een groot deel onbewust
voort uit het succesvol uitvoeren van de taak. De nadruk ligt dus in de eerste
plaats op de betekenis van de gehanteerde taal. Het gaat er vooral om dat
leerders door middel van taal weten te bereiken wat ze willen of moeten
bereiken, zelfs als op het vlak van de correcte vorm daarvoor soms wat
oneffenheden door de vingers worden gezien. (Taakgericht taalonderwijs: een
onmogelijke taak?, VON-werkgroep NT2, Plantyn, 1996 (
In het boek Taal verwerven op school (2004) omschrijft het Leuvens
taalcentrum zijn visie zo : Het gaat bij
ons taakgericht (taal)onderwijs om actief construeren van kennis en
vaardigheden en om het leren al doende - aansluitend bij de behoeften van de
leerlingen. Enkel wat de leerlingen zelf ontdekken, blijft hangen en leidt tot
fundamenteel leren; in tegenstelling tot
het oppervlakkige leren dat door een uitleg van de leraar bereikt wordt. Er
moet steeds gewerkt worden vanuit 'globale en zelfontdekkende taken'; het
onderscheiden en inoefenen van deelvaardigheden is uit den boze. Van den
Branden voegt er nog aan toe " dat
vanuit hun 'normaal-functioneel' vertrekpunt 'systematisch expliciet onderwijs
van elementen, zoals woordenschat, grammatica, spellingregels e.d. - weinig
effectief is' (o.c., p. 17)
In zijn VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs-2005
kiest Vdbr voor eenzijdige taalvaardigheidsonderwijs. Van den Branden omschrijft zijn
zelfontdekkende en constructivistische visie
zo: De effectieve manier om de
schooltaalvaardigheid te bevorderen is de taakgerichte aanpak. Die neemt de
spontane taalverwerving in een natuurlijke (niet-schoolse) omgeving als model.
Terwijl je de taken van het dagelijkse leven uitvoert, leer je taal al doende,
met het nodige vallen en opstaan, missen en treffen. En niet dankzij
uiteenzettingen over hoe het systeem van de taal in kwestie in elkaar zit. Bij
de meeste leerders, kinderen zowel als volwassenen, verloopt dat niet-gestuurde
proces van zelfontdekking heel succesvol. Parallel met de situatie in het
natuurlijke leven wordt in klas uitgegaan van het principe dat je taal leert
via zelfontdekking, door taal te gebruiken in functie van een bepaald
(niet-talig) doel dat moet worden bereikt: een voorwerp moet worden gemaakt,
een handeling uitgevoerd, een probleem opgelost..... Leerlingen leren taal door
taken uit te voeren, en niet door onderwezen te worden over taal.
(VLOR-rapport Taalvaardigheidsonderwijs. Wat ze zelf doen, doen ze beter!,
2005).
De basisidee luidt dus: de vorm doet er niet
toe, als de leerlingen zich maar vlotjes
kunnen uitdrukken, als de boodschap maar begrepen wordt. Geen systematisch
onderwijs dus van woordenschat, spelling, grammatica, strategieën voor lezen en
schrijven... Woorden als b.v. ventiel zijn volgens die visie, niet normaal-functioneel,
want in het normale leven gebruiken de leerlingen toch soupape.
De vroegere pedagogische coördinator van de
Guimardstraat Jan Saveyn stelde in 2007 dat praktijkmensen terecht met veel
kritische vragen zaten omtrent het vak Nederlands. De misnoegdheid was volgens
hem vooral het gevolg van de nefaste invloed van de eenzijdige taalvisie van
het Leuvens Taalsteunpunt van Van den Branden en Co. Saveyn stelde: Het Leuvens Taalsteunpunt opteerde voor radicaal vaardigheidsonderwijs.
Woordenschatrijtjes, zinsontleding, aanleren van grammaticale - en
spellingregels
waren uit den boze. De leerling moest volgens de analytische
taalverwervings-methode al doende leren vanuit globale taaltaken (brief
schrijven, telefoongesprek. ..) en zelfontdekkend hun eigen taal analyseren.
Vanuit de constructivistische leertheorie moesten de leerlingen concludeerde
terecht : Veel praktijkmensen nemen
aanstoot aan de exclusieve keuze voor inhouden vanuit een louter functioneel
oogpunt, evenals aan de stelling dat men onderwijsleerprocessen altijd aan
realistische, authentieke contexten moet zien te koppelen, aan het ontbreken
van banden met de traditie van het systematisch moedertaalonderwijs, aan het
geen aandacht schenken aan de verwachtingen van het secundair onderwijs ten aanzien
van de basisschool. (Tijdschrift Nova et
Vetera, september 2007).
5 Universitaire onderwijskundigen opteerden
voor constructivistisch onderwijs in VLOR-rapport
Competentieontwikkelend onderwijs van 2008.
In 2008 publiceerde de VLOR een VLOR-rapport
over competentieontwikkelend onderwijs van bijna 200 paginas. De
opstellers-onderwijskundigen opteerden allen enthousiast en ongenuanceerd
gepleit wordt voor radicaal competentiegericht en vooral ook constructivistisch
onderwijs.
Voor de
opstelling van het rapport nodigde de VLOR enkel onderwijskundigen ui die allen de constructivistische
en competentiegerichte aanpak propageerden : Filip Dochy, Martin Valcke, Roger
Standaert Katrien Struyven, Ferre Laevers, Herman Baert, Roger Standaert,
Herman Baert en een paar Nederlanders. We lezen in de samenvattende bijdrage: Competentiegericht onderwijs hangt samen
met het nieuwe onderwijskundige paradigma van het constructivisme dat aanstuurt
op zelfsturend, construerend, reflectief en authentiek leren in contextgebonden
en complexe omgevingen. Een belangrijke component van het competentie-leren is
dus zelf ontdekken en construeren van de eigen kennis en vaardigheden: de
leerlingen moeten alleen of in groep, inductief leerstof, regels en
vaardigheden ontdekken en zo hun competenties construeren. Daarnaast wordt
telkens gewezen op het werken met authentieke en relevante taken, problemen of
contexten en op vaardigheidsonderwijs. De VLOR-denkgroep pakt tegelijk
uit met een karikatuur van het traditioneel onderwijs: uiteenzetting/hoorcolleges/frontale
setting; de lerende is eerder passief, klassikale en aanbodgestuurd curriculum,
afzonderlijke en opgesplitste vaardigheidsmodules, disciplinaire aanpak,
evaluatie gericht op kennisverwerving ...
Op pagina 156 lezen we: Competentie-ontwikkelend onderwijs veronderstelt ook een hoge mate van
zelfregulerend vermogen. Er bestaan immers steeds minder vaste referentiekaders
en de levensloop is veel minder voorspelbaar. We lezen op 119 dat
competentiegericht onderwijs enkel kan in de context van een constructivistisch
leerproces: betekenisvol leren (handelen), authentiek leren (handelen, werken
vanuit authentieke beroeps-situaties), integratief leren (handelen), sociaal
leren (handelen) en actief-reflecterend leren (handelen).
Op p.162 lezen we dat competentieleren
situatie- of contextgebonden leren is waarin de leerling zich als een expert-onderzoeker
moet gedragen: Competenties worden
omschreven vanuit de context waarin de lerende zal moeten handelen. ...Van de
lerende wordt ook een prestatie verwacht in een complexe en levensechte situatie
(en niet in een vereenvoudigde setting). * leerling formuleert mee de
leervragen en zoekt zelf antwoorden daarop *kernopdrachten, levensechte
problemen moeten centraal staan, dus vooral vakkenoverschrijdende problemen.
Het leren wordt geplaatst in een herken-bare en betekenisvolle context waardoor
theorie en praktijk met elkaar verbonden worden.*flexibele leertrajecten: niet
alle leerlingen doorlopen hetzelfde programma, of doen dezelfde opdrachten in
dezelfde volgorde. Ook
volgens Roger Standaert, ex-DVO-directeur, gaat het om een organisatie rond
realistische of authentieke (arbeids)situaties, waarin wordt gewerkt aan
voor de beroepspraktijk representatieve, praktijkrelevante opdrachten, en om de accentuering van het actieve leren
aan het constructivisme ontleend (p. 59).
Prof. Martin Valcke (U Gent) stelt op p. 21: De kern van dit onderwijsmodel bestaat uit taken die authentiek zijn en
gecontextualiseerd worden. Taken zijn altijd geordend van eenvoudig naar
complex; maar het gaat altijd om volledige taken. De verschillende taken samen
leiden uiteindelijk tot het kunnen aanpakken van de volle complexiteit. In b.v.
de lerarenopleiding zullen dus volledige
situaties worden aangeboden (bijv. een disciplineprobleem op een schooluitstap)
en zullen via de taken alle realistische aspecten van dit probleem ervaren en
aangepakt worden. Als tweede voorbeeld van een integrale taak vermeldt
Valcke de boekhouding in een kapperszaak met alles wat daarbij komt kijken,
intrestberekening inbegrepen. Verder schrijft Valcke dat het competentiedenken
ook haaks staat op de klassieke vakkensplitsing. Ook volgens Roger Standaert,
ex-DVO-directeur, gaat het om een
organisatie rond realistische of authentieke (arbeids)situaties, waarin
wordt gewerkt aan voor de beroepspraktijk representatieve, praktijkrelevante
opdrachten en om de accentuering van het actieve leren aan het constructivisme
ontleend (p. 59).
In de bijdrage van prof. Philip Dochy treffen
we één algemene omschrijving aan van een cgo-aanpak voor studenten hoger
onderwijs waarbij studenten in groepjes drie taken per aangeboden thema (module)
moeten uitvoeren opdrachten die het liefst buiten de opleiding gezocht
worden. De studenten vragen zich telkens af aan welke competenties ze zullen
werken en maken hun leerproces zichtbaar in een portfolio. Dochy, poneerde
vorig jaar nog: Klassikaal lesgeven is
gewoon geen goed idee. Nee! De impact is bijzonder laag en dat is frustrerend.
Stop ermee a.u.b.! (Leeuwaeder Courant 8 maart 2019). Volgens prof. Laevers komt cgo overeen met
zijn ervaringsgericht onderwijs waarbij betrokkenheid centraal stelt.
6. Universitaire
lerarenopleiders e.a. pleitten voor studentgestuurde en constructivistische
aanpak
6.1 Universitaire lerarenopleiders
De universitaire lerarenopleiders Antonia
Aelterman (UGent), Nadine Engels (VUB), Peter Van Petegem (UA), Frans Daems
(UA) ... propageerden in 2004 volop de constructivistische en studentgestuurde
aanpak die volgens hen aansloot bij 'Uitgangspunten van de eindtermen/basiscompetenties'
opgesteld door Roger Standaert en zijn DVO. Een paar van hen ondertekende de
protestbrief van Van den Branden van 30 mei j..
Ze stelden in 2004: "Wanneer we verwachten dat leerkrachten zich leerlinggericht
opstellen, dan hebben we nood aan een andere opleidingsdidactiek die vanuit en
met de ervaringen van de studenten werkt en die het leerproces van de persoon
van de student centraal stelt. Ook de lerarenopleiding moet zich in het
verlengde van de emancipatorische onderwijsvisie van de basiscompetenties
centraal staan. Het leren realiseren van krachtige leeromgevingen vergt een
activerende opleidingsdidactiek. De huidige praktijk is meestal echter anders
(TORB,2004, n'. 4, p. 267-271). Ook
Linda Van Looy (VUB) sympathiseerde met de constructivistische onderwijsvisie
van de DVO (TORB) 2000, nr. 5. Ze betreurde dat ze te traag ingang vonden (In:
Ondraaglijke traagheid van onderwijsinnnovaties).
We troffen de pleidooien voor een radicale
inhoudelijke hervorming van de (leraren)opleidingen ook aan in de tekst
Uitgangspunten bij de basiscompetenties voor toekomstige leraren opgesteld
door Roger Standaert en zijn Dienst voor onderwijsontwikkeling. Op de
hoorzitting inde commissie onderwijs van 30 maart 2000 verklaarde
DVO-voorzitter Standaert dat de door zin DVO gepatroneerde eindtermen en
basiscompetenties en de eraan toegevoegde constructivistische en
competentiegerichte 'Uitgangspunten' 'de ideale basis vormden om de
lerarenopleiding voor de 21ste eeuw op te enten'. Hij drong er aan op een cultuuromslag.
De VU-volksvertegenwoordigers Vandenbroeke en Van Dyck stelden destijds terecht
dat de basiscompetenties lege vaten waren en de leerkrachten reduceerden tot
'goochelaars zonder kop'.
6.2
Lerarenopleiders die destijds
pleitten voor studentgestuurde en constructivistische leraren opleiding
In de doorlichting van 2000-2001 gepatroneerd
door Georges Monard en Roger Standaert werd
nagegaan in welke mate de lerarenopleidingen voldoende de
competentiegerichte en constructivistische aanpak van de 'Uitgangspunten van de
basiscompetenties voor de leraren' toepasten. In de Uitgangspunten bij de basiscompetenties voor
de leraren" lazen we: "Leren
moet opgevat worden als een constructief en actief proces. Bij het formuleren
van de beroepsprofielen en basiscompetenties is uitgegaan van een optimistische
visie op leren en ontwikkeling, vertrekkend van de groeikracht van kinderen. De
traditionele kennis staat dus minder centraal. De nadruk ligt op
probleemoplossende inzichten en vaardigheden." Dit wordt verduidelijkt met
de beschrijving van een aantal verschuivingen, zoals "voorrang voor
vaardigheden t.o.v. kennis, minder vakgericht leren, minder cognitief en
sequentieel ...
Op de informatievergadering over die
doorlichting protesteerden we tegen het feit dat Monard & Standaert &
minister Marleen Vanderpoorten de normaalscholen hun overheidspedagogiek wilden
opdringen. Jammer genoeg waren er ook lerarenopleidingen en normaalscholen die
maar al te graag dit spelletje meespeelden en uitpakten met het feit dat hun
lerarenopleiding voor voor zon
studentgestuurde opleiding koos. Een paar illustraties.
Lerarenopleiding van groep-T Leuven (pedagoog
Stijn Dhert en Co) pronkte in 2000 met de metamorfose van hun lerarenopleiding.
Groep-T stelde dat ze vanaf het schooljaar 1999-2000 een studentgestuurde
aanpak toepaste in overeenstemming met de uitgangpunten bij de
basiscompetenties. We citeren even: "We
denken niet langer in termen van vakken of disciplines, maar wel van
competenties. Deze aanpak leidde tot een ingrijpende onderwijsvernieuwing: het
klassieke vakgerichte contactonderwijs heeft plaats gemaakt voor samen leren en
werken in projecten. Competent wordt je al doende, in projecten gedefinieerd
vanuit de beroepspraktijk. Beroepsbekwaam word je met andere woorden niet door
passief informatie te consumeren en te reproduceren. Je moet de student zoveel
mogelijk verantwoordelijk maken voor zijn/haar leerproces." ...
"Ook voor de tweedejaars wordt een
beroep gedaan op de zelfwerkzaamheid van de studenten. De docenten blijven op
de achtergrond. Ieder team kreeg een tutor aangewezen die geregeld met de
studenten bijeenkomt, niet om hun problemen op te lossen, maar om te coachen.
Voor de rest gaat het initiatief van de studenten uit." (In: Samen werken
aan competenties, Interview, jg. 10, nr. 1, 20 nov. 2000).
In een informatriebrochure over probleemgestuurd leren op de katholieke
normaalschool van Mechelen lazen we in 1996: Tot voor kort steunde onze opleidingsmethode vooral op passief opnemen
van schoolgerichte informatie. Daarom gooien we het nu over een andere boeg.
Zelf doen, zelf ontdekken, zelf verwerken, kritisch bestuderen en herdenken
staan nu ventraal eerder dan accepteren, consumeren, reproducenten. Studenten
gaan nu op ontdekkingstocht doorheen allerlei media. Zijzelf gaan verkennen,
beschrijven, analyseren en oplossingsstrategieën formuleren voor concrete
problemen in het onderwijs. Met het probleemgestuurd leren willen we een
werkruimte creëren waarbinnen de student zijn eigen leerproces gestalte kan geven.
De studenten krijgen geen cursussen, wel worden ze aangemoedigd om en themamap
bij te houden waarin alle informatie omtrent een thema verzameld wordt. Sommige
studenten zijn maar al te trots dat nu zelf cursussen maken.
7. Rage van student/leerlinggestuurd en
constructivistisch leren brak in lerarenopleidingen en hoger onderwijs al 25
jaar geleden uit - en leidde ook tot een inhoudelijke uitholling van
lerarenopleidingen.
In vorig punt zagen we al dat beleidsmakers
en docenten van universitaire lerarenopleidingen
het voortouw namen in de propaganda voor een cultuuromslag in de
lerarenopleidingen, voor de constructivistische aanpak. Dit leidde tot een inhoudelijke uitholling van
de universitaire lerarenopleiding. Een aantal docenten van geïntegreerde lerarenopleidingen/normaalscholen
deden er ook gretig aan mee; wij en
anderen remden die evolutie af. We gaan hier straks verder op in. Zelf
bleven we in die tijd samen met enkele
andere lerarenopleiders - pleiten voor voldoende docentgestuurde aanpakken als
expliciete instructie e.d., voor voldoende basiskennis en basisvaardigheden,
voor het behoud van voldoende lesuren, enz..
In Onderwijskrant nr. 94
van november 1996 en in nummer 97
van juni 1997 namen
we afstand van de eenzijdige student- en
probleemgestuurde aanpak. We citeren
enkele passages
We
schreven in 1996:"Na meer dan
25 jaar enthousiast lesgeven op de normaalschool krijgen we in de context van
de invoering van de hogescholen in 1995 en van de eindtermen en
basiscompetenties voor de leraren voortdurend te horen dat lesgeven een quasi
voorbijgestreefde zaak is en dat voortaan het zelfgestuurd leren/lernen van de
student/leerling in de plaats moet komen van de lehrende aanpak van de
docent/leraar, zowel in de lerarenopleiding als in het lager en secundair
onderwijs. Het gaat om de student- & probleemgecentreerde aanpak.
We schreven verder: "De
vele nieuwlichters stellen dat de klassieke docentgestuurde lerarenopleiding
moet evolueren van een onderwijsinstituut naar een leerinstituut, een leerhuis
of studielandschap. De docent/leerkracht mag niet langer een sturende lesgeven
meer zijn en deskundige kennisbron, maar iemand die de student/leerling
ondersteunt in hun zelfgestuurde constructie van kennis. Uit de
landenvergelijkende TIMSS-studie van 1995 blijkt nochtans dat de 10- en
14-jarige leerlingen van onze oud-studenten internationale topscores behalen.
Door de
vele kritiek op het klassieke lesgeven voelen veel ervaren lerarenopleiders
zich niet lekker. Ze horen alleen maar dat ze radiaal anders moeten werken en
dat lesgeven voorbijgestreefd is. De nieuwe rages doen o.i. afbreuk aan de
verworvenheden en sterke kanten van de lerarenopleidingen en kunnen leiden tot
een inhoudelijke uitholling van de lerarenopleidingen. De sterke onderwijstraditie
waarop ons Vlaams onderwijs kan bogen is nochtans te danken aan de kwaliteit
van de opleiding van de onderwijzers en regenten. Het voortdurend en radicaal
in vraag stellen van de klassieke lerarenopleiding kan niet enkel leiden tot
een aantasting van de kwaliteit, maar ook tot een niveaudaling van ons lager en
secundair onderwijs.
De
huidige hetze tegen het lesgeven wordt in sterke mate gevoed door een aantal
dominante strekkingen binnen de onderwijskunde zoals de opkomst van het
constructivistisch en competentiegericht leren dat we ook terugvinden in de
tekst Uitgangspunten bij de eindtermen van 1996, en in 1996-97 ook in de gelijkklinkende
'Uitgangspunten voor de basiscompetenties voor leraren.
We
illustreren even die nieuwe rage. We volgden in het schooljaar 1996-1997 drie
studiedagen waarop telkens eenzijdig gepleit werd voor studentgestuurd
onderwijs of zelfsturend leren. De zelfstudie en het zelfontdekkend leren
komen dan voor een groot deel in de plaats van de gewone lessen. Men stuurt er dan
ook aan om het aantal contacturen gevoelig te verminderen.
Op die
studiedagen werden veelal Nederlandse sprekers, voorstanders van student- en
probleemgestuurd onderwijs uitgenodigd. Op de Dag van de docent in Kortrijk
(5 december 1996) was dat o.a. prof. Jan Vermunt. Die dag stond volledig in het
teken van de slogan Van leerstofgever naar leerprocesbegeleider: de evolutie
van onderwijzen naar leren (de titel overigens van de lezing van Jan Vermunt).
Op de Codelo-studiedag met de spreekwoordelijke titel Elk DLO
(lerarenopleiding) een studiehuis van 30 november 1996 ging het ook hierover.
Vermunt
en Co beschrijven het huidige lesgeven graag met de metafoor van de lesgever
die de leerstof uitgiet en waarbij de studenten fungeren als passieve
leerstofzuigers. De laatste jaren is het mode geworden te verkondigen dat de
leraar als directe vertegenwoordiger van de cultuur moet terugtreden en in
plaats daarvan organisator moet worden van een leeromgeving, een
studielandschap of leerhuis, begeleider van het leerproces van de
studenten/leerlingen. Onder de noemer studentgestuurd en actief leren
werd/wordt een school in het vooruitzicht gesteld waarin de verantwoordelijkheid
voor het leerproces niet langer meer bij de leerkracht ligt, maar bij de
student/leerling. Ze zou gestalte moeten krijgen via zelfsturend leren,
probleemgestuurd onderwijs, zelfstudiepakketten, organisatie van het onderwijs
in losse modules, aanleren vooral van zogenaamde sleutelvaardigheden, leren
problemen oplossen, leren leren
Degenen
die als prof. Vermunt dit concept propageren voeren als argument ook dat kennis
en kunde van dag tot dag verouderen. De student/leerling is in de ogen van
Vermunt en Co een zelfstandig ontdekker te midden van continu om zich
heengrijpende informatie-explosies. De overdracht van een groot pakket kennis
en vaardigheden zou om die reden nutteloos zijn en zelfs schadelijk. Vermunt
pakte ook zijn met zijn visie omtrent het inspelen op de verschillende
leerstijlen van de studenten.
De
directeur van een nieuwe hogeschool stelt dat we moeten evolueren van een
onderwijs- naar een studieprogramma, van docentgestuurd naar studentgestuurd,
van lesgeven centraal naar studeren centraal, van kennisoverdracht naar
kennisvererving, van instructie naar het ondersteunen van het leerproces, van
veel contactonderwijs, naar veel zelfwerkzaamheid, van les(leerstof) geven naar
leerprocesbegeleiding. (Als lid van de academische raad van die hogeschool
zorgde ik wel voor de nodige tegenwind. En als coördinator-pedagoog van een
lerarenopleiding was ik niet geneigd het aantal contacturen drastisch te
verminderen.)
Prof.
Jan Vermunt gaf ons op de Dag van de docent veel leerstof over de evolutie
van lesgever naar leerprocesbegeleider, vooral in abstracte termen en schemas.
Zijn stelling dat we als docent/leerkracht geen leerfuncties van de
student/leerling mogen overnemen, vertoont veel overeenkomst met het
constructivisme en met de vele pleidooien voor zelfgestuurd/zelfstandig leren.
Hij besprak ook zijn theorie over de diverse leerstijlen van de studenten:
ongerichte, reproductiegerichte, betekenisgerichte, toepassingsgerichte.
Vermunt
stelde zijn opvattingen ten onrechte voor als vanzelfsprekend en algemeen
geaccepteerde waarheden. Vermunt goochelde voortdurend met simplistische en
speculatieve waarheden en met woordenconstructies als constructieve fictie.
Vermunt en co vertrekken van het ideaalbeeld van de student als een zelfstandig
ontdekker te midden van continue kennisexplosies. Ze toonden niet de minste
waardering voor de sterke kanten van expliciete instructie en lesgeven in het
algemeen en wekten de indruk dat we tot nog toe onze studenten een verkeerde en
weinig effectieve opleiding gaven.
Toen we lieten merken dat we het absoluut
niet eens waren met de visie en leerstijlen-opvatting van Vermunt, werd ons dit
niet in dank afgenomen. (Achteraf bleek ook dat Vermunts visie niet deugde en
na een aantal jaren sprak niemand er nog over.)
Op De dag van de docent' poneerde de
Nederlander Cor van Schellinga dat volgens het constructivisme de student
vooral kansen moet krijgen om zelfstandig waardevolle kennis en vaardigheden op
te bouwen. Ook hij hield een vurig pleidooi voor probleem- en studentgestuurd
onderwijs. Hij hing ook een karikatuur op van de klassieke lerarenopleiding en poneerde
dat de studenten momenteel in de lessen enkel antwoorden voorgeschoteld kregen
op vragen die zee zelf niet stelden.
Schellinga: In een leerschool maken
studenten zelf uit welke de problemen zijn. Hij stelde tevens dat je geen
vakdeskundige moet zijn om een bepaalde themagroep van studenten rond een
bepaald vak te begeleiden om het even welke docent kan zon groep begeleiden.
Ook de Nederlandse professor Wynand Wijnen -
propagandist van student- en probleemgestuurd onderwijs - werd in Vlaanderen
als spreker op bijscholingen uitgenodigd.
|