Regeerakkoord neemt afstand van beeldenstormerij & corrigeert nefaste hervormingen.
Het sluit aan bij de visie van praktijkmensen en van Onderwijskrant We merken ook de recente invloed van een aantal nuchtere onderwijsexperts die hun kritische stem lieten horen in de kranten en op de sociale media
1.Regeerakkoord opteert voor realisme & onderwijscorrecties, en manifesteert ook stijlbreuk
De voorbije decennia waren wij en de meeste leerkrachten niet bepaald gelukkig met de regeerakkoorden, met tal van weinig doordachte hervormingen,
met de minachting voor onze sterke Vlaamse onderwijstraditie, met de neomanie en de 21ste-eeuwse fraseologie, et de voortdurende pleidooien voor copernicaanse hervormingen,
met de vervreemding van de onderwijspraktijk vanwege tal van beleidsmensen, kopstukken van onderwijskoepels, zogenaamde onderwijsexperts, onderwijsbegeleiders, VLOR-medewerkers
, met de vele kwakkels over zittenblijven, schooluitval, waterval,
Met Onderwijskrant probeerden we ook telkens de ministers en vele beeldenstormers met de voeten op de grond en op andere gedachten te brengen - via interviews, lobbywerk, publicaties, onderwijscampagnes en petities.
We pleitten voor het conserveren en optimaliseren van de vele sterke kanten van onze Vlaamse onderwijstraditie en het enkel vernieuwen in continuïteit. Die gedachte stond ook centraal in onze (vak)didactische publicaties en we merkten dat die de praktijkvloer bereikten.
Invloed op beleidsvlak viel moeilijker uit dan we bij de start in 1977 hadden verwacht mede omdat de open dialoog over onderwijs vanaf eind de jaren 1980 moeilijker werd.
We konden de voorbije decennia een aantal nefaste hervormingen afremmen, voorkommen of terugdraaien, maar tal van hervormingen sorteerden toch al te veel nefaste effecten en bemoeilijkten het werk van de leerkrachten en directies. Ex-kabinetschef Dirk Van Damme gaf de voorbije drie jaar toe dat ook het duo Vandenbroucke-Van Damme (2004-2009) beter had geluisterd naar onze standpunten omtrent secundair onderwijs, niveaudaling en ontscholingsdruk, inclusief onderwijs, uitholling van taalonderwijs, competentiegericht onderwijs e.d. Maar ondertussen is de voorbije decennia toch te veel kwaad geschied.
Het regeerakkoord wil een aantal nefaste hervormingen terugdraaien/corrigeren, meer luisteren naar de praktijkmensen en hun beroepseer verbeteren. Terug op het juiste spoor geraken blijft wel altijd moeilijk en lukt nooit volledig.
Het regeerakkoord staat op veel punten haaks op de standpunten die beleidsbetrokkenen en -adviseurs de voorbije decennia verkondigden: de topambtenaren die ijverden voor comprehensief onderwijs, radicaal inclusief onderwijs,
; de inclusiehardliners, de onderwijsexperts die competentiegericht & constructivistisch onderwijs propageerden, de sociologen die vanuit hun gelijkheidsdenken veel GOK-heil verwachten van comprehensief s.o., de GOK-Steunpunten die de invoering bestreden van taalbaden en intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs
, de VLOR-medewerkers die vanaf 1996 op vrij radicaal inclusief onderwijs aanstuurden ook nog in hun recent memorandum,
Ook kopstukken van onderwijsnetten verkondigden vaak visies die haaks staan op het regeerakkoord.. Ze streefden een revolutie in de structuur van het s.o. na en investeerden daar ontzettend veel tijd en energie in; kritische leerkrachten, directies en schoolbestuurders moesten het ontgelden en hun mening werd doodgezwegen. Mieke Van Hecke bestempelde het afwijzen van een brede eerste graad en van het afschaffen van de onderwijsvormen zelfs als misdadig.
Onderwijsbegeleiders gingen al te vlug mee met de neomanie inzake competentiegericht onderwijs, eenzijdig taalvaardigheidsonderwijs, constructivistische en contextuele wiskunde in het leerplan 1ste graad s.o., hypes als leerstijlen & 21ste eeuwse vaardigheden, totaliteitsonderwijs in nieuwe ZILL-leerplannen
Lieven Boeve stelde 1 jaar geleden nog: "Er bestaat alleszins geen wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat er een systematische daling van de lat is. Met de invoering van een centraal examen verliezen we meer dan we winnen. Boeve en Co stuurden de voorbije jaren ook nog aan op meer radicaal inclusief onderwijs...
In een reactie op onze O-ZON-campagne repliceerde de huidige directeur-generaal van het departement, socioloog Koen Pelleriaux, in 2007 als hoofd van de Spa. studiedienst dat er geen sprake kon zijn van niveaudaling. Hij was niet opgezet met onze campagne en kritiek op de Sp.a-onderwijsvisie. Als aanhanger van het gelijkheidsdenken was hij overigens mede-auteur van de hervormingsplannen voor het s.o.. Hij was in 2008-2009 kabinetschef van minister Vandenbroucke en vervolgens van minister Pascal Smet. Hij is sinds een aantal jaren directeur-generaal van het departement onderwijs. Zijn topambtenaren pleitten in het verleden veelal voor ontscholing, ons onderwijs was veel te kennisgericht, enz.
De zakelijke en realistische geest van het regeerakkoord staat ook haaks op de neomanie in het rapport De Nieuwe school in 2030, een rapport van medewerkers van het Departement Onderwijs, de VLOR & KBS, waarin geschetst werd hoe een toekomstige school als leerpark er zou uitzien, een pleidooi voor een totale kanteling en ontscholing van het onderwijs. De basisideeën uit dit rapport werden overigens opgenomen in Vlaanderen 2050.
In september 2015 nodigden de VLOR-medewerkers in het verlengde van hun toekomstvisie in De Nieuwe School in 2030 prof. Kris Van den Branden uit voor een pleidooi voor een totaal ander, een 21ste eeuws onderwijs. De nieuwe 21ste eeuwse vaardigheden betekende volgens Van den Branden een breuk met ons totaal verouderd onderwijs. Veel begeleidingsdiensten nodigden achteraf Van den Branden uit om dit verhaal te komen verkondigen voor hun directies. In het eerste VLOR-advies over de nieuwe eindtermen werd geopteerd voor een echte perspectiefwisseling, voor ontwikkelend onderwijs e.d. In de VLOR-adviezen vanaf 1998 werd ook telkens gepleit voor vrij radicaal inclusief onderwijs. Voor de VLOR-rapporten over inclusief onderwijs, competentiegericht onderwijs, taalvaardigheidsonderwijs deed de VLOR enkel een beroep op beeldenstormers.
We merken in het Regeerakkoord ook de grote verschillen met de overtrokken eindtermenconsultatie van minister Crevits. Begin februari 2016 werden we geconfronteerd met de breed opgezette consultatiecampagne Van LeRensbelang. De grote ambities van Crevits en Co kwamen al tot uiting in het motto van de campagne: Onze samenleving verandert in hoog tempo, ons onderwijs moet volgen. Het eeuwenoude cliché dat we leven in een hooggespannen tijd waarin de samenleving in sneltempo verandert, dook weer op. Zon omschrijving houdt een pleidooi in voor een kanteling van ons onderwijs, en wekt de illusie dat die eindtermen en het onderwijs daartoe ook in staat zijn. De toegevoegde vragen over wat leren: *om zich persoonlijk te ontwikkelen, *om levenslang te leren, *om deel te nemen aan de maatschappij en *om later aan het werk te kunnen, wekken de indruk dat het op school vooral moet gaan om zelfstandig leren & leren leren, om zelfontplooiing, om arbeidskwalificaties en om maatschappelijke taken & problemen
Het ging om een visie waarin de typisch schoolse zaken allesbehalve prioritair zijn: de cultuuroverdracht van basiskennis- en vaardigheden, de vakdisciplines als cultuurproducten, de leerkracht als meester
... De toonzetting van de campagne leidde dan ook tot voorspelbare karikaturen over wat leerkrachten en scholen momenteel maar presteren. Leerkrachten zouden niet bij de tijd zijn, kennis is niet zo belangrijk meer, werken met vakken is voorbijgestreefd ... We moeten het onderwijs doen kantelen. De groots opgezette consultatiecampagne leverde weinig resultaten op, gaf aanleiding tot stemmingmakerij tegen de oude school en tot ongenoegen bij veel onderwijsmensen.
We hebben ons de voorbije decennia vaak geërgerd aan de visie en hervormingsplannen van beleidsmensen en het onderwijsestablishment. We schreven er gestoffeerde analyses over en probeerden ook via interviews ministers te overtuigen van hun ongelijk. Zo ergerden we ons in de eerste beleidsverklaring van het duo Vandenbroucke-Van Damme van 2004 aan de vernietigende de uitspraken over onze sterke eerste graad s.o., over sociale discriminatie, over inclusief onderwijs,... en aan hun hervormingsplannen.
In het regeerakkoord staan tal van bezorgdheden en voorstellen voor onderwijscorrecties die de meeste praktijkmensen delen en die ook in enquêtes tot uiting kwamen. Gelukkig trokken ook enkele nuchtere onderwijsexperts de voorbije jaren aan de alarmbel. We merken ook opvallend veel overeenstemming met de analyses van Onderwijskrant van de voorbije decennia, met ons O-ZON-witboek van 2007 (Onderwijskrant 140), met onze petitie-2012 over de hervorming s.o., met onze kritische analyses van te radicaal inclusief onderwijs vanaf 1996, met ons recent memorandum in de Onderwijskranten 189 & 190,
. Het heeft weinig zin, de beleidsmensen luisteren toch niet, werd ons vaak gezegd; maar we bleven doorzetten. Toen we begin mei 2012 overal lazen en hoorden dat er een grote consensus over de hervorming van het s.o. bestond, lanceerden we onze (succesvolle) petitie. Sinds 1996 bleven we in tientallen bijdragen en een petitie aantonen dat te radicaal inclusief onderwijs tot een ontwrichting van zowel het gewoon als het buitengewoon onderwijs zou leiden. Na 23 jaar is dit besef blijkbaar doorgedrongen tot het beleidsniveau.
We zijn benieuwd naar de reacties van de velen die in het verleden een andere visie propageerden dan deze van het regeerakkoord. We vrezen dat ze niet zomaar ijverig zullen meewerken aan de uitvoering. We moeten uiteraard ook de verdere concretisering van het regeerakkoord en de uitvoering afwachten. We hopen dat minister Weyts zich omringt met mensen die voldoende de klaspraktijk kennen. Dit zal ook nodig zijn omdat we vrezen dat b.v. ook topambtenaren van het departement onderwijs voor wat weerstand zullen zorgen. Zal topambtenaar Theo Mardulier die al meer 20 jaar radicaal inclusief onderwijs nastreeft, radicaler nog dan het M-decreet, bereid zijn om het M-decreet weer te helpen afbouwen? Zelf zijn we bereid om mee te werken. Tegelijk zullen we evenzeer de luis in de pels van de nieuwe beleidsmakers blijven.
In deze bijdrage sommen we de voor ons belangrijkste krachtlijnen van het regeerakkoord op. We voorzien ze van wat commentaar.
2 Inleiding: excellent onderwijs kwaliteit onderwijs moet hoger
Regeerakkoord: Afgelopen jaren werd ons onderwijs grondig hervormd. De zorgzame uitrol van recente hervormingen moet helpen om een nieuwe kwaliteitscultuur in ons onderwijs tot stand te brengen. Hervormingen kunnen evenwel worden vervolmaakt, net zoals elke hervorming ook grondig wordt gemonitord en geëvalueerd met het oog op noodzakelijke bijsturingen.
Op vijf grote uitdagingen wil deze Vlaamse regering een antwoord bieden: de onderwijskwaliteit, het lerarentekort en hun status, de juiste begeleiding van onze kinderen op de juiste plaats, het capaciteitstekort en de studieduur in ons hoger onderwijs. Een sterk Vlaams onderwijs heeft bij uitstek een sterk emanciperende kracht voor alle leerlingen. De ambitie om bij al onze leerlingen leerwinst te boeken staat dus voorop. Kwaliteitsvol onderwijs is hiervoor de sleutel. Vlaanderen heeft geen andere grondstoffen dan zijn hersencellen. Heel wat kwaliteitsindicatoren voor ons onderwijs staan op rood. Het Vlaamse onderwijs heeft altijd tot de Europese top behoord: dat moeten we behouden.
Om de kwaliteit van het onderwijs op te krikken komen er enkele gerichte maatregelen.
Scholen moeten excellent onderwijs aanbieden aan elke leerling en een correcte en doelgerichte besteding van de middelen garanderen. Mensen en middelen zijn vooral bedoeld voor onze kinderen en scholen, eerder dan voor overkoepelende structuren.
Lesgeven en vakkennis moeten centraal staan. Op die manier willen we leerkrachten meer eigenaar maken van hun job.
In De Morgen lezen we in dit verband: Alles begint bij excellent onderwijs. Met die boodschap zette toekomstig Vlaams minister-president Jan Jambon (N-VA) onderwijs centraal in het nieuwe regeerakkoord. Dat er veel aandacht zou zijn voor onderwijs, stond in de sterren geschreven nadat het thema de verkiezingen had beheerst. Meteen is ook de toon gezet: de kwaliteit van ons onderwijs komt steeds meer in het gedrang.
Commentaar: In vorige beleidsverklaringen ging het al te vaak om vermeende knelpunten als het functioneren van onze eerste graad s.o. e.d. Het grootste knelpunt: de onderwaardering van kennis, de niveaudaling en het onvoldoende bewaken van de kwaliteit van het onderwijs werden niet eens vermeld. Dit keer is dit wel het geval.
Een jaar geleden werd nog ontkend dat er sprake kon zijn van niveaudaling door Raymonda Verdyck, Lieven Boeve, de profs. Van den Branden, Valcke, Van Petegem
We lezen ook graag: lesgeven en vakkennis moeten centraal staan. Tot nog toe lazen we voortdurend dat er nog veel te veel les gegeven werd, dat de leerkracht een coach moest zijn i.p.v. een meester, dat de vakdisciplines minder centraal moesten staan, dat de school in de eerste plaats een leefschool
3 Vervreemding klaspraktijk terugdringen: luisteren naar praktijkmensen
We merken dat in het regeerakkoord veel meer dan voorheen rekening wordt gehouden met de visie van de praktijkmensen zoals die de voorbije decennia ook in tal van enquêtes over de niveaudaling, de onderwaardering van kennis, het M-decreet, de hervorming s.o.
tot uiting kwam. Minister Weyts beloofde: Ik zal voortaan nog meer dan naar pedagogen in de krant, luisteren naar de leerkrachten in de klas. Ik wil ook meer respect en opwaardering van het statuut van leerkracht. Het regeerakkoord houdt veel meer rekening met de visie van de praktijkmensen dan de vorige regeerakkoorden. Weyts stelde in dit verband ook in De Tijd: Dat respect voor de leraar vertaalt zich o.a. in de afschaffing van het M-decreet. Inderdaad. Waar velen nog recentelijk uitspraken voor het verder intensiveren van het inclusief onderwijs, werd naar de leerkrachten geluisterd. Idem i.v.m. hervorming s.o., belang van kennis, aanpak van taalproblemen en belang van kennis van het Nederlands, enz. Er zijn natuurlijk ook soorten onderwijsexperts en onderwijsonderzoekers die ook meer rekening houden met de onderwijspraktijk. Ook naar hen heeft het regeerakkoord geluisterd.
In veel regeerakkoord-opties wordt afstand genomen van de visie en studies van heel wat zgn. onderwijsexperts. Ze staan haaks op de keuze van veel universitaire experts voor competentiegericht en constructivistisch onderwijs, eenzijdig vaardigheidsgericht onderwijs, afschaffing van grammatica-onderwijs, relativering van het AN op school, invoering van gemeenschappelijke eerste graad s.o., afschaffing van de onderwijsvormen, vakkenintegratie. Men neemt ook afstand van de bevlogen pleidooien van profs. als Piet Van Avermaet die het belang van de kennis van het Nederlands relativeren, de invoering van NT2-taalonderwijs bestrijden en anderzijds het belang van thuistaalgebruik in en buiten de klas overbeklemtonen. Raymonda Verdyck & Lieven Boeve en enkele professoren die een jaar geleden nog de niveaudaling ontkenden of sterk relativeerden, krijgen ongelijk. Zo stelde Lieven Boeve 1 jaar geleden: "Er bestaat alleszins geen wetenschappelijk onderzoek dat aantoont dat er een systematische daling van de lat is. Met de invoering van een centraal examen verliezen we meer dan we winnen. Dit is ook het geval met de topambtenaren en inspecteurs die de voorbije decennia verkondigden dat ons onderwijs al te kennisgericht is.
Een van de grootste problemen van het onderwijs in Vlaanderen is inderdaad de grote kloof tussen de beleidsbepalers en de onderwijspraktijk en veldwerkers - gekoppeld aan de verlossingsideologie van beleidsverantwoordelijken en van het brede vernieuwingsestablishment. Sinds Vlaanderen in 1989 volledig verantwoordelijk werd voor zijn onderwijs en de invloed van topambtenaren en het ondersteuningsestablishment toenam, zijn de praktijkvervreemding en verlossingsideologie toegenomen.
De basisckritiek van het parlement rapport-Dijselbloem -2008 luidde eveneens: De gehele beleidsadvisering en beleidsvoorbereiding speelden zich af binnen de kleine en gesloten kring van ambtenaren, zogezegde onderwijsexperts, adviseurs en vertegenwoordigers van allerhande organisaties die ook op vernieuwing aanstuurden.
Zo negeerden de beleidsmensen met hun plannen voor copernicaanse hervormingen al te vlug de sterke kanten van de Vlaamse onderwijstraditie en de ervaringswijsheid van de praktijkmensen. Dit kwam ook tot uiting in het feit dat de voorbije decennia op hoorzittingen praktisch uitsluitend zgn. onderwijsexperts het woord kregen. We merkten dat topambtenaar Georges Monard eigengereid tewerk ging, weinig rekening hield met de visie van de leerkrachten, en voortdurend uitpakte met Coperniaanse hervormingen. Zo bestempelde hij vanaf 1991 onze uitstekende & alom gewaardeerde eerste graad s.o. als de grote probleemcyclus met enorm veel zittenblijvers e.d.
De praktijkvervreemding kwam ook duidelijk tot uiting in de verschillende hervormingsplannen van het s.o., in het M-decreet
waarbij geen rekening werd gehouden met de visie van de leerkrachten en directies.
4 Kennis opwaarderen en onderwijskwaliteit en kwaliteit beter bewaken.
4.1 Kennis opwaarderen, te weinig i.p.v. te veel kennisgericht
Het Regeerakkoord belooft een herwaardering van de kennis: We werken aan de opwaardering van het aspect kennis, naast vaardigheden, attitudes en persoonlijkheidsvorming. Dat blijkt ook in uitspraken over het belang van het Nederlands en de grammatica in lager en secundair onderwijs, de vakkennis e.d. , het vastleggen van voldoende lesuren voor de basisvorming ,
Commentaar: onze O-ZON-campagne 2007 stond in het teken van de herwaardering van kennis en kon op een grote instemming rekenen. Dit debat werd de voorbije jaren verder gezet. In het verleden lazen we veelal dat ons onderwijs te kennisgericht was en dat we moesten kiezen voor vaardigheidsgericht en competentiegericht onderwijs.
De onderwaardering van de kennis en van het lesgeven kwam duidelijk tot uiting in uitspraken van prof. Roger Standaert, ex-DVO-directeur in 2007: De reactie van de onderwijswereld op de kennisexplosie is er een geweest van die kennis niet meer op de voet te volgen. Kritische sociologen als Bourdieu hebben boeken volgeschreven over la distance inégale à la culture van een grote meerderheid van kinderen op school. Kennis die bij een bepaald gevormde elite hoort, wordt op school hoger aangeslagen dan de kennis die circuleert in het volkshuis. Weten wie Rubens was, wordt hoger aangeslagen dan weten wie David Beckham is. Vaak is die dominantie ook te vinden in de verbale sector. De verbale cultuur wordt torenhoog hoger geacht dan de technische cultuur. Het foutloos beheersen van de regels van de uitgangen d en dt, wordt waardevoller aangezien dan de kennis van de automotor. Het is ook geen schande als je een technische analfabeet bent, maar dat is het wel als je je nogal direct (en dus verbaal ongenuanceerd) uitdrukt in een gesprek: la parlure vulgaire, contre la parlure bourgeoise van de Franse sociologen. Om het nogal cru te stellen, de dominante geldige kennis wordt voornamelijk vastgesteld en verspreid door mensen, die het verbaal goed kunnen zeggen en schrijven. De geselecteerde kennis is vaak die kennis die prestigieus is en die gedragen wordt door een dominante elite (in: Nova et Vetera, Sept. 2007).
In het memorandum van de topambtenaren lazen we ook nog in 2009: Het Vlaams onderwijs is te sterk kennisgericht, en we benaderen de leerlingen nog met methodes uit de vorige eeuw. Dit was ook stelling in het rapport Monard van eind 2009 over de hervorming s.o.
Ook in de inspectierapporten van de voorbije 25 jaren lazen we steevast dat ons onderwijs nog te sterk kennisgericht was en dat er al te veel es werd gegeven. Minister Marleen Vanderpoorten stelde dat de leerkrachten niet meer vooraan in klas mochten staan.
We lazen dergelijke zaken ook in de VLOR-rapporten taalvaardigheidonderwijs-2005 opgesteld door prof. Kris Van den Branden , competentiegericht onderwijs-2008, in de tekst Uitganspunten bij de eindtermen-1996, in de taalvisietekst van het katholiek onderwijs
Zullen de vele propagandisten van minder kennisgericht onderwijs, van minder lesgeven, van vooral vaardigheids- en competentiegericht onderwijs
inbinden? We merkten dat velen zich na het verschijnen van het regeerakkoord gedeisd houden. We merken dat prof. Kris Van den Branden zijn vroegere keuze voor eenzijdig taalvaardigheidsonderwijs probeert te verdoezelen door te stellen dat hij ook wel steeds kennis belangrijk gevonden heeft.
4.2 Gestandaardiseerde proeven als een instrument voor niveaubewaking
Het regeerakkoord zocht naar middelen om beter het niveau van het onderwijs te bewaken en opteert o.a. voor het gebruik van gestandaardiseerde proeven. Regeerakkoord: Met regelmatige, gestandaardiseerde, genormeerde en gevalideerde net- en koepeloverschrijdende proeven en aangescherpte eindtermen kunnen we leerlingen en ouders de garantie geven dat leerlingen ook daadwerkelijk over de nodige kennis en competenties zullen beschikken die bij dat diploma horen, ongeacht de school.. Op die manier brengen we de leerwinst van jongeren in kaart en willen we zicht krijgen op de scores van elk kind op Europese schaal. Deze instrumenten meten: het bereiken van de eindtermen, de leerwinst van de leerlingen, de leerwinst op schoolniveau. Ze zorgen ook voor een internationale benchmarking.
Een onafhankelijke instantie ontwikkelt deze kwaliteitsinstrumenten met betrokkenheid van de onderwijsverstrekkers. Deze proeven zijn per definitie net- en koepeloverschrijdend. Deze proeven zullen in eerste instantie focussen op Nederlands (begrijpend lezen, schrijven, grammatica) en Wiskunde. De proeven worden door alle scholen afgenomen van alle leerlingen op twee momenten in het lager onderwijs, net zoals aan het einde van de eerste graad van het Secundair Onderwijs en aan het einde van het Secundair Onderwijs. (Commentaar: in veel landen is er een proef eind 2de leerjaar).
De resultaten worden teruggekoppeld op leerling- en schoolniveau aan de scholen en, geanonimiseerd op individueel niveau, aan de overheid (inclusief inspectie en onderwijsverstrekkers), en onderzoekers ter beschikking gesteld. Ook voor de toelatingsproeven en andere proeven zullen we op deze manier werken. Het is absoluut niet de bedoeling om een classificatie van scholen op te stellen, dan wel om de leerwinst te vergroten.
Commentaar: Het onvoldoende bewaken van het niveau van het onderwijs is volgens Onderwijskrant al lang een groot knelpunt. Tijdens het debat over de nieuwe inspectie in 1991 stelden Georges Monard e.a. dat het de bedoeling was om meer het niveau van het onderwijs te controleren. In het decreet lezen we ook dat de inspectie zich vooral moet inlaten met productcontrole van de leerresultaten en niet met procescontrole. We namen deel aan het debat en stelden dat we vreesden dat de nieuwe inspectie over al te weinig middelen beschikte voor niveaucontrole en dat in dit verband de eindtermen lager onderwijs te vaag waren om de leerresultaten te bewaken. Het wegvallen in het s.o. van de inspectie van specifieke vakken door vakspecialisten, bemoeilijkte o.i. ook de controle van de leerresultaten. En de inspectie drong bovendien dubieuze ook procescriteria op die de leerresultaten om laag haalden. Zo stelde de inspectie ook dat er al te veel expliciete instructie was en te veel werd lesgegeven. Het inspectiedecreet van 1991 leidde tot een afname van de niveaubewaking en bevorderde zelfs de niveaudaling. Dat zal met de inspectie 2.0. m.i. niet veel beter worden. We moeten een beroep doen op andere instrumenten om het niveau te bewaken. Het tijdig gebruik maken van gestandaardiseerde toetsen kan hiertoe bijdragen.
'Doordacht' aanwenden van gestandaardiseerde toetsen om het niveau beter te bewaken lijkt vrij zinvol en de tekst wekt de indruk dat het doordacht zal gebeuren. Zo zijn eindtermen basisonderwijs voor het einde van de lager school en doorlichtingen onvoldoende om het niveau te bewaken. Een toets op het einde van het tweede leerjaar lijkt me zinvol; dan wordt het ok meteen zinvol of bepaalde kinderen het gewoon onderwijs nog zullen kunnen blijven volgen. Het regeerakkoord voorziet twee toetsen in het lager onderwijs. Een standaardtoets op het einde van het tweede leerjaar lager onderwijs lijkt ons ook aangeraden. Tegelijk mag men niet alle heil verwachten van gestandaardiseerde toetsen. Een investering b.v. als steun bij het opstellen van goede leerboeken/leerpakketten lijkt ons ook heel belangrijk; enz.
5 Behoud van de onderwijsvormen aso, tso, kso en bso; geen invoering van een brede eerste graad; einde van gelijkheidsdenken
Vooraf: Sinds 1991 stellen we dat onze uitstekende eerste graad s.o. allesbehalve de grote probleemcyclus is met enorm veel zittenblijvers, nefast watervalsysteem, veel uitval en sociale discriminatie,
Dit bleek overigens ook uit de hoge scores voor PISA & TIMSS sinds 1995, uit de vlotte heroriëntering waardoor ook het aantal zittenblijvers vrij beperkt bleef: momenteel een 2,8% in het eerste jaar. De vroegere kabinetschef van minister Vandenbroucke, Dirk Van Damme, gaf overigens de voorbije 2 jaar toe dat ze destijds het functioneren van de eerste graad verkeerd hadden ingeschat. Onze lange kruistocht tegen de invoering van een gemeenschappelijke eerste graad en de vermeende knelpunten was lonend, maar toch kwam er een halfslachtige hervorming, een afschaffing van B-attesten in het eerste jaar, minder uren techniek voor leerlingen die daar nood aan hebben, een nogal willekeurige invulling van de keuze-uren - die o.i. ook te weinig rendement zullen opleveren , een rits nieuwe vakkenoverschrijdende eindtermen ten koste van de basisvorming Nederlands e.d. die centraal moet staan in de eerste graad,
In het regeerakkoord is gelukkig geen sprake meer van de vermeende knelpunten s.o. van weleer en werd afgestapt van het gelijkheidsdenken; we merken dan ook dat onze onderwijssociologen hier niet gelukkig mee zijn. Merkwaardig is verder dat het regeerakkoord expliciet vermeldt dat er geen sprake mag zijn van een brede eerste graad en dat ook de onderwijsvormen aso, tso, kso en bso niet opgedoekt worden, niettegenstaande in het decreet geen sprake is van brede eerste graad en opdoeken van de onderwijsvormen. Men heeft blijkbaar gemerkt dat bepaalde onderwijskoepels toch scholen stimuleren om op een verkapte manier een brede eerste graad in te voeren, en toch proberen via benamingen het verder bestaan van de onderwijsvormen te verdoezelen.
Regeerakkoord: Vanaf 1 september 2019 rollen we jaar per jaar de modernisering van het secundair onderwijs uit. We vervolmaken de hervorming in functie van transparantie en excellentie. Hervormingen kunnen evenwel worden vervolmaakt, net zoals elke hervorming ook grondig wordt gemonitord en geëvalueerd met het oog op noodzakelijke bijsturingen.
Voor veel ouders en zelfs leerkrachten is momenteel de huidige structuur van het Secundair Onderwijs ondoorzichtig. Door in alle scholen in Vlaanderen één overzichtelijke, eenvoudige en uniforme tabel te gebruiken, zorgen we voor een duidelijk aanbod van het eerste tot het laatste jaar. In het Secundair Onderwijs waken we erover dat het huidige aanbod van onderwijsvormen, ASO, TSO, KSO en BSO met de finaliteiten doorstroom, dubbele finaliteit en arbeidsmarkt gegarandeerd blijft en er geen brede eerste graad wordt uitgerold. Meer kwaliteit wil immers ook zeggen: in het lager onderwijs en bij aanvang van het secundair een bredere basisvorming, maar vervolgens zo snel mogelijk kiezen en bekwamen.
Er kan geen sprake zijn van een brede eerste graad. Er geldt een getrapte studiekeuze waarbij de inhoudelijk onderscheiden basisopties en pakketten steeds richtinggevend zijn voor de verdere studiekeuzemogelijkheden in volgende jaren en graden. Ook na het eerste jaar zal de klassenraad aan elke leerling een oriënterend advies geven over de logische verdere studiekeuzes en bij uitzondering keuzes beperken.
Commentaar: zelfs minister Crevits stelde nog dat de basisopties in de eerste graad geen keuzes in het derde jaar mochten uitsluiten, geen voorafname mochten zijn. Nu horen we een ander geluid.
Regeerakkoord: Op basis van één eenvoudige en uniforme tabel voor heel Vlaanderen moeten ouders en leerlingen zicht krijgen op het volledige leertraject van het eerste tot het laatste jaar. Deze tabel omvat enerzijds de door de overheid ontwikkelde matrix met de studiedomeinen, finaliteiten en onderwijsvormen (ASO, BSO, KSO, TSO) en anderzijds voor de eerste graad de basisopties en pakketten. Alle opleidingen s.o dienen specifiek genoeg voor de betrokken studierichting aan te sluiten op ofwel de noden van de arbeidsmarkt, ofwel op de startkwalificaties van het Hoger Onderwijs of op beide.
Om bovenstaande principes ook in de praktijk gerealiseerd te zien, treden we desnoods regelgevend op. Commentaar: een opvallende zin. Men beseft blijkbaar dat de regelgeving niet steeds duidelijk genoeg is en dat bepaalde onderwijsnetten, scholen
daar misbruik van zullen maken. Ook de vage en verwarrende regels i.v.m. C- en B-attesten moeten dringend bijgestuurd worden. In principe zijn jammer genoeg er geen B-attesten meer mogelijk; we hopen dat dit weer bijgesteld wordt.)
Commentaar: we merken een enorm verschil met het regeerakkoord en de beleidsverklaing van minister Vandenbroucke in 2004. Het regeerakkoord-2004 stelde al op de startpagina dat ons secundair onderwijs op tal van belangrijke domeinen ouderwets was. Men pakte uit met tal van vermeende knelpunten. We citeren er enkele.
*De verhoogde onderwijsparticipatie heeft geen einde gemaakt aan de sociale ongelijkheid op het vlak van de toegang tot het onderwijs. Ondanks alle inspanningen blijft het onderwijs de sociale ongelijkheid reproduceren, eerder dan te zorgen voor een betere sociale mobiliteit. De kloof tussen hoger en lager opgeleiden wordt scherper. Het wordt een maatschappelijke breuklijn.
Het regeerakkoord beloofde ook dat de dualisering van het onderwijs zou worden bestreden: *door iedereen de toegang tot leerinitiatieven te garanderen en doorheen het gehele leerproces effectief en efficiënt de ongelijke kansen aan te pakken. Nadat uitgedrukt werd dat heel veel kinderen momenteel gediscrimineerd werden in het onderwijs, lazen we dat er een beleid komt dat de schotten tussen aso, tso en bso zal doorbreken. De visie die minister Vandenbroucke destijds verkondigde sloot in sterke mate aan bij de visie van onze onderwijssociologen, van de kopstukken van onderwijsnetten, van de GOK-steunpunten, van de redactie van de tijdschriften IVO en Impuls, van deze van de meeste adviseurs op de hoorzittingen ... Tijdens de hoorzittingen over de hervorming s.o. in 1991 waren wij de enigen die een andere mening verkondigden.
Evaluatiesysteem & beslissingen klassenraad meer respecteren
Het evaluatiesysteem moet duidelijk en betrouwbaar zijn voor ouders en leerlingen, met minimale planlast voor leerkrachten, waardoor juridische interpretaties worden vermeden. Herexamens zijn voor een klassenraad een goed instrument om bepaalde leerlingen de kans te geven om alsnog over te gaan naar het volgende jaar of om een bepaalde studierichting, basisoptie of pakket te volgen. In het algemeen moet opnieuw meer vertrouwen gegeven worden aan de klassenraden, die met kennis van zaken leerlingen oriënteren op basis van formele evaluaties.
6 Grondige bijsturing van M-decreet en vervanging door begeleidingsdecreet.
Vanaf 1996 waarschuwden we in Onderwijskrant voor de nefaste gevolgen van te radicaal inclusief onderwijs. We schreven dat dit tot de ontwrichting van ons gewoon én van ons buitengewoon onderwijs zou leiden. We schreven de voorbije 2 jaar ook aan dat het ingevoerde ondersteuningssysteem niet effectief en efficiënt was. De onderwijskoepels, de CLB-koepels, de VLOR,UNIA, bepaalde onderwijsvakbonden
spraken zich enthousiast uit over het M-decreet. Er kwam gelukkig veel kritiek vanwege praktijkmensen op de nefaste gevolgen van het M-decreet, maar de voorstanders wilden geenszins inbinden en stelden dat er enkel meer begeleiding moest komen. In recente standpunten spraken ze zich zelfs uit voor het verder opdrijven van het inclusief onderwijs. Sommigen wilden zelfs het buitengewoon onderwijs opdoeken.
Inclusiemedewerkers van minister Crevits deden in december 2016 in een controversiële Consultatienota over de ondersteuning van zorgleerlingen, krasse uitspraken over het afschaffen van het buitengewoon onderwijs. We lazen b.v.: Het voortbestaan van scholen voor buitengewoon onderwijs komt op termijn onder druk. 'Het einddoel van het IVRPH is duidelijk, nl. de verwezenlijking van een inclusief onderwijssysteem. Het parallel bestaan van het buitengewoon en het gewoon onderwijs is slechts in overeenstemming met Het Verdrag in afwachting van de volledige realisatie van die ambitie.
Ook minister Crevits relativeerde steeds de vele kritiek op de nefaste gevolgen van het M-decreet. Volgens haar ging het enkel om groeipijnen. Zij geloofde ook dat Maxim met een niveau kleuteronderwijs goed geïntegreerd was in het vierde leerjaar van een school in Schoten.
Op 15 december 2016 publiceerde de katholieke koepel de visietekst Onderwijs voor alle leerlingen in 2025 De wervende kracht van een droom. Hierin werd resoluut gepleit voor het afschaffen van aparte en gespecialiseerde b.o.-scholen. Ook het feit dat de koepel de katholieke Openluchtschool van Schoten niet verdedigde die vond dat Maxim met Down en een niveau 2de kleuter niet thuishoorde bij leeftijdsgenoten in het vierde leerjaar, spreekt voor zich.
In het recent VLOR-memorandum lezen we: Een volgende Vlaamse Regering moet verdere stappen naar reële inclusie ondersteunen... Het M-decreet is een eerste stap op weg naar inclusief onderwijs. Er is nood aan een verder consequent doordenken van inclusie op alle onderwijsniveaus: basis- en secundair onderwijs, hoger onderwijs en levenslang leren.
We zijn dan ook gelukkig dat het regeerakkoord de vele kritiek onderschrijft en het M-decreet grondig bijstuurt. Het gaat volgens het regeerakkoord niet enkel om groeiproblemen. Minister Weyts stelde in dit verband in De Tijd: Het M-decreet is op nobele principes van inclusie gebaseerd. Maar goede bedoelingen hebben in het onderwijs al veel schade toegebracht. Als een kind met eender welke beperking in een klas met alle kinderen les moet krijgen, botst het mooie principe met de praktijk. Je helpt niemand met een achterstand van welke aard of in welk domein dan ook door diegene met een voorsprong af te remmen. We willen dat kinderen met een beperking zo maximaal mogelijk kunnen deelnemen aan klassen met andere kinderen, maar dat is gewoon niet mogelijk omdat de rest van de groep eronder lijdt
.
Wat lezen we in het regeerakkoord?
We schaffen het M-decreet af en voeren een begeleidingsdecreet voor kinderen met zorgnoden in. De doelstellingen ervan geven we voortaan een pragmatische en realistische invulling: buitengewoon onderwijs indien nodig, inclusief onderwijs indien mogelijk.
Kinderen met een beperking proberen we, met extra ondersteuning, in het gewoon onderwijs les te laten volgen, maar in de praktijk is dat niet voor iedereen mogelijk. Scholen kunnen beslissen om kinderen, die omwille van zware zorgen het gemeenschappelijk curriculum niet kunnen volgen, niet op te nemen tenzij school en ouders in onderling overleg akkoord zijn over een aangepast traject. In geval van discussie ligt de beslissing, na overleg met de ouders, finaal bij de leerkrachten en schooldirecties op basis van objectieve diagnostiek.
Het buitengewoon onderwijs blijft voor vele leerlingen met speciale noden het meest geschikt om hen de best mogelijke omkadering te bieden. Gelet op de grote deskundigheid, blijven we het Buitengewoon Onderwijs een volwaardige plaats in het onderwijsaanbod geven. We versterken de kwaliteit . Sowieso evalueren we de uitrol van het nieuw inschrijvingsdecreet waarbij de vraag centraal staat of een leerling terecht kan in een school met de gepaste expertise.
Commentaar.
We sturen al lang aan op een grondige bijsturing - die veel verder reikt dan het opdrijven van de ondersteuning van inclusieleerlingen. We zijn benieuwd naar de concrete bijsturingen. Hopelijk moeten leerlingen niet langer eerst verkommeren in het gewoon onderwijs om toegelaten te kunnen worden in het buitengewoon onderwijs. Hopelijk wordt ook het buitengewoon onderwijs geherwaardeerd en beter ondersteund.
De hervorming houdt ook in dat CLB niet langer het laatste woord hebben. We merken dat de CLB-koepels blijkbaar niet gelukkig zijn met feit dat CLB's straks niet langer het laatste woord hebben inzake al dan niet naar buitengewoon onderwijs mogen. Is dit niet mede de schuld van CLB-koepel Stefan Grietens en Co - die al te veel sympathie voor radicaal inclusief onderwijs toonden en van aantal CLB' die vaak partijdig/eigenzinnig optraden?
We lezen ook: We voeren de decretale evaluatie van de ondersteuningsnetwerken uit in functie van een verdere bijsturing zodat de ondersteuning van deze leerlingen snel en efficiënt kan ingezet worden, dicht bij de leerling en de leerkracht. Jammer toch dat men improviseerde inzake die ondersteuningsnetwerken die niet echt effectief en efficiënt kunnen werken. Achteraf weer moeten bijsturen en/of afbouwen is steeds pijnlijk. Ik merk een teleurstelling & onzekerheid bij mensen die momenteel in die ondersteuningsnetwerken aan de slag zijn.
7 Taalkennis Nederlands, Taalbaden, NT2-onderwijs, uitholling taalonderwijs terugdringen
Talenkennis is een echte rijkdom voor de Vlaming. We versterken het taalonderwijs Nederlands én blijven inzetten op taalsensibilisering, taalinitiatie, het (facultatief) taalonderwijs van het Frans, Engels en/of Duits. Taalkennis Nederlands is de absolute topprioriteit voor iedereen.
De beheersing van een rijke Nederlandse taal is essentieel. Kinderen die een taalachterstand hebben, laten we een taalintegratietraject volgen met desgevallend ook een taalbadklas zodat we leerachterstand en schooluitval vermijden en kinderen dus echt gelijke kansen geven.
Ook grammatica, zinsontleding en begrijpend lezen zijn belangrijk en horen thuis in de eindtermen van zowel basis- als secundair onderwijs. (Commentaar: we hopen dat b.v. lijdend en meewerkend voorwerp terug wordt opgenomen in de eindtermen.)
De onderwijstaal is en blijft Nederlands. Goede kennis van het Nederlands is essentieel. Taal is de sleutel voor sterke onderwijsprestaties, voor volwaardige integratie maar evengoed voor de werkbaarheid in de klas. Daarom hebben we nood aan een Taalturbo Nederlands. Wie taalachterstand heeft, kan terecht in extra taalbadklassen Nederlands. Het is niet voldoende om alleen Nederlands te kennen als gebruikstaal.
De kennis van het Nederlands begint bij de start van de schoolloopbaan. En dus moet het kleuteronderwijs ook de poort naar het Nederlands zijn én ervoor zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met gelijke kansen de schoolloopbaan starten. De verlaging van de leerplichtleeftijd grijpen we aan om ervoor te zorgen dat kinderen die thuis onvoldoende Nederlands gebruiken, reeds in de kleuterschool Nederlands leren en zo het lager onderwijs zonder taalachterstand kunnen starten. Dit draagt ook bij tot de relatie leerkracht en leerling en dus tot het pedagogisch comfort. Net in de kleuterschool zijn de kinderen ook het meest vatbaar voor taalverwerving. Van alle vijf-zesjarigen wordt een uniforme net- en koepeloverschrijdende gestandaardiseerde taalscreening afgenomen. De bestaande toolkit vormen we om tot één taalscreening Nederlands. Leerlingen die later instromen in het Nederlandstalig onderwijs, moeten eenzelfde uniforme net- en koepeloverschrijdende gestandaardiseerde taalscreening Nederlands afleggen.
Op basis van de resultaten van de taalscreening, moeten leerlingen die het Nederlands onvoldoende beheersen een actief taalintegratietraject Nederlands volgen met in beginsel een taalbadklas of een volwaardig alternatief dat dezelfde resultaten bereikt. Dit kan ook netoverschrijdend georganiseerd worden.
We behouden de OKAN-werking.
Commentaar. In recente rapporten van prof. Piet Van Avermaet kwam er veel kritiek op de OKAN-klassen. Waren die wel noodzakelijk, enz. Het regeerakkoord stelt o.i. terecht dat ze belangrijk blijven. We lezen verder: "We gebruiken de SES-werkingsmiddelen waarvoor ze bedoeld zijn zodat kinderen met een moeilijke thuissituatie gericht ondersteund worden en hun kans op ongekwalificeerde uitstroom kleiner wordt. Zo zetten we ze onder andere in voor taalbadklassen Nederlands, leermateriaal Nederlands tweede taal en huiswerkbegeleiding. De aanwending wordt steekproefsgewijs gecontroleerd en indien de middelen niet doelmatig worden aangewend, worden deze middelen duidelijker geoormerkt. "
Commentaar. Onderwijskrant pleit al 25 jaar tevergeefs voor intensief NT2-taalonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs: cf. Denemarken e.d. Zo voorkomen we veelal dat er nog bij de overgang naar het lager onderwijs een extra taalbadjaar nodig is. De GOK-Steunpunten - de directeurs Van den Branden, Van Avermaet en Laevers, onderwijssociologen als Agirdag, Nicaise verzetten zich al 25 jaar tegen NT2 en tegen de taaloproepen van de ministers van onderwijs. Ook de koepels van de onderwijsnetten stuurden niet aan op intensief NT2-onderwijs. Om dit laatste verplicht te maken zal de overheid straks wellicht de extra-financiering van anderstalige leerlingen oormerken, kleuren.
Al 25 jaar wijzen we in Onderwijskrant op de grote taalproblemen van anderstalige leerlingen. We pleitten ook voor intensief taalonderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.-: cf. Denemarken e.d. Het kan b.v. betekenen dat de anderstalige leerlingen in de namiddag gedurende minstens 1u30 een aangepast taalparcours krijgen. Zo voorkomen we veelal dat er nog bij de overgang naar het lager onderwijs een extra taalbadjaar nodig is. Anderstalige kleuters mochten volgens universitaire taalkundigen e.d. geen specifiek en apart (taal)parcours volgen en zo kwam men niet tegemoet aan hun specifieke noden.
Kris van den Branden en zijn Leuvens Steunpunt NT2 vonden intensief en specifiek NT2-taalonderwijs vanaf het kleuteronderwijs overbodig. De beleidsmakers, de koepels van het katholiek onderwijs en het GO! namen die visie over. We beluisterden enkel pleidooien voor OETC, multiculturaliteit & meertalig onderwijs, experimenten met het eerst leren lezen en rekenen in het Turks, enz.
Er werd veel geïnvesteerd in studies omtrent inspelen op de thuistalen, maar niet omtrent intensief NT2 vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs.
8 Terugdringen van doorgeschoten flexibiliteit in het hoger onderwijs
Vooraf. We hebben met Onderwijskrant die radicale flexibilisering tijdig en radicaal afgewezen. De nefaste gevolgen als uitstelgedrag e.d. werden voorspeld. Maar nu is terug op het juiste spoor geraken is moeilijker dan gedacht. Nu wordt wel een knip tussen bachelor en master voorzien. Vroeger moest men elk jaar slagen en was er een knip na 2 jaar kandidatuur. Kandidaturen van 2 jaar voor alle studenten samen waren voor de meeste faculteiten voldoende, en dan kon met starten met de specialisaties. De 3-jarige Bologna-bachelor was nefast voor de meeste faculteiten en leidde ook tot onnodige verlenging van de studieduur.
Regeerakkoord: In het hoger onderwijs grijpt de Vlaamse regering flink in. De overheid wil studenten aanmanen om hun studie sneller af te ronden. Dat begint bij niet-bindende oriënteringsproeven om 18-jarigen te helpen bij het maken van een studiekeuze. Eenmaal die keuze is gemaakt, moeten eerstejaarsstudenten slagen voor minstens de helft van de studiepunten om te mogen beginnen aan het tweede jaar. Al zijn er uitzonderingen mogelijk.
Ten slotte komt er ook een harde(re) knip tussen bachelor en master. Pas als studenten geslaagd zijn voor alle vakken in de bachelor mogen ze aan hun master beginnen. Studenten kunnen in principe niet langer starten in hun master zonder hun bacheloropleiding af te werken. In uitzonderlijke gevallen kan een student maximaal 30 studiepunten van de bachelor meenemen naar de master indien de instelling oordeelt dat de niet-verworven studiepunten de inhoudelijke volgtijdelijkheid niet belemmeren. De bachelorproef is hiervan uitgesloten.
Generatiestudenten (niet-werkstudenten) kunnen voortaan enkel geldig inschrijven wanneer ze minstens 50 studiepunten opnemen. Om opnieuw te kunnen inschrijven voor dezelfde opleiding, moeten ze voortaan minstens de helft van de opgenomen studiepunten verwerven tenzij er sprake is van overmacht. Het jaar kan alsnog worden overgedaan in dezelfde opleiding wanneer bindende voorwaarden gelden inzake de evolutie van de studieresultaten.
9 Terugdringen van wildgroei in het hoger onderwijs
De hervorming van het hoger onderwijs beoogde rationalisatie, maar leidde zoals voorspeld tot wildgroei. Zo zijn er ook tweemaal zoveel regentaatsopleidingen lichamelijke opvoeding dan vóór de hervorming. Ook de gesloten enveloppefinanciering leidde ertoe dat omwille van de concurrentie om het aantal studenten een nieuwe opleiding in een bepaalde hogeschool ook leidde tot het oprichten van dezelfde opleiding in andere hogescholen.
Die wildgroei achteraf weer indammen zal tot veel problemen en ontslagen van aantal lectoren/docenten leiden.
We zorgen voor een rationeel georganiseerd en goed gespreid hoger onderwijslandschap zodat versnippering van (personele, onderzoeks- en infrastructurele) middelen, onnodige duplicatie, overlap enz. wordt tegengegaan. Hiertoe ontwikkelen de universiteiten en hogescholen richtlijnen voor de beoordeling. Deze richtlijnen worden ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering voorgelegd. Kwaliteitswinst van zowel het onderzoek als het onderwijs binnen universiteiten en hogescholen staat voorop. De regeringscommissarissen screenen de communicatie die de instellingen over hun studieaanbod voeren. Vaststellingen van misleidende communicatie leiden tot overheidsingrijpen waarbij de gevoerde communicatie wordt afgevoerd en bij herhaling er een financiële sanctie wordt opgelegd.
Om resultaten van wetenschappelijk onderzoek vlot te kunnen verspreiden in Vlaanderen moet het Nederlands als wetenschapstaal overeind blijven. Binnen Europa moeten we ervoor ijveren om wetenschappelijke publicaties maximaal te ontsluiten zonder hoge kosten voor de instellingen of voor de gebruiker en los van dure platformen. Onderzoek gefinancierd door Vlaanderen, wordt steeds vergezeld van een beperkte vertaling in het Nederlands.
De onderwijsplannen zullen wel niet in goede aarde vallen bij topambtenaren van het onderwijsdepartement, een aantal onderwijsexperts, bepaalde kopstukken van de onderwijsnetten ... die steeds gepleit hebben voor radicaal inclusief onderwijs, brede eerste graad en afschaffen van de onderwijsvormen, vaardigheidsonderwijs, enz.
|