Interview precies 22 jaar geleden van Hein De Belder met Raf Feys in De Standaard over de toestand van het onderwijs en 20 jaar Onderwijskrant
Redacteur Hein De Belder vulde in de krant De Standaard van 8 december 1997 vandaag precies 22 jaar geldeden - een volle pagina naar aanleiding van 20 jaar Onderwijskrant met veel lof voor Onderwijskrant en mijn inzet voor het onderwijs. De titel luidde: Vernieuwen is niet hetzelfde als vernielen. En de ondertitel: Raf Feys, de gedreven criticus van het Vlaams onderwijs.
Sindsdien zijn de namen Onderwijskrant en Raf Feys taboe voor de krant De Standaard. Ook onze grootscheepse onderwijscampagnes en petities over de herstructurering van het s.o. in 2012, onze O-ZON-campagne tegen de ontscholing en niveaudaling van 2007
vonden geen gehoor. In een vorige bijdrage illustreerde ik de nefaste rol van pers en VRT in de aantasting van sterke Vlaamse onderwijstraditie & in de stemmingmakerij sinds 1989. Ik was in 1997 ten zeerste verrast door het interview van Hein De Belder. Het werd hem achteraf niet in dank afgenomen door Guy Tegenbos; en iets later verdween hij uit de redactie van De Standaard
.
------------------------------
Passages uit het interview van 22 jaar geleden
Inleiding
DS: Er wordt in Vlaanderen veel achter de hand gemopperd. Maar er is alvast één uitzondering: Raf Feys, de hoofdredacteur van Onderwijskrant. Zijn hele leven lang al formuleert hij zijn kritiek openlijk en momenteel zorgt hij bijna als enige voor het nodige zout in de pap. Rode draden daarbij zijn de principes kijk bij hervormingen eerst naar het goede dat behouden moet blijven en houdt ook rekening met de werkelijkheid in de klas. Nu eens leverde dit hem het etiket progressief op, dan weer het etiket conservatief.
Raf Feys (51) is pedagoog. Hij is docent en coördinator in de Normaalschool Torhout. Hij was betrokken bij het oprichten van tijdschriften als 'Onderwijskrant' en het tijdschrift De Nieuwe Maand. Onderwijskrant bestaat nu al 20 jaar. Feys is er de drijvende kracht van. Het is ook de tribune vanwaaraf Feys zijn vermaningen uitspreekt en ervoor zorgt dat in het vlees van de bewindvoerders nog altijd een angel zal zitten. Hij telt een 260 aantal publicaties van zijn hand, ook boeken over wiskundedidactiek & lezen en talrijke bijdragen over de didactiek wiskunde, leren lezen, spelling, wereldoriëntatie, geschiedenis
Vlaanderen kent sterke onderwijstraditie, maar die wordt miskend en aangetast
DS: Ik vroeg Feys: wat moet het eerst van uw lever
Feys: Ik wil vooraf de indruk wegnemen alsof ik het Vlaams onderwijs globaal gezien slecht zou vinden. Dat is geenszins het geval. Vlaanderen kent een sterke onderwijstraditie. We scoren ook internationaal gezien op vandaag nog steeds goed - cf. ook schitterende score TIMSS-1995. We hebben de voorbije 25 jaar ook op bepaalde vlakken nog wat vooruitgang geboekt. Zo is het onderwijs levensnabijer geworden en is de relatie leerkracht/leerling nog verbeterd.
Maar onze sterke traditie wordt bedreigd en we hadden anno 1997 stukken verder kunnen staan. Dat komt vooral ook omdat beleidsmakers en beeldenstormers denken dat ze de school uit haar ellende moeten verlossen. Van dat verlossingsmodel gaan ze uit, mede omdat ze zichzelf als vrijgestelden moeten/willen waarmaken. Deze onheilsprofeten- verlossers hebben veel te weinig voeling met de klaspraktijk. En ze worden al te vlug gecharmeerd door nieuwe pedagogische theorieën en mooi klinkende liedjes. De visie bijvoorbeeld dat in klas het goede gevoel/het onmiddellijk welbevinden, van de leerling voor de kennisverwerving moet komen, de theorie dat een kind/leerling zichzelf moet kunnen ontplooien
Herwaardering Vlaamse onderwijstraditie en vernieuwing in continuïteit - geen vernieling
Feys: Door overdrijvingen in een bepaalde extreme richtingen hebben we geen goed doordachte vernieuwing gekend en op de koop toe werden beproefde waarden in vraag gesteld en aangetast. Men moet bij hervormingen altijd eerst kijken naar het goede, naar de sterke kanten van onze Vlaamse onderwijstraditie die kost wat kost behouden moeten blijven. Het kan toch niet zijn dat ons onderwijs vroeger zo slecht was; we zijn er allen een product van. Vernieuwen is niet hetzelfde als sterke kanten vernielen.
Onterechte kritiek op expliciete instructie, jaarklassensysteem met leerplannen en methodes per leerjaar ...
Feys: Een dwaalweg bijvoorbeeld was en is ook de kritiek op de klassieke didactische aanpak, de expliciete kennisoverdracht, terwijl dat ook voor de interactie met- en activering van - het denkproces van de leerlingen juist heel goed/effectief is.
Een paar maanden geleden lanceerde de overheid ook nog een nieuw decreet voor het basisonderwijs met de bedoeling de jaarklassen af te schaffen. Maar in de praktijk zullen de leerkrachten en de scholen dat m.i. niet doen omdat het jaarklassensysteem nu eenmaal het beste en meest effectieve systeem is (Noot: deze voorspelling kwam ook uit; maar ook de verantwoordelijken voor het nieuwe ZILL-leerplan stelden de voorbije jaren het jaarklasse-systeem weer in vraag).
Wiskundeonderwijs: van het extreem van de formalistische moderne wiskunde,
naar het extreem van het constructivistisch en contextueel rekenen
Ik illustreer mijn kritiek op de beeldenstormerij en neomanie ook even aan de hand van ons wiskundeonderwijs. Door b.v. de invoering van de formalistische moderne wiskunde gepaard met de meedogenloze kritiek op de klassieke aanpak, hebben we vijfentwintig jaar verloren - en nu moeten we ook nog terug op het juiste pad geraken. (Noot: in de periode 1993-1997 werkte ik mee aan de opstelling van een nieuw leerplan voor het lager onderwijs waarin klassieke aanpakken in ere werden hersteld. Ik publiceerde iets later ook 3 boeken wiskunde-didactiek met veel aandacht voor klassieke onderwerpen en aanpakken.)
DS: U was in de tijd de grote tegenstander van de moderne wiskunde en organiseerde in 1982 de campagneModerne wiskunde: een vlag op een modderschuit. Nu wordt moderne wiskunde weer afgeschaft, maar nu las ik in onlangs Onderwijskrant dat het weer volgens u niet goed is.
Feys: Natuurlijk niet, want nu wil men het extreem van de formalistische moderne wiskunde vervangen door het andere extreem, de leerlingen moeten dan de wiskunde zelf ontdekken in alledaagse contexten- zoals in de visie van het Nederlandse Freudenthal Instituut.
DS: Feys deed naar eigen zeggen zijn uiterste best om die constructivistische aanpak buiten het nieuwe leerplan lager onderwijs van het katholiek onderwijs te houden.
(Noot: Het leerplan wiskunde eerste graad s.o van 1997 koos jammer genoeg voor de constructivistische en contextuele aanpak. In de bijdrage Zin in wiskunde pleitten de ZILL-leerplanarchitecten plots weer voor het contextueel en ontdekkend leren - in: school en visie, 2015.
Grootschalige & dure projecten als VLO-project, zorgverbreding en GOK-Steunpunten
leverden weinig op
Feys betreurt ook dat grootschalige projecten als het Vernieuwd Lager Onderwijs grotendeels mislukt zijn, veel energie hebben gevergd, maar weinig hebben opgebracht
Ook de zorgverbredingsprojecten en de ondersteuning vanwege de universitaire Steunpunten zijn volgens hem slecht bedacht.
Feys: Men maakte het model van de zorgverbreding ook te ingewikkeld voor de leerkrachten; een verregaande individualisering - onderwijs op maat van elk kind - kan gewoon niet in een klas. Men verwacht te veel van de individuele leerkracht. De overbevraging als onderwijs op maat van elke leerling zoals in het recente decreet basisonderwijs is niet realistisch en ook minder effectief. En een leerkracht kan onmogelijk als een persoonlijke therapeut optreden. In zon situatie van onrealistische verwachtingen probeert een leerkracht te overleven door zijn plan te trekken en lippendienst te bewijzen.
(Noot: Ik betreurde in bijdragen in Onderwijskrant dat de drie universitaire Steunpunten met hun kindvolgende en leerlinggestuurde visie geen effectieve achterstandsdidactiek propageerden; en dat het Leuvens Steunpunt NT2 een ANTI-NT2-Steunpunt was geworden. Ik ijverde in die tijd vooral ook voor preventieve zorgverbreding - via het uitwerken van mijn directe systeemmethodiek voor het leren lezen om leesproblemen te voorkomen, via het beklemtonen van een effectiever aanpak van het rekenen met voldoende aandacht voor het automatiseren en memoriseren, via het uitwerken van eenvoudigere regels voor de spelling van de werkwoordsvormen. Ik schreef in 1996 ook al bijdragen in Onderwijskrant over de nefaste gevolgen van te radicaal inclusief onderwijs.)
Grote kloof tussen het onderwijsbeleid en wat haalbaar is in de klaspraktijk.
DS: er is volgens jou dus ook te weinig inspraak vanuit het veld?
Feys: Het onderwijsbeleid & de advisering beleid zijn te veel het monopolie van Brusselse cenakels en vervreemd van de klaspraktijk. Een man of vijf maken uiteindelijk de dienst uit: momenteel bijvoorbeeld minister Luc Van den Bossche, secretatis-generaal Georges Monard, Roger Standaert, directeur van de Dienst voor Onderwijsontwikkeling en nog een paar mensen. De Brusselse onderwijscenakels leggen radicale hervormingen op, zonder echt rekening te houden met de visie van de praktijkmensen.
Bovendien hanteren mensen als Monard de tactiek van de overrompeling vanuit de stelling dat enkel Copernicaanse hervormingen het onderwijs nog kunnen redden. Als ze een hervorming bedacht hebben, jagen ze die er zo vlug mogelijk door. (Noot: we streden met Onderwijskrant in 1995-1996 ook tegen de plannen van het duo Van den Bossche-Monard om het secundair onderwijs te hervormen naar het model van de hervorming van het hoger onderwijs enveloppefinanciering inbegrepen.)
Een probleem hierbij is ook dat belangrijke beleidsbepalers te lang ondoorbroken en zonder de nodige tegenspraak aan de top/macht blijven. De topambtenaren van het departement onderwijs zijn ook veel meer een aanhangsel van de minister geworden dan vóór 1989 het geval was. Georges Monard en co vonden dat de onderwijsadministratie niet langer in de eerste plaats in dienst moet staan van de scholen, maar vooral het onderwijsbeleid moest uitstippelen.
En ook de DVO-overheidsdienst (Dienst voor Onderwijsontwikkeling van Roger Standaert) levert vooral hand- en spandiensten voor het departement en stippelt mede het beleid uit. Dit is een vorm van staatspedagogiek en vermindert de zelfstandigheid en inbreng van de scholen. (Noot: ik ergerde me in die tijd mateloos aan de tekst Uitgangspunten bij de eindtermen-1996 waarin Roger Standaert en zijn DVO een constructivistische en competentiegerichte visie wilden opleggen en een breuk met onze sterke Vlaamse onderwijstraditie viseerden. Ik ergerde me ook aan de wijze waarop de DVO de inspectie mocht patroneren en bevoogden. De tekst Uitgangspunten met b.v. de klemtoon op vaardigheidsonderwijs en kennisrelativisme werd de bijbel van de doorlichters.)
DS: Wat denkt u omtrent de rol van de VLOR (Vlaamse Onderwijsraad)
Feys: De Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) van zijn kant vormt niet genoeg een tegengewicht en vertolkt te weinig de visie vand e praktijkmensen. In de eengemaakte VLOR-adviesraad moeten ook te vaak een beperkt aantal mensen advies geven over de meest verschillende onderwerpen. De vroegere situatie, met verschillende aparte raden per schoolsoort (b.v. aparte raad voor de lerarenopleiding) functioneerde beter. Als het b.v. ging over de lerarenopleiding dan werd het advies vooral geformuleerd door mensen die deze opleiding van binnenuit kenden.
(Noot: De VLOR-adviezen worden ook al te sterk beïnvloed door de VLOR-medewerker die de pen vast houdt. Zo merkten we zelfs dat de adjunct-secretaris-generaal A.S. voor het radicaal VLOR-advies inclusief onderwijs 1998 inclusie-kritische uitspraken van prof. Ruyssenaers totaal vervalste. In september 2015 nodigden de VLOR-medewerkers prof. Kris Van den Branden uit om te komen verkondigen dat het Vlaams onderwijs hopeloos verouderd was en dat enkel 21-ste eeuwse sleutelcompetenties verlossing konden brengen. Ook voor d opstelling van VLOR-rapporten over inclusief onderwijs-1996, taalonderwijs -2005, competentiegericht onderwijs-2008
werden enkel voorstanders van de neomanie als auteur uitgenodigd. Dit bevestigt mijn kritiek van 1997).
Managementcultuur, grootschaligheid en IKZ : bedrijfsmatige aanpak in hoger onderwijs
DS: Feys wil het ook hebben over een andere dada van minister Van den Bossche en Monard. Hij heeft het o.m. over de management-cultuur en de IKZ
Feys: Denk b.v. maar aan de huidige mode van de zgn. bedrijfsmatige aanpak, mede overgewaaid uit Nederland en er daar zelfs gestimuleerd door de grote onderwijsvakbond.
De beleidsbepalers vertrekken voor hun vernieuwingen dan van het model en functioneren van een groot bedrijf. In een bedrijf maakt men mensen vrij voor de invoering van een vernieuwing en heeft men precieze doelstellingen voor ogen en precieze klanten. Maar een school functioneert niet zo. Een school is meer een losjes gestructureerde organisatie.
In het hoger onderwijs is die bedrijfsmatige aanpak al volop aanwezig. Hogescholen moesten heel groot zijn en moeten als grote bedrijven bestuurd worden. Dit heeft er o.m. toe geleid dat we in plaats van een centralisatie op Vlaams niveau, nu een veel grotere centralisatie krijgen op regionaal niveau. Feys bedoelt vooral dat de zelfstandigheid van de vroegere scholen is opgeofferd werd aan de almacht van de nieuwe grote hogeschoolbesturen waarin zij zijn opgenomen. Nu wordt ook zijn lerarenopleiding voortaan van op afstand bestuurd door mensen die die lerarenopleiding niet kennen.
(Noot: ik pleitte voor het behoud van de lerarenopleiding als een aparte sector, tegen enveloppefinanciering en waar nodig voor schaalvergroting binnen de eigen sector. Zo zouden we ook de problemen met het lerarentekort veel vroeger ontdekt hebben. Ik waarschuwde ook tijdig voor de nefaste gevolgen van de radicale flexibilisering van de studies).
Zo vindt Feys ook dat er door de hervorming veel minder autonomie en inspraak is vanwege de medewerkers van zijn eigen lerarenopleiding en dat er veel minder rekening wordt gehouden met de specifieke identiteit van een lerarenopleiding.
Dan heb ik nog liever een paar Vlaams-centrale regels en verder onze pedagogische vrijheid van vroeger. En dan zijn er ook nog de nieuwe modellen van IKZ en kwaliteitscontrole die rechtstreeks uit het bedrijfsleven komen en voor het onderwijs helemaal niet geschikt zijn. Bedrijven kennen b.v. hun specifiek klanten. Bij een school en lerarenopleiding ligt dit anders en kan men b.v. de studenten niet zomaar beschouwen als klanten. En als we te veel naar hun pijpen moeten dansen, houden we minder kwaliteit over.
Docenten geloven ook niet in al die ingewikkelde IKZ-modellen en toch steken velen daar veel tijd in. Het vroegere systeem van externe controle van de lerarenopleiding waarbij een inspecteur examenlessen en examens kwam volgen, was beter en degelijker. (Noot: we moesten in die tijd het dikke PROZA-boek gebruiken met honderden kwaliteitscriteria en een 5-puntenschaal.
Teloorgang van de open debatcultuur & meeheulen van academici
Feys betreurt ook teloorgang van de open debatcultuur & meeheulen van universitaire onderwijsexperts
In de jaren 1970-1980 bestond er gens Feys meer open debatcultuur. (Ik verwees in het interview ook naar de grote open/controversiële colloquia van de Stichting Lodewijk de Raet in de periode 1972-1991.) En het ministerie en andere beleidsbepalers stoppen ook de kritiek vanuit het onderwijsveld af.
Feys betreurt ook dat de academici (onderwijskundigen, sociologen..) al te veel door het departement ingepalmd zijn. Ze hangen volgens hem voor de financiering van onderzoeksprojecten ook te veel af van de topambtenaren. Ze doen minder hun kritische mond open dan vroeger het geval was.
Onderwijskrant en Feys als de luis in de pels van de beleidsverantwoordelijken
De Belder eindigde zijn interview als volgt. Feys is het blijvende zout in ons onderwijs. Zijn kritische zin slaapt niet in. Zijn inzet voor goed onderwijs is bewonderenswaardig. Iedereen die met het onderwijs begaan is, kan alleen profijt halen uit een confrontatie met zijn kritiek, als toetssteen voor de eigen opvattingen.
Blijvend? Hij is eenenvijftig! Mocht hij straks onder een auto lopen, dan wordt het muisstil in onderwijsland.
|