De titel zorgt in deze fase van het leesproces (zin 1) mogelijk voor enige verwarring. Later echter zal blijken dat het hier gaat om een heuse woordspeling, waarbij ik op ingenieuze wijze ergens in de titel, ik zeg niet waar precies, de initiële letter 'r' vervangen heb door een letter 'd'. Het alzo gevormde neologisme refereert nog duidelijk naar de oorspronkelijke betekenis, maar voegt er ook meteen een waardeoordeel aan toe. Hoe doe ik het toch. De kritiek is alweer voor de hand liggend: ik zou eerst de woordspeling hebben bedacht om daarna een min of meer aannemelijk verhaaltje eromheen te construeren. Nogal laag-bij-de-gronds en achterbaks noem ik dat. Want voor ik hier beschuldigd word van dingen die ik helemaal niet gedaan heb, wil ik toch de kans krijgen om mij te verdedigen tegen dingen die ik helemaal niet gedaan heb. En avant.
Ik weet het nog goed, het was een vrijdag. Vorige vrijdag om precies te zijn. De dag dat ons bedrijf zijn jaarlijkse nieuwjaarsreceptie organiseerde. Onze nieuwjaarsrecepties zijn van oudsher groots opgezette evenementen waar eten (kwaliteit), muziek (kwaliteit) en drank (kwantiteit) op niveau zijn. Bovendien telt ons bedrijf intussen toch 1700 werknemers, met een veelvoud daarvan aan winst. Met een veelvoud van het kwadraat daarvan aan winst zelfs. De verwachtingen waren dus met recht en reden hooggespannen. Alhoewel, ik had mijn bedenkingen moeten hebben bij het thema van 2011: Underground. Voor zover voortekenen al veeg kunnen zijn, was dit godverdorie wel een veeg voorteken. Waar slaat dat nu helemaal op, de marktleider in zijn sector die zich op het eigen nieuwjaarsfeest een radicaal, hip, outlaw imago aanmeet. Achteraf bekeken - de uitgelezen periode voor wat betreft het interpreteren der voortekenen -, is wel duidelijk waar dat nu helemaal op sloeg. Underground betekent hip en hip betekent low budget.
Zodoende hadden de 1700 werknemers de keuze uit één frietkraam, één hamburgerkraam, één stand met Chinees voedsel en één stand met quiche (wtf, anyway?). Ik ben niet de moeilijkste mens op aarde, maar nog wel quichekeuriger dan dat. (Behalve op het gebied van woordspelingen natuurlijk.) Het feit dat er voor frieten en hamburgers een uur in de vrieskou moest aangeschoven worden hielp ook al niet. En wat zeker, maar echt zéker niet hielp, was de aanwezigheid van slechts drie togen in het vier zalen tellende complex. De mogelijkheid om alsnog alles met de mantel der liefde te laten bedekken werd zo lullig verkwanseld. Integendeel, de outlaw from the underground vond het ineens ook nog nodig om de 45 minuten voor de openingsspeech van den baas het schenken van alcoholische dranken te verbieden. Meer moet je niet doen om mij kwaad te krijgen; een beetje minder volstaat normaal al ruimschoots. Nu is het oorlog. Als het op alcohol aankomt, sta ik namelijk maar al te graag op de barricaden voor de kleine man. Het is dan ook in de hoedanigheid van kloeke verzetsstrijder dat ik hier aan het hele gebeuren het label 'nieuwjaarsdeceptie' toeken.
Het zijn zware tijden. De nachten worden geteisterd door slapeloosheid, de dagen door gebrek aan slaap. Niet alles in het leven is moeilijk, complex en ongrijpbaar. Soms kan het ook rechttoe rechtaan - vooral als het in het nadeel van de mensch is. Maar we moeten verder, ik en de rest van de menschheid. Op naar beter, nieuwsgierig naar waar de voortgang ons leidt. Bij voorkeur zonder te veel poëzie eromheen. Iets in mij zegt namelijk dat grote delen van de rest van de menschheid daar niet mee gediend zijn. Ik baseer me hiervoor op de kleine delen die ik ken, en extrapolatie doet de rest. Ook extrapolatie is trouwens niet vrij van kritiek. Toch meen ik dat extrapolatie net als poëzie zijn verdiensten heeft. Op velerlei vlakken zelfs, daar zijn al boeken over geschreven en audiocassettes over volgebrabbeld. Meer: audiocassettes over geschreven en boeken over volgebrabbeld, in de tijd dat de prehistorische mens nog in het ongewisse verkeerde over de functie van vele gebruiksvoorwerpen.
Ik houd me recht door vaak aan die prehistorische mens te denken. Kan niet anders of ook hij had last van slapeloosheid, onder de blote sterrenhemel zonder rolluiken, draperieën of luxaflexen in de buurt. Nu ja, wel in de buurt natuurlijk. Maar vermoedelijk werden rolluiken toen nog aangewend voor het ruimen van sneeuw, draperieën om zich op te kleden voor galabals en luxaflexen deden hooguit dienst als wasbord. Om de prehistorische mens dan maar voor Neanderthaler uit te maken, is niettemin kort door de bocht. Wat velen vergeten, is immers dat er in die tijd nauwelijks ramen bestonden, zodanig dat voornoemde gebruiksvoorwerpen toch nooit volledig tot hun recht hadden kunnen komen. Mensen zijn vaak vergeetachtig als het op zo'n dingen aankomt. Om nog maar te zwijgen van andere dingen, want ook daar kan ik met sprekend gemak een boekje over opendoen.
Maar dat doe ik dus niet. Misschien wel uit lijfsbehoud, misschien wel vanuit het besef dat ik deze vertrouwelijke informatie best voor mezelf houd. Ontvreemding is eveneens uit den boze. Dag en nacht zal ik erover waken, ontelbare wakkere uren lang. Slapeloosheid dient dus wel degelijk een doel, het komt er alleen op aan dat te ontdekken. Na deze ontboezeming kan ik in vrede niet verder slapen. Ben er nochtans wat moe van geworden.
Echte schoonheid zit vanbinnen. In het spoor van ettelijke derderangsfilosofen kwam Koen Wauters een paar jaar geleden al tot die conclusie, maar hij bleef me toch wat te vaag in zijn plaatsbepaling. Met 'vanbinnen' bedoel ik namelijk de binnenkant van een welbepaalde ruimtelijke locatie, niet zelden gekenmerkt door afgeleefde tafels en stoelen, houten lambrisering, kleverige vliegenvangers en kruisbeelden die stammen uit het christendom. Tel daar nog een toog en eventueel een muziekinstallatie in de vorm van een radio bij en het plaatje is compleet: ik heb het hier over het waarachtige Belgische volkscafé. Op ruimtelijk vlak valt het beeld dus relatief gemakkelijk scherp te stellen, maar het tweede aspect van het ruimte-tijdcontinuüm is veel moeilijker te bepalen. Het lijkt immers alsof De Tijd zomaar voorbijgetrokken is aan deze van buitenaf veelal onopvallende stukjes lintbebouwing. Decennialang al worden de volkscafés schijnbaar ongemoeid gelaten door datgene wat het heden steeds weer richting toekomst stuwt.
Kenners van spreekwoorden zullen het echter met me eens zijn: Duren is een mooie stad, maar blijven duren is nog een mooiere. Volkscafés veranderen niet, ze verdwijnen gewoon. Tezamen met de waard of waardin blazen zij massaal hun laatste asem uit. Want De Tijd mag dan genadig geweest zijn voor het interieur, dit geldt allerminst voor eigenaars en clientèle, die de klok des te harder horen tikken. Gelukkig zijn er nog mensen die waken over ons cultureel erfgoed. Kat Steppe en Nahid Shaikh maakten de documentaire 'Bedankt en merci' over dit zo vertrouwde anachronisme, voor het te laat is. In de documentaire komen vijf eigenaars van volkscafés uit de Westhoek aan bod. De jongste is 75, de oudste 89. Met lede ogen zien zij hun klantenbestand afkalven, moeten ze elke dag iets langer wachten vooraleer de deur open zwaait. Pinten kosten 1 euro, meestal Jupiler uit het fleske. Er wordt gemijmerd over vroeger, toen er 's morgens nog koffie met een druppel werd gedronken. Nu enkel nog koffie. Ergens pakt een man uit met de beker die hij won wegens het naar binnen kappen van 54 geuzes. Ik gok dat hij deze anekdote niet voor het eerst vertelde. Toch is het de stilte die regeert. Stilte om wat voorbij is en niet meer terugkomt. Nooit.
Daarom dat dit 'verleden-tijdsdocument' zo belangrijk is. Kat Steppe en Nahid Shaikh zijn de chroniqueurs van het verval, maar beter dat dan een anoniem heengaan van iets dat in se onwezenlijk mooi is. Nee, onwezenlijk schoon, dat is het juiste woord. België op zijn puurst, geurend naar sigarettenwalm en verschaald bier. 'Bedankt en merci' dus, verkrijgbaar op de betere digicorder.
Ik had het eigenlijk al niet meer verwacht, maar uiteindelijk zal 2010 toch hetzelfde lot ondergaan als alle voorgaande jaren: het loopt af en wordt ingeruild voor een nieuwe editie van onze jaartelling. Uiteraard laat ik jullie niet met lege handen het nog maagdelijk witte 2011 betreden. Zoals steeds vormt het eindejaarslijstje de prelude op vuurwerk en champagne.
Beste film: Inception
Beste lied:
1. Stromae - Alors on danse
2. Yeah Yeah Yeahs - Heads will roll (A-Trak remix)
3. Mintzkov - Opening fire
4. The xx - Islands
5. Hot Chip - I feel better
6. Amatorski - Come home
7. Stereophonics - Innocent
8. Swedish House Mafia - One
9. Jay-Z feat. Alicia Keys - Empire State of Mind
10. Tim Berg - Bromance
Beste cd: The xx - The xx
Beste tv: De school van Lukaku, Leuven Hulp, True Blood, Flight of the Conchords, The Big Bang Theory.
Wie wens ik wat toe in 2011?
Iedereen: dat op het einde van 2011 alles nog steeds beter blijkt te kunnen, maar met iets minder progressiemarge dan nu het geval is.
Zonet, klokslag (één van de twaalf toch) middernacht, in Leuven station toegekomen. Een logische inductie zou tot de conclusie leiden dat ik dan rond elf uur in Bilzen moet vertrokken zijn. Maar het vervoermiddel was de trein en de treinen zijn de verantwoordelijkheid van de NMBS. De geoefende treinreiziger weet intussen dat de NMBS zich principieel niet inlaat met logica, en dat zij die zienswijze op tijd en stond met hun cliënteel wensen te delen. Dat is nogmaals gelukt, ik neem opnieuw akte van hun overtuiging. Mijn oorspronkelijke bedoeling was immers de trein van 20u54 te nemen. Deze werd echter zonder aankondiging afgeschaft. De stationschef: "Er is geen probleem, de trein van 54 rijdt op tijd... Ah, die van 20u54? Nee, die werd afgeschaft. Niet omgeroepen? (schouderophalend) Die van 21u54 rijdt in elk geval op tijd." De trein van 21u54 kwam in elk geval in Bilzen aan, slechts met de obligate vertraging van tien minuten. In Hasselt volgde dan een nieuwe onheilstijding. Er bleek "geen machinist meer beschikbaar" (waar was die vorige naartoe dan?; was er überhaupt een aanwezig voordien?). Gevolg: iedereen op de bus naar Aarschot en van daaruit een nieuwe trein naar Leuven. Hierdoor verlies ik kostbare tijd om vandaag nog een schrijfsel in het wereldwijde web te katapulteren, al is het onbetwistbaar een voordeel dat de eerste alinea zich in een wip laat schrijven.
De tweede alinea vat ik aan met iedereen prettige feesten toe te wensen. Ik hoop dat jullie - in tegenstelling tot ik - de komende week niet al werkend hoeven door te brengen. Moge jullie dagen gevuld zijn met rijkelijke maaltijden, zware bieren, goeie cd's en knisperend haardvuur. Laat het draaiende houden van de economie maar gewoon aan mij over. Ik zal elke dag van negen tot vijf met hart en ziel op mijn bureaustoel zitten, internetten, misschien deze webpagina wat bijvullen, de radio een beetje harder zetten (niet de meest tijdrovende bezigheid) en wie weet ook wel een sporadisch telefoontje beantwoorden. Het is, toegegeven, een werkschema dat de bittere pil verguldt. Onder het voorbehoud natuurlijk dat de realiteit de verwachtingen gedegen naleeft - dat durft al eens tegenvallen.
Neem nu Het Groot Dictee der Nederlandse Taal van vorige week. De verwachting was dat ik mijn titel van regerende Beste Speller van Vlaanderen zou moeten inleveren. Maar of dat ook effectief gebeurde, is voor discussie vatbaar. (Of er daadwerkelijk een titel van Beste Speller van Vlaanderen bestaat is trouwens eveneens voor discussie vatbaar, maar dit terzijde.) (Of 'Beste Speller' per se met hoofdletters moet geschreven worden, mocht het bestaan, is ook een vraagteken, maar dit nog meer terzijde - richting de buitenkant, want als het aan de binnenkant terzijde ligt ten opzichte van de vorige terzijde riskeer ik dat het alsnog hoofdzaak wordt.) (Ik heb stellig de indruk dat ik mezelf wat aan het verliezen ben.) De beste Vlaming eindigde dit jaar op een derde plaats. Verdienstelijk, maar toch wel heel erg schraal ten opzichte van mijn tweede plaats vorig jaar. Iedereen weet namelijk dat op psychologisch vlak de kloof tussen de tweede en de derde plaats erg groot is. Ik bedoel: wie tweede wordt kan net zo goed winnen, maar zie je de derde plaats al tweede worden? Don't think so... Wat er ook van zij, ik beschouw mijn titel van Beste Speller van Vlaanderen als verlengd met een jaar. En indien de laatste Vlaamse winnaar nu dezelfde denkwijze gaat hanteren, dan beschuldig ik hem gewoonweg van plagiaat.
Stel jullie, elk apart en één voor één, eens even in mijn plaats. Jullie zijn de trotse eigenaars van een blog, een exclusief communicatiekanaal met de wijde buitenwereld. Dat die wijde buitenwereld enkel in theoretisch opzicht bestaat, doet hier niet ter zake. Dat de term 'exclusief' vooral van toepassing lijkt op de ontvangerszijde trouwens evenmin. Het punt is dat die blog er is. Wil hij zijn bestaansrecht blijven doen gelden, kan er maar beter regelmatig een serie verse lettercombinaties op losgelaten worden. Gemakkelijk is dat niet, want inspiratie is een schaars goed voor wie zich beperkt tot zijn eigen hoogstpersoonlijke non-fictie. Hou het voorgaande goed in het achterhoofd. Het zou hetgeen volgt op zijn minst iets acceptabeler moeten maken. Ik ga mezelf hier immers de ruimte geven om een onvervalste heldendaad te beschrijven. Dat heeft dus niks met arrogantie te maken. Hooguit schuilt de arrogantie in het onnodig opblazen van de feiten, maar dat zullen we (= zal ik) tot de privileges van de blogger rekenen.
Zoals vorige keer al zijdelings aangehaald, hebben de ziektekiemen sinds een week beslag genomen van mij. De werkdagen kom ik door met Dafalgan, de nachten met slaappillen, het weekend zonder alcohol. (Voor wie aan mijn gezondheidstoestand mocht twijfelen, verwijs ik vooral naar dat laatste deel.) Maar ik ben boven alles loyaal. Als Forza Mechelen B op zaterdag een degradatietopper speelt en ze hebben mij nodig om aan elf man te geraken, dan sta ik er, halfdood of niet. Na vijf minuten, de opwarming was net halfweg, bleek dat al een slecht idee: mijn schoenen waren duidelijk niet bestand tegen de zompige grasmat, in geen tijd werden kousen en voeten deelachtig aan de wateroverlast. Ik begon te vermoeden dat het ploeteren in een kouwelijke modderplas misschien toch niet de beste remedie is tegen een grieptoestand. Nu vermoed ik dat trouwens nog steeds, gezien de pijnscheuten in mijn zij wanneer ik inadem - een handeling die ik nochtans meermaals per dag uitvoer.
Gelukkig is een goeie gezondheid helemaal niet het belangrijkste. Integendeel, het lijkt wel een fait divers vergeleken met wat er in de allerlaatste minuut van de wedstrijd gebeurde, bij een 5-4-achterstand (het is cafévoetbal voor iets) op het imaginaire scorebord (het is cafévoetbal voor iets). Na een hele helft min of meer verdwaasd rondsloffen krijg ik de bal net buiten de backlijn. Met een korte kapbeweging ga ik mijn eerste tegenstrever voorbij, ik dring het strafschopgebied binnen, passeer nog een verdediger en krijg dan een tik. Gewillig ga ik neer, mede doordat de beste krachten wel zo ongeveer op waren na deze flukse actie van drie seconden. De scheidsrechter aarzelt niet: penalty. Het is hier dat deel twee van de lofrede op mezelf aanvangt. Als het op penalty's trappen aankomt, ben ik namelijk een echte eindbaas*. Ik heb er vroeger geregeld getrapt bij de jeugd, en ook al eerder dit seizoen mocht ik vanaf 11 meter mijn kans wagen. Nooit ging het mis. Ook nu niet. De bal verdween onhoudbaar in het hoekje, ons zuurverdiende punt was een feit, de imaginaire champagnekurken (jullie weten intussen waarom) knalden.
De verdienste voor mijn penaltydeskundigheid is voor een groot stuk toe te schrijven aan oud-voetballer/schrijver Jan Mulder. Als jonge snaak las ik zijn raad in Voetbal Magazine: nooit twijfelen; kies een hoek, gebruik de binnenkant van de voet en plaats de bal laag in doel. Tot in den treuren ben ik dit procedé gaan toepassen op training. Stevige aanloop maar niet overdreven, altijd in dezelfde hoek (ik ga hier uiteraard niet zeggen welke, ook al is die informatie waarschijnlijk intussen terug te vinden op WikiLeaks), over de grond, niet te ver van de paal. In wedstrijden heb ik er zelf nog iets aan toegevoegd: net voor het trappen pseudo-achteloos lonken naar de ándere hoek, op zo'n manier dat de keeper het zeker gezien heeft. Jullie merken het: strafschoppen zijn kunst. Kunst over een afstand van 11 meter, tot in het oneindige identiek gereproduceerd, naar het voorbeeld van Dalí of Miró. Wel iets minder abstract, doorgaans.
* Mijn favoriete neologisme van het moment, overtreffende trap van 'heerser'.
Zaterdag at ik aardappelen met kalkoenhaasje en ijsbergsla. Dat gegeven mag op zich misschien niet wereldschokkend zijn, wat eraan voorafging is dat wél. Het bereidingsproces lag immers van A(ardappelen schillen) tot Z(out toevoegen) in mijn handen. Ik mag met andere woorden heden echt wel stellen dat ik kan koken. Want de valkuilen zijn legio: aardappelen kunnen te gaar worden ("het smerigste wat er is", zo luidt de enigszins aanvechtbare stelling van een Nederlandse website), het vlees kan aanbakken, de zak ijsbergsla kan tegenstribbelen en er is geen schaar in de buurt... Maar niks van dat alles gebeurde. Tot mijn eigen verbazing kon ik de bereide fret ook daadwerkelijk opeten, zonder voorafgaande reboot van mijn smaakzin.
Nu moet ik zeggen dat de dagen die op de maaltijd volgden niet geheel volgens plan verliepen. Het initiële plan was: ik ga die dagen als een gezonde mens doorbrengen, vrij van ziektekiemen en andere ongemakken. Wederom een staaltje van mijn ongebreidelde ambitie. Maar helaas bleek dat te hoog gegrepen. Sinds maandag word ik geplaagd door de zelfversterkende combinatie van slapeloze nachten en verkoudheid. Door de verkoudheid kan ik niet slapen; door de slapeloosheid word ik nog meer verkouden, tot snipverkoudens toe. Eigenlijk is het gewoon een klotesamenwerkingsverband, ik ga het zeggen hoe het is. Tel daarbij nog een keer een kater met alles erop en eraan op zondag (koppijn, kotsen, kommer) en je begrijpt dat mijn kookkunsten de perceptie tegen hebben. Het is dus aan mij om voor eens en voor altijd duidelijk te stellen wat hier aan de hand is: het is heirkracht!
Noem mij een shopper en ik antwoord van "dat klopt niet, ik ben helemaal geen shopper, boerke!". Noem mij bij nader inzien dus maar geen shopper. Of zwijg gewoon over deze heikele kwestie, want aanstippen wat ik zoal niet ben lijkt me een weinig waardevolle bezigheid. De taal als communicatiemiddel is ooit opgezet met andere doeleinden in het achterhoofd. En daarbij, ik ben oud genoeg om zelf te zeggen wat ik niet ben. Geen shopper dus, zoveel is zeker. Al moet er enig voorbehoud gemaakt worden voor wat betreft de te shoppen materie. In een cd-, dvd- of boekenwinkel trek ik me doorgaans aardig uit de slag. De shopsetting zadelt me weliswaar met een unheimlich gevoel op, maar het uitgestalde waar wekt meestal net genoeg mijn interesse om dat te overwinnen.
Anders is het gesteld in een grootwarenhuis. Ik zwalk op automatische piloot door de rayons, tussen de hoge rekken die een overmaat aan keuzevrijheid impliceren. Er zijn veel soorten gemalen kaas, veel volk ook. Het besef van tijd en ruimte is intussen weggeëbd. Maar ook een zombie heeft levensmiddelen nodig. Werktuiglijk vul ik mijn mandje tot zijn evenbeeld van de weken ervoor. Ik profiteer van een zwak moment in mijn desoriëntatie om me naar de kassa te begeven. Zoals steeds sluit ik de rij, om dan per geslaagde pincode een stap dichter bij de bevrijding te komen. Samen met de betaling gaat de laatste slagboom omhoog. De beproeving is voorbij, de hoedanigheid van ondode mag weer een week in de kast.
Nog een ander geval zijn kledingwinkels. In onze westerse 21e eeuw zijn nieuwe kleren allang geen levensnoodzakelijkheid meer. Het jarenlang links laten liggen van fashionzaken doet je hooguit de voeling met de mode verliezen. Nu ben ik niet de meest uitgesproken fashionista ter wereld, noch Nieuwe Man in de dop, maar ik besef dat af en toe een nieuwe trui geen kwaad kan. Zo belandde ik afgelopen zondag dus in Maasmechelen Village, een dorp zo artificieel dat het sprookjesbos van de Efteling er een goed bewaarde 17e-eeuwse nederzetting naast lijkt. Maasmechelen Village is voor mij niks minder (maar ook niks meer, dat moet gezegd) dan de hel op aarde. Zijn ruimtelijke ordening doet potentiële concurrenten als Bagdad, Darfur en Guantánamo het onderspit delven: er bevindt zich één informatiecentrum, een stuk of drie cafetaria's en voorts enkel kledingwinkels. Het is me nog altijd een vraag hoe ik die zondag zomaar ben kunnen doorkomen. Want ja, de nieuwe trui is succesvol veroverd, en dat zonder kleerscheuren.
Het is al veel te laat (na middernacht om niet precies te zijn) wanneer ik deze openingszin op het scherm deponeer, in de wachtkamer van de openbaarheid. De komende nacht zal geheid ontoereikend zijn. Maar wat is het alternatief? Wel, ik zal u zeggen wat het alternatief is, om toch enige duidelijkheid te verschaffen. Het alternatief is dat ik morgen weer de hele dag met een schuldgevoel rondloop. De braakliggende blog kruipt in de kleren, en wel om twee redenen. De eerste reden is egoïstisch van aard. Ik stel me voor dat mijn trouwe schare lezers massaal afhaakt wanneer er 18 dagen lang geen beweging is op hun favoriete (id est: te vinden onder 'Favorieten') website. De tweede reden is egoïstisch van aard. Ik wil mezelf tonen dat ik, ondanks de vele verlokkingen, als ik wil tijd, zweet en hersenen kan ontplooien om telkens weer een in se zinloze handeling tot een goed einde te brengen. Ziedaar waarom slaapgebrek hier prevaleert op schuldgevoel.
Mijn situatie nu valt overigens in één enkel woord te gieten: decompressie. In bijvoorbeeld de sportwereld is het een welbekend fenomeen. Decompressie treedt op net nadat de sporter een bepaald, felbevochten doel behaald heeft. Onbewust laat hij of zij dan even de teugels vieren, waardoor in het slechtste geval de tegenstander nog kan terugslaan. Denk hierbij aan een tennisspeler die een set heeft gewonnen maar in het eerste game van de nieuwe set al meteen zijn opslag moet inleveren. Zo is het dus ook bij mij gegaan. Ik heb mijn blog naar zijn derde verjaardag geleid om dan in nietsheid te verzinken. Het feit dat ik de voorbije weken welgeteld niks noemenswaardig heb meegemaakt was ook al niet van die aard om de decompressiviteit tegen te gaan. Maar toch, dat mag geen excuus zijn. Mits de juiste therapie zijn de meest voorkomende vormen van decompressie te behandelen.
Voor de blogger is de juiste therapie snel gevonden, na lang zoeken. Zoals zo vaak ligt de oplossing voor de hand. Om het spook te verjagen, volstaat het erover te schrijven (het moet gezegd dat decompressie op dit vlak een streepje voor heeft op andere wereldproblemen). Al bij al mag ik dus toch niet klagen over mijn meest inspannende aller vrijetijdsbestedingen. Tenzij morgen, wanneer humeurigheid voortkomend uit slaapgebrek zal prevaleren op de afwezigheid van schuldgevoel.
Mijn blog is vandaag drie jaar geworden. Dat vind ik leuk, om het op z'n facebooks te zeggen. Het betekent niet meer of niet minder dan dat er ergens in mij een minimum aan discipline huist. Bijwijlen zelfs een maximum, wanneer ik na een vermoeiende werkdag ervoor kies mijn wedervaren neer te schrijven, eerder dan het voor tv of op café snel weg te drinken. Want bloggen is afzien. Schaars zijn de stukjes die zichzelf schrijven, het merendeel is de vrucht van uren zwoegen, puffen, piekeren en afgeleid zijn, eventueel in combinatie met een sporadische goeie inval. Maar het eindresultaat is wat telt, de weg ernaartoe zal de lezer worst wezen (uiteraard ben ik me ervan bewust dat ook het eindresultaat de gemiddelde lezer niet al te neig interesseert, doch met deze nuance zie ik me liever niet geconfronteerd op deze heuglijke dag).
Om het feestje compleet te maken, heb ik voor de gelegenheid gescoord vandaag. Meer zelfs, mijn doelpunt leverde Forza Mechelen B zowaar de overwinning op! Mijn doelpunt samen met onze zes andere doelpunten welteverstaan. We wonnen 2-7, maken een sprong in de kelder van het klassement en mijn persoonlijke statistieken maken heden melding van vier goals en twee assists. De term 'persoonlijke statistieken' is, voor de goede orde, in alle opzichten vrij strikt te interpreteren. Niet alleen betreft het hier logischerwijs mijn eigen goals en assists, ook ben ik de enige persoon ter wereld die er in detail van op de hoogte is hoe die statistieken er nu precies uitzien. Ik ben dus eigenlijk tegelijk uitvoerend orgaan en controleorgaan. Via deze blog neem ik bovendien de rol van de pers ter harte. Geen twijfel mogelijk dus: ook na drie jaar staat deze webpagina nog steeds garant voor interessante, betrouwbare informatie. En dat misschien nog vele jaren lang, dat hoop ik met u. Of zonder u, als het echt niet anders kan.
Ik heb het gedaan. Datgene waarvoor mijn moeder vreesde toen ik een goeie negen jaar geleden naar de verderfelijke grootstad toog, is gebeurd. Ten langen leste ben ik bezweken aan de verborgen verleidingen van de misdaad. Wanneer die switch naar de wetteloosheid zich exact voltrokken heeft is uiteraard moeilijk te bepalen, maar zeker is dat het ergens vorige zondag tussen 23u00 en 23u05 moet zijn geweest. Langs een achterpoortje ben ik toen het criminele milieu binnengedrongen. Letterlijk. Er flitste vanalles door mijn hoofd in de seconden voor de noodlottige beslissing. Mijn leven, onder andere, en om de tijd te doden nog enkele andere levens alsook mijn ideale Rode Duivels-opstelling.
Eens de stap gezet, kon ik niet meer terug. Het juk van misdadiger zal ik bijgevolg niet snel van me kunnen afwerpen. Ik verdien waarschijnlijk ook niet beter dan levenslange boetedoening. Het reglement van De Lijn is immers duidelijk: "Als u zonder geldige reden achteraan instapt, kan De Lijn u een administratieve boete opleggen." De op dat moment voor mij geldige reden bestond erin dat ik niet genoeg geld had voor een kaartje. Vermoedelijk zal De Lijn de geldigheid van dit argument betwisten. En toch. Je wordt niet zomaar in een handomdraai crimineel natuurlijk. Daar gaat steeds een lang proces van ineenhakende tegenslagen aan vooraf. In mijn geval: een trein in vertraging van Bilzen naar Aarschot; een conducteur die weigert zijn collega te bellen teneinde de aansluiting van Aarschot naar Leuven te verzekeren (te weinig personeel misschien?); te koud om 50 minuten op een volgende trein te wachten in fucking Aarschot; de mogelijkheid meteen een bus te nemen; en ten slotte: een euro te weinig op zak om de gangbare financiële waardering voor deze dienstverlening tot uiting te brengen.
Zo en niet anders ben ik van het rechte pad af geraakt. Voorheen had ik mijn strafbare feiten uitsluitend weten te beperken tot het domein van de openbare dronkenschap. Maar nu is het hek van de dam, de doos van Pandora is geopend. Voor je het weet gooi ik papieren omhulsels van snoepjes gewoon op straat, doe ik pipi tegen een huis of maak ik lawaai na 22u 's avonds. Niks is te gek, de hele waaier aan misdrijven zal de revue passeren, het ene nog gruwelijker dan het andere. Dat misdaad erotiseert, zal ik er dan maar ineens bijnemen ook.
Herstructurering. Een typisch woord dat niet ontsnapt aan de wetmatigheden eigen aan een levende taal. Eufemismen zijn gedoemd vroeg of laat samen te vallen met de realiteit, in plaats van aldoor erboven te zweven. Iedereen weet intussen dat een herstructurering niet zomaar een vrijblijvende herschikking is van de arbeidsprocessen binnen een bedrijf. Er komt veel meer bij kijken. Oprotpremies, naakte ontslagen, stakerspiketten, droge cijfers in een krant, grote miserie voor de kleine man, noem maar op. De implicaties van de aangekondigde (onaangekondigd zijn ze zelden, het woord dient enige planmatigheid te suggereren) herstructurering zijn gemeengoed geworden, het eufemisme is rijp voor de schroothoop.
Tenzij het natuurlijk helemaal niet als eufemisme bedoeld is. In die gunstige uitzonderingssituatie verkeert ons bedrijf. Wij hebben de voorbije maanden een herstructurering doorgevoerd teneinde onze content op een op maat gemaakte manier tot bij de klant te brengen. We gaan onze klanten beter servicen, onze content moet met zo weinig mogelijk ruis op de lijn de klant bereiken. Iedereen content dus, dat is de bedoeling, haha (ja ik weet het, ze zouden mij beter eens gaan betalen voor mijn woordspelingen). Concreet verhuizen vier van mijn zes dossiers naar een andere divisie, terwijl ik er op mijn beurt evenveel nieuwe binnenkrijg. Nu wil het geval dat ik me de laatste weken in een hemelse tussenfase bevind. Drie dossiers zijn al versast naar andere oorden, maar in de warboel van dossieroverdrachten valt het nauwelijks op dat er in plaats daarvan maar één nieuw dossier zijn weg naar mij heeft gevonden. Hoe geil is dat? Zwijg er dus vooral in alle talen (op eventueel het Assamees en het Langobardisch na) over, mocht iemand deze blog lezen.
Als kers op de taart werd onze geherstructureerde divisie, verspreid over de verschillende steden toch een goeie 150 man, vorige week van donderdag tot zaterdag op een kennismakingsevent getrakteerd. Met busjes van acht personen werden we naar 'een geheime locatie in het buitenland' gevoerd. Eens daar aangekomen, bleek die locatie niet meer zo geheim te zijn. En zelfs niet zo buitenland. Plaats van afspraak was immers Maastricht, zeven kilometer van mijn weekenddorp Hees verwijderd. Naast het obligate stadsspel werd er vooral kennis gemaakt aan de toog, of anderszins toch zeker op plaatsen die gemakkelijk met een gevulde plateau te bereiken zijn. En terecht. Wie net het slachtoffer is geworden van een herstructurering, die is het aan zijn stand verplicht om in de drank te vliegen.
Kazachstan - België: 0-2. Het geleverde spel was bij momenten schabouwelijk, de geleverde uitslag kon daarentegen wel bekoren. Reden genoeg dus om vier dagen later vol goede moed naar de Heizelvlakte af te zakken. Al dekt die gemoedsgesteltenis niet helemaal de lading. Ik ben gepokt en gemazeld als het op wedstrijden van de Rode Duivels aankomt. Op een oppervlakkig niveau kan ik de schijn van goede moed wel ophouden, maar diep vanbinnen weet ik beter. Wedstrijden van de Rode Duivels dienen om demonen uit te drijven, frustraties bot te vieren, 90 minuten lang op alles en iedereen te kankeren dat het een aard heeft. Nick Hornby is mijn favoriete schrijver van het moment, en in 'Fever Pitch' beschrijft hij aan de hand van zijn eerste live voetbalervaring perfect waar supporteren om draait: "[...] What impressed me most was just how much most of the men around me hated, really hated being there. As far as I could tell, nobody seemed to enjoy, in the way that I understood the word, anything that happened during the entire afternoon."
Ook ik houd er dus een dubbele agenda op na, de enige (noodzakelijke) tegemoetkoming die ik mezelf gun ter compensatie van de vervloekte interne gps die mij altijd maar weer richting Koning Boudewijnstadion leidt. Want het is niet dat ik daar voor mijn plezier zit. Dinsdag stelde een collega me de indringende vraag wanneer ik de Rode Duivels voor de laatste keer live heb zien winnen. Ik dacht even na, dacht vervolgens wat langer na, begon in de diepste krochten van mijn geheugen te graven en besloot uiteindelijk van pure misère de wedstrijdhistoriek op internet na te pluizen. Het antwoord op de vraag was nog onthutsender dan ik ooit voor mogelijk had gehouden: de laatste keer dat ik in het stadion Onze Jongens zag zegevieren, dateert van... 11 oktober 2003. De wedstrijd België - Estland was dat, in de voorronde voor Euro 2004. Achtereenvolgens zag ik België verstoken blijven van winst tegen Turkije, Litouwen, Servië-Montenegro, Spanje, Kazachstan, Polen en Duitsland.
De dinsdagavond van België - Oostenrijk, enkele uren na de vraag, lag mijn laatste winstmatch met andere woorden 7 jaar en 1 dag achter mij. Aan symboliek dus geen gebrek, het verhaal van de zeven vette en de zeven magere jaren is iedereen welbekend, en de vorige zeven jaren waren ontegensprekelijk mager if anything. Tijdens de wedstrijd werd die symboliek zelfs doorgetrokken: in een dolle slotfase bogen de Rode Duivels een verloren situatie om in een 4-3-voorsprong. Ik liet de catharsis zich van mij meester maken. Na zeven ellendige jaren op koude, lege tribunes, zeven jaren in de woestijn, was het eindelijk tijd voor De Verlossing. Zelden was het makkelijker zo exact de vinger te leggen op de kiemen van zeven vette jaren: zij liggen tussen de 87e en de 90e minuut van België - Oostenrijk, toen het wonder van Brussel zich voltrok. Meer nog dan voor de spelers op het veld, was ik blij voor mezelf. De jaren van ontbering waren dus niet voor niks geweest. Dan toch.
Graag, heel graag, waanzinnig graag had ik deze blog na drie alinea's beëindigd. Maar de realiteit verplicht me tot een epiloog. In de 92e minuut gebeurde het ondenkbare, het onvoorstelbare, het onmogelijke, het bijna onnozele ook. Oostenrijk maakte alsnog de 4-4, hoewel ze met een man minder speelden. Beschrijven hoe ik me op dat moment voelde zou waarschijnlijk te melodramatisch klinken. Het volstaat te zeggen dat ik een kwartier moest gaan zitten of anders ter plaatse op zijn minst bewusteloos zou zijn gevallen. Totaal onvoorbereid op de nieuwe foltertechniek van de Belgen. Jarenlang was de achteruitgang van de nationale ploeg namelijk gradueel verlopen, een mens kan zich daar op instellen. Maar nu was er dus iets nieuws, een moment van opperst geluk creëren om vlak daarop een joekel van een anticlimax te laten volgen. Die hadden we niet zien komen. Besluiten doe ik met een tweede quote van Hornby: "[...] the natural state of the football fan is bitter disappointment." Ik ben stilaan geneigd hem gelijk te geven.
Mijn internet werkt weer. Hiermee weten jullie meteen dat het een tijdje niet heeft gewerkt - waarvoor zo'n retroactieve update al niet goed is. Ik heb dus weer een Telenetman over de vloer gehad, een minder archetypisch exemplaar dan de vorige keer weliswaar. Deze versie was slank en fit en vief, wat meteen het nodige wantrouwen opwekte. In mijn visie vergt het namelijk een stel stevige worstenvingers om een wereldwijd web aan de gang te krijgen. De bijhorende penetrante zweetgeur hoeft niet per se - dat zou natuurlijk al te gek zijn -, maar had hier toch voor enige gemoedsrust kunnen zorgen. Want om het even wie kan een Telenetoutfit aantrekken en vervolgens beweren een technicus te zijn. Ik vertrouw nog eerder een willekeurige fatso zonder aangepaste klederdracht dan een praktiserende BMI'er mét. Of er moet hard medisch bewijs van een te snel werkende schildklier op tafel komen.
Maar goed, the proof of the pudding is in the eating. Internet is back in business, dus ik schuif mijn vooroordelen op zijn minst tot de volgende Telenetman aan de kant. Nu zie ik mij wel voor een ander probleem gesteld, te weten dit omvangrijke medium naar behoren aanvullen. Misschien dat er iemand denkt "het is alweer van 23 september geleden, hij zal wel het één en/of het ander beleefd hebben intussen". Dat zou dan wel eens kunnen tegenvallen eigenlijk. Mijn belevenissen zijn qua spankracht nog het best te vergelijken met de (inmiddels postume) politieke bemiddelingsopdracht van het duo Pieters - Flahaut: het kabbelt allemaal wat voort, zonder top of dal. Zelfs op Forza Mechelen B kan ik niet langer rekenen voor een portie animo; ons niveau is de laatste weken gestegen van heel slecht naar matig, oftewel bijzonder ondankbaar voor een blogger. En ook Philippe Gilbert bezorgde zichzelf niet het delirium en de lofrede die hij verdient. Het was nochtans een mooi Belgisch verhaal geweest, dat van die acht Vlamingen die werken voor één Waal, met de wereldtitel als resultaat. Mooie breuk met het verhaal van de N-VA ook, dat van die 6 miljoen Vlamingen die werken voor 4 miljoen Walen, met nougatbollen als resultaat. Helaas worden de beste verhalen te zelden geschreven.
Oorspronkelijk was het eigenlijk mijn bedoeling om jullie, stelletje bloglezers, op tijd en stond te briefen over mijn geherlanceerde voetbalcarrière. Nu, twee speeldagen ver in de cafévoetbalcompetitie, komen de twijfels stilaan opzetten. De resultaten noch het spel zijn om over naar huis te schrijven. Ik neem aan dat deze uitdrukking in de 21e eeuw na Christus & generatiegenoten gerust mag geactualiseerd worden naar: het is niet om over te bloggen. Wat de doorslag geeft om het desondanks wel te doen, is de gradatie van inferioriteit. Het is namelijk écht slecht. Je mag er veel over zeggen, maar Forza Mechelen B staat ontegensprekelijk voor duidelijkheid. Wij laten geen ruimte voor interpretatie, elke voetballiefhebber wordt recht in het hart getroffen. Dankbaarder moet het voor de Tsigalko in mij niet worden.
Maar het mag altijd natuurlijk. Onze voorzitter-trainer-speler (qua cumul van postjes moet het cafévoetbal niet onderdoen voor de politiek) ontpopte zich in zijn matchverslag van afgelopen weekend immers tot een begenadigd chroniqueur van het verval. Ik mag hier dus weer op mijn luie reet zitten en lustig uit zijn e-mail citeren. Volgende homp misère kan niet anders dan duidelijk maken dat Forza Mechelen B indertijd bij het opstellen van de millenniumdoelstellingen schandelijk over het hoofd is gezien: "Mijn Forzahart bloedt, ik kan er niet van slapen. Wij spelen vandaag tegen een ploeg die de afgelopen 3 seizoenen 1 keer kon winnen. De doelman is een brave man van 66 jaar (jawel je leest het goed), de man beweegt zoals een wuivende palmboom. De spits weegt 200 kilo, hun kapitein 150 kilo. Hun aanvallende middenvelder is 1m45 en scoort op corner, met de kop!" Mochten er ooit objectieve criteria opgemaakt worden om de smadelijkheid van een verlies op te meten, dan winnen wij hier sowieso de jackpot. Bejaarden bij de tegenstander? Check! Vetzakken? Check! Dwergen? Check! Scoorde er een dwerg op corner, met de kop? Check! (In de realiteit zou dit laatste criterium uiteraard niet voorkomen, wegens de grote onwaarschijnlijkheid van een affirmatief antwoord.)
Toch gelden er voor mij persoonlijk verzachtende omstandigheden. Ik besef dat dat nogal duf klinkt te midden van deze malaise, maar de dingen zijn wat ze zijn. Eén: ik zat de eerste helft, die met een 2-0 achterstand werd afgesloten, op de bank (we hanteren een rotatiesysteem, net zoals Engelse en Spaanse topploegen). Twee: ik zorgde in de tweede helft mee voor onze eerste en enige seizoensgoal door de assist te geven. De wedstrijd werd uiteindelijk met 3-1 verloren, maar ik heb dus mijn weg naar de 'statistieken' al gevonden. Oké, ik besef ook wel dat dit niet de meest geraadpleegde statistieken ter wereld zijn. Maar ikzelf, om maar iemand te noemen, raadpleeg deze statistieken alvast meermaals per dag in mijn hoofd. Dat soort van ploegspeler ben ik dus, de persoon die van een grootschalige aardbeving in zijn stad gebruik maakt om met de glimlach bij de ingestorte elektrozaak een wekkerradio mee te tsjoepen.
15 september 2010, onthoud die dag. Als de vergetelheid toch overijverig zou blijken, laat de openingszin dan een geheugensteuntje zijn. 15 september 2010 is immers een belangrijke dag voor de wereldliteratuur in het algemeen en mijn blog in het bijzonder. Voor het eerst treedt de artiest in het algemeen en ikzelf in het bijzonder met een creatie naar buiten die helemaal in de eigen gloednieuwe werkplaats werd vormgegeven. Waarbij gerust mag aangenomen worden dat de werkplaats eveneens de woonplaats is, zoveel geld heb ikzelf in het bijzonder nu ook weer niet. Maar de primeur wordt er niet minder om. Het delokaliseren van de creatieve uitvalsbasis is hoe dan ook een link gebeuren. Er zijn vele omstandigheden mogelijk die voor een onevenwicht kunnen zorgen. Het feit dat ik heden voortdurend de nabijheid van de digitale televisie moet verdragen, is daar ongetwijfeld één van.
Jaja, iedereen leest dat goed. Ik zit anderhalve week in mijn nieuwe studio en de digitale televisie is al aangesloten. Voor deze prestatie verdienen twee mensen felicitaties: de clichématige Telenetman en de niet-clichématige ik. De Telenetman besloeg ruw geschat twee vierkante meter; hij zweette amechtig, rook navenant, had een bouwvakkersreet die het Leuvense fietsenstallingsprobleem in één klap zou kunnen oplossen en maakte zich kenbaar als diehard gamer. (Ik ben, voor alle duidelijkheid, begonnen met te verklaren waarom hij een clichématige informaticus is, niet waarom hij zo nodig felicitaties verdient.) Hij kwam wel op tijd (= tussen 8u en 13u, oké) plus, nog belangrijker, hij loodste mijn kleine televisie in een wip het digitale tijdperk binnen. Kort na zijn vertrek deed ik deze prestatie al teniet. Niet omdat ik zo masochistisch ben, maar omdat ik van de namiddag gebruik maakte om een grotere (32 inch! 80 centimeter!) LCD te kopen en deze in de digitaliteit wou doen verzeilen. Heimelijk moet het zijn dat ik eigenlijk wel masochistisch van aard ben. Dacht ik nu echt dat ik de twee kabels afkomstig van de oude tv zomaar in de nieuwe zou kunnen steken, aangevuld met een heuse HDMI-kabel zelfs? Je kan me net zo goed vragen een kerncentrale herop te starten.
Maar zoals gezegd was er de voorbije dagen dus een niet-clichématige ik aan het werk. De LCD geraakte uiteraard niet de eerste dag aangesloten, maar ik bleef kalm en klaarde de klus de volgende avond. Bleek dat de kabels warempel al goed staken! Het enige wat ik vergeten was, was het selecteren van de juiste bron. Kan haast iedereen overkomen, zowaar. Anderhalve week solitair leven hebben met andere woorden al een eerste glansprestatie opgeleverd. Dat belooft!
Ik citeer niet vaak andere specimen. Zulk een inleidende zin kan uiteraard enkel betekenen dat ik het nu wél ga doen. De geciteerde is (het voorvoegsel schijnt mij enorm bevreemdend toe) ex-huisgenoot Tom. Hij had niet alleen een zeer treffende haiku in voorraad, ook is hij veel te lui om zijn auteursrecht voor een rechtbank te doen gelden. Twee vliegen in één klap! Ziehier een brok harde werkelijkheid, tot zachte poëzie gekneed:
Lekkende daken Schimmel blijft verweesd achter Een deur slaat hard toe
"Dit is echt... mijn stad." Deze woorden, in die volgorde, verlieten vrijdagnamiddag mijn bloed- en speekseleigen mond. Meer, het kwam spontaan, zonder ook maar enige zweem van ironie. Niet dat ik er fier op ben. Uiteraard niet! Berlijn, Edinburgh of New York had gerust het decor kunnen vormen voor deze uitspraak, maar nee, uitgerekend in Amsterdam bracht ik hem te berde. Amsterdam, daar waar Hollanders (nog meer dan elders) thuis zijn. Da's balen. Het kan niet anders of de uitvinder van de term 'slip of the tongue' had met zijn creatie situaties als bovenstaande voor ogen.
Hoe is het nu zover kunnen komen? Wel, eerst en vooral door Amsterdam te bezoeken, natuurlijk, een essentiële stap in het proces. Eens die horde genomen, is het niet moeilijk te vallen voor de prachtige grachten (in één woord: grachtig), gezellige straten en de romantisch-anarchistische vibe die door de stad waart. Niks van dit alles is echter van dien aard om mij een gemeende "Dit is echt... mijn stad" te ontlokken. Daarvoor moeten we bij punt drie zijn: het vrouwelijk schoon. Al te vaak vormt 'het vrouwelijk schoon' louter de verzamelnaam voor dat deel van de mensheid dat over welbepaalde in de biologieboeken gestipuleerde primaire geslachtskenmerken beschikt, zonder hier ook maar de minste esthetische resultaatsverbintenis aan vast te koppelen. Daar doe ik natuurlijk niet aan mee. Wanneer ik zeg 'vrouwelijk schoon' bedoel ik wel degelijk 'schone vrouwelijkheid'. Geen oppervlakkig gedoe voor mij. Op sommige plaatsen hebben ze dit beter begrepen dan elders. De gemiddelde Amsterdamse is slank, groot en blond. Laat dit nu juist ook mijn gemiddelde smaak zijn. What are the chances?
Net als in Valencia is het dus fijn Heineken slurpen in Amsterdam. Het gaat echt niet lang meer duren of ik begin spontaan positieve associaties te leggen bij het aanhoren van de merknaam van 's werelds voornaamste pisbier. Het zou een nieuw dieptepunt in mijn al niet bepaald glorieuze bestaan betekenen. Maar eerst mijn honteuze quote verwerken. Zoiets mag ik echt nooít meer zeggen over eender welke Hollandse stad. Ik schrijf het hier dan ook neer opdat het nooit meer gebeuren zal. Een beetje zoals de Amsterdamse Anne Frank destijds deed, in feite. Oké, situaties zijn nooit helemaal vergelijkbaar, maar laat dit niemand tegenhouden om na mijn verscheiden een Tsigalko-stichting uit de grond te stampen. Zie wel dat er in het Tsigalko-huis Heineken geserveerd wordt.
Als de premisse in de titel (copyright Editors, ik regel het wel met
Sabam) een grond van waarheid bevat, moeten mijn huisgenoten en ik ons
nu ongeveer aan het echte begin van het einde bevinden. De laatste
rechte lijn naar de status van 'ex-huisgenoten' is onherroepelijk
ingezet. Afgelopen vrijdag tekende twee derde van het huis nog present
op Pukkelpop. Nu die gebeurtenis achter de rug is, gaat het razendsnel
richting 1 september, als een vrije val die zich niet meer laat breken
door uitstekende takken onderweg. Negen dagen nog en de grootste
stijlbreuk in mijn negenjarige verblijf in Leuven is een feit. Het
gemeenschapshuis met vijf vrienden wordt definitief ingeruild voor de
studio met alleen mijzelve. Dat heet dan downsizen.
Het
waarachtige besef van wat er te gebeuren staat, is er eigenlijk nog
niet. Daarvoor is de huidige situatie te vanzelfsprekend en zijn
toekomstige equivalent te troebel. Maar op basis van flarden, fracties,
snippers bevattingsvermogen van de consequenties eigen aan de
omwenteling, probeer ik alvast mentaal op de nieuwe omstandigheden te
anticiperen. Kwestie van na negen dagen vrije val op dag tien toch
enigszins zacht te landen. Ik kan me dus al maar beter voor ogen houden
dat ik na het werk niet meer automatisch elke dag
drink-/eet-/game-/televisiekijkpartner(s) in de schoot geworpen krijg.
In plaats daarvan wordt allenigheid de basis, het ronselen van
gezelschap zal over multimediale paden moeten verlopen. Voorts moet de
uitlaatklep voor een gigantische hoop sillyness noodgedwongen
naar elders verhuizen. Om nog maar te zwijgen van de badkamer, die niet
langer van paddenstoelen, schimmels en afbladderende verf voorzien zal
zijn. (Oké, dat laatste is nu misschien niet meteen iets om rouwig om
te zijn, maar hou me maar eens tegen, eens ik een opsomming ten beste
geef.)
Het wordt dus aanpassen. Zeker in den beginne, wanneer de kale studio
ingekleed moet worden met de juiste meubels en digitale tv en internet
gegarandeerd niet naar behoren functioneren. Maar er valt niet aan te
ontkomen. Evenzeer als an end a start heeft, heeft a start an end. Na het aftellen gewoon weer optellen, totdat de gewenning zijn intrede doet.
Er schuilt nauwelijks een Frank Deboosere in mij. Dit voorheen onvermoed facet van mijn uiteraard rijke persoonlijkheid heb ik de voorbije dagen aan den lijve ondervonden. Het weer voorspellen was voor mij simpel: na een periode van slecht weer, zal er wel een periode van goed weer volgen. En vice versa. Deze ijzersterke gedachtegang volstond ruimschoots om me haast onredelijk te verkneukelen op mijn verlof. Sinds midden juli is het immers zo wisselvallig als de pest, dus moest en zou het weer gaan omslaan. Bijvoorbeeld vanaf 11 augustus, mijn eerste dag van betaalde ledigheid. Die omslag kwam er inderdaad. Van wisselvalligheid is allang geen sprake meer. De enige gril die het weer zich tegenwoordig permitteert, is het afwisselen van periodes van hevige regenval met periodes van minder hevige regenval. Toch correspondeert dat niet helemaal met wat ik initieel hoopte/voorspelde. Ik had eerder in gedachten dat de weergoden nog eens iets met de zon zouden doen, zoals daar is deze laten schijnen boven België of desnoods enkel boven Leuven, ik vraag niet veel.
Dat is me dus duidelijk niet gegund. Het officiële verstrijken van mijn alweer 27e levensjaar werd opgeluisterd met regen, wat op zich een krachtige symboliek vormt voor een verjaardag waar niet al te hard naar werd uitgekeken. Anderzijds: ook aanstaande verjaardagen zullen vermoedelijk niet feestelijk onthaald worden, maar dat neemt niet weg dat ik op 12 augustus toch nog graag eens de zon zou zien, de symbolische ontoereikendheid van dit weertype op die dag ten spijt. Ook Marktrock kan er wel bij varen. Hét Leuvense stadsfestival is dit jaar zowat verzopen, terwijl het concept van gratis inkom met enkel Belgische artiesten op zich wel beter verdient.
Onwillekeurig dwaalden mijn gedachten af naar de gouden editie van 2003, toen Moloko-op-haar-hoogtepunt de Oude Markt ophitste. Geweldig weer toen, geen klachten op dat vlak. Des te meer over het feit dat ik de klanken pas een 150-tal meter verderop opving, door het openstaande raam van mijn toenmalige kot. Het herexamen Staatsrecht was namelijk nog slechts enkele uren verwijderd. Wat betreft het doornemen van de leerstof waren er daarentegen nog enkele honderden bladzijden te gaan. Uiteindelijk spartelde ik me met een maximaal aantal toegelaten 'buispunten' (dus eigenlijk met een maximum aan efficiëntie) door de tweede zit, maar tussen Marktrock en mij zou het nooit meer echt goed komen. Onder andere de affiche, het weer of op het laatste moment niet-opdagende Sugababes strooiden beurtelings roet in het eten. Volgend jaar dus misschien best een vakantie boeken, richting een stadsfestival ver van hier.