Vooraf: prof. Dirk Van Damme bevestigt in bijdrage in SAMPOL grotendeels wat we in Onderwijskrant al 25 jaar schrijven.
Jammer genoeg konden we in de periode 2004-2009 ook het duo minister Frank Vandenbroucke-kabinetschef Van Damme niet overtuigen van hun ongelijk. Jammer. Het kwaad is al geschied en terug op het juiste spoor geraken is steeds uiterst moeilijk.
Ik begrijp wel niet dat Van Damme het voortdurend heeft over progressieven en conservatieven. Is het verdedigen van het belang van basiskennis en van de kwaliteit van het onderwijs - die beide ook zo belangrijk zijn voor de onderwijskansen van 'kansarmere' jongeren conservatief of eerder progressief? Van Damme schrijft overigens zelf: "Om onderwijs zijn emancipatorische rol te laten spelen, zowel individueel als collectief, moet het van uitstekende kwaliteit zijn."
-----
Van Damme: Progressieven hebben de voorbije jaren allerlei vernieuwingstendensen in onderwijs omarmd, die vaak helemaal niet op deugdelijk wetenschappelijk onderzoek waren gestoeld, vanuit de idee dat wat nieuw is wellicht ook progressief uitpakt.
Dat vele van die innovaties de door conservatieven (?) bekritiseerde kwaliteitserosie mee hebben bewerkstelligd, is dan ook een ongemakkelijke vaststelling.
De kritiek op door progressieven gesteunde onderwijsinnovaties is niet typisch voor Vlaanderen.
In Nederland heeft een parlementaire commissie onder leiding van de sociaaldemocraat Jeroen Dijsselbloem al in 2008, in een opzienbarend en nog steeds lezenswaardig rapport, de nefaste rol van innovaties op goed onderwijs en haar emancipatorische rol aan de kaak gesteld.
Commentaar: de conclusies van het rapport-Dijsselbloem zijn ook deze die we al sinds 1992 in Onderwijskrant verkondigen. Merkwaardig genoeg wordt dit hier doodgezwegen.
Cultureel relativisme
In onderwijsland is er eerder sprake van een 'laisser faire, laisser passer' dan van een pedagogisch goed uitgewerkt beleid. En ook de kanker van progressief cultureel relativisme tiert welig in onderwijsland, waarbij een terecht pleidooi voor positieve erkenning van diversiteit wordt omgebogen tot een postmodern relativistisch gedogen van andere culturen, ook in hun verwerpelijke uitingen van onwetendheid en onderdrukking. Het gevolg is een enorme ineffectiviteit om onderwijs zijn rol als kanaal van integratie en emancipatie te laten spelen.
Naarmate de oude pacificaties aan kracht verloren, kwamen andere onderhuidse tegenstellingen tevoorschijn. Weinigen zullen zich dit herinneren, maar de bittere strijd tussen Type I (VSO) en Type II (traditioneel) in het katholiek onderwijs liet in de jaren 1980 zien hoe scherp de pedagogische visies uiteenliepen, een strijd die met het eenheidstype enkel werd toegedekt maar geenszins bezworen.
Met de hervorming van het secundair onderwijs zijn deze oude wonden opengereten.
In haar beginfase (zeg maar tussen 2005 en 2014) steunde de hervormingsbeweging op een brede coalitie van hervormers uit het katholiek onderwijs, die de nederlaag van het eenheidstype nooit hebben verteerd (met Georges Monard als belangrijkste figuur), en linkse sociologen en politici, die meenden door structuurher-vormingen (zoals de brede eerste graad en het afschaffen van de onderwijsvormen) de ongelijkheidsreproducerende effecten van onderwijs te kunnen terugdringen.4
Maar deze coalitie liep zich te pletter tegen een compleet onderschatte verzetsbeweging op het veld, die politiek al gauw door N-VA werd opgepikt en gesteund. De grootste vergissing van de hervormers was te denken dat zij met een 'top-down' structuurhervorming vanuit Brussel de onderwijstanker konden doen keren. Niet de oekaze van N-VA-voorzitter Bart De Wever tegen de 'afschaffing' van het ASO in 2014, maar wel het brede verzet bij scholen en leraren tegen belangrijke aspecten van de hervorming betekenden de doodsteek voor de al te ambitieuze ideeën en voorstellen
Commentaar: Onderwijskrant nam het voortouw in de strijd tegen de hetze tegen onze sterke eerste graad s.o. sinds 1991 al en in de latere strijd - vanaf 2002 - tegen de structuuthervormingsplannen s.o.)
De strijders van het eerste uur en de radicale onderwijssociologen zullen geen vrede kunnen nemen met het compromis dat door minister van Onderwijs, Hilde Crevits, in de voorbije legislatuur is uitgewerkt.
Maar dit compromis maakt wel een ernstige modernisering van het secundair onderwijs mogelijk, inclusief de broodnodige opwaardering van het technisch en beroeps-secundair onderwijs.
Commentaar: merkwaardig genoeg stelde Van Damme een tijdje geleden dat vooral het tso/bso de dupe zou zijn van de hervorming en dat de onderlinge verschillen tussen de scholen veel te groot zou worden. Van Damme poneerde op 31 januari 2017 in HUMO: "Een onderschat element in het debat is de vrees van betere technische scholen met goede opleidingen, dat de kwaliteit van hun eerstejaars straks zou dalen als gevolg van hervorming s.o.. Die leerlingen zie ik op termijn aansluiting zoeken bij het aso. De hervorming van minister Crevits doet te weinig voor de opwaardering van de technische en beroepsopleidingen.
De scholen krijgen nu met de hervorming ook zoveel vrijheid dat ik vrees dat de onderlinge verschillen erg groot kunnen worden. "
Over mijn kritische visie omtrent de hervorming plaats ik morgen een bijdrage op fb.
Wat ook het oordeel is over de uiteindelijke modernisering, feit is dat progressieve politici en onderwijsexperten gekwetst achterblijven en enige tijd zullen nodig hebben om zich te herpakken en te herbronnen. Velen hebben niet gezien dat ze werden ingehaald door ideologische debatten over onderwijs die zich op heel andere breuklijnen dan de gekende profileren.
Het mislukken van de linkse hervormingsagenda was het gevolg van het koesteren van voorstellen uit het midden van de 20e eeuw (zoals comprehensief onderwijs) enerzijds, en het gebrek aan argumenten om het nieuwe ideologische debat te voeren anderzijds.
KWALITEIT EN KENNIS ALS NIEUWE BREUKLIJNEN
Twee kernbegrippen zijn cruciaal om de nieuwe breuklijnen te begrijpen: kwaliteit en kennis. Zonder een voldragen visie op deze thema's is het sociaaldemocratisch onderwijsdenken weerloos tegenover de conservatieve agenda.
Het lijdt geen enkele twijfel dat 'kwaliteit' het meest gebruikte woord in de beleidsnota onderwijs van de nieuwe Vlaamse Regering zal zijn. En, welke ook de coalitie zal zijn, een krachtig kwaliteitsbeleid zal inderdaad noodzakelijk zijn. Ook al waren er al eerder stemmen, ook van mezelf, die voor een ernstig kwaliteitsprobleem waarschuwden, de recente politieke commotie over de dalende kwaliteit van het onderwijs, gesteund op de uitkomsten van internationale surveys van de OESO en anderen,5 heeft de agenda definitief bepaald, en volkomen terecht.
Voor veel sociaaldemocraten en progressieven is de kwaliteit van het onderwijs een ongemakkelijk debat omdat men het associeert met (sociale) selectiviteit, belangstelling voor sterke leerlingen en gebrek aan aandacht voor de zwakkere. Maar onderwijskwaliteit zou bij uitstek een sociaalde-mocratisch thema moeten zijn. Het is daarentegen een schoolvoorbeeld geworden van een 'gekaapte deugd', naar de woorden van Mark Elchardus.6 Het is een zeer groot ideologisch en politiek risico dat het thema van onderwijskwaliteit door conservatieven (?) wordt gemonopoliseerd.
Nochtans zijn het op de eerste plaats de zwakkeren in de samenleving die het slachtoffer zijn van een kwaliteitsdaling in het onderwijs.
Om onderwijs zijn emancipatorische rol te laten spelen, zowel individueel als collectief, moet het van uitstekende kwaliteit zijn. Sociale mobiliteit via onderwijs is niet mogelijk wanneer dat onderwijs van mediocre kwaliteit is. Elke toegeving aan kwaliteit is er één te veel.
-----
Migratie: progressief cultureel realivisme van zgn. 'progressieven'
"Ook migratie, op zich al een thema dat ideologisch voor de sociaaldemocratie moeilijk ligt, heeft in onderwijsbeleid tot veel verwarring geleid. In Vlaanderen is de voorbije decennia nooit een sterk en positief integratiebeleid op gang gekomen en al zeker niet in onderwijs, alle goede bedoelingen en inspanningen in scholen ten spijt. Het beleid heeft zich te veel beperkt tot het onderwijsvoorrangsbeleid en bijkomende ondersteuning via de GOK-mechanismen, maar heeft in de diepte niet kunnen verhinderen dat in onderwijs een verdoken racisme aanwezig bleef.
In vergelijking met andere landen met vergelijkbare migratiepatronen zijn de resultaten voor Vlaanderen inzake integratie en emancipatie via het onderwijs ronduit bedroevend.2 In onderwijsland is er eerder sprake van een 'laisser faire, laisser passer' dan van een pedagogisch goed uitgewerkt beleid. En ook de kanker van progressief cultureel relativisme tiert welig in onderwijsland, waarbij een terecht pleidooi voor positieve erkenning van diversiteit wordt omgebogen tot een postmodern relativistisch gedogen van andere culturen, ook in hun verwerpelijke uitingen van onwetendheid en onderdrukking. Het gevolg is een enorme ineffectiviteit om onderwijs zijn rol als kanaal van integratie en emancipatie te laten spelen
Commentaar:
Wat bedoelt Van Damme precies met verdoken racisme?
Waarom schrijft hij niet duidelijker dat de zgn. progressieven gewoon tegenstander zijn van integratie en daarom ook de kennis van het Nederlands niet eens zo belangrijk vinden. Het zijn ook die zgn. progressieven die de taaloproepen van de ministers Vandenbroucke, Smet en Crevits bestreden hebben en die de invoering van intensief NT2-onderwijs vanaf de eerste dag van het kleuteronderwijs tegengehouden hebben.
|