1 Grondige bijsturing M-decreet ondanks verzet: moedige stellingname
1.1 Inleiding
Volgens het regeerakkoord wordt het M-decreet afgeschaft of grondig bijgestuurd.
Minister Ben Weyts stelde in de Tijd: Het M-decreet is op nobele principes van inclusie gebaseerd. Maar goede bedoelingen hebben in het onderwijs al veel schade toegebracht. Als een kind met eender welke beperking in een klas met alle kinderen les moet krijgen, botst het mooie principe met de praktijk. Je helpt niemand met een achterstand van welke aard of in welk domein dan ook door diegene met een voorsprong af te remmen. We willen dat kinderen met een beperking zo maximaal mogelijk kunnen deelnemen aan klassen met andere kinderen, maar dat is gewoon niet mogelijk, ook omdat de rest van de groep eronder lijdt. De eindbeslissing zal in de toekomst bij de klassenraad liggen. Wij hebben het vertrouwen in de leerkracht die altijd het beste voor heeft met de kinderen. Ook dat maakt deel uit van de herwaardering van de leerkracht. Zij zijn het die de magie moeten bewerkstelligen en de ongelooflijke verantwoordelijkheid hebben het beste uit de kinderen te halen. Het respect voor de leraar vertaald zich ook in de afschaffing van het M-decreet.
Al sinds 1996 schrijven we dat te radicale inclusie van leerlingen die geenszins het gewone curriculum kunnen volgen - zoals in het M-decreet, zou leiden tot een ontwrichting van het gewoon en het buitengewoon onderwijs; en dus ook nefast zou zijn voor alle leerlingen en alle leerkrachten. We toonden ook aan dat ondersteuningsnetwerken niet efficiënt en effectief zouden zijn. De ervaring met vier jaar M-decreet hebben dit ook uitgewezen. En dit bleek ook uit gelijkaardige ervaringen met inclusief onderwijs in Nederland. De meeste praktijkmensen stuurden aan op een grondige bijsturing van het M-decreet. Ze vonden geen gehoor bij de onderwijskoepels, minister Crevits e.d., maar wel bij bepaalde beleidsmensen. Heel merkwaardig in dit verband is dat ook nog in april j.l. vier leerkrachten enkel anoniem durfden getuigen in Knack uit vrees voor sancties (zie punt 7 ). Kritiek op het M-decreet werd de voorbije jaren niet in dank afgenomen door minister Crevits, bij onderwijskoepels e.d.
1.2 Recent verzet tegen grondige bijsturing M-decreet
Dat het M-decreet wordt afgeschaft, is minder evident dan gedacht. Ook in de aanloop van de verkiezingen en van het nieuw regeerakkoord beluisterden we stemmen om de inclusie nog verder op te drijven.
Het memorandum van de VLOR-medewerkers van april j.l. drong aan op meer inclusief onderwijs (zie punt 2.1). Jo Knaeps, adviseur katholiek onderwijs opteerde eind maart nog voor radicaal inclusief onderwijs voor alle leerlingen (zie punt 2.2).
Ook Lieven Boeve en de katholieke onderwijskoepel drong zelfs na publicatie van de nota De Wever eind augustus geenszins aan op een grondige bijsturing. Dit bleek uit een interview van 26 augustus (zie punt 2.3) waarin hij aanstuurde op het afbouwen van aparte b.o.-scholen. In dit zelfde interview bestempelde Stefan Grielens, directeur van het Vrij CLB Netwerk, de pleidooien voor grondige bijsturing als verontrustend (zie punt 2.4). We herinneren er ook aan dat onderwijskoepels zich in een gezamenlijk standpunt in 2015 euforisch uitspraken over de zegeningen van het M-decreet. Volgens hen mocht voortaan de vraag niet langer zijn wat is er mis met deze leerling, maar hoe moet de (gewone) school zich aanpassen aan deze leerling (zie punt 6).
In een reactie op de nota De Wever reageerde de Leuvense prof. economie Kristof De Witte afwijzend in 'Pak de pijnpunten van het M-decreet aan, maar behoud de geest ervan' (Itinera 29 augustus). Zijn conclusie luidde: Waar het M-decreet wellicht te snel werd ingevoerd, dreigt nu de kans dat het te snel terug wordt afgevoerd. In plaats van de geest van het M-decreet aan te passen, zou de volgende Vlaamse Regering moeten inzetten op gerichte professionalisering van leraren. Dit kan door leraren meer te ondersteunen rond inclusie, en door goede praktijken breed bekend te maken. Zo kunnen we verder werken aan een echt inclusieve samenleving.
De conclusies en adviezen inzake inclusief onderwijs in een UNIA-rapport van augustus j.l. staan haaks op het regeerakkoord en de visie van de praktijkmensen. Ook beleidsmensen en professoren (Geert Van Hove en CO?) werkten mee aan de opstelling.
We citeren een belangrijke passage: De vraag is niet of we voor inclusie kiezen daar heeft de overheid zich al toe verbonden. De overheid moet wel bepalen hoe we daar naartoe werken. Duidelijk stellen dat inclusief onderwijs gelijkstaat aan kwaliteitsvol onderwijs voor élke leerling. De overheid moet duidelijk stellen dat inclusie tot doel heeft tegemoet te komen aan de onderwijsbehoeften van alle leerlingen. Het gaat om het wegnemen van fysieke, sociale, pedagogische en andere drempels zodat onderwijs voor iedereen toegankelijk wordt.
Werk maken van één inclusief onderwijssysteem Om inclusief onderwijs mogelijk te maken moet de overheid ervoor zorgen dat gewoon en buitengewoon onderwijs op lange termijn opgaan in één inclusief onderwijssysteem. Dit moet niet gebeuren van vandaag op morgen. Het vereist wel de nodige voorbereidingen. We vragen daarom dat de overheid vandaag werk maakt van die voorbereiding. In het woord vooraf lezen we: Dit rapport is het resultaat van een maandenlange samenwerking met onze Inspiratiegroep, die deskundigen samenbracht uit het onderwijsveld, beleid, academici, organisaties die personen met een handicap vertegenwoordigen en personen met een handicap zelf.
We zijn dan ook heel tevreden dat et regeerakkoord opteert voor het afschaffen of grondig bijwerken van het M-decreet: We schaffen het M-decreet af en voeren een begeleidingsdecreet voor kinderen met zorgnoden in. De doelstellingen ervan geven we voortaan een pragmatische en realistische invulling: buitengewoon onderwijs indien nodig, inclusief onderwijs indien mogelijk . We merkten dat ook veel leerkrachten enthousiast reageerden. In punt 4 verwijzen we uitvoering naar de positieve reactie van een lerarenopleider. Voor een afwijzende reactie vanwege de inclusie-hardliners Beno Schraepen en Inge Verhaegen verwijzen we naar punt 5. Verder nemen we in deze bijdrage ook nog een aantal recente getuigenissen op over de nefaste gevolgen van het M-decreet en een juridische reactie vanwege het Leuvens Centrum onderwijsrecht (zie punt 6).
2 Pleidooien voor radicaler inclusief onderwijs in aanloop nieuwe legislatuur
2.1 VLOR-memorandum van april 2019: verdere & en bredere inclusie.
In het memorandum van april j.l. sturen de VLOR-medewerkers geenszins aan op een afschaffing/sterke bijstelling van het M-decreet. De basisidee in het memorandum luidt immers: Het M-decreet zette een vernieuwing op gang. Dit is een eerste stap op weg naar inclusief onderwijs. Er is nood aan een verder consequent doordenken van inclusie op alle onderwijsniveaus: basis- en secundair onderwijs, hoger onderwijs en levenslang leren. Een volgende Vlaamse Regering moet verdere stappen naar reële inclusie ondersteunen. Het beleid benut de lopende wetenschappelijke evaluatie van het M-decreet als vertrekpunt voor een verdieping en verbreding van inclusie in het basis- en secundair onderwijs..
We lezen dus dat het momenteel nog gaat om een eerste stap naar inclusie en dat de VLOR opteert voor meer radicaal inclusief onderwijs, niet enkel voor verdieping, maar ook voor verbreding van de inclusie. Zo lezen we ook: Er is nog altijd geen oplossing voor de omkadering van kinderen met multiple problemen waaronder kinderen met een diepmentale handicap.
De VLOR-medewerkers gaan er blijkbaar vanuit dat leerlingen met een diepmentale handicap of ernstige gedragsstoornissen ook in het gewoon onderwijs opgevangen moeten worden.
Verder lezen we: Het huidige model van inclusief onderwijs ligt onder vuur van internationale organisaties. Het maatschappelijke denken over inclusie reikt veel verder dan het huidige model dat wordt uitgetekend door het M-decreet. Bouw het M-decreet verder uit om zo inclusief basis- en secundair onderwijs vorm te geven. Crevits inclusie-medewerkster Leen Van Heurck schreef overigens zelf : Een strikte interpretatie van het VN-verdrag betekent inderdaad dat alle kinderen in het gewoon onderwijs school lopen.
2.2 Adviseur Jo Knaeps katholiek onderwijs opteerde eind maart nog voor radicaal inclusief onderwijs
Passages uit bijdrage in Knack op 28 maart 2019: Vier jaar M-decreet: is het inclusief onderwijs geslaagd of gebuisd?
Knaeps: 'Een apart onderwijssysteem zorgt voor segregatie en achterstelling in de maatschappij'. 'Die segregatie wil de regering aanpakken. Het einddoel is één inclusief onderwijssysteem. Alle kinderen met een lichte verstandelijke beperking, ernstige leerstoornissen of een gedragsstoornis kunnen in het gewone onderwijs instromen.
Knack: Waarom ervaren leerkrachten het M-decreet dan als een besparing? Knaeps: Het M-decreet betekent geen besparing, maar er is een gebrek aan expertise bij de leerkrachten. Dat is niet hun schuld, maar die van de lerarenopleiding. Die loopt achter. Door het M-decreet komen er bijvoorbeeld kinderen met gedragsproblemen in het gewone onderwijs terecht, maar leerkrachten nooit geleerd hebben hoe ze daarmee moeten omgaan. Voor kinderen die het moeilijk hebben, moeten leerkrachten soepelere regels voorzien, zoals bijvoorbeeld meer tijd voor een test. Daarnaast moeten leerkrachten differentiëren zodat zowel de sterke als zwakke leerlingen aan hun trekken komen'. Een leerkracht moet de lat voor ieder kind gewoon op een ander niveau leggen zodat elk kind op zijn eigen niveau wordt uitgedaagd. Op het einde van het schooljaar moet de leerkracht met zijn klas wel verschillende eindtermen behalen; maar het is niet de bedoeling dat elk kind de eindtermen in dezelfde mate behaalt.' Die doelen zijn ook vrij algemeen, een kind moet zich b.v. in het Frans kunnen voorstellen.' Het is logisch dat een Franstalig kind dat beter zal kunnen dan een kind met taalproblemen. Door te differentiëren, vermijdt men in principe ook dat het lesniveau daalt.
Ik zie als pedagogisch adviseur een toekomst in inclusief onderwijs, op voorwaarde dat we afstappen van de klassieke klasindeling en de school in flexibele groepen opdelen. Sommige lessen, zoals een sportles, kunnen in één gezamenlijke groep gegeven worden. Voor andere lessen of vakken is het dan weer nodig om de klassen in kleinere groepen op te delen.
Ook een andere begeleider Katrijn Jansegers stelde in Impuls van maart 2015 al het afstappen van het jaarklassensysteem voor: Denk eraan dat het niet wettelijk verplicht is om de samenstelling van de klasgroepen te organiseren op basis van leeftijd; denk eraan dat de leerdoelen niet na één jaar behaald moeten worden wanneer dat niet kan en dat doelen op verschillende tijdstippen geëvalueerd kunnen worden. Aanvaard ook dat redelijke aanpassingen voor kinderen met specifieke behoeften een recht zijn.
Commentaar. In pleidooien van het Verbond van het Katholiek Buitengewoon Onderwijs pleitte men ook sinds 1996 voor vrij radicale inclusie. Directeur-generaal Karel Casaer nam hierbij het voortouw en hield geen rekening met het standpunt van het verbond van het gewoon lager onderwijs. Ook de koepelkopstukken Lieven Boeve & Chris Smits spraken zich steeds enthousiast uit over he M-decreet. Boeve en Co hebben de voorbije jaren ook met geen woord gerept over de uitholling van het b.o. en over de vele noodkreten van de directies en leerkrachten b.o. De voorbije drie jaar pleitten Boeve en co indirect voor het zoveel mogelijk opdoeken van afzonderlijke b.o.-scholen. Adviseurs gingen soms nog een stap verder.
2.2 Boeve pleitte in DS 27 augustus j.l. geenszins voor geplande bijsturing
Op het moment dat al uit de startnota van Bart De Wever gebleken was dat de N-VA het M-decreet grondig wou bijsturen, werd naar de mening van Lieven Boeve gepolst in de krant De Standaard.
DS:. De beweging voor het aanpassen van M-decreet was er al voor de verkiezingen. Het M-decreet was een groot en mooi ideaal. Maar als daar geen plan achter zit, geen middelen en geen grondige analyse, dan is het een doodgeboren kind. Zo verdwijnt het draagvlak voor inclusie.
DS: Zegt u ook dat M-decreet op de schop moet?
In onze startnota staat dat we het pragmatischer moeten bekijken. Nu heb je twee soorten onderwijs: je hebt het gewoon onderwijs en het buitengewoon onderwijs. En wat betekent inclusie dan? Iedereen in dezelfde klas. Dat je leerlingen uit het ene haalt en in het andere steekt. Dat is té zwart-wit. Volgens mij gaan we best naar één onderwijscontinuüm, met daarin ook gespecialiseerd onderwijs. En dat gespecialiseerd onderwijs kan trouwens in dezelfde school. We vertrekken van leerlingen die geholpen moeten worden. Voor een aantal zal dat in de gewone klas zijn met bijkomende ondersteuning, voor een aantal in gespecialiseerd onderwijs. We krijgen dan leerlingen die tijdelijk of permanent, deeltijds of voltijds in het gespecialiseerd onderwijs zitten. Maar zo dicht mogelijk bij elkaar, zodat ouders bijvoorbeeld hun kinderen op dezelfde speelplaats kunnen afzetten.
DS: Dus we schaffen dan best het apart buitengewoon onderwijs af en
Boeve (onderbreekt): Neen, want dan vertrek je weer van het foute idee dat je iets moet afschaffen. Wij willen het net integreren in het gewoon onderwijs. Ik zeg niet dat we dat nu al overal kunnen gaan doen. Maar als een school bijvoorbeeld verbouwt, kan er gekeken worden wat de mogelijkheden zijn. Ik bezocht zon school en vroeg aan een jongen: Hoe voelt het om als leerling van het buitengewoon onderwijs ook op een gewone school les te volgen? Hij antwoordde: Mijnheer, was u niet op bezoek gekomen, had ik nooit geweten dat ik in het buitengewoon onderwijs zat. Ik dacht dat ik gewoon meer zorg nodig had. Nochtans, hij was een leerling in het buitengewoon onderwijs. Maar die deelde de speelplaats met een gewone school en deed er enkele grote activiteiten en lessen mee samen. Dat is toch inclusie? De ervaring hebben dat je in dezelfde school zit, maar wel de ondersteuning krijgen die je nodig hebt.
2.3 Katholieke CLB-koepel: pleidooi voor grondige bijsturing is verontrustend
In een bijdrage van 26 augustus j.l. in DS merkten we alvast dat ook Stefan Grielens, directeur van het Vrij CLB Netwerk, niet gelukkig was met het feit dat voorgesteld werd M-decreet grondig bij te sturen.
Grielens: De problemen die er vandaag zijn, kun je niet zomaar op het M-decreet afschuiven. Bij heel wat frustraties en problemen wijst men naar het M-decreet als dé oorzaak. Maar kijk naar de feiten: de kinderen waar men zich vandaag zorgen over maakt, hebben in het verleden ook nooit in het buitengewoon onderwijs gezeten.
Het aantal leerlingen dat in trajectbegeleiding voor een (gemotiveerd) verslag zit de toegangspoort tot zorgondersteuning of het buitengewoon onderwijs stijgt explosief. Volgens Grielens heeft gewoon het aanbod mee de vraag gecreëerd. Hij verwijst naar de ondersteuningsnetwerken die zijn opgericht binnen het M-decreet. Op het moment dat je weet dat er een oplossing is, zal je er ook naar zoeken, zegt Grielens. Scholen tasten die grenzen af. Een gedragsprobleem is niet zo eenduidig als een gebroken been, maar een continuüm. Ik zie dat men vandaag bepaalde gedragingen sneller beschouwt als problematisch. Met als gevolg dat er meer leerlingen gelabeld worden, want ondersteuning vereist een diagnose.
Ondertussen ziet ook Grielens wel het draagvlak voor inclusief onderwijs afkalven. Enkele jaren geleden was dat er nog, zegt Grielens. Maar de laatste twee jaar is dat gevoel volledig weg. Ik hoor meer en meer stemmen pleiten tegen inclusie. Los van de discussie over het M-decreet, vind ik dat verontrustend: welke toekomst zien we voor kinderen met ondersteuningsnoden? Grielens wijst erop dat Vlaanderen nog altijd verplichtingen heeft ten opzichte van het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap dat alle Belgische overheden in 2009 hebben goedgekeurd. Grielens vond dus de pleidooien voor grondige bijsturing verontrustend.
3 Regeerakkoord M-decreet: belangrijkste passages
We schaffen het M-decreet af en voeren een begeleidingsdecreet voor kinderen met zorgnoden in. De doelstellingen ervan geven we voortaan een pragmatische en realistische invulling: buitengewoon onderwijs indien nodig, inclusief onderwijs indien mogelijk.
Kinderen met een beperking proberen we, met extra ondersteuning, in het gewoon onderwijs les te laten volgen, maar in de praktijk is dat niet voor iedereen mogelijk. Scholen kunnen beslissen om kinderen, die omwille van zware zorgen het gemeenschappelijk curriculum niet kunnen volgen, niet op te nemen tenzij school en ouders in onderling overleg akkoord zijn over een aangepast traject. In geval van discussie ligt de beslissing, na overleg met de ouders, finaal bij de leerkrachten en schooldirecties op basis van objectieve diagnostiek. (CLB heeft dus niet meer het laatste woord.)
Het buitengewoon onderwijs blijft voor vele leerlingen met speciale noden het meest geschikt om hen de best mogelijke omkadering te bieden. Gelet op de grote deskundigheid, blijven we het Buitengewoon Onderwijs een volwaardige plaats in het onderwijsaanbod geven. We versterken de kwaliteit . Sowieso evalueren we de uitrol van het nieuw inschrijvingsdecreet waarbij de vraag centraal staat of een leerling terecht kan in een school met de gepaste expertise.
We voeren de decretale evaluatie van de ondersteuningsnetwerken uit in functie van een verdere bijsturing zodat de ondersteuning van deze leerlingen snel en efficiënt kan ingezet worden, dicht bij de leerling en de leerkracht.
De basiszorg gericht op het creëren van leerwinst op school wordt verder uitgewerkt. We zoeken daarbij onder andere inspiratie bij buitenlandse modellen en voorbeelden zoals RTTI (Commentaar: verdeling tussen Reproductie, Toepassen(zoals je het hebt geoefend, Toepassen binnen een nieuwe context, ook wel te begrijpen als Transfer) en Inzicht. In dit model wordt in functie van de zorgnood van de leerling en via steeds toenemende intensiteit van remediëring ertoe gepoogd zoveel mogelijk leerlingen te laten aansluiten bij de algemene leerdoelen. Dit wordt gerealiseerd via een systeem van permanente screening, interventie en monitoring die wordt uitgevoerd in de klas of taakklas. Hierbij wordt nagegaan of de draagkracht van schoolteams niet wordt overschreden en de betrokken leerlingen voldoende leerwinst generen.)
De mensen en de middelen die voorzien worden voor de handicapspecifieke ondersteuning moeten maximaal ingezet worden in de klas zodat dit zichtbaar en voelbaar is in de klas voor leerling en leraar. De tijd die besteed wordt aan al dan niet handelingsgerichte verslagen, formulieren en vergaderingen wordt tot het minimum beperkt. We stimuleren digitalisering van verslagen, waarbij een gegeven slechts eenmaal moet opgevraagd worden en vervolgens toegankelijk wordt gemaakt voor wie dat nodig heeft. We bouwen hiervoor verder op het leerlingenpaspoort.
We hebben oog voor zeer makkelijk lerenden, hoogbegaafden en uitzonderlijk hoogbegaafden door voor hen het onderwijs voldoende uitdagend te maken. Leerkrachten leren deze kinderen zo vroeg mogelijk herkennen en signaleren. Ook voor deze leerlingen moeten leraren een beroep kunnen doen op ondersteuning en moeten deze leerlingen gebruik kunnen maken van hulpmiddelen om het lesaanbod op hun specifieke behoeften te kunnen afstemmen. Hiertoe passen we de regelgeving aan.
4 Opinie: Het M-decreet schrappen: een moedige keuze VRT-website 6 oktober
Lerarenopleider Odisee Johan De Wilde vindt dat de onderhandelaars van het Vlaams regeerakkoord lof verdienen voor het schrappen van het M-decreet. Onder het nieuwe begeleidingsdecreet zullen opnieuw meer kinderen met zorgnoden de weg naar het buitengewoon onderwijs
De onderhandelaars verdienen lof voor een moedige keuze die ze maken. Ze wisten ongetwijfeld hoe gevoelig inclusie ligt en dat het schrappen van het M-decreet riskeert geïnterpreteerd te worden als een invoering van een vorm van apartheid in het post-Mandela tijdperk. Kinderen zijn toch allemaal principieel gelijkwaardig? Een samenleving die naam waardig is toch per definitie inclusief? België heeft toch het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap geratificeerd. Ja, maar als inclusie meer schaadt dan baat, dringt een meer pragmatische en realistische aanpak zich op.
Nagenoeg iedereen erkende de problemen. Velen wijten die aan een slechte voorbereiding en implementatie van het M-decreet. De scholen en de leraren zouden niet klaar geweest zijn en de noodzakelijke gespecialiseerde ondersteuning ontbrak.
Om die problemen te voorzien, moest je geen glazen bol hebben. Een gespecialiseerde leraar in het buitengewoon onderwijs kan makkelijker acht kinderen met een verstandelijke beperking in haar eigen klas begeleiden dan dat ze evenzoveel kinderen en leerkrachten in acht verschillende scholen kan ondersteunen.
Extra budget uittrekken om een uur meer per week ondersteuning in de klas aan te bieden, zou een beleid van pappen en nathouden zijn. Daar is niemand mee gebaat, niet de leerling in kwestie, niet zijn klasgenoten en zeker niet de leerkracht die tot in het onmogelijke moet differentiëren. Goed dat daarmee gekapt wordt.
Net door iedereen te zeggen dat ze zijn zoals iedereen ontneemt men kinderen met buitengewone zorgnoden de kans zichzelf te zijn en daar fier op te zijn
Maar er zijn ook fundamentele argumenten voor de afschaffing van het M-decreet. Zijn we wel zo zeker dat inclusie principieel de beste optie is voor iedereen? Ik was al niet overtuigd bij de invoering ervan. Hoe voelt een kind met een verstandelijke beperking zich in het regulier onderwijs? Hoe ervaart een kind met een ernstig gehoor- en spraakprobleem de school? Worden ze als gelijke aanzien of gedoogd? Voelen ze zich als persoon erkend of worden ze voortdurend geconfronteerd met wat ze niet kunnen? De inclusie die we jaren geboden hebben was er voor velen een in de marge.
Een kind doorverwezen zien naar het buitengewoon onderwijs zal voor veel ouders een klap blijven. Het betekent ook dat hun kinderen vaak niet in de klas zitten van die van hun collegas, vrienden en buren. Maar na een aanpassingstijd kunnen ze met hun kinderen weer recht krabbelen. Ze kunnen leren zien wat ze wel kunnen in plaats van alleen waar ze minder op scoren dan anderen.
In het boek "Ver van de boom, als je kind anders is" maakt Andrew Solomon (een Amerikaanse auteur, red.) duidelijk dat zelfs goedbedoelde inclusie riskeert ervaren te worden als een aanslag op het zelfbeeld van de in te sluiten kinderen.
De kans een horizontale identiteit te ontwikkelen met lotgenoten breekt voor velen het aangevoelde isolement in plaats van er een te creëren.
Net door iedereen te zeggen dat ze zijn zoals iedereen ontneemt hen de kans zichzelf te zijn en daar fier op te zijn. Men mag hen de kans niet onthouden een horizontale identiteit te ontwikkelen met lotgenoten. Het klinkt misschien paradoxaal, maar peers (mensen in dezelfde kring, lotgenoten, leeftijdsgenoten, red.) kennen verenigt. Het breekt voor velen het aangevoelde isolement in plaats van er een te creëren.
Solomons verhaal van de dovencultuur is een van de pakkendste. De dovenschool jawel, in het buitengewoon onderwijs- wordt volgens Solomon door veel doven als een bevrijding ervaren. Ze leren er met de gebarentaal ook een eigen cultuur. In hun eigen taal nemen ze meteen voorsprong ten opzichte van de horende gemeenschap, hun ouders incluis, in plaats van de klassieke en frustrerende achterstand. Als een doorsnee tweejarige 300 woorden kent, kent een dove peuter met horende ouders er pakweg 30.
Kinderen de juiste begeleiding op de juiste plaats bieden kan daarom niet alleen moedig maar ook wijs zijn. Voorwaarde daarvoor is wel dat die kinderen ook in het buitengewoon onderwijs toponderwijs krijgen en dat Vlaanderen niet opnieuw al te veel kinderen die thuis geen Nederlands praten naar het buitengewoon onderwijs verwijst. Als we de Europese top willen bereiken, moet iedereen excellent onderwijs krijgen. Het is toch daar dat we elkaar voor responsabiliseren?
5 Reactie inclusiehardliners Beno Schraepen en Inge Verhaegen
In de opiniebijdrage Inclusief onderwijs, de motor van een inclusieve samenleving, spraken Beno Schraepen en Inge Verhaegen van de groep docenten voor inclusie, hun afkeuring uit in de krant DS van 9 oktober. In het verleden bekritiseerden ze het M-decreet omdat het niet radicaal genoeg was. Volgens hen is het M-decreet nu afgevoerd voor het zijn waarde kon bewijzen. Het gematigd M-decreet lokte volgens hen ongeziene reacties en je reinste paniek uit.
Het regeerakkoord is vaag over de toekomstige regeling. Voorlopig leest de nieuwe regeling als een minimale invulling van het M-decreet met als belangrijkste verschil de uitholling van het recht van inschrijving wanneer scholen weer de laatste stem hebben. Vlaanderen zet een stap terug, nog voor het M-decreet goed en wel begonnen is. Weer meer kinderen in segregerend onderwijs is geen vooruitgang, hoe goed het onderwijs ook mag zijn.
Inclusie is voor veel leerkrachten nieuw, maar we moeten ter plekke uitvinden en leren samen te leven, samen te werken en samen te ondersteunen. Oplossingen zoeken en vinden om elke leerling te laten leren (in gewone klas) dringt een meer pragmatische en realistische aanpak zich op
, draagt net bij tot professionalisering. Inclusief onderwijs is de motor van een inclusieve samenleving. In landen die hebben ingezet op inclusief onderwijs, ligt de participatiegraad van personen met een beperking op alle levensdomeinen hoger dan in Vlaanderen (??).
3 Koepels opteerden in 2015 nog voor radicaal inclusief onderwijs
We zijn uiteraard benieuwd naar de reacties van de koepels. De koepels van de onderwijsnetten en van de CLBs pleitten tot nog toe geenszins voor het afschaffen/grondig bijsturen van het M-decreet (Ze onderschreven in hun gemeenschappelijk standpunt van 13 februari 2015 euforisch de radicale inclusie-ideologie. De koepels sloten zich zonder meer aan bij het VN-verdrag dat stelt dat een kind een bijna absoluut recht heeft op inclusief onderwijs.
Ze poneerden simplistisch dat het M-decreet een radicale shift in het denken van de praktijkmensen vereist: Een andere en nieuwe manier van kijken naar onderwijs. Dat is de essentiële mindshift die het M-decreet van alle onderwijsbetrokkenen vraagt. ... De wezenlijk andere manier van kijken naar onderwijs heeft er dus mee te maken dat we niet langer alleen kijken naar de leerling, maar dat we de interactie tussen leerkracht, leerling en hun omgeving centraal stellen. De vraag wordt dus: Wat heeft deze leerling nodig om in deze school de leerplandoelen te bereiken. Deze vraag zet de school aan om in de spiegel te kijken en werk te maken van interne kwaliteitszorg. Als we uitgaan van de interactie tussen leerling, leerkracht en hun omgeving, dan ligt het feit dat het kind niet slaagt, dus niet alleen aan de leerling zelf. De leerling heeft een specifieke onderwijsbehoefte.
Volgens de koepelkopstukken mocht voortaan de vraag niet meer zijn wat is er mis met deze leerling, maar hoe moet de school zich aanpassen aan deze leerling.
Het gaat om een mindshift from seeing the child as a problem to seeing the school as problem. Niet de handicap van het kind, de individuele functiebeperking, is het probleem, maar eerder de (gehandicapte) school die door haar onaangepastheid de oorzaak is van de problemen van de leerlingen. We mogen volgens het nieuwe inclusie-evangelie niet langer spreken over disabled pupils; het is eerder de school die disables the pupils. Het zijn de scholen die obstakels opwerpen, die het de gehandicapte kinderen onmogelijk maken om er samen met de andere kinderen les te volgen. De kopstukken van de koepels poneren ook dat volgens het M-decreet de inclusieleerlingen niet noodzakelijk het gemeenschappelijk programma moeten kunnen volgen: Er zullen er leerlingen zijn voor wie het niet mogelijk is om het gemeenschappelijk curriculum te volgen. Voor hen wordt een individueel, aangepast curriculum uitgetekend. Het gaat hier om maatwerk, volgens de onderwijsbehoeften van deze specifieke leerling. Dit individuele traject kan ofwel in het gewoon onderwijs aangeboden worden, met ondersteuning.
De propagandisten van het M-decreet, de onderwijskoepels, de VLOR-medewerkers die nog in hun recent memorandum voor meer inclusief pleitten,
reageerden veelal nog niet expliciet op de afschaffing van het M-decreet. Hoe zullen de koepels reageren, zullen ze bereid zijn enthousiast mee te werken aan de uitvoering van het regeerakkoord. Een paar gekende inclusiehardliners, Beno Schraepen en Inge Verhaegen reageerden wel heel teleurgesteld en afwijzend (zie punt ). We noteerden ook een kritische reactie van de Rechtsfaculteit van Leuven over beperkingen inzake bijsturing M-decreet vanuit het VN-verdrag bekeken. (zie punt).
6 Brief aan beleid over bijstelling M-decreet vanuit Centrum onderwijsrecht Leuven
Vooraf: Annelies DEspallier verdedigde in 2015 haar proefschrift over het M-decreet aan de Rechtsfaculteit Leuven. Ze opteerde in haar proefschrift en in bijdragen voor radicaal inclusief onderwijs. Ze stelde zelf dat volgens het VN-verdrag een leerling met het syndroom van Down ook thuishoorde in een aso-klas waar leerlingen bezig waren met integralen e.d. Het VN-verdrag is m.i. een nogal vaag en rekbaar verdrag. Eens te meer is aangetoond dat het zomaar onderschrijven van zon verdrag vaak niet wenselijk is. Het VN-verdrag houdt geen rekening met het specifieke Vlaams onderwijs dat een traditie kent van een goed functionerend buitengewoon onderwijs in aparte scholen. In veel landen kan men omwille van de beperktere bevolkingsdichtheid geen aparte b.o-scholen oprichten.
Brief aan het beleid omtrent de aanpassing van het M-decreet, opgesteld door Marie Spinoy, doctorandus verbonden aan het Leuvens Centrum onderwijsrecht & Kurt Willems, prof. onderwijsrecht aan de KU Leuven - die dateert van 6 augustus 2019. De twee briefschrijvers blijken de bijsturing van het M-decreet niet genegen te zijn.
Bijsturingen zullen vooral moeten focussen op een betere implementatie van de doelstellingen uit het decreet (financiële en personeelsomkadering), eerder dan een aanpassing aan de tekst van het decreet, luidt het.
Het M-Decreet zet in hoofdorde in op individuele redelijke aanpassingen en beschouwt dit als een eerste stap richting inclusief onderwijs. Meer bepaald staat de toegang tot gewoon onderwijs open voor alle kinderen met een verslag voor toegang tot buitengewoon onderwijs, onder ontbindende voorwaarde van de redelijke aanpassingstoets. Wanneer integratie van deze leerlingen een onredelijke inspanning vergt, dan kan de gewone school de inschrijving namelijk ontbinden.
Volwaardig inclusief onderwijs wordt door het M-decreet niet beoogd. Meer zelfs, de afschaffing van buitengewoon onderwijs ligt uitdrukkelijk niet op tafel (gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon onderwijs als het moet). De juridische verplichtingen uit het M-decreet zijn dus eerder beperkt: enkel datgene waarvan scholen zelf aangeven dat redelijk is, is juridisch verplicht. Daarbij gaat het telkens slechts om individuele gevallen. Nochtans valt niet te negeren dat de maatschappelijke impact ervan bijzonder groot is gebleken, veel groter dan de tekst van het decreet doet uitschijnen.
Soms wordt geopperd dat het M-Decreet dan ook beter teruggeschroefd zou worden. Los van vragen over het kind en het badwater, maken de juridische verplichtingen voor (België en dus ook) Vlaanderen deze suggestie ver van vanzelfsprekend. Want wat moet er dan worden teruggeschroefd: de juridische verplichting dat scholen slechts dát moeten doen wat zij redelijk vinden?
VRPH: parallel systeem van buitengewoon onderwijs (op termijn) onverzoenbaar met inclusief onderwijssysteem. Vlaanderen is onder meer gebonden door het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH). Artikel 24 VRPH bepaalt dat de verdragsluitende staten een inclusief onderwijssysteem moeten voorzien op alle niveaus en toegang tot het onderwijs zonder discriminatie en uitsluiting moeten waarborgen. Enkele General Comments van het Comité voor de Rechten van Personen met een Handicap (die als soft law gezaghebbend maar niet bindend zijn) treden in verder detail. Vooral General Comment no. 4 inzake inclusief onderwijs is relevant. Deze General Comment geeft onder meer aan dat aparte schoolstructuren voor kinderen met een handicap een vorm van segregatie uitmaken en dus niet verzoenbaar zijn met een inclusief onderwijsstelsel conform het VRPH.
Het motto gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon onderwijs als het moet voldoet dus niet aan de verplichtingen van art. 24 VRPH.
Dat is in de woorden van het verdrag slechts integratie waarbij leerlingen, indien mogelijk, in het bestaande onderwijssysteem worden geïntegreerd. Opdat er echter sprake van inclusie is, moet het systeem zelf worden aangepast. Van het onderscheid tussen gewoon en buitengewoon onderwijs, ten minste in de huidige uitwerking, mag dus geen sprake meer zijn vooraleer men kan bepalen wanneer gewoon onderwijs kan.
Deze beoordeling heeft een bijzondere weerslag in Vlaanderen, dat immers een uitgewerkt parallel systeem van buitengewoon onderwijs heeft ontwikkeld. Gelukkig is de juridische binding van art. 24 VRPH op dit punt gematigd: deze doelstelling moet slechts geleidelijk aan worden nagestreefd, en een staat mag zelf beslissen hoe, en op welke termijn. Uiteraard is dit echter geen blanco cheque.
De overheid moet een stappenplan hebben met concrete en meetbare doelen om naar te evalueren. Onmiddellijk afdwingbaar door individuele leerlingen is dit echter niet.
Bij het opstellen van dit stappenplan moeten (belangenverenigingen van) kinderen met een handicap bovendien actief worden betrokken. (Zie echter AEH t. Frankrijk, §98, waar het Europees Comité voor Sociale Rechten tot een schending besloot omdat Frankrijk te traag handelde.) Voor het bouwen van nieuwe scholen, het aanbieden van nieuwe leermethoden en dergelijke meer geldt die ruimte om geleidelijk aan tot ontwikkeling te komen overigens niet: dit moet steeds op een toegankelijke manier gebeuren (conform de gedachte van universal design).
Daarnaast geldt hier een standstill-verplichting en kan dus niet zomaar een stap terug gezet worden. Een tijdelijke stap terug in de bescherming voor leerlingen met een handicap is op systeemniveau niet absoluut uitgesloten maar dient deel uit te maken van een uitgewerkt plan naar volwaardig inclusief onderwijs. Reculer pour mieux sauter? In theorie kan het, maar voor het M-decreet ligt dat moeilijker. Dat komt omdat de reeds gezette stappen richting inclusief onderwijs in het M-decreet in hoofdorde via de redelijke aanpassingsplicht lopen. En laat dit nu een juridisch begrip zijn dat veel strikter bindt dan de (geleidelijk te ontwikkelen en mogelijk tijdelijk terug te schroeven) plicht om tot een inclusief onderwijssysteem te komen.
VRPH: onmiddellijke redelijke aanpassingen
Naast deze systeemverplichting, moeten staten redelijke aanpassingen waarborgen (art. 5 en 24 VRPH).
Die laatste verplichting komt niet enkel voort uit het M-Decreet (en het Gelijkekansendecreet), maar ligt duidelijk besloten in het VRPH zelf. Zulke aanpassingen gebeuren (ook nadat het systeem is aangepast) op vraag van individuele leerlingen waar dit nodig blijkt te zijn om toegang tot het onderwijs te garanderen. Deze vraag is steeds te evalueren op basis van de individuele noden van het kind in de concrete schoolsituatie. Als deel van het discriminatieverbod is de verplichting om in redelijke aanpassingen te voorzien onmiddellijk afdwingbaar. Individuele leerlingen kunnen dus naar de rechter gaan als zij menen dat een redelijke aanpassing hen niet wordt verleend. Daarbij geldt wel de ingebouwde grens van de redelijkheid. Leerlingen hebben geen recht op een gevraagde aanpassing die aantoonbaar onredelijk wordt bevonden. (Zie bijvoorbeeld hier voor een voorbeeld van de redelijkheidstoets.) Gezien de onmiddellijke afdwingbaarheid die vanuit Vlaamse en internationale discriminatiewetgeving wordt opgelegd (en dus niet enkel via het M-decreet), is een terugschroeven van het recht op redelijke aanpassingen geen optie. Bijsturingen zullen vooral moeten focussen op een betere implementatie van de doelstellingen uit het decreet (financiële en personeelsomkadering), eerder dan een aanpassing aan de tekst van het decreet.
Op het eerste gezicht lijkt het dus eenvoudig: we mogen geleidelijk aan het buitengewoon onderwijs als parallel systeem afbouwen, terwijl we in tussentijd individuele vragen tot redelijke aanpassingen blijven faciliteren. Dit onderscheid is echter niet haarscherp en de twee soorten aanpassingen staan ook niet volledig los van elkaar.
Gevraagde redelijke aanpassingen kunnen (zeker in een onaangepast systeem) heel goed lijken op systeemaanpassingen (zie bv. Enver Þahin waarin de installatie van een lift als een redelijke aanpassing werd beschouwd). Immers, hoe onaangepaster het systeem, hoe groter de aanpassing die nodig zal zijn en dus bijgevolg ook hoe groter de kans dat een aanpassing door een school als onredelijk zal worden bevonden. Scholen hebben dus hulp nodig opdat gevraagde aanpassingen redelijk kunnen zijn in hun ogen. Hier komt de rol van de overheid op de proppen. Hoewel het M-Decreet de verantwoordelijkheid voor redelijke aanpassingen in de eerste plaats op de betrokken scholen legt, zal finaal de overheid aansprakelijk worden gehouden wanneer die hier onvoldoende ondersteuning in biedt.
Conclusie
Hoe inclusief onderwijs precies ingevuld moet worden, is niet in een juridisch kader vastgelegd en er zijn vele manieren om aan inclusie vorm te geven. Dat inclusie de way to go is, daarover laat het juridisch kader echter geen twijfel bestaan. Aan een volgende onderwijsminister dus om dit stappenplan op gang te trekken. In tussentijd dient de redelijke aanpassingsplicht uit het M-decreet behouden te blijven. Maar dan wel mét betere omkadering, zodat scholen daadwerkelijk het gevoel krijgen dat er niets onredelijk van hen wordt gevraagd. Anders zal het draagvlak voor inclusie enkel verder eroderen.
7 Recente kritieken op M-decreet
7.1 Kritische getuigenissen van leerkrachten in Knack 28 maart j.l.
Passages uit : Vier jaar M-decreet: is het inclusief onderwijs geslaagd of gebuisd?
Vooraf: merkwaardig is dat het gaat om anonieme getuigenissen; er worden fictieve namen gebruikt. Onvoorstelbaar, maar waar: leerkrachten en directies durven meestal enkel anoniem getuigen uit vrees voor sancties.
Jasmien Driessens, leerkracht vierde leerjaar' stelt: De vooropgestelde onderwijsdoelen zijn veel te algemeen. 'Ik kan één les niet op 25 verschillende manieren in mijn klas aanbrengen. Dat is in de praktijk haast onmogelijk. Dit leidt wél tot een verlaging van het algemene lesniveau.'.'
Dat differentiëren niet altijd vanzelfsprekend is, meent ook Nancy Raeymaekers, leerkracht eerste leerjaar: 'Vorig jaar had ik 25 kinderen in de klas, waarvan er zes hulpbehoevend waren. Ik kwam handen tekort. Telkens wanneer ik de zes hulpbehoevenden bijgespijkerd had, merkte ik tijdens het verbeteren dat de andere negentien leerlingen te weinig ondersteuning gekregen hadden. Zeker voor grote klasgroepen biedt het M-decreet geen oplossing voor grote klassen.'
Volgens Kristel Verwaest, leerkracht in het derde leerjaar, zorgt differentiatie voor een grotere kloof in de klas. 'Momenteel heb ik een erg zwakke klasgroep', zegt ze. 'In mijn klas zitten zowel kinderen die het niveau van het tweede leerjaar niet halen als leerlingen die perfect meekunnen. De komende jaren zal die kloof alleen maar groter worden.'
Volgens de leerkrachten staat het ondersteuningsnetwerk nog niet op punt. 'Ik mis vertrouwen bij het CLB', vertelt Verwaest. 'Wanneer ik een probleem meld, komt er eerst iemand in de klas observeren om te kijken of er wel degelijk sprake is van een probleem of niet.
Bovendien komt de gevraagde hulp vaak te laat. Clara Janssens* werkte vroeger als GON-begeleidster, maar is ze nu als logopediste actief in het ondersteuningsnetwerk. Volgens Janssens zorgt de overschakeling van GON-begeleiding naar het ondersteuningsnetwerk wel voor extra druk op de schouders van de leerkrachten 'Zij moeten voortdurend aanpassingen doen om te blijven differentiëren en krijgen daar nog niet genoeg hulp voor. Ik ben er namelijk maar enkele uren per week en vinden onze gesprekken vaak tijdens hun vrije momenten plaats.'
'Het M-decreet voelt voor ons als één grote besparingsmaatregel', zegt Hans Vanhemelryck, leerkracht zesde leerjaar. 'Mijn vrouw stond in het buitengewoon onderwijs. Daar zitten maximum 15 leerlingen in een klas steeds door specialisten ondersteund worden. Dat kennen wij in het gewone onderwijs niet. Toen mijn vrouw begon te werken, zaten er 300 leerlingen op haar school, na de invoering van het M-decreet nog maar 100. De leerlingen uit het buitengewoon onderwijs stromen het gewone onderwijs binnen: onze klassen worden steeds groter terwijl we niet voldoende ondersteund worden.'
Hans Vanhemelryck vindt het inclusief onderwijs wel degelijk een utopie. Volgens hem moet een school elk kind proberen te ondersteunen. Wanneer dat niet lukt, moet dat volgens hem ook kunnen worden toegegeven: 'Een kind in nood moet sneller naar het buitengewoon onderwijs kunnen worden gestuurd. Nu komt alles op de schouders van de klasleerkracht terecht, die daar noch de expertise, noch de tijd voor heeft.'
Noot: lerares bso Chantal Depaemelaere over nefaste gevolgen M-decreet voor bso: fb augustus 2019
Ik heb 38 jaar lesgegeven o.a. In BSO! Dat M-Decreet kan een mooie boodschap ingehouden hebben maar is een ramp in de praktijk! De leerlingen die vroeger in het fantastische ! Buso zaten eisen in het BSO alle aandacht op zodat er van een deftige beroepsopleiding geen sprake meer was! Dus... resultaat van het M-decreet: de zoveelste nivellering, dalen v kwaliteit en totaal overspannen leerkrachten! Dat was het M-decreet in de praktijk. Commentaar: laat ons hopen dat dit straks wat rechtgetrokken wordt.
7.2 Morgen nog een job in buitengewoon onderwijs? Leegloop basisaanbod
Brief van leraar Koen Hallaert, leerkracht Buitengewoon Onderwijs in Wonderwijs Brugge- type basisaanbod., augustus 2019
De b.o.-scholen hebben decennia prima gewerkt, maar nu moeten hun leerlingen omwille van een inclusie-dogma naar het gewoon onderwijs, waar de leerkrachten hiervoor weinig of geen expertise hebben en waar ook geen extra middelen voor voorzien waren. Dit experiment is nefast voor leerkrachten en leerlingen aangezien het lesverloop en de kennisoverdracht verre van optimaal verloopt. Het M-decreet moet m.i. verdwijnen of minstens grondig herzien worden.
Volgend schooljaar moeten vier super gemotiveerde collegas onze buitengewone school type basisaanbod verlaten.
Opnieuw zullen we een twintigtal leerlingen minder hebben. De komende twee jaar zullen we volgens een recente prognose opnieuw 75 leerlingen minder verwelkomen. Een zware klap voor ons schoolteam. Zijn we dan tegen inclusie? Natuurlijk niet. Maar we kunnen ons moeilijk voorstellen dat inclusie betekent dat je kinderen met specifieke onderwijsbehoeftes in een grote klasgroep zet met weinig extra begeleiding van specialisten, zonder aangepaste materialen en in een onaangepaste infrastructuur. In onze b.o.-school worden kinderen in kleine beheersbare niveaugroepen opgevangen. Ze vinden er de rust, de structuur en de ondersteuning die ze nodig hebben om te groeien. Ze komen graag naar school. Ze worden er door een sterk team omringd dat door een mengelmoes aan kwaliteiten en expertise en door intens samenwerken een stevige gespecialiseerde zorg kan aanbieden.
Ook mijn jongere collegas zijn de dupe van een systeem dat soms ondoordacht is uitgetekend. Want minder leerlingen betekent minder jobs. De minister belooft 300 nieuwe jobs, maar tijdelijke collegas die soms al een tiental jaar op onze school werken, weten vandaag nog niet waar ze volgend schooljaar terecht kunnen. Ze hebben geen werkzekerheid, komen niet in aanmerking voor reaffectatie. En ook al stromen ze door naar het gewoon onderwijs, als ondersteuner, coach, co-teacher of gewoon leraar, dan nog is er vandaag niets bekend over hun statuut, hun functiebeschrijving, het al dan niet behouden van hun opgebouwde rechten, het vergoeden van de extra verplaatsingsonkosten, de mogelijkheden om zich bij te scholen. Mijn collegas kozen net als ikzelf heel bewust voor een loopbaan in het buitengewoon onderwijs. Nu worden ze gedwongen een andere richting uit te gaan. Alleen weten ze nog altijd niet welke richting dat zal zijn.
Onzekerheid troef dus. Bij de kinderen, bij de ouders, maar ook bij veel getalenteerde leerkrachten en paramedici in het gewoon en in het buitengewoon onderwijs.
7.3 Laat ons gewoon buitengewoon zijn
Opinie van Mike Verhaeghe leerkracht buso, Brugge12 mei 2019 op website Doorbraak
Het M-decreet ontneemt leerlingen die dat nodig hebben het recht op aangepast onderwijs op maat, geholpen door een professioneel team.
Al meer dan 25 jaar geef ik les in het buitengewoon secundair onderwijs type basisaanbod. De leerlingen worden er voorbereid op tewerkstelling in het gewoon arbeidscircuit. In de lessen algemene vorming heb ik het onder meer over bankverrichtingen, verzekeringen, het bestuur van ons land, solliciteren en zelfstandig wonen. Ik besteed ook tijd aan sociale vaardigheden ter voorbereiding op de stages. Daarnaast is er ook ruim aandacht voor lees- en schrijfvaardigheden, berekeningen maken, probleemoplossend denken en visieontwikkeling
. Ik geef les aan metselaars, lassers, loodgieters, houtbewerkers, kapsters, tuinbouwarbeiders en grootkeukenmedewerkers. Het type basisaanbod is dus eigenlijk per definitie gericht op integratie. Na de opleidingsfase (tweede en derde jaar) gaan de leerlingen dan ook regelmatig op praktijkstage en met de regelmaat van de klok horen wij hoe goed onze leerlingen het doen. Na de kwalificatiefase (vierde en vijfde jaar) gaan de leerlingen werken, volgen ze nog een jaar integratiefase (alternerende beroepsopleiding) of stromen ze door naar het gewoon beroepsonderwijs.
De uitrol van het M-decreet was dan ook een regelrechte kaakslag voor de leerlingen en leerkrachten in het buitengewoon onderwijs. Wij bieden de leerlingen waar ze recht op hebben: voltijdse professionele ondersteuning door een ervaren team. Dit team bestaat uit leerkrachten die na vele jaren een expertise hebben opgebouwd, voltijdse aanwezigheid van leerlingbegeleiders, verpleegsters, logopedisten, kinesisten en er is een nauwe samenwerking met allerhande andere diensten. Door het M-decreet zijn honderden leerlingen dit recht verloren: de begeleiding via het zogenaamde ondersteuningsaanbod is niet alleen verre van voltijds, het gebeurt al zeker niet door een ervaren team. Het is namelijk zo dat de jongste, en dus de minst ervaren leerkrachten uit het buitengewoon onderwijs, als eerste dreigen hun werk te verliezen en dus eigenlijk gedwongen worden in het ondersteuningsaanbod te stappen of elders werk te zoeken en dus veel van hun opgebouwde rechten te verliezen. Het is een drama om een ervaren team zo uit elkaar te zien vallen.
De jaarlijkse instroom van leerlingen in het type basisaanbod valt stil en gaat er zelfs sterk op achteruit. Ze krijgen geen attest meer van het CLB en gaan dus noodgedwongen naar het gewoon beroepsonderwijs. Jaar na jaar zien we topleerkrachten vertrekken of er gewoon mee stoppen. Ze kunnen ook gewoon niets doen en wachten tot ze ter beschikking worden gesteld, maar zover komt het niet. Ze hebben ook een gezin en kiezen het zekere boven het onzekere. Het omgekeerde van wat de bedoeling is wordt bereikt: gedemotiveerde leerlingen, minder ondersteuning, geen logopedie meer, geen kinesitherapie meer en topteams worden uit elkaar getrokken. Niemand kan ontkennen dat het ook de daling van het onderwijsniveau in de hand werkt.
We worden voortdurend met wedstrijden als de strafste school om de oren geslagen en ze hebben allemaal zeker hun prijzen oververdiend. Maar wat ook zeker is, is dat nog nooit een school voor buitengewoon onderwijs een eervolle vermelding in de wacht kon slepen, mocht dit ooit onze ambitie geweest zijn. Ver weg van alle kranten, televisiestations, persmededelingen en flashy websites verrichten wij dagelijks onze kleine wonderen met de leerlingen die het verdienen, en precies dit recht op aangepast onderwijs op maat, geholpen door een professioneel team, wordt hen door het M-decreet ontnomen. Een regelrechte schande is het.
De laatste jaren krijg ik ook regelmatig signalen van wat ik hardline inclusionisten noem: ze gebruiken het VN-verdrag, het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap, om elke vorm van buitengewoon onderwijs onder de noemer van segregatie te plaatsen. Ze vinden het een schande dat leerlingen met een handicap uit de maatschappij worden getrokken en opgesloten worden in scholen voor buitengewoon onderwijs. Voor hen ben ik dus al meer dan 25 jaar een regelrechte misdadiger. Ze zadelen onze leerkrachten op met een gigantisch schuldgevoel want wij houden onze leerlingen weg uit de maatschappij en door er les te geven zijn we de blijvende voedingsbron van discriminatie. Wat tegenwind kan nooit kwaad, maar blijf ernstig alstublieft. Is de stelling gewoon onderwijs als het kan, buitengewoon als het nodig is zo moeilijk te begrijpen?
.
|