Al 27 jaar geleden voorspelde ik de huidige Edushock:een gevolg van de toenemende praktijkvervreemding van de beleidsbepalers, de universitaire beleidsadviseurs, het vernieuwings- en begeleidingsestablishment - met inbegrip van de inspectie.
We drukten al in 1992 onze grote zorgen uit in een opiniebijdrage in de krant De Standaard van 28 september 1992. 27 jaar geleden waarschuwde ik al voor de toenemende vervreemding van de werkvloer. Ik citeer even.
Het aantal beleidsmakers, universitaire adviseurs en vrijgestelden allerhande voor de permanente vernieuwing/hervorming van het onderwijs is sterk aan het toenemen. Het zijn die mensen die elkaar in Brussel in allerhande clubs frequenteren, de spelregels bepalen en spijts alle beloften voor meer autonomie voor de scholen en leerkrachten regulerend en sterk moraliserend optreden. Zo wordt de kloof tussen de top en de basis, tussen de vele beleidsbepalers en de veldwerkers alsmaar groter.
De macht van de praktijkvreemde en idealistische beleidsadviseurs neemt toe en de invloed van de meer realistische praktijkmensen wordt verder ingeperkt.
De beleidsverantwoordelijken, vrijgestelden allerhande, academische adviseurs,
vormen een onderwijsvreemd, eng en gesloten clubje, met eigen clubbladen als Klasse, goede contacten met supporters in kwaliteitsbladen (als b.v. Guy Tegenbos in De Standaad), rapporten en hoorzittingen voorbehouden voor het eigen deelparlement. Het geheel van beleid, administratie en advisering wordt steeds meer een zelfreferentiële organisatie los van de ervaringswijsheid en visie van het onderwijsveld.
De voorbije jaren bleek al dat het duo Van den Bossche-Monard geen eerlijk debat met de onderwijsmensen wou aangaan en dat beleidsondersteunende instanties- met inbegrip van de DVO steeds meer bevoogdend en betuttelend gaan optreden. De DVO misbruikt hiervoor ook de inspecteurs als een soort stoottroepen.
De wereld van het onderwijsbeleid dreigt net als in Nederland een schijnwerkelijkheid te worden, een wereld van luchtspiegelingen. Zo negeren de beleidsmensen met hun plannen voor Copernicaanse hervormingen al te vlug de sterke kanten van de Vlaamse onderwijstraditie en de nuttige ervaring.
Kurieren am Symptom helpt volgens Monard & Co niet meer, er zijn drastische hervormingen nodig en dit op alle niveaus van het onderwijs. Hervormingsdruk en neomanie nemen toe. Zo ontstaat er een onoverbrugbare kloof tussen de papieren onderwijsrealiteit van een aantal topambtenaren, bureaucraten & beeldenstormers, en de realiteit voor de grote rest van de betrokkenen, de scholen, leraren en directeurs.
Naarmate de hovelingen van het onderwijsbeleid en het vernieuwingsestablishment talrijker en machtiger worden, neemt het open onderwijsdebat in sterke mate af. Het kritisch volgen van het beleid wordt zo ook moeilijker én gevaarlijker; de zelfcensuur bij leraren en directeurs neemt toe. Dit leidt tot een afbraak van de sterke kanten van onze Vlaamse onderwijstraditie.
De vele vrijgestelden die werk zoeken voor de eigen (vernieuwings)winkel kunnen moeilijk erkennen dat onze klassieke aanpakken en onderwijsstructuren goed functioneren, dat het Vlaams onderwijs op een sterke traditie kan bogen, dat ons onderwijs in sterke mate democratisch is
, en dat het er dus in de eerste plaats op aankomt de sterke kanten te conserveren en te verder te optimaliseren.
De voorbije decennia merkten we dat we ons in 1992 terecht zorgen hadden gemaakt. We kregen voortdurend te maken met onheilsprofeten die hun verlossing uit de ellende van het onderwijs predikten. Zo lazen we al in de Beleidsprioriteiten 1995-1996 van het duo Van den Bossche-Monard dat de kwaliteit en de geloofwaardigheid van het Vlaams onderwijs bedreigd waren en dat daarom Van den Bossche, Monard en co zouden kiezen voor radicale hervormingen en een hoog spel spelen.
Iedereen moet hangen, aldus Van den Bossche en Monard van op het Martelarenplein. Zo zou het secundair onderwijs hervormd worden naar het model van het hoger onderwijs, grootschalige scholengroepen gekoppeld aan enveloppefinanciering e.d. Ook de lerarenopleiding moest drastisch hervormd worden.
De vele vrijgestelden die werk zoeken voor de eigen (vernieuwings)winkel kunnen ook moeilijk erkennen dat onze klassieke aanpakken en onderwijsstructuren goed functioneren, dat het Vlaams onderwijs op een sterke traditie kan bogen, dat ons onderwijs in sterke mate democratisch is
, en dat het er dus in de eerste plaats op aankomt de sterke kanten te conserveren en te verder te optimaliseren. De hervormings - en ontscholingsdruk van het vernieuwings- en begeleidingsestablishment - met inbegrip van de inspectie - werd steeds groter.
Op een studiedag voor onderwijsambtenaren in mei 1992 in Nieuwpoort wezen we nog Georges Monard en de topambtenaren op de gevaren van hun revolutionaire bevlogenheid. Georges Monard & Co verkondigden er dat het Vlaams onderwijs op alle niveaus hopeloos verouderd was. Enkel copernicaanse hervormingen konden soelaas bieden: Kurieren am Syptom kon geen oplossing meer bieden. We waren toevallig aanwezig voor een debat over de lerarenopleiding en reageerden met de stelling dat we on grote zorgen maakten over de onderwaardering van ons (degelijk) Vlaams onderwijs en over de revolutionaire bevlogenheid en neomanie van Monard en Co. Monard antwoordde spottend dat het hem verwonderde dat een mei-68-er schrik had van revoluties.
Bijna 30 jaar later blijkt dat we ons in 1992 terecht veel zorgen maakten.
De voorbije decennia beschreven we in Onderwijskrant uitvoerig de vervreemding van de beleidsverantwoordelijken en van het vernieuwingsestablishement en hun ontscholingsdruk. Sinds het Vlaams onderwijs in 1989 volledig autonoom werd, de topambtenaren zich meer met het onderwijs gingen bemoeien, het vernieuwingestablish-ment & het aantal onderwijsonderzoekers & -adviseurs aan wal enorm toenam
stelden we een steeds grotere vervreemding van de onderwijspraktijk vast, gekoppeld aan neomanie en aan een gebrek aan waardering voor onze sterke onderwijstraditie. Dit leidde tot een toenemende ontscholingsdruk; de beproefde waarden en aanpakken werden steeds meer in vraag gesteld.
Dankzij onze sterke onderwijstraditie en de lippendienst van veel leraren en directeurs kon de schade nog enigszins beperkt worden. Dit verklaart ook waarom de niveaudaling in landen als Frankrijk en Zweden en veel andere nog veel groter is. Ook met Onderwijskrant deden we ons uiterste best om de ontscholingdruk en afbraak van de sterke kanten van ons onderwijs te bestrijden- en met enig succes.
Onze vrees en analyse die we al in 1992 in de krant De Standaard formuleerden stemden overeen met de kritische analyse van het onderwijs in Nederland in het Rapport-Dijsselbloem-2008 van de Nederlandse parlementaire onderzoekscommissie.
Dit rapport maakte brandhout van de onbezonnen onderwijshervormingen die Nederland de voorbije 20 jaar doorvoerde. Kamerleden vroegen zich af hoe zij twintig jaar hadden kunnen meewerken aan een reeks nefaste onderwijshervormingen die Nederland achteraf gezien had kunnen missen als kiespijn. en die tot een niveaudaling, te hoge werkdruk e.d. hadden geleid. De basisconclusie luidde: De gehele beleidsadvisering en beleidsvoorbereiding speelde zich af binnen de kleine en gesloten kring van ambtenaren, zogezegde deskundigen, adviseurs en vertegenwoordigers van allerhande organisaties die ook op vernieuwing aanstuurden.
Het rapport viseerde vooral de grote hervorming- en compliceringsdruk die al vele jaren uitgaat van het brede vernieuwingsestablishment dat voortdurend werk zoekt voor de eigen winkel en dat leidt tot neomanie en ondoordachte hervormingen.
De commissie-Dijsselbloem concludeerde dat de machtige incrowd van de advies- en beleidskern heel sterk vervreemd is van de onderwijspraktijk: "De kring van beleidsmakers stond onvoldoende open voor kritiek en waarschuwingen. Overeenstemming werd wel bereikt met de beroepsvertegenwoordigers van belangenorganisaties, koepels, onderwijsraden en vakbonden. Maar deze leken daarbij echter dichter bij de politiek te staan, dan bij hun eigen achterban.
De basisconclusie van het rapport luidde: De gehele beleidsadvisering en beleidsvoorbereiding speelde zich af binnen de kleine en gesloten kring van ambtenaren, zogezegde deskundigen, adviseurs en vertegenwoordigers van allerhande organisaties die ook op vernieuwing aanstuurden. Het rapport viseerde vooral de grote hervorming- en compliceringsdruk die al vele jaren uitgaat van het brede vernieuwingsestablishment dat voortdurend werk zoekt voor de eigen winkel en leidt tot neomanie e.d. Het rapport stelde: De hervormingen die momenteel op stapel staan moeten opnieuw bekeken worden vanuit de raadpleging van de leerkrachten: inclusief passend onderwijs, competentiegericht middelbaar beroepsonderwijs, enveloppefinanciering en schaalvergroting in basisonderwijs.
Het rapport bijzonder helder de vervreemding van de (onderwijs)politiek en van allerhande beleidsbepalers allerhande. Commissievoorzitter Dijsselbloem voegde er het tijdens het Kamerdebat aan toe: Het parlement mag de vele belangenorganisaties en ook vakbonden niet op hun blauwe ogen geloven als zij stellen dat hun achterban voor of tegen een voorstel is. Het moet zelf peilingen onder leerkrachten houden om erachter te komen of zij de nieuwe plannen wel steunen. Er werd in Nederland b.v. geenszins rekening gehouden met de visie van de praktijkmensen die b.v. geen voorstander waren van de invoering van een gemeenschappelijke basisvorming in het voortgezet onderwijs, van te radicaal inclusief onderwijs
Na enkele jaren werd de basisvorming weeral afgevoerd.
Het rapport was een aanklacht tegen de onbezonnenheid van het beleid en tegen de neoamanie gecultiveerd door het al te brede & steeds breder wordende vernieuwingsestablishment. Het was een aanklacht tegen de grote kloof tussen de Haagse beleidswerkelijkheid en de door de onderwijsmensen aan den lijve ervaren werkelijkheid. De beleidsmensen lieten zich volgens de commissie gewillig misleiden door pedagogische nieuwlichters en door de kopstukken van de belangenorganisaties (koepels, inspectie, raden allerhande, pedagogische centra, onderwijsvakbonden
). Het aantal ambtenaren, technocraten, managers en bureaucraten is de voorbije 20 jaar enorm gestegen. Deze brede managementlaag & vernieuwingsestablishement houdt zichzelf in stand en stuurt, adviseert en controleert het onderwijs. Het onderwijs is veel meer de eigendom van de ambtenaren, adviseurs en ondersteuners, koepel-organisaties, en van de lokale managers van de grote scholengroepen dan van de leerkrachten en directies.
Vanuit het maakbaarheidsgeloof en de ermee verbonden verlossingsdrang werd geen rekening gehouden met de al beproefde waarden, de sterke kanten van het vigerende onderwijs, en met de mening van de praktijkmensen. Veel van de hervormingen verwaterden achteraf e/of werden weer afgebouwd. Veel leerkrachten oefenden gelukkig een stil verzet uit tegen de vernieuwingsdwang; zo konden de schade en de feitelijke ontscholing nog beperkt worden.
Oerdegelijke waarden en aanpakken zijn intussen wel weggedeemsterd en het herstel wordt heel moeilijk. Het doorhollings- of omwentelingsbeleid was een breinloos en sektarisch beleid dat steeds opnieuw op cultuuromslagen aanstuurde. De onderwijsvernieuwingen leidden tot ontscholing, niveaudaling, kortom: tot afbraak van het onderwijs.
Het is geen toeval dat het rapport-Dijsselbloem in Vlaanderen werd doodgezwegen.
|