kitokojungle

..welkom ! ..welkom ! ..welkom !

~ Gesticht àls Gesticht ter Voorkoming v/d Maatschappelijke Randdebiliteit ~

~ HÉT "progressief" Orgaan Der "Hangmatsocialisten" ~
Gesticht àls Gesticht ter Voorkoming v/d Maatschappelijke & Politieke Randdebiliteit

10-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen. Ons riant wettelijk pensioen!
Klik op de afbeelding om de link te volgen
W e merken dat het grote pensioendebat is geopend. Eerst onze rooie kameraden die pleiten voor een verplichte tweede pensioenpijler die ze dan ook nog wel willen nationaliseren, nu de aankondiging dat we met z'n allen minstens tot 63 jaar zullen moeten werken, vervolgens het ABVV dat blijkbaar ook nog een plan uit de kast haalt om de eerste pijler te verhogen. ..
feit is en blijft dat we hier in Belgistan inmiddels de laagste wettelijke pensioenen en uitekeringen van gans Europa heeft en dit ondanks een bijna continue deelname van socialistische partijen in de federale regering sinds 1945. We mogen er fier op zijn....als we dan nog lezen dat het onderwijssysteem zowel in Vlaanderen als in Wallonië en Brussel op een enorme sociale segregatie waarbij kinderen uit "kansrijke" gezinnen worden samengezet in kansrijke elitescholen en de anderen in een een soort dumps met uitzicht op dop en miserie dan mogen we hierop onze rooie kameradebn hierop ook afrekenen. Het debat dat momenteel de gemoederen zo verhit, namelijk de criminaliteit in Brussel die volgens onze bescheiden mening toch wel iets te maken heeft met de enorme armoede in de beruchte probleemwijken diezich meestal in oude "rode" gemeenten situeren...ook een nalatenschapje van onze rooie kameraden of niet soms? Eigenaardig dat men in dat steriele zero-tolerance-debat nog niet het klassieke oude Brusselse wapen heeft bovengehaald namelijk de afbraak van deze buurten voor grote en vaak megalomane prestigeprojecten, we dachten aan de afbraak van de ooit nog veel beruchtere bas-fonds voor de Noord-Zuidverbinding, een deel van de Marollenwijk voor het justitiepaleis, de volkswijk van de Antwerpse steenweg voor het zogenaamde Manhattanproject....
Maar terug naar onze pensioenen:


http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=SN2M1D7U&word=pensioenen



Pensioen vaak maar 40 procent van eindsalaris

  • woensdag 10 februari 2010

  • Auteur: Nico Tanghe

BRUSSEL - Wie als werknemer een wettelijk pensioen krijgt, moet het volgens Assuralia vaak stellen met 40procent van zijn laatste jaarsalaris. En grootverdieners krijgen nog minder.

Van onze redacteur

Een dag nadat de SP.A met haar pensioenplan de vergrijzing opnieuw bovenaan de politieke agenda probeerde te plaatsen (DS 9februari), zwengelde Assuralia gisteren het pensioendebat verder aan.

De verzekeringsfederatie deed dat door het samenbrengen van een aantal onthutsende cijfers, die de enorme omvang van het pensioenprobleem pijnlijk blootleggen. Want hoewel de meesten onder ons wel weten dat de wettelijke pensioenen in België bij de laagste van Europa horen —met uitzondering van de ambtenarenpensioenen (zie hierboven)—– beseffen weinigen hoe nijpend het pensioenprobleem wel niet is.

Heb je als werknemer een ‘gemiddeld eindsalaris' van 35.000 euro op jaarbasis, dan hou je daar slechts 40procent van over, zo rekent Assuralia voor. En strijkt een werknemer in zijn laatste jaar 75.000 euro of zelfs 100.000 euro op, dan moet hij als gepensioneerde genoegen nemen met respectievelijk 26 en 20procent.

‘Als je vergelijkt met het gemiddelde loon van de totale loopbaan, krijg je andere cijfers en loopt dat op tot 60procent. Maar de meeste werknemers kennen hun gemiddelde loon niet eens. De vergelijking met hun laatste jaarloon is veelzeggender', zegt voorzitter Philippe Colle.

Om het nijpend pensioenprobleem op te vangen, pleit ook Assuralia voor het versterken van de zogenaamde tweede pijler, waarbij werknemers via hun bedrijf sparen voor een aanvullend pensioen. Want de overheid heeft onvoldoende middelen om het wettelijk pensioen zelf te verhogen.

Volgens cijfers van de studiecommissie voor vergrijzing loopt het financieringstekort voor gezondheid, ziekte en pensioenen tegen 2050 op tot 21,5 miljard euro. ‘Dat is evenveel als het huidige gat in de staatsfinanciën', zegt Colle.

Bedrijven moeten daarom aangemoedigd worden om een aanvullend pensioenplan op te starten. Twee op de drie bedrijven hebben dat al gedaan, zo wijst een enquête uit, en de helft van de resterende ondernemingen is van plan dat te doen. Om dat proces te versnellen, vraagt Assuralia een progressieve verhoging van de bijdragen voor aanvullend pensioen en meer flexibiliteit voor loontrekkers om zelf extra stortingen te doen.



en even een historisch overzichtje:

http://www.assuralia.be/nl/publication/Commande/cahier/wap/ch1_1.asp



De aanvullende pensioenen na de wet-vandenbroucke

I. De aanvullende pensioenen : een sociale noodzaak

Afdeling 1 : Een terugblik

Na Wereldoorlog II heeft België een geheelomvattend sociaal zekerheidssysteem uitgebouwd, gedifferentieerd naargelang de aard van de beroepsactiviteit. Zo kent ons land verschillende regimes voor werknemers, voor zelfstandigen en voor ambtenaren.

De Besluitwet van 28 december 1944, die formeel een omvangrijk instrumentariu m v oor sociale zekerheid invoerde, verschafte aan de bevolking een wettelijk geregelde en gegarandeerde bescherming, financieel gevoed door de bijdragen van werknemers en werkgevers, van de zelfstandigen, en van de overheid. Een mijlpaal, die echter noch de start, noch het eindpunt uitmaakte van de omkadering van de sociale bescherming in ons land.

Reeds vóór de algemene invoering van de sociale zekerheid hadden vele werkgevers, afzonderlijk of gezamenlijk, voor hun personeel diverse vormen van sociale tegemoetkomingen georganiseerd. Zo bestonden vóór W.O. II voorzorgskassen die voornamelijk bescherming boden op twee domeinen: Ziekte- en invaliditeitsverzekering ziekte (tussenkomsten bij medische kosten) en Ziekte- en invaliditeitsverzekering ouderdom (pensioenvorming).

In 1944 werd een einde gemaakt aan het voluntaristisch aspect van deze regelingen: de aansluiting bij en het bijdragen tot de algemene sociale zekerheid werden verplicht gemaakt. Dankzij die instelling is de armoede bijna uitgeroeid en is een deel van de voortgebrachte rijkdommen via de verschillende takken ervan, waaronder de pensioenen, herverdeeld in het voordeel van de meest behoeftigen.

De financiering van het pensioenluik gebeurde in kapitalisatie, waarbij elke aangeslotene zijn persoonlijk pensioen opbouwde. Dit systeem, dat slechts twintig jaar eerder werd ingesteld, kon echter onmogelijk een aanvaardbare verhouding tussen het laatstverdiende loon en de pensioenuitkering garanderen: de loonevolutie en de inflatie werden onvoldoende opgevangen. De hierboven vermelde op ondernemingsvlak ingestelde voorzorgskassen bleven dus van belang voor het verstrekken van een inkomstengarantie na de pensioenleeftijd.

Dit bleef zo, ook nadat de overheid het kapitalisatiesystee m v erving door een veralgemeend repartitiesysteem. Dit systeem kon, doordat de universeel geïnde bijdragen de evolutie van de lonen volgden, gemakkelijker het behoud van koopkracht garanderen, maar evolueerde, vooral door het toepassen van een loongrens voor het berekenen van de pensioenrechten, de facto naar een noodzakelijk geacht minimaal pensioen.

De eertijds bestaande kapitalisatiestelsels voor arbeiders en voor bedienden werden uiteindelijk respectievelijk in 1954 en in 1967 stopgezet. De uitkering van de laatste pensioenen die in deze systemen gedeeltelijk zijn opgebouwd, zal uiteindelijk ingaan in 1999 (arbeiders) of in 2012 (bedienden); beide systemen doven dus stelselmatig uit. Alle werknemers dragen nu bij tot het veralgemeende repartitiesysteem.



Afdeling 2 : Repartitie of kapitalisatie ?

Vaak worden repartitie (ook omslag genoemd) en kapitalisatie als twee tegenstrijdige financieringstechnieken beschouwd, die ondanks hun verschillen elkaar toch aanvullen.

Het gaat er niet om repartitie en kapitalisatie via sowieso steriele twistgesprekken tegen elkaar uit te spelen, maar voor elke categorie van personen na te gaan welk van beide het meest geschikt is voor welk deel van de pensioenfinanciering.

Wijlen professor Jean-Jacques Gollier ging in zijn boek "L'Avenir des retraites" uitvoerig in op dat debat over repartitie en kapitalisatie en in plaats van die twee termen verkoos hij het begrip distributie (distribueren wat men ontvangt) en reservering (reserves aanleggen voor toekomstige verbintenissen).

In die optiek weerspiegelen de repartitiesystemen slechts een heel relatieve solidariteit. De ouderen krijgen immers onmiddellijk het grootste stuk van de taart toebedeeld, zonder zich over het lot van de volgende generaties te hoeven te bekommeren. Kapitalisatiesystemen waarborgen beter de renten van de toekomstige generaties.

De sociale verdiensten van beide systemen mogen dan ook niet te overhaast tegen elkaar afgewogen worden. J.-J. Gollier weerhield dan ook vier criteria om de doeltreffendheid van de pensioenstelsels te bepalen:

- sociale doeltreffendheid : men wenst de hoogste pensioenen zo snel mogelijk te betalen en er de koopkracht van te handhaven : we hebben te maken met een zuiver repartitiesysteem, er worden m.a.w. geen reserves gevormd;
- intergenerationele doeltreffendheid : elke generatie verkrijgt hetzelfde pensioenniveau, rekening houdende met de bijdragen die zij zelf heeft betaald : dat veronderstelt de vorming van stabilisatiereserves om de zware demografische klappen op te vangen, zoals een teveel aan rentetrekkenden of een tekort aan bijdragebetalers;
- macro-economische doeltreffendheid : men wenst de spaarquote en de consumptiequote in evenwicht te houden en tegelijkertijd over voldoende reserves te beschikken om beleggingen te waarborgen : dat is de collectieve kapitalisatie;
- financiële doeltreffendheid : de reserves moeten een concurrerende financiële interest opbrengen, die de inflatie kan tegengaan : dit is het terrein van de individuele kapitalisatie, die ieders verworvenheden consolideert zonder rekening te houden met de principes van het evenwicht tussen de generaties.

Al naar gelang van de omstandigheden zal men kiezen voor de financiering die de optimale kapitalisatiegraad biedt, aangezien elke constructie aan verschillende doeltreffendheidscriteria beantwoordt en dus eigen voor- en nadelen heeft. Dat leidt tot het bestaan van gemengde stelsels waarbij het pensioen niet op één manier wordt gevormd, maar uit verschillende bestanddelen bestaat op grond van de specifieke kenmerken en toekenningsvoorwaarden ervan.

De rol en de plaats van het pensioen via kapitalisatie (met name in de tweede pijler) is in die context dus heel duidelijk en de noodzaak ervan op macro-economisch vlak dient dan ook onderstreept te worden.



Afdeling 3 : Het wettelijk pensioen in België

De werknemers

Het rust- en overlevingspensioen is gefinancierd in repartitie. Het regime wordt gefinancierd via de inkomsten van het globaal beheer van de sociale zekerheid, welke essentieel voortkomen uit bijdragen aan de sociale zekerheid (65 % van de inkomsten) en van een Staatssubsidie.

De sociale zekerheidsbijdragen worden geheven op het volledige loon van de loontrekkenden. De uitkeringen daarentegen houden slechts rekening met een geplafonneerd loon. Op die manier wordt een substantiële solidariteit ingebouwd tussen de hoog- en de laagverdieners.

a) Rustpensioen

De normale pensioenleeftijd is 65 jaar voor de mannen en 63 jaar voor de vrouwen. De pensioenleeftijd voor de vrouwen wordt geleidelijk gelijkgeschakeld met die van de mannen en bedraagt ook 65 jaar vanaf 1 januari 2009.

Het pensioen kan vervroegd worden opgenomen vanaf 60, zowel voor de mannen als voor de vrouwen, op voorwaarde dat een minimale loopbaanduur kan worden aangetoond. Zo moet de loopbaan in 2004 minimaal 34 jaar bedragen. Deze loopbaanvoorwaarde wordt opgetrokken tot 35 jaar vanaf 1 januari 2005.

Het rustpensioen van de loontrekkenden wordt berekend aan de hand van de verdiende lonen tijdens de beroepsloopbaan en van de duur van de loopbaan. De duur van de loopbaan bevat de daadwerkelijk gepresteerde jaren, maar ook de gelijkgestelde inactiviteitsperiodes (o.a. periodes van werkloosheid en arbeidsongeschiktheid omwille van ziekte of invaliditeit).

Een volledige loopbaan bedraagt 45 jaar voor de mannen en 43 jaar voor de vrouwen. Ook deze loopbaanduur voor de vrouwen wordt geleidelijk gelijkgeschakeld met die van de mannen en zal 45 jaar bedragen in 2009.

Verder bedraagt de vervangingsratio voor een gezinspensioen 75 % en voor een alleenstaandenpensioen 60 %. Echtgenoten die beiden recht hebben op een pensioen, kunnen opteren voor 2 alleenstaandenpensioenen indien dit gunstiger uitvalt dan 1 gezinspensioen.

Voor elk jaar van de loopbaan wordt een gedeelte van het pensioen opgebouwd op basis van de reële, fictieve (voor de gelijkgestelde periodes) en forfaitaire lonen die overeenstemmen met dat jaar, volgens de volgende formule :

Het loon dat in rekening wordt gebracht voor de berekening van het pensioen is evenwel geplafonneerd. Het loonplafond wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt tweejaarlijks geherwaardeerd in functie van de reële verhoging van de loonkosten. Voor 2002 bedraagt het loonplafond 39.367,70 euro.

b) Overlevingspensioen

Het overlevingspensioen bedraagt 80 % van het gezins-rustpensioen van de overledene. Wanneer de echtgenoot overlijdt vooraleer hij daadwerkelijk op pensioen is gegaan, wordt het overlevingspensioen berekend op basis van een theoretisch gezinspensioen.

De zelfstandigen

Het rust- en overlevingspensioen voor de zelfstandigen is gefinancierd in repartitie. De financiering vindt plaats via het globaal beheer van de sociale zekerheid voor de zelfstandigen. De bijdragen worden voornamelijk gedragen door de zelfstandigen zelf (65 % van de inkomsten) en via een staatssubsidie.

a) Rustpensioen

De bepalingen met betrekking tot de pensioenleeftijd zijn dezelfde als die voor de loontrekkenden. De normale pensioenleeftijd bedraagt in 2004 65 jaar voor de mannen en 63 jaar voor de vrouwen. Het pensioen kan worden opgenomen vanaf 60 jaar op voorwaarde dat de loopbaan minimaal 34 jaar bedraagt. Voor de zelfstandigen wordt, per jaar vervroeging, een reductie van 5 % toegepast op het rustpensioen.

Een volledige loopbaan bedraagt 45 jaar voor de mannen en 43 jaar voor de vrouwen. Verder bedraagt de vervangingsratio voor een gezinspensioen 75 % en voor een alleenstaandenpensioen 60 %.

Voor elk jaar van de loopbaan wordt een gedeelte van het pensioen opgebouwd op basis van de reële, fictieve (voor de gelijkgestelde periodes) en forfaitaire lonen die overeenstemmen met dat jaar, volgens de volgende formule :

Het loon dat in rekening wordt gebracht voor de berekening van het pensioen is evenwel geplafonneerd. Het loonplafond wordt jaarlijks geïndexeerd. Voor 2003 bedraagt het loonplafond 43.587,20 euro.

Opdat één euro betaald door de zelfstandige een gelijk pensioen zou opleveren als één euro betaald door en voor een loontrekkende, wordt het pensioen verkregen volgens de hierboven vermelde formule nog vermenigvuldigd met een coëfficiënt die per ministerieel besluit wordt vastgelegd. Op die manier wordt het feit gecompenseerd dat er voor de zelfstandigen geen werkgeversbijdragen worden betaald.

b) Overlevingspensioen

Het overlevingspensioen bedraagt 80 % van het gezins-rustpensioen van de overledene. Wanneer de echtgenoot overlijdt vooraleer hij daadwerkelijk op pensioen is gegaan, wordt het overlevingspensioen berekend op basis van een theoretisch gezinspensioen.

Het overheidspensioen

Het rustpensioen voor de ambtenaren wordt beschouwd als een uitgesteld loon. Dit pensioen wordt toegekend zonder dat een persoonlijke of patronale bijdrage voor de financiering ervan te voorzien. Het overlevingspensioen daarentegen wordt gefinancierd via een bijdrage van 7,5 % op het volledige brutoloon van de ambtenaar.

a) Rustpensioen

Degenen die minstens 5 jaar in overheidsdienst zijn, kunnen hun pensioen opnemen vanaf ten vroegste 60 jaar (behalve voor enkele specifieke categorieën) in het speciale regime van het overheidspensioen.

De ambtenaren die definitief arbeidsongeschikt zijn verklaard, hebben onmiddellijk recht op een rustpensioen (en dus niet op invaliditeitsvergoedingen) zonder leeftijdsvoorwaarde noch voorwaarden inzake de loopbaanduur.

In de meeste gevallen wordt het pensioen als volgt berekend :

Naast de daadwerkelijk gepresteerde dienstjaren, worden ook sommige periodes van afwezigheid in rekening gebracht voor de berekening van de loopbaanduur.

In tegenstelling tot het regime van de loontrekkenden en de zelfstandigen, wordt het referentieloon niet geplafonneerd. Het pensioen bekomen volgens de hierboven vermelde formule is evenwel naar boven toe begrensd. Dit maximumpensioen bedraagt 75 % van het referentieloon. Dit heeft tot gevolg dat een volledig overheidspensioen wordt bekomen na 45 jaar dienst (75 % van 60 = 45).

Bovenop dit relatieve maximumpensioen, bestaat er ook een absoluut maximum. Het maximale bedrag van een overheidspensioen is vastgesteld op 46.882,74 euro per jaar geïndexeerd volgens de spilindex. Op 1 januari 2004, bedroeg het maximale bruto-overheidspensioen 61.861,80 euro per jaar.

b) Overlevingspensioen

In tegenstelling tot de regimes van de loontrekkenden en zelfstandigen, hebben naast de echtgeno(o)t(e) ook de uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e) en de wezen recht op een overlevingspensioen.

Afdeling 4 : Nood aan bijkomende pensioenvoorzieningen

Niettegenstaande de pensioenproblematiek sterk gelijklopend is voor de zelfstandigen en de werknemers, valt de verdere analyse van de situatie van de zelfstandigen buiten het bestek van dit cahier. In hetgeen volgt wordt bijgevolg enkel het werknemerspensioen verder besproken.

De eerste pijler hervalt tot een basispensioen

Omwille van de toepassing van het loonplafond voor de berekening van het wettelijk pensioen en omwille van de onvolledige loopbanen (deeltijds werk, langere studieperiode, .) bedraagt het gemiddelde rustpensioen voor een alleenstaande ongehuwde man met een zuivere loopbaan als werknemer 839,40 euro per maand; voor een vrouw in gelijkaardige gezinstoestand en eveneens een zuivere loopbaan als werkneemster is dit 693,29 euro. De uitkeringen van de wettelijke pensioenstelsels maken het str ikt onontbeerlijke mogelijk, maar niet altijd het noodzakelijke en nog minder de extra's die het leven aangenamer maken. Een recent onderzoek in Vlaanderen liet trouwens uitschijnen dat de verwachtingen die de burger heeft inzake zijn toekomstig pensioen merkelijk hoger liggen.

Mannelijke alleenstaande werknemers met een volledige beroepscarrière en wier loon gedurende hun gehele loopbaan het berekeningsplafond1 voor het wettelijk pensioen overschreed, hebben hiermee een maandelijkse uitkering van 1.470,52 euro verworven, voor vrouwelijke alleenstaanden is maximaal 1.503,27 euro voorzien2. Het verschil tussen de theoretische maximale rustpensioenen en de reëel uitgekeerde rustpensioenen is groot! Een reden voor de werknemer om te voorzien in een bijkomend inkomen, dat het wettelijk pensioen aanvult.

Het is belangwekkend de evolutie te kennen van het aantal werknemers van wie het loon de berekeningsgrens bereikt of overschrijdt. Het Planbureau berekent3 dat in 1990 27,3 % van de mannelijke werknemers meer verdienen dan de loongrens. In 2030 zullen 63,5 % van de mannelijke werknemers de loongrens hebben overschreden en in 2050 verwacht het Planbureau dat meer dan 82 % onder hen een loon boven de berekeningsgrens zullen ontvangen. Voor de vrouwelijke werknemers, van wie er in 1990 nog geen 6 % een loon verkregen dat de loongrens overschreed, is de impact van de loongrens op de pensioenuitkeringen gemiddeld vrij beperkt. Het Planbureau verwacht dat vanaf 2030 de loongrens een exponentieel toenemende invloed heeft op het pensioen van de mannelijke werknemers.

Voor 2003 bedraagt dit plafond 40.898,30 euro.

Het verschil tussen het maximumrustpensioen voor een mannelijke en voor een vrouwelijke werknemer komt nog voort uit de verschillende maximumloopbaanduur die voor beide geslachten wordt gehanteerd (45 jaar/ 43 jaar). In 2009 moet dit structureel verschil zijn weggewerkt.

Planbureau, Planning paper nr. 82, De pensioenhervorming, november 1997.De geschetste evolutie doet bij steeds meer werknemers de vraag rijzen naar de legitimiteit van het repartitiestelsel, en zet de betere verdieners ertoe aan uitwijkmogelijkheden te zoeken buiten het socialezekerheidsstelsel voor de werknemers, door zich te vestigen als zelfstandige. Hierdoor kan het financieel evenwicht van het repartitiesysteem nog meer onder druk komen, zodat de overheid zich de vraag moet stellen of de tijd niet gekomen is om het verzekeringsprincipe (evenredigheid tussen bijdragen en uitkeringen) terug te versterken.

Als de wig tussen het wettelijk pensioen en het loon, dat tijdens de beroepsloopbaan is verdiend, groeit, wordt het des te meer maatschappelijk aanvaardbaar dat bedrijven voor hun werknemers aanvullende voorzieningen instellen, waarbij een bedrijfspensioen wordt opgebouwd dat overeenstemt met het loon en de duur van de arbeidsprestatie. Het is ook logisch eerst diegenen van wie het loon het referteloonplafond nu al doorbreekt daarbij te betrekken.

Bovendien noopt de stijgende concurrentie tussen de ondernemingen deze ertoe kwalitatief hoogstaand personeel aan te trekken. De aanvullende sociale voordelen worden door dezen vaak beschouwd als een competitief element binnen het remuneratiepakket.

Langzamerhand is het inzicht gegroeid dat een volwaardige sociale bescherming - zeker voor wat de pensioenen betreft - kan en moet gestoeld zijn op drie pijlers:

- de eerste pijler : wettelijk pensioen, dat het levensnoodzakelijke waarborgt, waarbinnen o.a. de aspecten solidariteit en inkomensherverdeling aan bod komen;
- de tweede pijler : aanvullend pensioen, georganiseerd binnen het kader van de beroepsactiviteit, waarbinnen individuele of collectieve kapitalisatie hun plaats vinden;
- de derde pijler : individuele langetermijn-spaarinspanningen4, naar keuze van elk individu.

De sociale zekerheid mag haar taak niet te buiten gaan, anders dreigt ze ineen te storten. Die taak bestaat erin voor een sociale basis te zorgen o.a. door het financieren van pensioenen die het noodzakelijke inkomen voor een fatsoenlijke oude dag waarborgen. De sociale zekerheid, die verder moet blijven voorzien in de vitale behoeften van wie "door ouderdom arbeidsongeschikt" is geworden (aldus de definitie van de Wet van 19 juni 1996 tot interpretatie van de Wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd), kan worden aangevuld door particuliere aanvullende stelsels al naar gelang van de collectieve (binnen de tweede pijler) of particuliere (binnen de derde pijler) behoeften.

Het is precies de evenwichtige uitbouw van deze drie pijlers, waarbij diverse mechanismen (solidariteit of eigen verantwoordelijkheid), financieringstechnieken (omslagstelsel of kapitalisatie) en beleggingsinstrumenten (vastrentend of risicodragend) aan bod komen, die waarborgen kan bieden met betrekking tot het behoud van de koopkracht na het bereiken van de pensioenleeftijd.

De jaren waarin politieke stromingen een exclusieve keuze nodig achtten tussen het ene of het andere systeem behoren nu gelukkig tot het verleden.

Deze ondernemingsgewijze georganiseerde aanvullende pensioenstelsels vormen de tweede pijler van de pensioenopbouw. Zij werken met kapitalisatietechnieken, individuele of collectieve. Om diverse redenen vormt deze tweede pijler een noodzakelijke aanvulling op het wettelijk pensioen van de eerste pijler.

Tweede pijler : een noodzakelijke aanvulling op de eerste pijler

Zoals eerder aangestipt is er consensus gegroeid over de stelling dat het toekomstig globaal pensioeninkomen het best gewaarborgd wordt door het aanwenden van een mix van repartitie- en kapitalisatietechnieken. In België wordt het wettelijk pensioen in repartitie gefinancierd, terwijl het aanvullend pensioen berust op kapitalisatie.

In de tweede plaats laat, specifiek in België, de budgettaire situatie, gekoppeld aan de fiscale en parafiscale druk, weinig marge om - nu reeds - nog meer wissels op de toekomst te trekken en te hopen dat de verhoging van de uitgaven voor wettelijke pensioenen integraal door overheidsgeld betaald kan worden.

In de sociale zekerheid worden geen reserves opgebouwd. Bij gebrek aan gekapitaliseerde pensioenreserves zullen de pensioenuitgaven een steeds groter aandeel opeisen van het Bruto Binnenlands Product (B.B.P.), een indicator voor de welvaart van het land. De verhouding van de pensioenuitgaven ten opzichte van het B.B.P. beliep 10,6 % in 1996. Bij ongewijzigd beleid zou ze klimmen naar 11,7 % in 2020, tot 12,8 % in 2030.

Assuralia berekende in 1993, ter gelegenheid van de Ronde Tafel voor de Pensioenen van toenmalig minister F. Willockx, dat indien de overheid niet onmiddellijk en op structurele wijze zou ingrijpen in de regelingen van het wettelijk pensioen, de stijgende uitgaven tussen 1994 en 2038 een belangrijke stijging van de bijdragen op het brutoloon van de werknemers zouden voor gevolg hebben, tenzij andere financieringsmiddelen zouden worden aangewend.

Een actualisering van deze berekening in 1997 legt volgende tendens bloot: in 1997 eist de financiering van het wettelijk pensioen 19,84 % van het brutoloon van een privé-werknemer op; dit is de som van de werkgevers- en werknemersbijdragen, aangevuld met de overheidssubsidie. Zelfs na de matigende recente pensioenhervorming, ingevoerd door de Wet van 26 juli 1996 "tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels", zal de pensioenlast nog steeds nood hebben aan bijkomende financiering, zodat het geciteerde bijdragepercentage tegen het jaar 2027 zou evolueren naar 32,9 % van het brutoloon der werknemers, wat een stijging van de bijdragelast met bijna 66 % zou uitmaken.

Het Planbureau bevestigt deze trend, maar houdt het bij een meer optimistische schatting5: door de ratio te berekenen van de jaarlijkse pensioenbestedingen ten opzichte van de loonmassa, komt het Planbureau tot een maat voor het bijdragevolume dat elk jaar de pensioenbegroting in evenwicht moet houden. De genoemde ratio stijgt van 18 % in 1995 naar 23 % in 2050.

Wat ook het precieze cijfer weze, de nood aan bijkomende inkomsten voor het pensioenstelsel wordt duidelijk aangetoond. De stijging, in absolute cijfers, van het aantal 60-plussers en, in relatieve cijfers dan, van het aantal begunstigden in verhouding tot de bijdragenbetalers, zal leiden tot nog zwaardere inhoudingen op de lonen en zodoende tot een stijging van de arbeidskost. En de relatie tussen arbeidskost en werkloosheid is in de loop der voorbije jaren op afdoende wijze aangetoond.

Om deze trend te breken zijn twee soorten maatregelen volstrekt noodzakelijk. Zij vullen mekaar bovendien aan: het gaat om de structurele aanpassing van onze wettelijke pensioenstelsels, met daarbij inbegrepen de ambtenarenstelsels, en de verdere uitbouw van de tweede pijler voorzieningen.

De scherp aangevoelde pensioenproblematiek heeft recentelijk geleid tot twee structurele maatregelen.

Een structurele innovatie in de 1 e pijler betreft het Zilverfonds , een opbouw van een demografische reserve gelanceerd door de minister van begroting. Het is de bedoeling dat dit fonds geleidelijk reserves opbouwt om de betaalbaarheid van de wettelijke pensioenen veilig te stellen. Dit fonds wordt opgebouwd d.m.v. niet-fiscale inkomsten, bijvoorbeeld inkomsten uit de verkoop van de licenties voor de 3 e generatie mobiele telefonienetwerken, éénmalige ontvangsten zoals onder meer opbrengsten ten gevolge van niet-ingewisselde biljetten bij de overgang naar de euro, inkomsten uit privatiseringen en/of budgettaire surplussen. De aan het Zilverfonds geaffecteerde fondsen bedroegen begin 2004 9.443 miljoen euro .

Er is sprake van een reserve van 115 miljard euro tegen 2030 wanneer de pensioenproblematiek het meest nijpend zal zijn. Achter het zilverfonds schuilen ook begrotingsoverwegingen want het is de bedoeling dat het fonds belegt in overheidsobligaties, activa die volgens de Europese begrotingsnormen in mindering van de staatsschuld mogen gebracht worden.

Verder is het de bedoeling dat de 2de pijler gedemocratiseerd wordt door de wet betreffende de aanvullende pensioenen ( WAP ). Dankzij deze wet is de toegankelijkheid van de 2 de pijler verbeterd in het bijzonder voor de arbeiders en voor de KMO-sectoren. Deze wet wordt uitvoerig toegelicht in hoofdstukken IV, V en VI.

Planbureau, Planning paper nr. 83, Perspectives financières de la sécurité sociale à l'horizon 2050, november 1997, geciteerd door A. Dellis en P. Pestieau in Trends Review van 15 oktober 1998, "De echte crisis in de sociale zekerheid".

Voordelen van de 2de pijler ten opzichte van de 3de pijler

Verder heeft de 2de pijler een aantal onmiskenbare voordelen tegenover het individuele sparen van de 3de pijler.

Het bedingen van gunstigere tariefvoorwaarden dan die welke de verzekeraars aan individuele verzekerden kunnen aanbieden .

Het voordeel van het aantal geldt natuurlijk op het vlak van de kosten, maar ook op dat van de voorwaarden inzake acceptatie van het risico. Terwijl een verzekeraar voor het aangaan van een individuele levensverzekering soms een medisch onderzoek oplegt, garandeert het behoren tot een groep - op voorwaarde dat die homogeen is - een voldoende evenwicht tussen "goede" en "slechte" risico's. Daarenboven is het mogelijk het niveau van de verzekerde bedragen automatisch aan te passen aan de loonontwikkeling, wat niet het geval is in de individuele levensverzekering.

Toegang krijgen tot de financiële dimensie waarover de verzekeraars beschikken , maakt het mogelijk op de markten op te treden met een grotere kennis van zaken en met omvangrijkere middelen dan die welke voor de meeste particulieren of ondernemingen bereikbaar zijn.

Het tot stand brengen van een marktrelatie . Het bedrijf dat een groepsverzekering sluit, kan de concurrentie uitspelen en van de maatschappij hoge prestaties vragen. Wat het beheer van de activa van de groepsverzekering betreft, kan dat bedrijf zich, als klant, dus onafhankelijker en veeleisender opstellen dan wanneer het zelf betrokken zou zijn bij de verantwoordelijkheid voor het dagelijkse beheer van die activa. De activa van de groepsverzekering maken geen deel uit van het vermogen van de onderneming en zijn dus niet afhankelijk van de wisselvalligheden van haar economische activiteit. De activa van de groepsverzekering zijn overigens beschermd door het toezicht dat de CBFA uitoefent wat de kwaliteit en de diversificatie van de beleggingen betreft. Tegelijkertijd zijn ze opgenomen in een afzonderlijk beheer leven, dat losstaat van de andere verzekeringsbranches die de maatschappij beoefent, zowel als van haar eigen vermogen. Tegenover dat actief staat immers een passief voor het bedrag van de verbintenissen tegenover verzekerden en begunstigden, die als een schuld van de verzekeraar beschouwd worden.
1 Voor 2002 bedraagt dit plafond 39.367,70 euro.
2 Het verschil tussen het maximumrustpensioen voor een mannelijke en voor een vrouwelijke werknemer komt nog voort uit de verschillende maximumloopbaanduur die voor beide geslachten wordt gehanteerd (45 jaar/ 43 jaar). In 2009 moet dit structureel verschil zijn weggewerkt.
3 Planbureau, Planning paper nr. 82, De pensioenhervorming, november 1997.
4 In België worden deze individuele spaarinspanningen geconcretiseerd via enerzijds de instrumenten van het langetermijnsparen en anderzijds het "pensioensparen". De financiering van een eigen woning kan ook onmiskenbaar als een inkomensbeveiligend instrument bij ouderdom worden beschouwd, doordat ze een uitgavenbesparend effect heeft na pensionering, nl. het vermijden van het betalen van huurprijs.
5 Planbureau, Planning paper nr. 83, Perspectives financières de la sécurité sociale à l'horizon 2050, november 1997, geciteerd door A. Dellis en P. Pestieau in Trends Review van 15 oktober 1998, "De echte crisis in de sociale zekerheid".

Nu nog een bijdrage over dat fameuse wit konijn of het zogenaamde "zilverfonds"


http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=KD2M29MN

Rode erfenis of lelijk eendje

  • woensdag 10 februari 2010

  • Auteur: Bart Brinckman

BRUSSEL - ANALYSE ZILVERFONDS LIJKT KLINISCH DOOD Voor socialisten blijft het Zilverfonds de mooiste erfenis van paars. Toch moet de huidige regering er niet van weten.

Van onze redacteur

De SP.A heeft enkele voorstellen om de pensioenuitdaging het hoofd te kunnen bieden (DS 9 februari). Tijdens de voorstelling ervan volgde geen enkele verwijzing naar het Zilverfonds. Vreemd, ooit roemde voorzitter Caroline Gennez het als een van de ‘mooiste realisaties' van de jongste tien jaar.

Kamerfractieleider Bruno Tobback, die de nota mee opstelde, legt uit. ‘Onze plannen behelzen de lange termijn. Het Zilverfonds mikt op de korte termijn. Het fonds is niet bedoeld om de pensioenen te betalen. Wel kan het als een soort van buffer dienen op het moment dat de babyboomers met pensioen gaan. Het is een soort glijmiddel om die pil te verzachten. Maar als die golf eenmaal is gepasseerd, heeft het fonds geen doel meer.'

Toenmalig vicepremier Johan Vande Lanotte richtte in 2001 het Zilverfonds op om vanaf 2010 de vergrijzingkosten op te vangen. Paars wilde er budgettaire overschotten en eenmalige opbrengsten (bijvoorbeeld uit de verkoop van licenties) in kwijt. Momenteel bevat het 17 miljard euro.

Het fonds mocht pas worden aangesproken wanneer de schuldgraad onder de 60 procent van het bruto binnenlands product zakt. Paars besliste ook dat de overheid vanaf 2008 0,3 procent van de begroting, de daarop volgende jaren telkens aangevuld met 0,2 procent, in het fonds moest storten.

Helaas, de regering-Leterme dacht daar anders over. Overschotten waren er niet meer, bijkomende stortingen vond het kabinet maar niets. Bovendien steeg de schuldgraad ondertussen naar 100 procent en mag het fonds wettelijk gezien niet worden aangesproken.

Het animo voor het Zilverfonds zakte onder nul. Critici spreken over een lege doos, een virtuele realiteit of zelfs hypocrisie. Minister van Begroting Guy Vanhengel (Open VLD) noemde het een ‘marketingstunt' van de socialisten.

Technisch gezien hebben de critici geen ongelijk. Het geld van het fonds werd belegd in zilverbonds, speciale schatkistcertificaten. Grosso modo heeft de regering met haar spaarpot schuldpapier van zichzelf gekocht waarbij het verkregen geld al meteen werd uitgegeven. Dat geeft het fonds iets virtueels, al liet Europa de boekhoudkundige truc meetellen als een vermindering van de schuld (met een daling van de rentelasten tot gevolg). De overheid betaalt dat geld met een interest terug. Die interest vormt de netto-opbrengst en bedraagt nu zo'n 4 miljard euro. De kritiek dat het om een lege doos gaat, lijkt daarom evenzeer overtrokken. Met 4 miljard kan je iets doen, al is het niet veel.

De critici werpen bovendien op dat de regering schulden moet maken op het moment dat ze het Zilverfonds echt aanspreekt om die vergrijzing op te vangen. Natuurlijk, het geld van het fonds is al uitgegeven. Socialisten weten dat en willen dat euvel oplossen door het fonds jaarlijks te voeden tot het ergste van de vergrijzing achter de rug is. Dan kan het gewoon worden opgedoekt. De SP.A hoopt bijvoorbeeld dat het door de overheid in de banken geïnvesteerde geld uiteindelijk naar het Zilverfonds vloeit. Meteen zou het verdubbelen in omvang.

Vlaams parlementslid John Crombez (SP.A) blijft het fonds verdedigen. ‘Eigenlijk was het een instrument voor budgettaire zelfdiscipline.' Maar hij ontkent niet dat de huidige regering het Zilverfonds negeert, ja zelfs uitholt. Zo deinsde de regering er eind vorig jaar niet voor terug om 800 miljoen die eigenlijk voor het Zilverfonds was bedoeld, in de begroting op te nemen. ‘Zodra we in de regering zitten, gaan we het fonds reanimeren.'

Ook Tobback blijft een pleitbezorger, al nuanceert hij. ‘Ik stoor me vooral aan politici die veel kritiek leveren op het fonds maar tegelijkertijd niet vertellen wat ze dan wel doen om de vergrijzing op te vangen. Als de regering met een pensioenplan afkomt waarbij ze meteen aangeeft hoe ze het wil financieren, is het voor mij ook goed als dat zonder het Zilverfonds is. Al zal het emotioneel best wat pijn doen. Schamper doen over het verleden zonder een echt alternatief, stoort me.'



Voilà, dat was de les voor vandaag en jullie zitten nu meer dan waarschijnlijk met een punthoofd. Het is in elk geval duidelijk dat onze kameraden op geen enkel moment een volgehouden inspanning hebben gedaan om ons pensioen en uitekeringsstelsel op peil te houden.
Er is ingezet op de tweede en derde pijler die echter geen van beide kan verplicht worden. Het catastrofale gevoldg zal zijn dat diegenen die in zwakke economische sectoren tewerkgesteld zijn geen tweede pijler hebben en natuurlijk ook weinig eigen individuele middelen hebben om een derde pijler uit te bouwen. Die derde pijler kan bijvoorbeeld ook bestaan uit de aankoop van een eigen woning. Maar sommigen zijn dus al gedoemd om nog grotere sukkelaars te worden als gepensioneerde als ze reeds waren als actieven. Iemand die moet rondkomen met een wettelijk pensioentje dat nooit werd gefinancierd door een loontje dat het pensioenplafond benaderde en dus ook geen tweede extra-pensiooen in zijn bedrijf heeft aangeboden gekregen en ook te weinig eigen middelen had om een woning te verwerven is en blijft een grote dikke sukkelaar...
Bovendien zien we toch in sterkere economische sectoren het stilaan afschaffen van het zogenaamde systeem van "te bereiken doel" (meestal rond de 75% van laatste loon) in de tweede pijler naar een zuiver kapitalisatiestelsel zonder veel garanties naar een percentage van het eindloon. Hiermee willlen "de patrons" zich natuurlijk indekken tegen onvoorziene schommelingen in hun beleggingen die het resultaat van de 75% in het gedrang zouden kunnen brengen want het verschil moet door hen worden bijgepast. Maar rooskleurig ziet het er voor de volgende generaties echt niet uit....


10-02-2010 om 22:26 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
09-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Shalali shalala Sieneke naar Oslo woehaaaaaaaaaaaaaa!
Klik op de afbeelding om de link te volgen
We geven niet graag negatieve commentaren maar deze keer maken onze bevriende unoxmutsjes het toch echt te bont! Ze denken dat het Eurovisiesongfestival identiek is aan het podium op het Scheveningse strand met de nieuwjaarsduik...Het is duidelijk dat ze onze eigen Belgische strategie hebben overgenomen om zeker nooit meer te willen winnen. Eén keer volstond voor ons Belgen met j'aime j'aime "le" vie en daarna stuurden we telkens, als we al mochten deelnemen, een draak van een nummer om zeker te zijn dat andere landen voor de organisatiekosten zouden opdraaien.
Beste unoxmutsen dit jaar zullen we hevige concurrentie ondervinden van jullie inzending om als laatste te eindigen. Waag het vooral niet om ons de gevreesde "ten points" te geven. Laten we hier onmiddellijk afspreken dat we beiden onze "ten points" aan Bosnië-Herzegovina of aan Turkije geven ...je doet die landen daar echt plezier mee en ze denken dat ze daarmee wat sneller in de Europese Unie kunnen komen.
Wij vinden Sieneke, echt waar, een leuke meid. ,Ze heeft wat van jullie Beatrix in haar vlegeljaren ...maar dat nummer....tsjonge tsjonge stuur dan gewoon het lijk van Johnny Hoes op...en die drie meisjes van het koortje moeten jullie ook zeker meesturen naar Oslo. Die maken ginds wel snel furore in één of ander vikingkoor tijdens de volgende walpurgisnacht!
By the way, dat uitzinnige publiek tijdens de finale moet wel een heel deugdelijke onkostenvergoeding hebben ontvangen om zo uit de bol te gaan. Jullie ollanders een beetje kennende, vertonen jullie zulk spontaan enthousiasme enkel tijdens prinsjesdag of de grote wedstrijden van het oranjeteam of wanneer jullie in groep tegen onze Antwerpse kathedraal staan te zeiken...

Hier komt het beste lezertjes...lachen is echt niet toegelaten -WOEHAAA- Hup Sieneke hup!


en wees maar blij dat jullie onze eigenste Belgistaanse inzending nog niet hebben gehoord. Wij ook niet trouwens. Volgens onze inlichtingendienst sturen wij Borat op! Het wordt het leukste Eurovisiesongfestival sinds eeuwen als de Israeli's nu eens een travestiet uit Gaza sturen en de Roemenen één van hun catchy folkdeuntjes laten zingen door een kinderkoor uit één van hun befaamde weeshuizen....


Maar ondertussen hup Sieneke...hup, wij zijn ook verliefd op je mokka-ijs en willen met jou naar Parijs shalali shalala...

http://www.standaard.be/video/videoplayer.aspx?cat=0&subcat=0&videoid=876688

09-02-2010 om 23:17 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
08-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Belgica's tegen Flanders Queen Mussels deel II
Klik op de afbeelding om de link te volgen We vonden nog een zeer lezenswaardig stukje over onze "Flanders Queenies":



http://www.belgischemosselen.be/nieuws/Verdwijnt%20straks%20ook%20Vlaamse%20mossel%20uit%20winkelrekken.pdf

Verdwijnt straks ook Vlaamse mossel uit winkelrekken?
23/08/2008
Twaalf jaar lang is erop gezwoegd, geëxperimenteerd. Nu ze er eindelijk is, wordt de Belgische
mossel in het vilbeluik massaal tot kattenvoer verwerkt, stelt Douglas De Coninck vast in De
Morgen. Gemanipuleerde staalnames, sabotageacties op zee en verwijten over fraude met
overheidsgeld: welkom in maritieme oorlogszone. Met links de Belgische mosselkwekers, en rechts
de Vlaamse.
"Schitterend, echt schitterend. Zo vlezig, wat zoutig, zo kruidig ook". Stefan Westerlinck van
restaurant De Mosselbeurs in Oostende wordt direct weer lyrisch bij de herinnering aan die paar
dagen dat hij de mosselen met het zwart-geel-rode Belgicalogo mocht serveren. "Je had mensen die
wilden vergelijken. De één nam Zeeuwse, de andere Belgische. En altijd won de Belgica de test.
Collega's, vishandelaren en leveranciers zeiden allemaal hetzelfde. Eindelijk was ze er: een mossel
met de smaak van de Franse en het formaat van de Zeeuwse. Van eigen kweek, dan nog. Te mooi om
waar te zijn, eigenlijk".
Toen op vrijdag 25 juli de bel rinkelde in de Oostendse vismijn, was dat een historisch moment.
Voor de allereerste keer werden hier echte Belgische mosselen geveild. "Ik heb toen een traantje
weggepinkt", zegt José Reynaert, de onbetwiste vader van de Belgische mossel. Reynaert kreeg zijn
ingeving in 1996. Als scheepshersteller viel het hem op hoe zich op sommige plekken in de
Noordzee mosselen vasthechtten op boeien. "Ze groeiden snel. Er moest, dacht ik, een manier
bestaan om ze te kweken in een hangcultuur, zoals in Frankrijk".
Twaalf jaar lang bleef Reynaert experimenteren. Eerst hing hij zijn mosselkooien 11 mijl buiten de
kust, dan weer dichter. Altijd liep er iets mis. Plezierbootjes reten zijn installaties aan flarden. Was
het dat niet, dan spoelde alles weg in een storm. "Ik weigerde mij neer te leggen bij een mislukking.
Ooit zou ik de juiste locatie vinden, het juiste materiaal. In 2006 hebben we de eerste drieduizend
kilo opgevist. Het was bewezen: het kon". Reynaert richtte met reder Willy Versluys een bvba op en
zette mosselzaad uit in de voor de scheepvaart gesloten zone D1, 8 kilometer voor de kust van
Nieuwpoort. En yes, het lukte. Ze oogstten niet de verhoopte 50, maar toch 6 ton. Tegen eind juli
waren er 2.500 potjes verkocht, de bvba kon de vraag amper volgen.
In de namiddag van 1 augustus kwam dan de fax van het Voedselagentschap: "Ingevolge het niet
conforme resultaat van DSP in het monster nummer 2159-08-0018 wordt onmiddellijk overgegaan
tot sluiting van het productiegebied. Vermits de monsterneming dateert van 22 juli dient u over te
gaan tot volgende maatregelen: terugroepen van alle producten verzameld vanaf 22 juli". "Alles naar
het vilbeluik", sakkert Reynaert, "2,5 ton in totaal, bijna de helft van de oogst. Financiële schade? In
die termen praat ik niet. Dit is mijn levenswerk, meneer".
DSP staat voor diarrhetic shellfish poisoning. Het is een bekende mosselziekte, die wordt
veroorzaakt door toxische algen. In dit geval was dat DSP-azaspiracide. EU-verordening 853/2004
legt voor azaspiracides een drempelwaarde op van 160 microgram per kilo mosselvlees. Daar zat de
Belgische mossel dus boven. Tenminste, dat is wat nieuwsflitsen ons deden geloven. De Morgen kon
de hand leggen op het analyseverslag R22/23-2008-01675 van het Voedselagentschap. Over het
positieve staal staat er dat DSP-azaspiracide "aanwezig" was in 100 gram. In wat voor concentratie?
Hoger of lager dan 160 microgram? Staat er niet bij. Het is zo te zien niet gemeten.
Alle in de dagen voor en na 22 juli genomen stalen wezen op een uitstekende kwaliteit van het
zeewater. Alle overige staalnames op de Belgicamossel, hiervoor en hierna, waren negatief. De in
het vilbeluik vernietigde mosselen waren op 30 en 31 juli uit de zee gehaald. Latere tests lieten zien
dat in deze mosselen nog geen halve microgram DSP-azaspiracide voorkwam. Ze waren kerngezond.

Te laat. De oogst was over. In het vilbeluik van Denderleeuw waren ze al verwerkt tot kattenvoer.
Komende dinsdag dient zich alweer een historisch moment aan. In de vismijn van Nieuwpoort zullen
voor de eerste keer in de geschiedenis Vlaamse mosselen worden geveild. De 'Flanders Queen
Mussel', zoals hij gaat heten, is de vrucht van een experiment van de Stichting voor Duurzame
Visserijontwikkeling (SDVO). Dat is een in 2004 gecreëerde overheidsinstelling die de visserij
nieuwe impulsen moet geven. Er werd een regeling uitgewerkt waarbij een deel van de door
Belgische reders betaalde bedrijfsvoorheffing bij de SDVO terechtkwam. SDVO mocht zo op vier
jaar 8,4 miljoen euro incasseren om nieuwe vismethoden te bedenken. Erg ver heeft SDVO niet
gezocht.
Reynaert kreeg vier jaar geleden het bezoek van Luc Mellaerts, de ex-topman van het failliete
Sobelair. Van luchtvaart naar vis: kleine stap. Mellaerts was bij SDVO binnengehaald als algemeen
directeur. "Die man, keurig in het pak, had interesse voor ons project", zegt José Reynaert. "Mooi,
dacht ik, de overheid heeft eindelijk de perspectieven van de Belgische mossel ontdekt. Het idee
was: samenwerking. Oké, Mellaerts vertrekt. Ik hoor niks meer en lees wat later in de krant dat
SDVO is gestart met een 'uniek project' om voor de kust van Nieuwpoort mosselen te kweken".
Dat mocht wat kosten. SDVO pompte een half miljoen euro in de aankoop van mosselkooien en
spendeert jaarlijks nog eens dat bedrag aan het huren van een eigen boot, de 'Musselboot I'. SDVO
bouwde ook al een eigen mosselverwerkingscentrum. "Het zijn gesubsidieerde bandieten", zegt
Reynaert. "Ze hebben mijn idee gepikt en er een Vlaams vlaggetje op gezet". Reynaert en Versluys
zijn knoeiers, luidt de droge repliek van Ivan Victor, voorzitter van SDVO. "Wat wij doen, is een
wetenschappelijk doordachte basis leggen voor de Vlaamse mosselteelt. Er is een potentieel voor
jaarlijks 10.000 ton. Dat zou een derde zijn van de binnenlandse consumptie. Maar dan moeten we
het wel professioneel aanpakken".
Maar er is toch al de Belgicamossel? Victor (misprijzend): "De enige verdienste van Reynaert is dat
hij op een dag mosselen zag groeien op een boei. Voor het overige kunnen we van hem vooral leren
hoe het niet moet. Ze zijn, zoals ze zelf zeggen, twaalf jaar bezig en oogsten zes ton. Zes. Waarom
zo weinig? Omdat de touwen naar hun kooien zijn afgeknapt. Voor elke mossel die zij plukten,
moest er een duiker het water in. Dat is niet wat ik een commercieel verantwoorde activiteit zou
noemen. Zij hebben ook te vroeg geoogst, omdat ze absoluut eerder op de markt wilden zijn dan wij.
Wat gebeurde, is precies wat onze experts hadden voorspeld. Halfweg juli waren er zware
schommelingen in de temperatuur van het zeewater. Het risico op algen was reëel". Wat maakt uw
mossel zo Vlaams? "Onze centen komen ten dele van de Vlaamse regering".
Om een beetje inzicht te krijgen in de verstandhouding tussen de kwekers van de Belgische en de
Vlaamse mossel heb je niet meer nodig dan één telefoon en twee nummers. Dat was kennelijk iets te
omslachtig voor het Voedselagentschap, schrijft Douglas De Coninck. In maart van dit jaar namen
Reynaert-Versluys contact op met het agentschap met de vraag hoe dat in zijn werk moet gaan,
gezondheidscontroles op mosselen. Op 14 maart 2008 antwoordde directeur-generaal Dircks: "De
vzw SDVO voorziet vanaf juli 2008 ook te oogsten in gebied D1. Aangezien SDVO al gestart is met
monsternemingen en analyses, is het niet nodig dat u deze op uw beurt uitvoert".
Het perfect voorspelbare gebeurt: binnen de kortste keren is er ruzie over hoe de administratieve
afhandeling van de labfacturen moet gebeuren. Op 19 juni 2008 - een maand voor de oogst - belegt
het Voedselagentschap een vergadering met alle partijen. Helaas: op de valreep laat Luc Mellaerts
weten dat hij verhinderd is. Er wordt een nieuwe datum geprikt, 30 juni: opnieuw geen Mellaerts te
bespeuren. Versluys stuurt een boze mail naar het agentschap: "Met alle respect, wij vrezen dat
SDVO er een spelletje van maakt".
Als de vergadering op 2 juli dan toch kan doorgaan, blijkt de aanwezigheid van Mellaerts nergens
voor nodig. De directeur laat zich vervangen door zijn boekhouder. Er is nu wel een afspraak over de
facturen, maar die verzandt binnen de kortste keren in een verzameling boze en/of onbeantwoorde

mails. "Door al dat getalm kwamen we in een situatie waarbij zij, en zij alleen, met hun Musselboot I
stalen konden nemen", zegt Versluys. "Wij hadden daar geen zicht op, we kregen geen inzage in de
resultaten. De wet verbiedt dat concurrenten elkaars producten controleren. Dat is alsof je Coca-Cola
het recht zou toekennen om te oordelen of Pepsi geschikt is voor consumptie. Door tijdsgebrek
konden we niet anders dan dit ondergaan".
Kijken we nog eens goed naar het analyseverslag dat aanleiding gaf tot de grote mosselgenocide. Het
document noemt als datum van ontvangst van de mosselen in het lab: 24/07/2008. De mosselen
hebben twee volle dagen gedaan over de reis van Nieuwpoort naar Brussel. Dat is wel erg lang voor
een product waarvan iedereen weet dat het bijna dagvers wordt geconsumeerd. Kijken we dan naar
de datum waarop de analyse is uitgevoerd: 31/07/2008. Dat is negen dagen nadat de mosselen uit zee
werden gehaald.
Versluys: "Dat moet u thuis eens proberen. Mosselen opeten die u negen dagen in de ijskast hebt
laten liggen. Als u dán geen diarree krijgt, weet ik het ook niet meer". Die mosselen waren aangetast
door een alg. Dat kan toch niet in de ijskast zijn gebeurd? "Waren dat wel onze mosselen?", reageert
Versluys. "Toevallig weet ik dat de Musselboot I op 22 juli is uitgevaren om een losgeslagen kooi
van SDVO uit zee op te vissen. Die kooi, vol bijna-oogstklare mosselen, hebben ze in Nieuwpoort in
een oud havendok neergezet. Weinig plekken zijn zo vervuild als dat dok. Als ik zie dat alle overige
staalnames een bijna perfecte waterkwaliteit laten zien, zie ik maar één mogelijkheid: dat staal kwam
uit dat dok".
"Het is de enige logische verklaring. SDVO heeft er maanden lang alles aan gedaan om te
voorkomen dat wij zelf vat konden krijgen op het verloop van de staalnames. Wij weten dus niet
waar die mosselen zijn geplukt, we weten niet hoe ze zijn vervoerd, we weten niet eens of het onze
mosselen zijn. Waar we wél zicht op hebben, is het aantal klachten over diarree en misselijkheid. Dat
zouden de onvermijdelijke symptomen moeten zijn als onze mosselen van 22 juli aangetast waren
door toxische algen. Want die zijn allemaal opgegeten. Aantal klachten? Nul".
Dinsdag begint dan het Vlaamse mosselseizoen. "Vijftig ton", voorspelt Ivan Victor, die de
beschuldigingen van de concurrent over gemanipuleerde staalnames rustig aanhoort, en zucht: "Die
mannen wentelen hun mislukking af op ons. Ze hebben te vroeg geoogst om te stunten. Punt uit". In
het dagelijkse leven is Victor voorzitter van de Belgische Transportarbeidersbond (BTB). De
nummer twee bij SDVO, secretaris Alex De Bock, is ook een vakbondsman, bij de liberale VSOA.
Het lag juridisch een beetje lastig om vanuit zo'n paritaire overheidsconstructie mosselen te gaan
verkopen.
Dus werd op 5 augustus 2008 - niks te vroeg - de cvba Schelpdier en Vis opgericht. Dat is het bedrijf
aan wie SDVO zijn mosselen gaat doorverkopen, en die ze dan te gelde maakt in de winkel. Maar
wie gaat schuil achter de cvba Schelpdier en Vis? De voorzitter is... Ivan Victor. De secretaris is...
Alex De Bock. Onder de oprichters vinden we nog een derde syndicalist terug, twee Vlaamse reders
en ene Laurus Padmos. Hij behoort tot een Zeeuwse scheepvaartfamilie die het de laatste jaren lastig
kreeg door de teloorgang van de Zeeuwse mossel. Daarvan worden er minder en minder geoogst
door een gebrek aan mosselzaad. Dit, terwijl SDVO aankondigde dat het mosselproject op termijn
zou worden overgedragen aan Vlaamse reders.
Reynaert-Versluys broeden nu op een juridische procedure om na de Belgische ook de Vlaamse
mossel zo snel als mogelijk uit de rekken te laten halen. "Ik denk niet dat er een uitvoerig betoog
nodig is om aan te tonen dat dit pure concurrentievervalsing is", zegt advocaat Jean Verdonck. "Mijn
cliënten hebben jaar na jaar hun investeringen uit eigen zak betaald. SDVO gooit er miljoenen euro's
belastinggeld tegenaan. De constructie genaamd Schelpdier en Vis is een grotesk manoeuvre dat
geen uitstaans heeft met 'hulp aan de visserij'. Het kan toch zo niet zijn dat de winst uit die mosselen
nu in de zakken van enkele vakbondsmannen verdwijnt?"
Moet straks ook de hele oogst van de eerste Vlaamse mosselen naar het vilbeluik? Afwachten. "Het

is natuurlijk niet goed dat onze zo prille mosselindustrie nu al gebukt gaat onder geruzie", oppert
Reynaert. "Maar wat moeten we doen? Dat onze oogst tegenviel, komt doordat SDVO zijn boeien te
dicht bij de onze legde, om ons te pesten. Zij verwijten ons dat we te snel oogstten. Dat zij niet
eerder oogstten, komt enkel doordat hun verwerkingscentrum midden juli nog niet klaar was. Zij
lachen met onze zes ton, ze vergeten dat ze zelf 650 ton beloofden en nu spreken van vijftig. Zij zijn
de prutsers, niet wij".
In De Mosselbeurs weet Stefan Westerlinck nog niet of hij volgende week de Flanders Queen
Mussel wel op zijn kaart wil: "Ook drie weken na de berichten over gif aarzelen mensen nog om
mosselen te bestellen. Of ze vragen: 'U weet toch zeker dat het geen Belgische zijn?' Ik vrees dat er
momenteel even geen markt voor is".(KS)
Bron: De Morgen




08-02-2010 om 22:30 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Belgica's verslaan de Flanders Queen Mussels deel I
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Gisteren naar het nieuwe Hollywoodfenomeen Avatar geweest. Flutverhaal in schitterende verpakking. Vermits het echter bakken dollars heeft opgebracht mogen we ons aan een stormvloed dergelijke zeververhalen verwachten ingekleed in technische hoogstandjes. Meer Hollywoodiaanse clichés zijn er moeilijk te bedenken tot de relletjes over het verhaal toe. Maar toegegeven, er zijn verbluffende beelden bij in 3D natuurlijk.
Andere rampscenario's: de Flanders Queen Mussel wordt uit het water gehaald...een totale flop. Komt er van als je de ollanders op hun eigen terrein tracht te beconcurreren. Vooral als er dan nog grote managers aan het roer staan die er toch maar steeds weer in slagen om de boel failliet te krijgen maar niet na eerst behoorlijke bedragen aan subsidies in het water gegooid te hebben. En zeg nu nog dat Vlaanderen niet bezig is met innovatie...."The Flanders Queen Mussel" is dat niet innovatief misschien? Toch iets anders dan "Prins en Dingemans" of "Zeelands Roem"!
En dan willen die mossels verdorie niet kweken....
Het ganse verhaal vinden jullie hieronder:

http://www.6minutes.be/NL/Artikel.aspx?ArtikelID=9028&RubriekID=15


Toen het nog allemaal één en al hoerageroep was:

Verbluffend artikel als je het ons vraagt...




Vanochtend werd de eerste lading Vlaamse hangcultuurmosselen 'Flanders Queen Mussel', door de Musselboot I aangevoerd in de Nieuwpoortse haven, gratis uitgedeeld aan de eerste 3.000 mosselliefhebbers die zich aanmelden in de Nieuwpoortse visveiling.
De Vlaamse hangcultuurmosselen hebben dankzij hun uitmuntende kwaliteit onlangs het A-certificaat bekomen van het FAVV (Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen). De Flanders Queen Mussel komt rechtstreeks uit open zee in het bord van de consument terecht, waardoor de mosselen een zeer rijke en intense zilte smaak hebben. Het project mossel- en schelpdierenkweek kadert in een geleidelijke reconversie van de vissersvloot als gevolg van het verlies aan visgronden wegens de installatie van de farshore-windmolenparken (op o.a. de Thorntonbank).

Het voorbije jaar werden de kweektechnieken voor de Vlaamse mossel getest en geoptimaliseerd, met een aantal opmerkelijke resultaten. De hangcultuurmossel zet zichzelf vast op speciale mosseltouwen die rond spoelvormige constructies gewikkeld worden. In tegenstelling tot de 'gewone' mosselen, die meestal in het slib gedijen en bijgevolg meer zand en andere bodemstoffen opnemen, komt de hangcultuurmossel niet in aanraking met slib en neemt ze enkel zeewater in zich op.
Mosselen die volgens de hangcultuurmethode gekweekt worden moeten niet meer 'verwaterd' worden om zand en slib te verwijderen zoals bij de gewone mosselen wel het geval is. De Vlaamse mossel gaat rechtstreeks van de open zee naar de consument zonder te verwateren, met een rijkere en intensere "zeesmaak" tot gevolg. De hangcultuurmossel kan zich veel meer concentreren op het groeien i.p.v. op het filteren, en heeft bijgevolg tot 20 à 25 % meer vleesgehalte! Het resultaat was gewoonweg verbluffend, de eerste Vlaamse mosselen zijn bijzonder vlezig en kunnen de consument ongetwijfeld verwennen met hun intense smaak.
Een nieuw kwaliteitsproduct dat voor diverse creatieve impulsen zal zorgen, als voorgerechtje met een fruitige mousse, gefrituurd als amuse bouche en vanzelfsprekend de mossel-natuur met een uitje, een takje selder en zelfs een schijfje citroengras. De 100 supplementaire kooien die nu uitgezet worden in de 4 concessies zullen naar verwachting in 2008 ± 675 ton mosselen opleveren. De hangcultuurmossel is bovendien ook vroeger klaar voor de oogst: waar men nu moet wachten tot pakweg de tweede week van juli zal de Vlaamse mossel vanaf eind mei haar weg vinden naar de consument.
Dit betekent dat vanaf 2008, het mosselseizoen al begint met O.L.V. Hemelvaart of ten laatste met Pinksteren! Met een gunstige prijszetting, wordt de Vlaamse mossel een meer dan te duchten concurrent voor de Zeeuwse mosselen. RVH.

http://focus-wtv-kw.rnews.be/nl/regio/wvl-8620/flanders-queen-mussel-wordt-voorlopig-niet-meer-gekweekt/Article-1184683226347-1194659275882.html




hier gaat het er al wat minder enthousiast aan toe en krijgen we zelfs de mening van de Oostendse brulmossel Dedecker als toetje er bovenop...


Nieuwpoort - De Vlaamse Schelpdier- en Viscoöperatie, die voor de kust van Nieuwpoort de Flanders Queen Mussel kweekt, neemt alle kooien uit het water. De coöperatieve nam vorig zomer de exploitatie van hangmosselen over van de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO). Nu blijkt dat de kweek niet rendabel is en dat betekent voorlopig het einde van de Flanders Queen Mussel.

De Flanders Queen Mussel wordt zo’n 10 km voor de kust van Nieuwpoort gekweekt. Nu liggen er voor rekening van de schelpdier- en viscoöperatieve een honderdtal mosselkooien verankerd. Er zijn geregeld problemen met de kooien en bovendien is zo’n uitbating in volle zee heel duur. De kooien worden nu uit zee gehaald. Volgens het Oostendse kamerlid Jean-Marie Dedecker gaat het om een dure mislukking.

Met Vlaamse steun startte SDVO de mosselkweek drie jaar geleden als een alternatief voor de noodlijdende visserijsector. Dat hangmosselen kweken in volle zee wel kan, bewijzen mosselkwekers Versluys en Reynaert die de Belgica’s op de markt brengen. Zij waren de eerste om te experimenteren met een ponton met mosselkooien.

Intussen wordt samen met de Vlaamse overheid gezocht naar een andere methode om de Flanders Queen Mussel te kweken.



Het is schrijnend te moeten vaststellen dat onze fiere Flanders Queen Mussel het onderspit moet delven tegen de Belgica's...maar geen nood wij willen samen met de Vlaamse overheid op zoek naar een andere methode om hangmossels te kweken. Een kleine suggestie kan er van onze kant zelfs af: hang wat netten in het Vlaamse parlement en je zal zien dat de hangmossels binnen de kortste tijd een florissante toekomst zullen kennen.





en deze keer moeten we toegeven dat onze Groenen een mooi dossiertje hadden opgemaakt over de mosselaffaire...lees en snuif de zilte geur op van Vlaams gefoefel en zakkenvullerij...en Ollandse vrienden, het is volstrekt verboden te lachen met de teloorgang van onze fiere Flanders Queen Mussel....

http://www.bartstaes.be/articles.php?id=1920





Dossier - Het Viskartel



Dat de Vlaamse visserijsector verzuipt, is een dramatisch cliché geworden. Naast (tot voor kort) hoge olieprijzen, zijn de overheid en het zogenaamde viskartel medeverantwoordelijk. Groen! politci Bart Staes en Vera Dua roepen de Vlaamse overheid op om dringend schoon schip te maken en nog te redden wat er te redden valt, door nu radicaal en concreet te kiezen voor duurzame visserij.

Inleiding

Al jaren weet iedereen dat er zowel vanuit sociaal-economisch als ecologisch oogpunt nood is aan een reconversie van de Vlaamse vloot. Maar het gebeurt amper tot niet. Hoe komt dat? Door gevestigde belangen, machtspolitiek, versnippering van beleid en politieke inertie. En, last but not least, al jaren wordt het Vlaams visserijbeleid gegijzeld door een kleine, arrogante kliek van machtige heren die we omschrijven als ‘het Viskartel’. Een groep die we de laatste jaren nooit konden betrappen op een duidelijke visie op de Vlaamse visserij, maar die integendeel alles doet wat mogelijk is om de noodzakelijke ecologische reconversie van de sector tegen te houden en de eigen belangen veilig te stellen.

Spil in deze is de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO), een hermetisch gesloten club die al vijf jaar vriendjespolitiek bedrijft met miljoenen euro uit de sector en van de overheid. Een club die lijkt te handelen uit eigenbelang en die zich steeds meer als een commerciële speler is gaan opstellen. De SDVO werkt totaal ondoorzichtig, publiceert geen jaarverslagen (hoewel wettelijk verplicht), en weigert verantwoording af te leggen aan welke politicus dan ook. Zelfs de voor Visserij verantwoordelijke ministers Leterme en recentelijk diens opvolger Kris Peeters verklaarden openlijk dat “ze niets te vertellen hebben bij SDVO”, terwijl ze er wel Vlaams overheidsgeld aan geven.

De SDVO heeft behoudens enkele symbolische projecten en brochures — steevast gemaakt door het wetenschappelijk Instituut ILVO — niets bijgedragen aan het structureel verduurzamen van de Vlaamse visserij. De Vlaamse en federale overheden staan erbij en kijken toe hoe de Vlaamse visserijsector intussen bijna verzopen is. De voorspelling van experts is dat zonder een radicale ingreep middels een reconversieplan uitgaande van een concrete visie/doelstelling, er in de Vlaamse visserijsector op korte termijn nog slechts enkele grote (Nederlandse) reders zullen overblijven.

Europarlementslid Bart Staes en Vlaams parlementslid Vera Dua (Groen!) roepen daarom op tot een grondige audit naar de financiële huishouding van de SDVO en een gedetailleerde verantwoording over wat er met de miljoenen-geldstroom is gebeurd. Deze stichting speelde in weerwil van de naam, een cruciale rol in wat er fout liep gedurende de laatste jaren. Staes en Dua vragen daarom specifiek enkele collega-politici hun verantwoordelijkheid op te nemen en na bijna 5 jaar SDVO een diepgaand onderzoek te ondersteunen:

- Kris Peeters, als Vlaams minister-president verantwoordelijk voor visserij.

- Joëlle Milquet, federaal Minister van Werk en Gelijke Kansen, bevoegd voor de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

- Ook Johan Vande Lanotte, als minister van de Noordzee destijds mede-initiatior van de SDVO, heeft als baas van het havenbedrijf van Oostende een speciale verantwoordelijkheid. Vande Lanotte is goed geplaatst om een bijdrage aan klaarheid te leveren, vermits hij de enige politicus is die rechtstreeks invloed heeft op SDVO: op zijn bemiddeling zit SP.A-politica Kathy Plasman in de raad van bestuur van SDVO.

In afwachting van de resultaten van een eventueel onderzoek, moet de SDVO in de koelcel en alle activiteiten worden overgenomen door de Vlaamse administratie, de dienst Zeevisserij en het ILVO. Tegelijk moet de Vlaamse overheid met deze diensten onverwijld een visie op de reconversie naar een duurzame visserijsector formuleren, met concrete doelstellingen, inclusief planning en financiering. Het begin oktober goedgekeurde Nationaal Operationeel Plan is volgens de EU bijna een jaar te laat en voldoet nog steeds niet om wat nog rest van de Vlaamse visserij een echt duurzame toekomst te bieden. Samen met Malta, Luxemburg en Slovenië deelt Belgie de eer dat er op de officiële website visserij van de Europese Commissie nog geen spoor van een operationeel plan te vinden is, dit terwijl het over het programma 2007-2013 gaat, zie

http://ec.europa.eu/fisheries/cfp/structural_measures/operational_programmes_en.htm

Het ILVO overhandigt as. vrijdag een rapport aan minister Peeters over een heel

gamma aan haalbare alternatieve visserijtechnieken. De minister moet op basis hiervan samen met de wetenschap en deskundige ambtenaren een plan uitdoktere., Dit is vervolgens van belang om goed te kunnen anticiperen op de Europese onderhandelingen en afspraken over quota.

Sinds enkele jaren gaan continu reders failliet; Hoge brandstofkosten, lage opbrengsten en kleinere visvangsten, de Vlaamse visserij zit al vele jaren in een negatieve, neerwaartse spiraal. Als de Vlaamse overheid nu geen actie onderneemt om de Vlaamse visserijsector in sneller tempo te verduurzamen, gaat die sector onherroepelijk naar de haaien.

De rol van SDVO bij dit alles is achter de schermen ronduit cynisch: verschillende betrouwbare bronnen melden dat bestuurders van SDVO verklaren dat zij “aan stervensbegeleiding van de sector doen”.



Een korte geschiedenis van het Viskartel

Begin deze eeuw ontstond in de groene beweging een plan voor het oprichten van een “Expertisecentrum voor Duurzame Visserij en Aquacultuur” (als uitbouw van het voormalige Vlaams Visserij Informatiecentrum). Dat idee werd daarna gerecupereerd door enkele vakbondsbestuurders actief binnen de zeevisserij, de Rederscentrale, met actieve steun van politici als Renaat Landuyt en Johan Vande Lanotte. Socialistisch vakbondsbestuurder Ivan Victor, tot op heden de ongenaakbare voorzitter van SDVO, trok de kar samen met ACV’er Claes en de top van de Rederscentrale. Er bestond grote vrees voor een te groene stempel op het visserijbeleid en het verlies aan hun ongecontroleerde macht. Maar er moest natuurlijk ook geld gevonden worden…En als perfect alibi daarvoor gebruikte het Viskartel…de economische problemen van de sector.

De problemen in de Vlaamse visserijsector waren begin van de eeuw nijpend en pijnlijk vergelijkbaar met nu: hoge brandstofkosten zetten de omzet van reders zwaar onder druk. Maar in plaats van op lange termijn te denken en over te schakelen naar een minder brandstofintensieve visserij, ging men naar extra geld vissen.

Dat werd al snel gevonden door de geldhaaien. Vanaf 1 januari 2000 was er een wettelijke vrijstelling mogelijk gemaakt van bedrijfsvoorheffing in sectoren als de baggersector, koopvaardij- en sleepvaartsector. Het was onder andere André Vanquathem, de in de visserijsector beruchte advocaat te Knokke-Heist en al jaren ook advocaat voor de SDVO, die zijn goede kennissen in de top van de visserij begin 2001 op het spoor zette van deze mogelijkheid om deze vrijstelling ook voor de visserijsector te verkrijgen. Samen met anderen ging hij vervolgens bij ministers als Jaak Gabriëls en Vande Lanotte lobbyen voor deze vrijstelling. Ook de directeur Luc Corbisier en voorzitter Bart Schiltz van de Rederscentrale deden vrolijk mee met de plannen en het lobbyen.

In juli 2002 keurde ‘een bijzondere raadgevende commissie zeevisserij’ — met daarin alleen Victor en Claes als ‘werkende leden’ - een voorstel goed voor ‘het besteden van de gedeeltelijke vrijstelling van de bedrijfsvoorheffing ten gunste van de zeevisserijsector’. De stichting schrijft oa. naar Vande Lanotte dat ‘het belastingoverschot dat vrijkomt en binnen de sector blijft op een duurzame en doorzichtige wijze moet worden beheerd. Deze eigen middelen van de sector worden aldus geconsolideerd voor het duurzame herstel van de sector.’

Het geld moest gaan naar de financiering van ‘sociale begeleidingsmaatregelen voor de zeevisser’ en voor ‘het spijzen van een op te richten Stichting voor Duurzame Visserij’’ (‘technische omschakeling van de vaartuigen, opleiding in nieuwe visserijtechnieken’, verbeteren van de arbeidsomstandigheden van de vissers enz).

Bij het vrijgekomen belastinggeld waarvan sprake, kan de totale som fors oplopen: Volgens een wetsvoorstel van april 2002, gaat het om bijna tien procent van ‘de werkgeversbijdragen van de brutolonen, zoals voorzien voor de berekening van de RSZ bijdragen’. Het was voor Victor en zijn goede vrienden van de Rederscentrale een koud kunstje om de zaak vervolgens te beklinken in de CAO voor de sector.

De jaarlijkse miljoenenstroom zou naar het Zeevissersfonds vloeien (ook al beheerd door dezelfde vakbondslui en de Rederscentrale) en ruim een derde zou jaarlijks naar de nieuw op te richten SDVO gaan. Volgens schattingen — vermeld in een brief van de Europese Commissie van eind 2003 - zou het gaan om twee miljoen euro per jaar.

Wie zaten er in het eerste bestuur van de SDVO? Enkele leden van het viskartel die alles en petit comité van te voren hadden bekokstoofd: Bart Schiltz, Luc Corbisier, Michel Claes en Ivan Victor (en Alex De Bock en Marina Nollet).

Uit vele gesprekken in de sector en de opstelling van het SDVO blijkt dat deze financiële constructie de ruggengraat van de macht van het viskartel is.

Eind oktober jl. antwoordde minister-president Kris Peeters op vragen van Dua over de oprichting van SDVO door zijn handen in onschuld te wassen: “Het ging toen om het federale niveau. Ik heb ook een brief bij me van Renaat Landuyt, toen hij nog minister-vicepresident van de Vlaamse Regering was. Het is een brief van 11 maart 2004, gericht tot de heer Ivan Victor. Dit viel dus onder het beleid van de vorige regering.” Maar Peeters benadrukt dus fijntjes de rol van de socialistische politici.

Over het al even gesloten karakter van het Zeevissersfonds, waarin ook de Rederscentrale en de vakbonden miljoenen van de sector beheren, zei Kris Peeters eind oktober: “U weet dat dit wordt beheerd door werkgevers en werknemers. Uit mijn vorig leven weet ik dat het voor werkgevers die er niet bij zijn, heel moeilijk is om erbij te geraken. Het is een vrij gesloten geheel. De werkgevers en werknemers stellen dat zij het fonds beheren, en zolang er geen elementen zijn waardoor ik kan of moet interveniëren, is het niet evident om binnen te geraken.”

Is dit de Cd&V invulling van openbaarheid van bestuur laat staan van goed bestuur?

Peeters wees er ook op dat de Europese Commissie destijds akkoord ging met deze vorm van staatssteun aan SDVO via het Zeevissersfonds. Op 5 november jl. antwoordde Europees Commissaris voor Visserij Joe Borg op een vraag van Bart Staes (bijlage II): “De Commissie is op de hoogte van de regeling waarbij een deel van de door reders betaalde belastingen wordt doorgestort aan de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO), waar het geachte Parlementslid naar verwijst. De Belgische autoriteiten hebben deze bepaalde regeling op 26 juni 2003 aan de Commissie gemeld. Na een grondige analyse van de gemelde steunregeling is de Commissie tot de conclusie gekomen dat deze regeling, die ten doel heeft bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van de visserij, in overeenstemming is met de EU-voorschriften betreffende staatssteun.”

Dat laatste valt nog te bezien, maar duidelijk is dat enkele in het Europese besluit genoemde voorwaarden niet werden nageleefd.

Want wie dat Europese goedkeuringsbesluit voor de steunmaatregel aan SDVO van 16 december 2003 — verstuurd door toenmalig Landbouwcommissaris Franz Fischler aan toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Louis Michel - goed leest, stelt heel interessante zaken vast. Voorwaarden die niet in overeenstemming zijn met de actuele werking van het SDVO.

Want wat gaat er met al dat geld gebeuren en wie kunnen er aanspraak op maken? Fischler schrijft (gebaseerd op informatie van Belgische autoriteiten): ‘Deze steunregeling zal de Belgische visserijondernemingen ten goede komen. Alle werkgevers en werknemers in de visserijsector kunnen lid worden van de stichting en de maatregelen in het kader van deze regeling zullen in het belang zijn van de gehele visserijsector. De werkende leden van de stichting zullen bestaan uit drie vertegenwoordigers van de werkgevers in de visserijsector en drie vertegenwoordigers van de vissers. Deelname en cofinanciering van maatregelen door leden van de visserijsector in overeenstemming met de Richtsnoeren voor het onderzoek van de steunmaatregelen van de staten in de visserij- en aquacultuur wordt door de stichting aangemoedigd.’

De realiteit is anders. We beschikken over getuigenissen van mensen uit de visserijsector die géén lid kunnen worden van SDVO. Onder de werkende leden van de stichting, het bestuur van SDVO, zien we géén vissers. De SDVO vaart volledig zijn eigen koers en weigert steunaanvragen van mensen uit de sector. Een voorbeeld: een bescheiden en eenmalige aanvraag door de Vlaamse Vissers Vereniging voor een project ter verwerking van Vlaamse garnalen werd op 11 juli door het bestuur van SDVO verworpen, schrijft algemeen bestuurder van SDVO Luc Mellaerts in een brief van eind juli. Dezelfde Mellaerts laat op kosten van het SDVO wel zijn schip verbouwen voor een door SDVO gedragen mosselproject. Bovendien verhuurde Mellaerts´echtgenote van de in Nieuwpoort gevestigde Rederij Northern Sky haar twee vaartuigen (Blue Cat en N34 L'Etaplois) voor het bemonsteren van het andere mosselproject van SDVO. En het schip L'Etaplois werd verbouwd om vanaf dit najaar mosselen te kweken met ‘long lines’. We zijn benieuwd om de documenten van de openbare aanbesteding te zien.



In een overzicht van de Belgische visserijsector van de OESO lezen we dat SDVO 'Privately provided services' levert en gedeeltelijk gefinancierd wordt als volgt: 'Paid by part of the taxes of the fisheries sector, to develop economical, ecological and social measures for the fisheries sector.'

Sinds de oprichting van die Stichting in 2004 is de sector sociaal-economisch stelselmatig achteruit geboerd en is er van een duurzame visserij hoegenaamd geen sprake. Ongeveer 95 % van de Vlaamse vloot, naar schatting een kleine honderd schepen is van het niet-duurzame boomkortype (waarmee over de bodem geschraapt wordt, een dure en niet duurzame vistechniek). Dit is al jaren bekend en er gebeurde amper iets.

Vlaanderen staat hierin niet alleen. Op 30 oktober publiceerde de Nederlandse Algemene Rekenkamer een vernietigend rapport over het gevoerde Nederlandse visserijbeleid, dat dan nog positief afsteekt vergeleken met het Vlaamse. De Rekenkamer stelt dat ´Het Nederlandse visserijbeleid vanuit ecologisch oogpunt niet streng genoeg is om de ambities voor bescherming van de visstand en biodiversiteit te kunnen waarmaken. Bij de keuzes in het beleid hebben economische belangen de overhand. Zowel de economische positie van vissers als de ecologische situatie van de Noordzee verslechteren daardoor.

De Algemene Rekenkamer stelt in het rapport Duurzame visserij dat ´´er wereldwijd bezorgdheid bestaat over de gevolgen van intensieve visserij op zee. Veel vissoorten worden overbevist. De EU voert sinds 1983 beleid om dit tegen te gaan. Nederland, één van de vijf grootste visserijlanden van de EU, is als lidstaat medeverantwoordelijk voor en gebonden aan het EU-beleid. Het doel ervan is te zorgen voor duurzame exploitatie van de levende aquatische hulpbronnen en van de aquacultuur in de Europese wateren. De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of Nederland erin slaagt het beleid gestalte te geven op vier onderdelen: instandhouding visbestanden (vangstquota), handhaving regelgeving, innovatie, en sanering van de vissersvloot. Het onderzoek is toegespitst op de visserij met boomkorkotters. De boomkor is een type sleepnet dat door de bodemberoering grote impact heeft op het leven in de zee. Dit type visserij is niet ecologisch duurzaam en het vertegenwoordigt een aanzienlijk economisch belang binnen de Nederlandse zee- en kustvisserij inclusief de visteelt (€ 256 miljoen aan opbrengst ten opzichte van € 486 miljoen totaal in 2006).

En voorts over de bekend klinkende politieke inertie: "De schadelijke effecten van de Noordzeevisserij zijn al lang bekend. Innovaties in visserijmethoden zouden die effecten kunnen verminderen, maar het heeft meer dan tien jaar geduurd voordat het Ministerie van LNV geld heeft vrijgemaakt voor het benodigde onderzoek. Tot 2007 vonden innovaties alleen op kleinschalige, experimentele en vrijblijvende basis plaats. Vanaf 2007 zijn er concrete doelen: 40% van de boomkorvissers moet in 2013 zijn overgestapt op andere vismethoden en de 'onbedoelde bijvangst' moet dan zijn gehalveerd".

Dezelfde conclusie trekken we nu ook over het Vlaamse beleid. Wat betreft de SDVO werden de sociale en duurzame beloften, ondanks het spijzen van de SDVO rekening met vele miljoenen belastinggeld, niet nageleefd. Terwijl de sector schreeuwt om steun, minister Peeters moet krabbelen om geld te vinden, bedraagt het eigen vermogen van SDVO 7,8 miljoen euro. Uit door ons bij het rechtspersonenregister in Oostende opgevraagde jaarrekeningen zien we in de jaarrekening van 2007 deze opmerkelijke post: geldbeleggingen voor een bedrag van ruim 3,7 miljoen euro. Laten we hopen dat de SDVO-bestuurders niet in Fortis belegden?

De getuigenissen in de sector over vriendjespolitiek en het doen van zaken in eigen belang door de keizerlijke SDVO-bestuurders zijn legio. Maar weinigen durven hardop kritiek te uiten, er heerst angst in de sector en zoals dat gaat in maffia-films, durft ook hier niemand uit de visserijsector de omerta echt te doorbreken. Dat gaat ver, maar het is wel gebaseerd op feiten. Toen bepaalde reders wegens economische problemen hun bijdrage aan het Zeevissersfonds niet konden betalen, voorzag SDVO hen van een lening. “Op dit soort manieren verzekerde de SDVO zich van een volgzame en kritiekloze sector,” zegt ons een goed geïnformeerde bron.

Hoe dan ook het beconcurreren van privé-initiatieven uit die sector lijkt niet meteen een logische uitvoering van de in de statuten geformuleerde mooie principes (maar gebeurt in de praktijk wel). Het mosselproject 'Flanders Queen Mussel' van SDVO is daar een sprekend voorbeeld van. In de brief van Fischler aan Louis Michel van eind 2003: ‘De steunregeling kan voor acties van collectief belang met een beperkte duur die verder gaan dan wat normaal tot het actiegebied van een particuliere onderneming behoort als verenigbaar met de gemeenschappelijk markt beschouwd mits…( …)’.

Het mosselproject van SDVO loopt intussen al enkele jaren, vergde een miljoeneninvestering en is niet van korte duur. Dat is wederom niet in overeenstemming met de voorwaarden zoals vermeld in de brief van Fischler.

De Mosseloorlog

Commissaris Borg antwoordde op de vraag van Bart Staes ook het volgende: ‘‘In verband met de vragen van het geachte Lid betreffende de uitoefening van commerciële activiteiten door de SDVO en of de SDVO de overheidsmiddelen al dan niet op wettige manier voor deze doeleinden gebruikt, onderzoekt de Commissie momenteel een klacht die zij onlangs ontving van een onderneming die actief is in de visserijsector.’’

Die klacht kwam er van de bvba Reynaert-Versluys, die na jaren van investeren deze zomer hun 'Belgica-mossel' op de markt brachten. Dit mosseldossier is een sprekend voorbeeld van hoe SDVO nieuwe duurzame initiatieven in de sector eerder dwarsboomt en beconcurreert dan ondersteunt.

Volgens Staes en Dua is duidelijk dat in het dossier van de Vlaamse mosseloorlog sprake is van concurrentievervalsing door de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO). Op 19 september schreef het DG Maritieme zaken en Visserij van de Europese Commissie in een brief alvast dat zij de zaak van concurrentievervalsing serieus zullen onderzoeken.

Uit de feiten blijkt dat dit mosselproject een andere reeds sinds 1997 lopend initiatief direct dwarsboomt. Het SDVO brengt sinds september de 'Flanders Queen Mussel' , gefinancierd met overheidsgeld op de markt, al worden partijen mosselen ook al sinds 2007 her en der gratis weggegeven.

Op 12 september werden in de vismijn van Nieuwpoort 1.600 kilogram Flanders Queen Mussel geveild. Het eerste lot van 12 kilogram bracht 1.680 euro op. Yvan Victor, voorzitter van SDVO, zei een tevreden man te zijn: "De eerste aanvoer is een feit. Hiermee hebben we bewezen dat we op drie jaar tijd de industriële kweek van Belgische mosselen kunnen realiseren. Vorig jaar haalden we 5 ton op, dit jaar voorzien we 50 ton mosselen en voor volgend jaar rekenen we op een oogst van 500 ton."

Uit een antwoord van minister-president Kris Peeters op vragen van Vera Dua blijkt dat de Vlaamse overheid dit project co-financierde voor 413.011 euro op basis van het FIOV-programma. (Financieel Instrument voor de Oriëntatie van de Visserij). In een ander overzicht van de Vlaamse administratie, is sprake van de financiering van een haalbaarheidsonderzoek voor de mosselkweek van 336.610 euro, gefinancierd via het FIOV. Uit het overzichtje van Peeters is dit het grootste bedrag dat de overheid in 2007 beschikbaar stelde voor projecten in de visserij-sector. Die studie zou uiteindelijk zijn gemaakt door het Antwerpse PRC. Volgens betrouwbare bronnen luidde een conclusie dat de door de SDVO beoogde mosselkweek economisch niet rendabel is. Toch zetten Mellaerts en Victor hardnekkig door.

Het systeem voor zeker honderd boeien voor mosselkweek werd gekocht bij het Nederlandse bedrijf WisseKramer en daarna verder geassembleerd in Oostende. De zwaar verbouwde Musselboot I (op kosten van SDVO) wordt gehuurd van een Nederlands bedrijf. Voorts is er aankoop van een verwerkingsinstallatie voor 800.000 euro die is geplaatst in de vismijn van Nieuwpoort en die gemeente stelde van 1 juli 2008 t/m 30 juni 2009 gratis ruimte ter beschikking voor SDVO, met als tegeneis dat SDVO zijn mosselen altijd in Nieuwpoort verkoopt. Dat gebeurt ook, jl. op 30 oktober werden er nog SDVO mosselen verkocht.zie bijlage IV.

Versluys spreekt van de jaarlijkse huur van een schip (de Musselboot I) voor een half miljoen euro, de aanschaf van mosselkooien voor een half miljoen, de ontwikkeling van een verwerkingsinstallatie in Nieuwpoort en ook nog eens van 80 boeien ter waarde van 20.000 euro per stuk, die zoals we konden vaststellen ongebruikt op het droge bij de vismijn in Oostende liggen. Een grove schatting is dat het mosselproject minstens 3 tot 4 miljoen euro heeft gekost.

De 'Flanders Queen Mussel' van de Stichting voor Duurzame Visserijontwikkeling (SDVO) wordt gefinancierd met geld van de Vlaamse overheid, met Europese FIOV gelden en met de door de overheid overgehevelde bedrijfsvoorheffing. Wat was er logischer geweest — gezien de opdracht van SDVO — om een reeds lopend project voor de kweek van Vlaamse mosselen te ondersteunen. Uit correspondentie tussen de particuliere ondernemers en de SDVO, blijkt dat de laatste partij hen systematisch heeft geboycot (bijvoorbeeld in verband met kwaliteitsanalyses en staalnamen via het FAVV).

Op 11 december dient daarom voor de rechtbank van koophandel te Oostende een rechtszaak van Versluys en Reynaert tegen de SDVO beslecht te worden. De bvba Versluys-Reynaert klaagt dus (vermoedelijk terecht) aan dat zij indirect beconcurreerd wordt met Vlaams en federaal overheidsgeld. "Wij boksen tegen oneerlijke concurrentie op", zei Versluys. Een steekhoudend argument/vraag is het volgende: “Vermits het SDVO volledig op gemeenschapsgeld draait en zogezegd een testproject uitvoert in het belang van alle reders geïnteresseerd in de mosselkweek en de visserij in het bijzonder, waarom worden de resultaten van de wateranalyses in het productiegebied van deze zomer ons dan angstvallig onthouden?”

Als het mosselproject inderdaad de hele sector ten goede moet komen, zou je toch op zijn minst verwachten dat SDVO alle (wetenschappelijke) onderzoeksstudies en analyses openbaar zou maken, opdat elke potentiële ondernemer er zijn voordeel mee kan doen. Quod non. Enkele mails en telefoontjes naar SDVO vanuit het Europees Parlement met een verzoek om informatie, bleven onbeantwoord.

SDVO veegde bij monde van voorzitter Ivan Victor elke kritiek in De Morgen hooghartig van tafel. Maar het lijkt er intussen wél sterk op dat de bestuurders van SDVO zelf al juridische nattigheid voelden. Hoe valt anders te verklaren dat zij nog snel op 8 augustus jl. — dus vlak voor de aanvankelijk geplande eerste veiling - de coöperatieve vennootschap cv Schelpdier en Vis oprichtten? Al jaren is de SDVO bezig met het kweken van mosselen voor Nieuwpoort, met als doel die te commercialiseren. Ze verklaren dat ook zelf, zoals in een artikel dat op 1 oktober verscheen in het weekblad Knack. Projectleider Philippe Godfroid zei dat er “gezocht moet worden naar een juridische structuur om verder te gaan, met meer mensen en met het oog op commercialisering.”

Kris Peeters zei eind oktober: “Ik herhaal dat het om proefprojecten gaat en die worden met Europese middelen gefinancierd. Wij hebben aan cofinanciering gedaan.

Ik zal nog eens informeren, maar ik heb geen aanwijzingen dat met die middelen commerciële activiteiten gebeuren die binnen de stichting worden ontwikkeld. Het

gaat om proefprojecten op vaartuigen die niet voor commerciële doeleinden binnen de stichting worden gebruikt.”

Op 18 augustus, dus een week voor de eerste veiling gepland was, verscheen de oprichting van cv Schelpdier en Vis in het Belgisch Staatsblad.

Ook van de cv Schelpdier en Vis is Victor voorzitter. Vakbondsman Alex De Bock, ook bestuurder bij SDVO, is secretaris bij die cv. De link tussen de cv en SDVO is duidelijk. In De Morgen zegt Victor: 'Het geld van die vennootschap moet terugvloeien naar de reders, om op die manier meer werkgelegenheid te creëren. Vandaag werken al een tiental gewezen vissers in ons mosselproject. Als we aan 10.000 ton mosselen raken, kan dit een honderdtal jobs opleveren.'

Dit lijkt een zeer onwaarschijnlijke en onduidelijke constructie. In de statuten van cv Schelpdier en Vis staat dit nergens zo expliciet vermeld. Wel staat daar in dat het vast basiskapitaal 18.600 euro bedraagt; verdeeld over 186 aandelen van 100 euro. SDVO heeft slechts één aandeel in de cv, en Victor en De Bock persoonlijk elk 31 aandelen. Belangrijker is dat ook de Nederlander L.P. Padmos uit Bruinisse, van het gelijknamige bedrijf Padmos Bruinisse BV, een machinefabriek voor de scheepvaart met 80 man in dienst, zich inschrijft voor 31 aandelen. Met Padmos doet SDVO wel meer zaken, zoals verderop zal blijken. Citaat uit de statuten:

Moet de Vlaamse visserijsector er van uitgaan dat een Nederlands bedrijf de opbrengsten van mosselverkoop onbaatzuchtig gaat terugstorten ten gunste van Vlaamse vissers? Het zou nochtans wel moeten, want de dure ontwikkeling van de 'Flanders Queen Mussel' is grotendeels betaald door de visserijsector zelf.

Volgens de advocaat van Versluys-Reynaert is er zelfs sprake van “een onwettige constructie, die niet verenigbaar is met de eerlijke handelspraktijken” en die zijn cliënt schade berokkent. Het punt is dat volgens de statuten van Schelpdier en Vis de vennoten “rechtspersoon of fysieke persoon die uitbater is van minstens één vissersboot met een Belgische zeevisvergunning” moeten zijn. Geen van de huidige aandeelhouders beschikt over zo’n visvergunning. De SDVO zit in zijn maag met de rechtszaak en de klacht bij de Europese Commissie en verklaarde in oktober schriftelijk dat er geen mosselen meer werden verkocht. We hebben nochtans bewijzen dat er eind oktober nog SDVO-mosselen werden verhandeld in Nieuwpoort.



Gesloten oester?

Na vele gesprekken met mensen uit de sector, ontstaat van de SDVO het beeld van een gesloten oester, een vzw die ondanks de miljoenen overheidsgeld weinig transparant opereert, niet de wettelijk verplichte jaarverslagen publiceert en die zich niet openstelt naar actieve participatie van andere mensen uit de visserijsector. In de oprichtingsstatuten staat overigens in artikel 4 dat SDVO “clusteroverleg zal initiëren met respect voor communautaire bepalingen op het vlak van de concurrentie”. Het heeft er nogmaals alle schijn van dat SDVO geen clusteroverleg initieert en geen rekening houdt met concurrentie-bepalingen.

Het is bovendien onduidelijk wat de SDVO met al dat geld - ettelijke miljoenen per jaar, afkomstig van een noodlijdende sector - heeft gedaan om die sector duurzamer te maken. Dat verduurzamen wordt nochtans vermeld als doelstelling van SDVO in artikel 3 van de oprichtingsstatuten uit 2004. In een uitgebreid interview over de zware problemen voor de sector met SDVO-lid Bart Schiltz in 2005, komen woorden als duurzame visserij en alternatieve visserij technieken niet over zijn lippen.

Maar waar is de gedetailleerde verantwoording over de zogenaamde proefprojecten gefinancierd met overheidsgeld? Kris Peeters zei er eind oktober dit over: “Mijnheer de voorzitter, dames en heren, ik begrijp dat de stichting met heel wat wantrouwen wordt bekeken. Ik heb brochures van de stichting bij, het is misschien interessant dat u ze even doorneemt.”

Brochures, gemaakt door het ILVO, dat moet voor Peeters aan verantwoording volstaan!?

Als voorbeeld van wat SDVO dan wel doet roept het volgende project ook vragen op. De raadsman Vanquathem — tevens makelaar bij verkoop van schepen - van SDVO verkocht het schip de Zeebrugge48 (Wodan) aan de Oostendse vismijn en bemiddelde later bij het opkopen van datzelfde schip aan de in Heist gevestigde bvba Rederij Nele (in feite het Nederlandse bedrijf Padmos), vooral vanwege de daaraan verbonden licentie. Een ander (Frans) schip (Larche) werd gekocht, dat momenteel geheel wordt herbouwd door…Padmos, het bedrijf uit Bruinisse, en gekoppeld aan de licentie van de Z48 en de Z10. De bedoeling is om uiteindelijk te komen tot het allereerste duurzame flyshoot visserschip, van de Vlaamse vloot. ‘Belgian Lady’ zou het schip heten. De hele operatie zou rond de 5 miljoen euro kosten, waarvan de Nederlandse vismultinational Jaczon met hoofdkwartier in Scheveningen (onderdeel van de Cornelis Vrolijk Holding) zeker 1,8 miljoen euro voor zijn rekening neemt.

Jaczon heeft een enorme vloot die actief is over de hele wereld (onder andere vangst tonijn). Het bedrijf verpakt de vis diepgevroren op zee en heeft ook verwerkingsbedrijven. Jaczon zou de ‘Belgian Lady’ in Vlaamse wateren beheren en in ruil voor al dat moois zouden Vlaamse vissers dan stage mogen komen doen om de kunst van het flyshooten te leren van de Nederlanders.

De vraag is hier wederom: hoeveel overheidsgeld van SDVO zit er in dit project en wat is precies het voordeel voor de Vlaamse sector van een enorm Nederlands bedrijf dat hier met Vlaamse licentie komt vissen? Ter vergelijking: in Nederland zet het ministerie van Landbouw een overzicht van alle uitgekeerde visserijsubsidies en begunstigden gewoon op het internet.

Het feit dat SDVO een gesloten oester is, waar zelfs de overheid of parlement geen inzage in heeft, blijkt uit een wel zeer onverdachte bron. De vorige Vlaamse minister-president Yves Leterme, thans premier van dit land, destijds tevens bevoegd voor visserij, antwoordt op 7 maart 2006 op een vraag in de Commissie Landbouw en Visserij van het Vlaams parlement: “(…) De SDVO is een vzw die wel degelijk een rol te spelen heeft bij het vrijwaren van de toekomst van de zeevisserij. De SDVO verkrijgt zijn middelen via een beheersovereenkomst met het Zeevissersfonds. Het is een vzw en dus heb ik geen enkele bevoegdheid terzake. Uiteraard is het aan de SDVO zelf om via besluitvorming in de beheersorganen te beslissen of ze wil of kan co-financieren in een eventuele sloopactie.”

De vraag ging destijds over de zeevisserij die in crisis was, mede door hoge energiefacturen. Er was sprake van het slopen van schepen met een Europese slooppremie…Dat is twee jaar geleden en intussen is het er alleen maar erger op geworden.

Eind oktober herhaalde Kris Peeters dit standpunt nog eens: “De SDVO is een vzw die in 2004 opgericht werd en die paritair beheerd wordt door werkgevers en werknemers, en waar wij als Vlaamse overheid geen deel van uitmaken. De stichting werkt met middelen uit het Zeevissersfonds. De middelen komen via de bedrijfsvoorheffing op de lonen van de vissers. Het gaat om bedrijfsvoorheffing op een minimumloon, zodat een deel van de opbrengsten uit het Zeevissersfonds wordt doorgestort naar de SDVO. (…)Die stichting is een vzw en in de statuten is opgenomen wat haar opdrachten zijn. Ze krijgt daartoe middelen uit het Zeevissersfonds. Ik ga ervan uit dat, tenzij er bijkomende informatie zou zijn, ze de haar toegewezen opdrachten correct uitvoert en zal blijven uitvoeren.”

Correct? De vraag is: wat deed en doet de SDVO concreet om de sector te helpen? Behalve brandstofmeters plaatsen op boomkorschepen, experimenten met additieven in brandstof en kleine niet afdoende aanpassingen van die schepen, is dat volstrekt onduidelijk. Er zijn geen jaarverslagen terug te vinden en de spaarzame publicaties die het SDVO wel uitgeeft, over bijvoorbeeld meer energie-efficiëntie worden gemaakt door het Instituut voor Landbouw en Visserijonderzoek (ILVO).

En terwijl het duidelijk is dat er in de praktijk al jaren amper wat gebeurt, behalve het failliet gaan van Vlaamse reders, laat de politiek het nog altijd grotendeels aan de SDVO om de omslag naar meer duurzaamheid te maken. Leterme en diens opvolger Peeters handelen niet in het belang van vissers door de zaken zo lang te laten aanslepen en geen duidelijke keuzen te maken en geen helder beleid te maken.

Eind mei zei Europees Commissaris voor Visserij Joe Borg naar aanleiding van de felle protesten van Europese vissers dat om de huidige crisis te overleven, de Europese visserijsector geen brandstofsubsidies of hogere visquota moet krijgen, maar moet evolueren naar een kleinere, duurzamere en energiezuinige vloot. Borg: "Ik blijf ervan overtuigd dat er een toekomst is voor de Europese visserij, maar enkel indien de lidstaten, de sector en de Commissie samenwerken voor de creatie van een kleinere, energiezuinige vloot die beter strookt met de vismogelijkheden."

Minister Peeters trad in overleg met de vissers en deed wederom allerlei beloften, maar intussen blijven reders failliet gaan en nemen de Nederlandse kapers op de kust, zoals het grote bedrijf Jaczon en anderen, de Vlaamse vloot langzaam over.



Tijdens de recente Europese Ministerraad van visserijministers in juli werd besloten om 600 miljoen euro extra steun voor noodlijdende vissers uit te trekken in ruil voor een blijvende inkrimping van de vloot met 20 procent. De zou voor België neerkomen op ten hoogste 3,6 miljoen euro (waarvan ook Wallonië zijn deel opeist in verband met aquacultuur), hetgeen volstaat om welgeteld één of twee brandstof verslindende boomkorschepen om te bouwen tot het veel milieuvriendelijker en energiezuiniger schip. Peeters liet weten dat de SDVO heeft aangeboden om businessplannen op te laten maken; Dat is 'too little too late' en het getuigt van weinig besef van de urgentie. Het vreemde is dat de overheid de coördinatie hiervan goeddeels in handen legt van SDVO, een vzw waarvan de overheid zelf zegt dat ze er geen enkele zeggenschap over heeft.

Bovendien moet Peeters het lef hebben om te zeggen waar het op staat. Volgens Peeters liggen er momenteel 30 aanvragen voor reconversie van niet-duurzame schepen bij SDVO. Maar er zijn momenteel amper subsidies voorhanden.

De SDVO stuurt de aanvragen dan door naar het prestigieuze adviesbureau Policy Research Corporation (PRC) in Antwerpen, dat de businessplannen moet doorlichten op haalbaarheid. Het zou nuttig zijn te weten hoeveel SDVO daarvoor betaalt!

PRC deed eerder al onderzoek voor de Europese Commissie naar de ‘Economische impact van de Europese maritieme industrie (maritiem transport, scheepsbouw, offshore, binnenvaart, waterbouw, zeehavens, visserij, recreatievaart, maritieme dienstverlening en maritieme toeleveranciers)’ en is waarschijnlijk erg capabel. Maar het is wel opmerkelijk dat PRC steeds weer opduikt.

Zoals toen minister Landuyt destijds een Staten-generaal over visserij organiseerde, PRC de visietekst schreef.

En het is ook onduidelijk waarom de politiek de besluitvorming over de te varen koers, uit handen geeft aan een (duur) consultancybedrijf en een vzw waarover de Vlaamse minister-president ‘geen enkele bevoegdheid heeft’. Is de toekomst van de Vlaamse visserij dan zo onbelangrijk dat de politiek nu geen duidelijke, lange termijn koers kan uitzetten, en die visie stap voor stap met concrete acties kan uitvoeren?



Een andere visserij is mogelijk

Er zijn nochtans mogelijkheden. We verwijzen naar de wijze waarop het Nederlandse ministerie van Landbouw de zaken aanpakt. Begin juni maakte het ministerie bekend dat er een convenant was ondertekend tussen het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV), de kottersector, het Productschap Vis, het Wereld Natuur Fonds en Stichting De Noordzee. Doel: 'een duurzame en door de samenleving gewaardeerde Noordzeevisserij.

De ondertekenaars legden in dit convenant voor vijf belangrijke thema's gezamenlijke doelen vast en maakten daar concrete afspraken over. Die thema's zijn:

1. certificering van duurzame vis (MSC)

2. communicatie

3. onderwijs en scholing

4. beschermde gebieden in de Noordzee en

5. bestandsbeheer

Citaat: 'De bedoeling is dat de ondertekenaars ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid samenwerken aan de overgang naar een duurzame en maatschappelijk gewaardeerde Noordzeevisserij. Het gaat om thema's waar de ondertekenaars duidelijk meerwaarde zien in samenwerking. Het convenant moet niet alleen bijdragen aan duurzame visserij, maar ook aan biodiverseit. Het maatschappelijk convenant vloeit voort uit het advies van de Task Force Duurzame Noordzeevisserij 'Vissen met tegenwind'. Voorbeelden van afspraken die de partijen hebben gemaakt zijn certificering van vis, informatie voor consumenten over 'Goede Vis', visserijonderwijs voor zowel aankomende als huidige vissers, en het brengen van visbestanden binnen veilige biologische grenzen.'

Een expert zei ons dat er voor de Vlaamse visserij nu drie scenario’s op tafel liggen:

1 - De boeken toe, alleen nog wat folklore

2 - De sector gaat over in buitenlandse handen

3 - De sector volgt het voorbeeld van Nederland, schakelt radicaal om en kan blijven bestaan



Wat wil Groen! ?

1 * Waar in Nederland de consumenten en organisaties actief betrokken worden bij het beleid en geïnformeerd worden is de visserijsector in Vlaanderen in handen van een klein clubje belanghebbenden die inspraak en transparantie schuwen. De Vlaamse overheid zou het Nederlandse voorbeeld moeten volgen en een open en brede dialoog aan gaan om vervolgens een plan op te stellen dat algemeen gedragen wordt. De tijd waarin de zaken in achterkamertjes wordt geregeld moet voorbij zijn. De situatie is daarvoor te ernstig.

2 * Ongeveer 95 % van de Vlaamse vloot, zowat honderd schepen is van het niet-duurzame boomkortype (waarmee over de bodem geschraapt wordt, een dure en niet duurzame vistechniek — zie appendix 1). Iedereen erkent dat de huidige boomkorvisserij op termijn grotendeels zal moeten verdwijnen.. Er zullen vele andere vismethoden moeten worden geïntroduceerd zoals twinriggen en flyshooten. Bestaande schepen kunnen worden omgebouwd tot andere visschepen, al kost dat vaak ettelijke miljoenen euro per schip. Volgens milieu-organisaties moet de subsidie van de overheid bij omschakeling van schepen naar duurzamere varianten— nu hooguit 40 % - dringend omhoog, wat door Europa onder bepaalde voorwaarden ook werd toegezegd. De overheid moet rechtszekerheid bieden aan de reders en duidelijk maken op hoeveel zij kunnen rekenen om hun schepen om te laten bouwen voor meer duurzame vistechnieken.

Dit betekent dat de middelen voor steun aan duurzame visserij op de Vlaamse begroting moet opgetrokken worden zodat alle dossiers ook kunnen behandeld en betaald worden.

3 * De verdeling van de visquota in Vlaanderen gebeurt op absurde basis, nl. op basis van de hoeveelheid PK die een schip heeft. Een totaal verkeerde verdeelsleutel die grootschaligheid stimuleert. Degene die het grootste schip met het meeste Pk’s heeft kreeg de meeste quota, hetgeen overbevissing stimuleert. De verdeling van quota moet herbekeken worden en gebaseerd worden op duurzaamheid.

4 * Om in aanmerking te komen voor subsidies uit het Europese Visserij Fonds (programma 2007-2013) moeten lidstaten een Nationaal Strategisch Plan (NSP) opstellen. Dat plan had er al eind 2007 moeten liggen, maar een definitief NSP is pas begin oktober goedgekeurd. Volgens milieuorganisaties bleek uit de eerste versies dat de ‘Vlaamse overheid de echte problemen onderschat, geen lange termijn visie heeft en niet pro-actief optreedt’. Bovendien werden deze organisaties - in tegenstelling tot in Nederland - lange tijd niet geconsulteerd en zelfs genegeerd, hetgeen volgens Europa niet kan bij het opstellen van dergelijke plannen.

5 * De Vlaamse overheid protesteerde tot nog niet lang geleden tegen het onderscheid ‘goede’ vis voor duurzame vis (niet met uitsterven bedreigd) en ‘foute vis’, zijnde niet duurzaam gevangen en met uitsterven bedreigde soorten. De overheid zou de Viswijzer moeten verspreiden, aan de hand waarvan de consument een bewuste keuze kan maken voor aankoop van bepaalde vis (zie www.goedevis.nl of www.noordzee.nl)

6 * Intussen hanteert de grootdistributie in België (supermarkten en restaurant-ketens) achter de schermen al steeds meer een aankoopbeleid dat niet alleen oog heeft voor kwaliteit, maar ook voor duurzaamheid. In Nederland hebben de supermarkten beslist dat tegen 2011 alleen nog maar ‘goede vis’, dus duurzaam gevangen vis verkocht zal worden. In België is momenteel eenzelfde evolutie aan de gang. Ketens als Delhaize en Colruyt, Center Parks of Burger King kopen bijna uitsluitend nog duurzaam gevangen of gekweekte vis in, vaak geïmporteerd uit landen als IJsland. De overheid zou afspraken kunnen maken met de grootdistributie om afname van Belgische, duurzame vis te verzekeren als dat aanbod er eenmaal is.

7 * Toegegeven: al vele eeuwen waarschuwt men voor overbevissing. Al in 1883 waarschuwde een Britse Koninklijke commissie dat door het vissen met stoomschepen de Noordzee uitgeput was. Maar het is voor sommige gebieden en sommige vissoorten echt vijf voor twaalf. Uit onderzoek van de Europese Commissie in 2007 blijkt dat 80 procent van de Europese visbestanden zich in de gevarenzone bevindt. Daar valt iets aan te doen: volgens wetenschappelijk onderzoek zijn Marine Protected Areas of zeereservaten een zeer effectief middel om de vispopulatie weer op sterkte te laten komen na jarenlange overbevissing. MPA’s zijn afgebakende zones op zee waar vissen beschermd worden; De bescherming kan ruimtelijk zijn maar ook in tijd zijn, bijvoorbeeld als vis kuit schiet. Volgens milieuorganisaties Greenpeace en Natuurpunt blijkt het succes uit positieve resultaten van de verschillende reservaten die op enkele plaatsen zijn ingesteld, ‘ondermeer in Canada, Nieuw Zeeland en Sint Lucia. Komende week wordt in de Beringzee een beschermd gebied van 500.000 km2 ingesteld’, zo schrijft Greenpeace. De organisatie heeft in overleg met wetenschappers kaarten opgesteld van zeegebieden die beschermd zouden moeten worden. Landen rond de Noordzee zouden actief kunnen ijveren voor het instellen van MPA's.

8 * De Europese Commissie heeft in oktober 2005 een conceptwet voor de bescherming van het mariene milieu voorgesteld, de EU Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Deze richtlijn moet de pijler vormen van de te ontwikkelen Europese maritieme regelgeving. Elk land moet volgens deze Europese regelgeving een strategie ontwikkelen over hoe het zijn stukje zee gaat beschermen. In december 2006 kwamen de EU-Milieuministers tot een eerste overeenstemming over de richtlijn. Volgens milieuorganisaties mist de richtlijn harde toezeggingen en deden de visserijministers vage toezeggingen om het zeemilieu te beschermen, maar mag het vooral niet te veel kosten. Het Europees Parlement stemde in november 2007 voor een veel krachtiger richtlijn. Die strijd is nog niet gestreden en minister Peeters zou ons daarbij moeten steunen in plaats van tegenwerken.

Bart Staes,

Europees Parlementslid Groen!


Vera Dua

Vlaams parlementslid Groen!



Appendix 1

* De boomkorvisserij in Vlaanderen zit op 80 % bijvangsten: op elke duizend kilo vis, wordt 800 kilo vis en zeedieren dood weer in zee gegooid (omdat ze te klein zijn of niet tot de soort behoort waarvoor de reder een quotum heeft). Dat cijfer moet volgens een besluit van de Europese Commissie omlaag naar 15 %. Met de voorstellen van de Vlaamse overheid zoals die er tot voor kort lagen, halen we hoogstens 50 % bijvangst. Boomkorschepen gebruiken 4 tot 5 liter brandstof per kilo gevangen vis. Met de hoge olieprijzen komen reders niet meer uit de kosten. Andere vismethoden verbruiken veel minder brandstof. Een flyshootschip bijvoorbeeld zit aan 1 liter brandstof per kilo gevangen vis en heeft bovendien heel weinig bijvangst.





Voor de lezertjes die nog wat "ongeletterd" zijn: kameraad Vande Lanotte is ook bestuurder van Electrawinds die een offshore windmolenpark uitbaat en dus aan de basis ligt van de "reconversie" van onze vissersvloot....of hoe je van verschillende walletjes kan eten...

08-02-2010 om 22:18 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Inez and Charlie foxx
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Inez and Charlie Foxx


http://www.youtube.com/watch?v=NHhX_L3o1T4&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=d-Ba3274ny4&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=aNHjMICHKxM&feature=related




08-02-2010 om 20:56 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
06-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.zero tolerance = zero oplossing
Klik op de afbeelding om de link te volgen Het wordt tijd dat we toch ook ons steentje bijdragen aan het grote debat over zero-tolerance...de zogenaamde "steekvlampolitiek" na elk incident in en rond Brussel waarbij vuurwapens en jonge zogenaamde immigranten zijn betrokken wordt stilaan de enige reactie die we nog mogen horen van politici vanuit alle hoeken van het ideologisch universum. Er is nauwelijks nog verschil te merken tussen links en rechts. Iedereen is pro zero-tolerance! Toen de Bende van Nijvel een halve genocide uitvoerde bestond de term nog niet maar men vertelde toen in elk geval zulke dwaze praat niet.
We gaan dus te raden bij de specialisten ter zake namelijk het Amerikaanse FBI en we zetten een aantal dingen zelf in vetjes...

http://www.scja.net/oliver2.html


THE CRIME DROP IN AMERICA
Edited by Alfred Blumstein and Joel Wallman
New York, NY: Cambridge University Press, 2000

Reviewed by Willard M. Oliver
Radford University
PO Box 6934
Radford, VA 24142
(540) 831-6161
woliver@radford.edu

Crime is down in America. Violent crime, including homicide and robbery, have all fallen dramatically throughout the 1990s. Property crime is down substantially, including the categories of motor vehicle theft and burglary. No matter which indicator one uses, whether the National Crime Survey or the Uniform Crime Reports, crime is down. Moreover, no matter how one analyzes the data, the one consistent factor that everyone has to agree upon is that crime, or at least crime rates, are down. For instance, the latest available data from the Federal Bureau of Investigation’s Uniform Crime Reports shows that all categories of crime have continued this downward trend (F.B.I. 2000). The rate of crime per 100,000 population from 1998 to 1999 dropped 7.6 percent. The rate of change from 1995 to 1996 was down 3.6 percent, to 1997 it was down 6.6 percent, to 1998 it was down 12.4 percent, and to 1999 it was down 19.1 percent (F.B.I. 2000). And in relation to overall crime trends, according to the F.B.I., the “crime index rate for 1999 is the lowest–4,267 per 100,000 of the Nation’s inhabitants–since 1973” (F.B.I. 2000, 6). Everyone has come to recognize and celebrate this downward trend. However, while analyzing this data, identifying the downward trend, and recognizing what is assuredly a remarkable and unprecedented phenomenon is important, the truly important question that one must ask is “why?”

This author has been asked on a number of occasions by family and friends what has caused the downward trend. Although not necessarily the most polite response, I usually answer their question with a question by asking them what they think has caused the downward trend. In general, the answers I receive include more police officers on the street, community policing (which I always enjoy hearing), building more prisons, and that we “won” the war on drugs. Eventually they return to their original question and I usually answer the key is demographics. For the most part they find it interesting, but have little desire to go beyond basic understandings of age, gender, and race. In regards to my criminal justice students I tend to expand upon what I mean by demographics, which has included the changing makeup of age, gender, and race, but also the changes in politics, economics, and the social environment. We explore the increase in political action regarding crime during the 1980s and 1990s (policies for more cops, more courts, more prisons), the economic boom of the 1990s (which has helped fund more cops, more courts, and more prisons), and the changing makeup of the drug culture, domestic violence, gun control, and a host of other social conditions that have come to bear on the changing “demographics” which have contributed to this downward trend. In sum, we analyze a very complex but interrelated web of events that have contributed to this intriguing phenomenon.

Although this type of answer, whether the simple approach (it’s demographics) or the more detailed approach (it’s a combination of factors), have seemed to be somewhat accurate in relation to the evidence available, much of it has been theoretical abstraction of existing data, until now. In the fall of 2000, Cambridge University Press published an edited collection of all-new research attempting to explain this phenomenon and it is appropriately titled, The Crime Drop in America. It is edited by two well respected individuals in the field, Alfred Blumstein (Director of the National Consortium on Violence Research) and Joel Wallman (Program Officer at the Harry Frank Guggenheim Foundation), and features articles written by such noted researchers as William Spelman, Richard Rosenfeld, John Eck, and James Alan Fox. This publication provides both realistic and rational explanations for the downward crime trend by relying on in-depth reviews of recent research that have analyzed crime data, combined with cutting-edge research of its own, to give what is clearly the most definitive explanation to the question “why?” Up-front, this book is designed to become the seminal work in understanding the “crime drop” and it lives up to its expectations.

If anyone is familiar with Alfred Blumstein’s writings or presentations, they will find familiar territory in the first two chapters. In Chapter one, co-authored with Joel Wallman, the authors provide a general overview of the crime drop, a review of the major sources of crime data, and they couch the crime-drop in terms of a four-decade change in the crime trends. They then explore the various roles that certain factors have played in the recent crime drop experiences during the 1990s, setting the stage for the chapters that follow. In the second chapter, Blumstein provides a disaggregated analysis of the violent crime trends in America by focusing primarily on both homicide and robbery. A number of the possible factors explaining both the rise in crime during the 1980s and the subsequent drop in the 1990s are explored and these include changing demographics and the role that handguns and drugs played during this time period. Blumstein concludes, in general, that the increase in the 1980s had to do with the escalating rates of homicide by and against black males and an increase in the use of handguns by this same group. Reductions in the prevalence of this phenomenon than, have contributed to the reduction in crime during the 1990s.

The Blumstein article provides an excellent lead-in to the next chapter (Chapter 3) which is authored by Garen Wintemute who presents a learned article consisting of a detailed analysis of recent research conducted on gun violence. It does this by disaggregating the various studies into categories that assesses the victims of gun violence, the perpetrators, the places they occur, the weapons used, and the access that people (mainly juveniles) have to guns. It then looks at guns as a consumer product by reviewing the available research conducted on the manufacturers, sellers, and consumers of guns to understand how guns have come to be utilized in crimes. The chapter then concludes with an assessment of what works, what doesn’t, and what looks promising, such as restrictions on gun sales, gun bans, and comprehensive intervention programs like those implemented in Boston, Massachusetts. One comes away from this chapter not so much with a definitive explanation of how much gun interventions have reduced crime in the 1990s, but rather with a fuller understanding of the various relationships between guns and crime and the multiple points of intervention that have been and can be taken.

Perhaps one of the most controversial chapters is the following chapter authored by William Spelman which attempts to understand the relationship of prison expansion with the crime drop (Chapter 4). This chapter is not necessarily controversial in and of itself, but it deals with an issue that has remained controversial since it was first proposed and that is the elasticity of incarceration, which Spelman defines as “the percentage change in the crime rate associated with a one-percent change in the prison population.” Spelman does an excellent job reviewing all of the key studies, both simulation and econometric studies, conducted over the past decade utilizing both national and state data. He then shows from these studies that the elasticity ratio for violent crime tends to range from -.10 to -.50 with a general assessment of -.30 being the most probable figure. This means for every one percent increase in prison population, crime rates would (or should) drop by thirty percentage points. Spelman then expands upon past research by taking into consideration various factors related to imprisonment over the past two decades as well as the changes in adult violent crime and concludes that the crime drop would have most likely occurred without the prison expansion of the 1980s and 1990s, but it would have been approximately 27 percent smaller than it has been. Spelman’s article is then the only article in the book to attempt to definitively state that approximately 25 percent of the crime drop can in fact be explained by the prison build-up.

Chapter five, authored by Richard Rosenfeld, returns to the issue of homicide, but focuses more exacting on adult homicide from 1980 to 1995. The article, in a way, becomes a reaffirmation that the demographic of age is largely responsible for the drop in the crime rate because of the aging baby boomers coupled with the desistance phenomenon. Rosenfeld also reviews other demographics and, like Blumstein, acknowledges the impact of black male victim-offender rates creating a rise in homicide during the 1980s, then a decline in the 1990s. Rosenfeld also reiterates the effect that incarceration had on the specific crime of homicide, echoing Spelman’s article with his analysis of homicide. However, Rosenfeld then proposes that some of the drop in crime was related to declining domesticity and intimate partner homicide. He argues that the decline in marriage during this time period reduced the level of intimate partner homicide, thus contributing to the reduction in homicides experienced in the 1990s. The theory, while plausible, falls short of proof for the very reason the author cites, “reliable trend data on the number of boyfriends and girlfriends in the population do not exist, and so it is difficult to determine whether the rate of nonmarital homicide is rising or falling” (p. 152). In other words, although marital rates of homicide may be falling, we do not know for a fact if nonmarital rates increased during this same time period. This seems to be too far an advancement for current research on domestic violence and homicide rates and perhaps a more simplistic theory (and one more likely to be supported by evidence) such as domestic violence awareness during the 1980s and 1990s has successfully helped to reduce the occurrence of intimate partner homicides, would have been more appropriate. This is, as far as the author can tell, the only aspect of the entire publication that postulates a theoretical explanation for the crime drop without good quality research to support its assertions. While the theory remains intriguing, it lacks the necessary evidence to be included as a key explanation to the crime drop.

The next chapter (Chapter 6) is co-authored by Bruce D. Johnson, Andrew Golub, and Eloise Dunlap and analyzes the relationship between drugs and inner-city violence in New York city. Although they use a case study example as the basis for their article, they continually tie the relationship of drugs and violence to what was occurring throughout the United States in the 1980s and 1990s. Their findings show a trend in the use of three specific drugs: heroin, cocaine, and marijuana. What the authors conclude is that the use of these three drugs has gone in cycles. They dub the 1960s as the “heroin injection era,” the 1980s as the “cocaine/crack era,” and the 1990s as the “marijuana/blunt era.” Since more violent crime has been associated with heroin and crack then with the use of marijuana they demonstrate that violent crime associated with heroin rose in the late 1960s and violent crime associated with cocaine, specifically crack, rose in the mid- to late 1980s. Enter the 1990s, the preferred drug by those born in the 1970s has been the use of blunts (marijuana rolled into cigar leaves), for which marijuana is not generally associated with violent crime. As a result, the authors argue that this fact, coupled with other social factors associated with drug use (e.g., domestic violence, guns, etc.) has contributed to the reduction of crime in the 1990s.

The next chapter (Chapter 7), co-authored by John E. Eck and Edward R. Maguire, looks at the claims that the police, through such programs as community policing, adding 100,000 cops, and zero-tolerance policing; are responsible for the reduction in crime. They acknowledge the long-held proposition that the police do not directly effect crime rates at the beginning of their article, but then argue that this proposition needs to be revisited. In doing so, they first analyzed key studies over the past thirty years regarding this relationship and were forced to conclude that there is no consistent body of evidence that explains the impact of the police. Second, they analyzed research conducted on many of the current innovations in policing to determine if there has been any consensus on their relationship with reducing crime and again the authors conclude there is no consistent evidence to be found. Finally, they re-analyze what impact police might have on crime and conclude that, if any, it is when they focus on a specific place or on a specific group of people. By and large, they conclude, police do not have an independent impact on crime (such as through community policing, etc.) but are most likely one variable among numerous social variables.

The next chapter (Chapter 8), authored by Jeff Groger, utilizes an econometric model to explain the recent downturn in violent crime rates. His analysis takes a look at well traveled territory, namely the relationship between the labor market and crime. Utilizing an age-wage profile, what he finds is that “when wages are low, crime is high, and when wages are high, crime is low” (2000, 272). Groger immediately acknowledges the deficiencies of such modeling, but argues for its use to allow the reader to begin thinking in terms of the labor market. He then explores the drug market and demographic variables associated with violent crime. At best, his findings are suggestive that the labor-market and drug-market assisted in the crime drop. In other words, with a better economy in the 1990s, more young people were able to share in the economic benefits, hence choices to enter the labor-market and not the drug-market were increased. Therefore, crime dropped because of the expanding economy.

The final chapter (Chapter 9), authored by James Alan Fox, looks at the relationship between demographics and U.S. homicide during the past thirty years. Analyzing the variables of gender, race and age, Fox concludes that demographics did it fact play a part in the crime drop of the 1990s, but not necessarily a large and significant one. Buried within this article is a very interesting analysis of the recent and controversial findings, still yet unpublished by Donohue and Levitt, that hypothesized the crime drop could be attributed with the legalization of abortion by the Supreme Court case Roe v. Wade. A number of factors, all related to the demographics utilized in Fox’s analysis, demonstrates that the findings, while interesting, are in need of far more research to make such sweeping claims. Fox then looks to the future using demographic forecasts and, attempting to be more realistic than most claims of a future crime wave, does argue that crime at some point in the near future, will most likely begin to take an upward trend. After all, nothing good can last forever and it is unrealistic to believe that the trend could continue to the point we would have no crime or even “negative” crime.

As stated, the book ends with the chapter by Fox on demographics and homicide and tends to leave one thinking about a whirlwind of explanations. The reader is left with the assessment that 25 percent of the drop was the result of the prison expansion movement and that the significant drops in crime during the 1990s was also a result of changing drug use, increased gun control/intervention efforts, changes in adult and juvenile homicide rates, changes in policing, the labor market, and basic demographics. In other words, the crime drop was caused by a host of key factors mostly resulting from changes in political, economic, and social conditions, thus creating an intricate web of causes affecting the crime rates since 1992. While this perception is most likely very accurate and there is some evidence now to support this assessment, thanks to the publication The Crime Drop, one is left wondering which was more important and which direction should we take to continue this trend or, at a minimum, hold the line at which we stand? The publication then, would have been better served had Blumstein and Wallman pulled the findings together or concluded with an overall assessment. Despite this one inadequacy, this book should find its way into the hands of anyone interested in understanding why crime has dramatically fallen over the past eight years. More importantly, however, this book should find its way into the hands of every criminal justice professor teaching and explaining to students the causes of this downward trend. This is currently, succinctly stated, an important book.

Reference

Federal Bureau of Investigation. (2000). Uniform Crime Reports - 1999. Available on line at http://www.fbi.gov/ucr.htm




we vervolgen met een klein uitstapje naar Zuid-Amerika en het kan bizar klinken maar er zijn sprekende gelijkenissen lmet de Brusselse situatie...


http://abahlali.org/files/DICTATORSHIPOOR.pdf


Toward a dictatorship
over the poor?
Notes on the penalization of poverty in Brazil
LOÏC WACQUANT
University of California, Berkeley, USA
Centre de sociologie européenne du Collège de France
Abstract
Like many countries of the Second World caught in the throes of post-Fordism before
they could reap the full benefits of Fordist-style development, Brazil is tempted to
import the US-style discourse and policy of ‘zero tolerance’ because, enshrouded in the
aura emanating from America as the world’s sole symbolic superpower and global Mecca
of crime control, they appear cutting edge, effective and efficient; and because they are
the indispensable order-maintenance counterpart to policies of economic deregulation
and fiscal austerity adopted by Latin American countries under the press of international
financial agencies. But in Brazil, as in neighboring nations, this borrowing promises to
produce a social catastrophe of historic proportions because the depth and scale of urban
poverty are much greater, violent crime is more prevalent and more entrenched in the
history and economy of the country, and because the Brazilian police is not a remedy
against violence but a major source of violence in its own right. Moreover, Brazil does
not possess a rationalized court system capable of ensuring minimal protection of
constitutional rights and its prisons are plagued by fantastic overcrowding, gross lack of
access to food, hygiene and health and inordinately high levels of brutality, akin to
concentration camps for the disruptive fractions of the (sub)proletariat. Under such
conditions, to respond to the disorders generated by the rise of absolute and relative
poverty associated with incorporation in the emergent neoliberal global order with the
penal apparatus is tantamount to instituting a chaotic dictatorship over the poor, and
therefore antithetical to the project of nation building on a pacified and democratic
basis.

Neoliberal penality is paradoxical in that it purports to deploy ‘more state’ in the realm
of police and prisons to remedy the generalized rise of objective and subjective insecurity
that is itself caused by ‘less state’ on the economic and social front in all the countries
of the First World as in those of the Second. It reaffirms the omnipotence of the
Leviathan in the restricted domain of public order maintenance, symbolized by the
running battle against street delinquency,1 just when the latter claims and proves to be
incapable of stemming the decomposition of wage labor and of bridling the hypermobility
of capital that are destabilizing the entire social edifice by clasping it in a brutal
pincer movement. And, as I showed elsewhere, this is not a mere coincidence: it is
precisely because state elites, having converted to the ideology of the all-mighty market
come from the USA, reduce or relinquish its prerogatives in social and economic matters
that they must everywhere enhance and reinforce its mission in matters of ‘security’, after
having abruptly reduced the latter to its sole criminal dimension (Wacquant,
1999/2002). But, above all, neoliberal penality is all the more seductive as well as all the
more nefarious when it is applied to countries traversed by deep inequalities of social
condition and life chances, shorn of democratic traditions and devoid of institutions
capable of cushioning the shock caused by the mutation of work and self on the threshold
of the new century.
This is to say that the alternative between the social treatment of poverty and its correlates,
anchored in a long-term vision guided by the values of justice and solidarity, and
its penal treatment, trained on the most restive fractions of the subproletariat and focused
on the short term of electoral cycles and moral panics orchestrated by a media machine
running out of control, before which Europe now finds itself in the wake of the United
States,2 poses itself in particularly dramatic terms in the newly industrialized countries
of South America, such as Brazil and its main neighbors, Argentina, Chile, Colombia,
Paraguay and Peru, which have been among the leading importers of US-style penal
discourse and policies around the world. From Brasília to Caracas to Buenos Aires,
public officials have raced to adopt measures patterned after those showcased by (or
glibly attributed to) Rudolph Giuliani in New York City; and politicians have run head
over heels to be photographed alongside the living incarnation of penal rigor, William
Bratton, latter-day prophet of the religion of ‘zero tolerance’ and globe-trotting ‘consultant
in urban policing’ since he was fired from his position as head of the New York City
Police Department in 1994. Not because these policies are particularly efficient – indeed,
we now know that they are remarkably inefficient, even in many ways counterproductive
(Eck and Maguire, 2000; Harcourt, 2001; Wacquant, 2002b) – but because they
are ideally suited to dramatizing publicly their new-found commitment to slay the
monster of urban crime and because they readily fit the negative stereotypes of the poor
who are everywhere portrayed as the main source of street deviance and violence.3 But,
aside from its symbolic profits, the deployment of made-in-the-USA penal rhetoric and
the implementation of the proactive policies of penalization of poverty that it commands
promise to have dramatic and far-reaching consequences on the social fabric as well as
on state-society relations. This is particularly true of Brazil, which has been among the
most enthusiastic champions of crime policies patterned after Giuliani’s New York and
which supplies in this regard a living laboratory for anticipating the disastrous impact
of ‘zero tolerance’ in Second-World countries.
First of all, for a number of reasons having to do with its history and its subordinate
position in the structure of international economic relations (a structure of domination
concealed by the falsely ecumenical category of ‘globalization’), and despite the collective
enrichment brought by the decades of industrialization, Brazilian society remains
characterized by vertiginous social disparities and mass poverty, which together feed the
inexorable growth of criminal violence that has become the main scourge of the big
cities. Thus, since 1989 violence has been the country’s leading cause of mortality; the
homicide rate for Rio de Janeiro, São Paulo and Recife has reached 40 per 100,000
people, while the national rate exceeds 20 per 100,000 (twice the US rate of the beginning
of the 1990s and 20 times the level of the societies of Western Europe). The
diffusion of firearms and the explosive development of an organized drug economy
linked to international trafficking, in which the criminal underworld and the police are
deeply intertwined, have resulted in the propagation of crime and the fear of crime everywhere
in public spaces.4 In the absence of any social safety net, it is certain that the youth
of the popular neighborhoods crushed by the weight of chronic unemployment and
underemployment will continue to look to the ‘booty capitalism’ of the streets (as Max
Weber would say) for the means to survive and to realize the values of the masculine
code of honor, if not to escape from the grind of day-to-day destitution. The spectacular
increase in police repression in recent years has been without effect, since repression
supplies no traction on the engines of this criminality, which aims, through predation,
to create an economy where the official economy does not or no longer exists.5
Next, criminal insecurity in Brazil is particular in that it is not attenuated but clearly
aggravated by the intervention of the law-enforcement forces. The routine use of lethal
violence by the military police and the habitual recourse of the civilian police to torture
by means of the pimentinha (electrical shocks) and the pau de arara (hanging cross) to
make suspects ‘confess’, summary executions and unexplained ‘disappearances’, all
maintain a climate of terror among the popular classes who are their prime target and
banalize brutality at the heart of the state. One statistic: in 1992 the São Paulo military
police shot dead 1470 civilians – as against 24 killed by the New York City police and
25 by that of Los Angeles – representing fully one-quarter of the victims of violent death
in the metropolis that year. This is by far the absolute record in the Americas (Chevigny,
1995: ch. 5; Cavallaro and Manuel, 1997). This police violence partakes of a centuriesold
national tradition of control of the dispossessed by force, issued from slavery and
agrarian conflicts, which was reinforced by two decades of military dictatorship during
which the fight against ‘internal subversion’ disguised itself as the repression of delinquency.
It is backed up by a hierarchical, paternalistic conception of citizenship based
on the cultural opposition between feras e doutores, the ‘savages’ and the ‘cultivated’,
which tends to assimilate marginais, workers and criminals, so that the enforcement of
the class order and the enforcement of public order are merged (Da Matta, 1978;
Pinheiro, 1983; Huggins, 1985).
A third factor seriously aggravates the issue: the close alignment between class hierarchy
and ethnoracial stratification and the color discrimination endemic to the Brazilian
police and judicial bureaucracies. It is known, for example, that in São Paulo as in
the other big cities, darker-skinned detainees ‘benefit’ from special vigilance on the part
of the police, that they have more difficulty getting access to legal aid and that heavier
sentences are imposed on them than on their white counterparts for the same crimes.6
And, once behind bars, they are subjected to the harshest conditions of detention and
suffer the most serious carceral violence. Penalizing poverty amounts here to ‘invisibilizing’
the color problem and bolsters racial domination by granting it the imprimatur of
the state (Bodé de Moraés and de Souza, 1999; da Silva, 2000).
Moreover, the blatant disinterest and patent incapacity of the courts to enforce the
law encourage all those who can to seek private solutions to the problem of public
insecurity – via fortification into ‘gated communities’, armed guards, the tolerated and
even encouraged vigilantism of the justiceiros and victims of crime (Caldeira, 1996/1997)
– with the principal effect of spreading and intensifying violence. For, despite its return
to constitutional democracy, Brazil has yet to construct a state of laws worthy of the
name. Two decades of military dictatorship continue to weigh heavily on the functioning
of public force, as well as on collective mentalities, with the result that a broad
spectrum of social classes tends to identify the defence of human rights with tolerance
of bandidagem. So that, besides deep-seated urban marginality, violence in Brazil finds
a second root in a political culture that remains profoundly marked by the scars of
authoritarianism (Péralva, 1992; Méndez et al., 1999).
Under such conditions, deploying the penal state to respond to disorders spawned by
the deregulation of the economy, the desocialization of wage labor and the relative and
absolute immiseration of large sections of the urban proletariat by enlarging the means,
scope and intensity of the intervention of the police and judicial apparatus amounts to
(re-)establishing a veritable dictatorship over the poor. Now, who can say, once the legitimacy
of this authoritarian management of the social order by the systematic use of force
at the bottom of the class structure has been affirmed, where the perimeter of its utilization
will stop? And how can one fail to see that, in the absence of the minimal juridical
guarantees, which only a rational bureaucracy (conforming to the Weberian schema)
charged with the administration of justice can provide, recourse to punitive law-andorder
techniques and policies made in the USA is fundamentally antithetical to the
establishment of a pacified and democratic society, whose basis must be the equality of
all before the law and its agencies of enforcement?7
A final consideration of simple common sense mitigates against an increased reliance
on the carceral system to curb the rise of poverty and associated urban disorders in Brazil:
the appalling state of the country’s prisons, which are more akin to concentration camps
for the dispossessed, or public enterprises for the industrial storage of social refuse, than
to judicial institutions serving any identifiable penological function – be it deterrence,
neutralization or rehabilitation. The Brazilian penitentiary system in effect sports the
defects of the worst gaols of the Third World but carried to a level worthy of the First
World owing to its size and to the studious indifference of politicians and the public8:
staggering overcrowding resulting in abominable living conditions and catastrophic
hygiene, characterized by lack of space, air, light and food (in police lockups, detainees,
who are more often than not innocent, are crammed in for months and even years on
end, in complete illegality, as many as eight to a cell designed for one, like at the Casa
da detenção in São Paulo, where they can be recognized by their sickly appearance and
jaundiced complexions, which has earned them the nickname ‘os amarelhos’, ‘the yellow
ones’); denial of access to legal assistance and basic health care, the result of which has
been the dramatic acceleration of the spread of tuberculosis and the HIV virus among
the popular classes; pandemic violence among the inmates, in the form of mistreatment,
extortion, beatings, rapes and murders, due to acute overpopulation, the lack of
segregation of diverse categories of convicts, enforced idleness (even though the law
stipulates that all prisoners must participate in education or job training programs) and
the failings of supervision (da Silva, 1997; Goifman, 1998, 2002).
But the worst of it, yet again, is the routine violence of the authorities, ranging from
everyday brutality to institutionalized torture and mass killings during the riots that periodically
erupt in reaction to inhuman conditions of detention (whose highpoint remains
the massacre at Carandiru prison in 1992, during which the military police killed 111
prisoners in an orgy of state savagery out of another era), which is deployed with practically
total impunity (Human Rights Watch, 1998; Leal, 1999). In its present state, the
Brazilian carceral apparatus only serves to aggravate the instability and poverty of the
families whose members it confines, and to feed criminality by its manifest contempt for
the law and the culture of mistrust of others and defiance of authority it fosters. Neither
the planned expansion of the system – in 1998 a program was hatched to double prison
capacity by building 52 new establishments, 21 in the state of São Paulo alone – nor its
indispensable modernization, through the improvement of the physical plant, training of
personnel and the introduction of computers, will be able to remedy the congenital inability
of imprisonment to exert any durable effect on crime. Even in the United States, where
the police, courts and prisons are endowed with colossal means out of all proportion with
their Brazilian counterparts, the criminal justice system treats only a tiny portion of the
most serious offenses, since barely 3 percent of violent crimes are eventually punished
with a term of confinement. Besides, international comparison shows that there exists
nowhere any correlation between the level of crime and the level of imprisonment (Mauer
and the Sentencing Project, 1999: 105; see also Christie, 2000; Stern, 1998).
In short, the adoption of US-style measures of street-sweeping and mass imprisonment
of the poor, the useless and those factious to the dictatorship of the deregulated
market is guaranteed to aggravate the evils from which Brazil already suffers in its difficult
journey toward the establishment of a democracy that is not only a façade, namely:
the delegitimation of many institutions of law and justice, the escalation of both violent criminality
and police abuse, the criminalization of the poor, a significant increase in support for
illegal measures of control, the pervasive obstruction of the principle of legality, and the unequal
and uneven distribution of citizen rights. (Caldeira and Holston, 1999: 692; see also Caldeira,
2002)
Whatever the claims of the zealots of the neoliberal New Eden, the priority, for Brazil
as for most countries on the planet, is to wage a broad battle, not against criminals, but
against poverty and inequality, which is to say against the social insecurity that everywhere
pushes people into crime and normalizes the informal economy of predation that
feeds violence.
By putting into theoretical light and international perspective the causes and mechanisms
of diffusion of neoliberal penality invented in the United States in order to entrench
the new regime of deregulated employment, I hope that this article will contribute to
amplifying the discursos sediciosos on crime, law and society in Brazil9 that endeavor, at
the margins of the frantic media exploitation and political fantasies of rigid law-andorder
enforcement now shared by the Right and the Left, to reconnect the crime
question and the social question, the physical insecurity of which street crime is the
vector and the social insecurity generated everywhere by the desocialization of wage
labor, the rentrenchment of social protection and the all-out ‘commodification’ of
human relations. For what is at stake in the choice between constructing, however slowly
and laboriously, a social state, and the escalation, without limits or brakes since it is
essentially self-sustaining, of the penal response is nothing other than the kind of society
Brazil hopes to build in the long run: an open and convivial community, animated
by a spirit of equality and concord, or an archipelago of islets of opulence and privilege
lost in the middle of a cold and furious ocean of poverty, fear and contempt for
others.10
Acknowledgements
This article draws on materials gathered for the preface to the Brazilian edition of Les
Prisons de la misère (Prisões da miséria, Rio de Janeiro, Zahar Editora, 2001) and
presented as a public lecture entitled ‘A burgesía brasileira deséja reestabelecer uma
ditadúra? Notas sobre crime, desigualdade e prisões em Brasil hoje’, Universidade
Candido Mendés and Instituto Carioca de Criminología, Rio de Janeiro, Brazil, 4 April
2001. I would like to thank Nilo Batista and Vera Malaguti for their generous and stimulating
hospitality as well as the Brazilian colleagues and students who kindly reacted to
a previous version of this text during a mini-course on ‘Neoliberalismo e penalidae’
taught in the Mestrado em Criminologia, Direito Penal e Processo Penal at Universidade
Candido Mendés in October 2001. I am also grateful to Maria Augusta Carneiro
Ribeiro for organizing an eye-opening visit of the Bangú jail complex.
Notes
1 Governments of the right have always made ‘law and order’ the plinth of their hierarchical
conception of society. What is new nowadays is that politicians of the left,
or pretending to be left, have elevated ‘security’ to the rank of a fundamental right
by feigning (like Tony Blair in England or Lionel Jospin in France) to ‘discover’ that
the poor are the first victims of street crime (which has always been the case, in all
times and in all countries) the better to justify its canonization as priority of public
action under the pretext of ‘social justice’.
2 For a thorough analysis of the advent of the penal state in the United States, in relation
to labor market deregulation and the concurrent shift from ‘welfare’ to ‘workfare’, see
Wacquant (2002a); see also the issue of Actes de la recherche en sciences sociales devoted
to the transition ‘From social state to penal state’ (n. 124, September 1998), and the
germane analyses of David Garland in The culture of control (2001).
3 Belli (2000); the case of Argentina is discussed in Wacquant (2000).
4 In Rio de Janeiro in 1992, three-quarters of male homicide victims were killed in
public places and two-thirds of victims were struck in connection with drug trafficking
(Soares et al., 1996: 241–2).
5 See Batista (1998); Gullo (1998); Zaluar and Ribeiro (1995); Zaluar (2001); da Silva
(1995); for a comparison with Europe and the United States, see Wacquant
(1994/2003).
6 See Adorno (1995); racial discrimination in the justice system has deep historical
roots, as Ribeiro (1995) shows in Cor e criminalidade. Estudo e análise da justiça no
Rio de Janeiro, 1900–1930.


en we zouden dus graag aan de linkerkant wat meer horen nadenken in plaats van meehuilen met de meute...

06-02-2010 om 22:50 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
05-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.nadenken over water
Klik op de afbeelding om de link te volgen Om jullie weekendje wat op te vrolijken vonden we dit ook nog...


http://www.counterpunch.org/nevins02052010.html



The Drinking Water Profiteers

Bottled Water Syndrome

By JOSEPH NEVINS

In mid-January, I received a mass email asking me to donate $10 for bottled water and other supplies for participants in an important immigrant rights march in Phoenix. Given the ever-repressive and cruel political climate in Arizona for immigrants (especially unauthorized ones), I was unequivocally in support of the mobilization. Nonetheless I was taken aback by a request to contribute even nominally to an effort to buy bottles of water for what turned out to be, according to some estimates, more than 20,000 people.

Certainly there are other ways—ecologically sustainable and less expensive ones—to provide water for such a multitude. How, why, and to what effects bottled water became the preferred way to do so for myriad people and places far beyond a single event in Phoenix is the focus of Elizabeth Royte’s powerful and compelling book, Bottlemania: Big Business, Local Springs and the Battle Over America's Drinking Water.

I’ve never been a fan of bottled water, considering it ecologically damaging—in the United States alone 30-40 million single-serve bottles per day end up as litter or in landfills—and economically foolhardy, another capitalistic trick to con us into purchasing something from profiteers that we don’t shouldn’t have to. But as Royte powerfully illustrates, the increasing commodification of drinking water is far more complex, and dangerous, than at least I appreciated.

Until recently, the sale of single-serve bottles of water was rare. While the United States had regional bottled water companies as early as the nineteenth century, such entities mainly supplied homes and offices with large containers of the life-sustaining liquid (for water coolers, for instance). This situation began to change in the 1980s with the entry of Perrier into the U.S. market and its successful television advertising which stressed that a little luxury—a bottle of the French water—was available to everyone.

Other companies, like Evian and Vittel, followed, employing the likes of Madonna and fashion models, to help equate bottled water with personal health, fitness, and glamour. That, combined with the invention of polyethylene terephthalate (PET) plastic—which made water easily portable—helped the U.S. bottled-water industry boom: between 1990 and 1997 its annual sales increased from $115 million to $4 billion. (By 2006, the figure was $10.8 billion; globally bottled water’s income was $60 billion.)

This dramatic increase is the outgrowth of “one of the greatest marketing coups of the twentieth and twenty-first centuries,” asserts Royte. What makes it all the more extraordinary is that in the vast majority of cases “tap water meets or exceeds federal health and safety standards, regularly wins in blind taste tests against name-brand waters, and costs 240 to 10,000 times less than bottled water.” Part of the reason it has succeeded, contends Royte, is “that bottled water plays into our ever-growing laziness and impatience.”

This corporate-driven success contributes to the demise of water as a public good. Take the increasingly rare public drinking fountain, for instance: Royte tells of visiting a Midwestern college where there is no drinking-water fountain in its gym.

Bottled water’s rise has changed behaviors even among those whom you might expect would have an alternative consciousness. While I was reading Royte’s book, I accompanied a group of students from my institution on a visit to a geography department at a university elsewhere in New York State, a department with a strong focus on issues of environmental sustainability. At the luncheon, the department offered bottled water as one of the beverage options.

The profound change in how so many of us consume water has consequences far beyond what we imbibe. Among other things, it increases our consumption of oil—and all its attendant detrimental impacts: Royte reports that it takes 17 million barrels of oil each year to make water bottles for the U.S. market alone—enough to fuel 1.3 million cars for a year. Meanwhile, according to one estimate, a quarter of a water bottle’s worth of oil is required to produce each bottle, transport and depose of it.

Royte focuses much of her energy on Poland Springs—the Nestlé-owned company that is the largest U.S. producer of bottled spring water—and the struggles and controversies surrounding its activities in and around Fryeburg, Maine, where it is based. However, her important and compelling book is much more than an examination of the bottled water industry. It is first and foremost about the health and viability of drinking water and thus human society as a whole. As Royte points out, “We can live without oil, but we can’t live without water.”

Already for all-too-many across the planet, access to safe drinking water is far from assured. As Royte informs the reader, “only 3 percent [of the earth’s water supply] is fresh, and of that fraction only a third is available for human use,” with the rest stored in glaciers and the like.

Not surprisingly that fraction is not equitably distributed based on needs. As such, more than a billion people do not have sufficient access to potable water. And according to U.N. projections, increased demand and water pollution, combined with climate-change-induced drought and reduced recharge of groundwater supplies will lead to two of every three of the planet’s denizens lacking sufficient access by 2025. “Those two out of three won’t just be thirsty;” writes Royte. “[A]lready some 5.1 million people a year die from waterborne diseases, many of which stem from lack of sanitation and its resulting water pollution. That number is going to spike.”

Among the major culprits of water pollution is industrial agriculture with its heavy reliance on synthetic fertilizers, herbicides, pesticides, and insecticides, the runoff from which ends up in the water supply. Atrazine, for example, an herbicide that has been shown to cause birth defects, reproductive disorders, and cancer in lab animals, has contaminated, according to Royte, drinking water sources “in nearly every major Midwestern city, and well water and groundwater in states where the compound isn’t even used.”

The pernicious irony of the degradation of the water commons is that it helps to undermine trust in public water supplies and facilitate their neglect, thus driving more people—especially the relatively wheel-heeled who can afford it—to embrace the bottled water option. In 2001, La’o Hamutuk, a non-governmental organization in East Timor, for example, calculated that the United Nations mission in charge of governing the territory was spending more than $10,000 per day (almost $4 million annually) on bottled water. (And this was the figure just for the international peacekeeping troops present in the country—to say nothing of the water purchased for the non-military U.N. personnel.) According to various estimates, it would have cost $2-10 million at the time to rehabilitate the entire water purification and delivery system of Dili, the now-independent country’s capital, and provide potable water to nearly all of the city’s more than 100,000 residents.

Royte would see such behavior as part of an “insidious trend,” one in which it has become “normal to pay high prices for things that used to cost little, or nothing”—or to go the route of the private rather than the public. But ultimately, preserving or improving public water supplies is the option we must collectively pursue as “too many people can afford to drink nothing but.” Otherwise, Royte warns, we run the risk of a world in which there is “a two-tiered system—bottled for the rich, bilge for the poor.”

Given the ubiquity of bottled water, it might seem like it doesn’t matter if the organizers of one mass demonstration, a single geography department, or a particular U.N. mission choose bottled water, rather than embracing public water options that were the unquestioned norm in the very recent past. But these individual decisions add up and, as such, have a profound impact on people’s livelihoods and the environment. Given the necessity of water for life, do we really have a choice as to what we should do?

Joseph Nevins teaches geography at Vassar College. His most recent book is Dying to Live: A Story of U.S. Immigration in an Age of Global Apartheid (City Lights Books, 2008). He can be reached at jonevins@vassar.edu


05-02-2010 om 23:15 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gelukkig heeft de oude Marx dit niet meer moeten meemaken...
Klik op de afbeelding om de link te volgen Voor diegenen die de laatste film van Michael Moore nog niet hebben gezien en verkozen Avatar te bekijken hebben we hier één van de onderwerpen die worden behandeld. Misschien zet dit sommigen nog aan om toch naar Michael Moore's "Capitalism a love story" te gaan kijken...een aanrader!


bekijk dit eerst :


http://www.youtube.com/watch?v=-cLrXYmUurE



ongeloofwaardig?


http://moneycentral.msn.com/content/insurance/p64954.asp



The Basics
Does your boss want you dead?


'Dead peasants' insurance pays your employer a secret, tax-free windfall when you die. Insurers have sold millions of policies to companies such as Dow Chemical.

By Liz Pulliam Weston

Right now, your company could have a life insurance policy on you that you know nothing about. When you die -- perhaps years after you leave your employer -- the tax-free proceeds from this policy wouldnt go to your family. The money would go to the company.

Whats more, the company might use this policy to pay for retirement benefits and other perks not for you or your fellow workers, but for your companys top executives.

Sound outrageous? Such corporate-owned life insurance is also big business:
  • Companies pay a whopping $8 billion in premiums each year for such coverage, according to the American Council of Life Insurers, a trade group.
  • The policies make up more than 20% of the all the life insurance sold each year.
  • Companies expect to reap more than $9 billion in tax breaks from these policies over the next five years. The policies are treated as whole life policies. So, companies can borrow against the policies (though the IRS won't let them write off the interest). And the death benefits are tax-free.
Hundreds of companies -- including Dow Chemical, Procter & Gamble, Wal-Mart, Walt Disney and Winn-Dixie -- have purchased this insurance on more than 6 million rank-and-file workers.



These policies, nicknamed dead janitors or dead peasants insurance, soared in popularity after many states cleared the way for them in the 1980s. Congress recently tried to crack down on the practice, to the howls of the insurance industry -- which earlier this year managed to derail reforms.

The policies have generated lawsuits by survivors who got little or nothing when insured workers died. A couple of examples:
    Jane St. John had two children and was pregnant with a third when her husband, a butcher at a Winn-Dixie store, was killed in an auto accident. When the Killeen, Texas, woman called the company to ask about insurance, she said she was told about a $17,500 policy to which she was entitled. St. John said Winn-Dixie told her nothing about the $102,000 the company collected from a corporate-owned policy on his life. She found out about it this summer, eight years after his death, from a lawyer who researched court records. The idea that the company would secretly insure lives, and then not share the benefits with the families, "is sick," she said. "That is creepy."

    Mike Rice was a 48-year-old assistant manager when he died of a massive heart attack at the Wal-Mart store in Tilton, N.H. His widow, Vicki, became the lead plaintiff in a class-action lawsuit against the company after she discovered Wal-Mart collected $300,000 from a life insurance policy it owned on him. Vicki Rice believes job-related stress contributed to the heart attack and says it is totally immoral for Wal-Mart to profit from his death.
In a lot of circumstances, the families dont get anything, said attorney Mike Myers of Houstons McClanahan & Clearman, which represents survivors suing companies over corporate-owned policies. The company tries its hardest to keep the policy a secret.

Labor leaders and some lawmakers have denounced the policies as unjust and repulsive. The companies say profits from the policies can help offset the increased cost of employee benefits and enhance the businesses bottom lines.

Corporate-owned life insurance actually comes in two flavors:
    Executive or key person policies that insure the lives of top executives. This coverage has been around for decades and has a clear business purpose, since losing the expertise, knowledge and contacts of top managers can be financially devastating for companies.

    Broad-based or janitors policies that insure rank-and-file workers. Here the purpose is basically profit. The life insurance proceeds are tax-free. The policies have an investment component that allows companies to earn tax-deferred returns while the employee is still alive. And, of course, companies can take out tax-free loans on the policies. All these gains and income are used to fund operations, pay for executive compensation or boost other benefits.
No one knows how many corporate-owned policies are issued on executives versus rank-and-file workers. Wal-Mart alone had taken out about 350,000 such policies between 1993 and 1996. Nestle USA had policies on 18,000 workers in 2002, The Wall Street Journal reported. Enron had $500 million in policies on workers.

Sales of the policies came to a virtual standstill in September 2003, according to the insurer trade group ACLI, when the Senate Finance Committee approved legislation that would have taxed payouts made to companies if the employee had left more than a year earlier. That indicates that most policies arent being sold to protect companies financially against the loss of key current employees.

Strong insurance industry protests led the powerful committee to reconsider its action. Further work on the issue has been postponed until 2004, and indications are that the senators are softening on the idea of greatly restricting the policies, said Jack Dolan, ACLI spokesman.

Companies insist that janitors policies have a legitimate business function, but the IRS has been cracking down, arguing that many of the arrangements are nothing more than tax shelters. The agency has been particularly harsh on once-popular leveraged policies, in which policy loans were used to pay premiums. In the mid-1990s, the tax agency began disallowing billions of dollars in interest payment deductions the companies had been taking on such loans. Companies efforts to defend their programs have been largely unsuccessful; a U.S. Tax Court judge called Winn-Dixies program a sham, saying it lacked economic substance and business purpose.

The controversy helped convince Walt Disney and Wal-Mart, among others, to drop the policies. Winn-Dixie battled the IRS in court, but the supermarket chain recently lost its final round when the Supreme Court refused to review a lower court decision that backed the IRS.

So far, one company has prevailed against the IRS -- Dow Chemical, which took out the policies on more than 21,000 workers. A U.S. District Court in the Eastern District of Michigan ordered the IRS to return $22.2 million plus interest to the company. The IRS has appealed the ruling.

Survivors lawsuits, meanwhile, typically focus on two issues:
  • Whether the companies had an insurable interest in their employees lives.
  • Whether the companies were required to get the employees permission for the policies.
Insurable interest is usually a big deal for insurers. They want to make sure whoever is buying life insurance doesnt have an incentive for bumping off the insured. Insurers usually require purchasers have a strong familial or emotional connection to the people being insured, or that they would suffer significant financial losses if the insured people died.

(Its that latter standard that was loosened in the 1980s, making it easier for companies to buy policies for all their employees, not just key executives.)

Most states also have advise and consent laws that technically require companies to get workers permission before buying life insurance on them. But attorney Myers said many businesses circumvent these laws by purchasing the insurance in one of the states that doesnt require notice or consent, including Delaware, Georgia, New Jersey, North Carolina, Pennsylvania and Vermont.

"Executives fly to Atlanta to meet with the insurance company and its brokers, sign some papers, get on their respective corporate jets and fly home, Myers said.

Other companies offered their workers small policies -- typically $5,000 to $10,000 -- as an incentive to allow larger corporate-owned policies to be issued on the workers lives. The small policies can later be canceled, even if the company keeps up the premiums on the other insurance.

Anger about these practices likely will keep the heat on Congress to make some reforms. Its possible that lawmakers will restrict severely companies ability to write the policies on rank-and-file workers. At the very least, companies probably will have to get workers consent before buying any new policies and clearly disclose that the coverage may extend past the time they leave the company, the ACLIs Dolan said.

But he rejected the idea that corporate-owned life insurance was immoral or a company bet against its workers.

Its an important business planning tool, Dolan said. Companies are using it for extremely valid reasons.

Liz Pulliam Weston's column appears every Monday and Thursday, exclusively on MSN Money. She also answers reader questions in the Your Money message board.






Ha, beste lezertjes jullie denken dat dit een marginaal verschijnsel is van een paar geflipte CEO's en weirde managers met grijpgrage vingertjes...



http://deadpeasantinsurance.com/which-employers-bought-policies-on-the-lives-of-employees/#more-43


Which employers bought policies on the lives of employees?

Because a company’s purchase of insurance policies is not a public record, it is virtually impossible to know every company that invested in policies on employees’ lives. The following companies, however, are believed to have been named as the beneficiary of life insurance policies on employees:

  • ADAC Laboratories
  • Advanced Telecommunication Corp.
  • Aeroquip Vickers Inc.
  • Alabama Power Co.
  • Alfa Corp.
  • Allegheny Technologies Inc.
  • Allergan Inc.
  • Allfirst Financial Inc.
  • American Business Products, Inc.
  • American Electric Power
  • American Express Co.
  • American Greetings Corp.
  • American Management Systems Inc.
  • American Seafoods Group LLC
  • Ameritech Corp.
  • Amerus Group Co.
  • Anadarko Petroleum Corporation
  • Appalachian Power Co.
  • Arch Chemical
  • Aristech Chemical Corp.
  • AT&T Communications
  • Atlantic Richfield Co.
  • Avery Dennison Corp
  • Avon Products Inc.
  • B. F. Goodrich Company
  • Ball Corporation
  • Bank Boston
  • Bank Of America
  • Bank One Corp.
  • Barnett Banks Inc.
  • Bassett Furniture Industries Inc.
  • Be Aerospace Inc.
  • Bear Stearns Companies
  • Bellsouth Corporation
  • Boise Cascade Corp.
  • Boston Company
  • Boston Federal
  • Bristol-Myers Squibb Company
  • Camelot Music, Inc.
  • Carolina Power & Light Co.
  • Carpenter Technology Corp.
  • Catskill Financial Corp.
  • Central Power & Light Co.
  • Ch2m Hill Companies Ltd.
  • Charming Shoppes, Inc.
  • Checkfree Corp.
  • Chemical Banking Corporation
  • Citibank, N.A.
  • Citizens Bank
  • Clark Inc.
  • Clorox Company
  • CNF Inc.
  • Coca-Cola Company
  • Columbus Southern Power Co.
  • Commercial Intertech Corp.
  • Compass Bank (Florida & Alabama)
  • Computer Technology Associates Inc.
  • Consolidated Natural Gas Co.
  • Consolidated Rail Corporation
  • Cox Enterprises, Inc.
  • CTA Inc.
  • Cymer Inc.
  • Diamond Shamrock Inc.
  • Diebold Inc.
  • Dime Bancorp Inc.
  • Dow Chemical
  • Earle M. Jorgensen Co.
  • Eastman Kodak Company
  • Eaton Corp.
  • ECC Capital Corp.
  • Enserch Corp.
  • F&M Bancorp
  • FiberMark Inc.
  • Figgie International Inc.
  • Fina Oil & Chemical Company
  • First Bank System Inc.
  • First Commonwealth
  • First Midwest Bancorp Inc.
  • Fleet Bank
  • FleetBoston Financial Corp.
  • Flightsafety International Inc.
  • Frontier Bank
  • Fulton Financial Corp.
  • GATX Corporation
  • Georgia Power Co.
  • GNC Corp.
  • Great Plains Energy Inc.
  • GTE Corporation
  • Gulf Power Co.
  • HCR Manor Care Inc
  • Hechinger Company
  • Heritage Commerce Corp.
  • Herman Miller Inc.
  • Hershey Foods Corporation
  • Hillenbrand Industries, Inc.
  • Hosiery Corporation of America
  • Houghton Mifflin
  • Household Finance
  • Hovnanian Enterprises Inc.
  • Hughes Supply Inc
  • ICI Americas, Inc.
  • Idaho Power Company
  • IKON Office Solutions Inc.
  • Indiana Michigan Power Co.
  • Integra Bank Corp.
  • Intermark Inc.
  • Iowa First Bancshares Corp.
  • Iroquois Bancorp Inc.
  • J Jill Group Inc.
  • JP Morgan Chase & Co.
  • Kansas City Power & Light
  • Kansas Gas & Electric Co.
  • Keithley Instruments Inc.
  • Kentucky Power Co.
  • Keycorp Ohio
  • Kimberly Clark
  • Korn Ferry International
  • Laser Master Int’l. Inc.
  • Linens N Things Inc.
  • LKQ Corp.
  • Louisiana Pacific Corp.
  • Manor Care Inc.
  • Marriott International Inc.
  • McDonnell Douglas Corp.
  • Media General Inc.
  • Medicalcontrol Inc.
  • Menasha Corporation
  • MidAmerican Energy Co.
  • Miix Group Inc.
  • Mississippi Power Co.
  • MNC Financial Inc.
  • Mueller Industries Inc.
  • National City Corporation
  • NationsBank
  • Nestle Enterprises
  • Norfolk Southern Corp.
  • Norfolk Southern Railway Co.
  • Northern States Power Co.
  • Ohio Power Co.
  • Old National
  • Olin Corporation
  • Owens & Minor Inc.
  • PacifiCorp
  • Panera Bread Co.
  • Panhandle Eastern Pipe Line Company
  • Parker Hannifin Corp.
  • Penn Treaty American Corp.
  • Penns Woods Bancorp Inc.
  • Phibro Animal Health Corp.
  • Philipp Brothers Chemicals Inc.
  • Phoenix Companies Inc.
  • Pinnacle Financial Services Inc.
  • Portland General Electric
  • Potlatch Corporation
  • PPG Industries
  • Procter & Gamble Company
  • PSS World Medical Inc.
  • Public Service Co. of New Mexico
  • Public Service Co. of Oklahoma
  • Public Service Enterprise Group
  • Questech Inc.
  • R. R. Donnelley & Sons Company
  • Ruddick Corp.
  • Ryder System Inc.
  • Sallie Mae (Stud Ln Mktg Assoc.)
  • Savannah Electric & Power Co.
  • Sequa Corp.
  • Service Merchandise Co., Inc.
  • Shearson Mortgage
  • Sherwin-Williams
  • Sky Chefs
  • Smart & Final Inc.
  • Smith Barney
  • Sonoco Products Co.
  • Southwest Bank
  • Southwest Water Co.
  • Southwestern Bell Corp.
  • Southwestern Electric Power Co.
  • Southwestern Public Service Co.
  • Star Banc Corp.
  • Stauffer Management Company
  • Steelcase Inc.
  • Sturgis Bancorp Inc.
  • Summit Bank of N.J.
  • Swank, Inc.
  • Tellabs Inc.
  • Tenet Healthcare Corp.
  • Texas Eastern Transmission Corp.
  • Tompkins Trustco Inc.
  • TXU Corp.
  • TYCO International
  • UniFirst Corp.
  • Union Bank
  • United National Bancorp
  • Urocor Inc.
  • Vineyard National Bancorp
  • W. R. Grace & Company
  • Wachovia Corporation
  • Walgreen Company
  • Wal-Mart Stores
  • Walt Disney
  • Wang’s International, Inc.
  • Wells Fargo, N.A.
  • West Coast Bancorp
  • West Texas Utilities Co.
  • Westar Energy Inc.
  • Western Aire Chef Inc
  • Western Resources, Inc.
  • Westpoint Pepperell
  • Winn Dixie
  • Winnebago Industries Inc.
  • Woolworth Corporation
  • Xcel Energy Inc.
  • York Water Co.
  • Zale Corp.

05-02-2010 om 23:00 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aretha Franklin
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Aretha Franklin

http://www.youtube.com/watch?v=STKkWj2WpWM



http://www.youtube.com/watch?v=OAa8vwmeewU&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=LktuatDj6m4&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=QH-VDJWmNJ0&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=y0URYw27qd0&feature=related


05-02-2010 om 22:32 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
04-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.The Orlons
Klik op de afbeelding om de link te volgen tijd voor doo-wop met....

The Orlons


http://www.youtube.com/watch?v=BOIpJWT9PZw&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=MpHkT1zudTY&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=fb3rbDWO-_A&feature=related



04-02-2010 om 23:13 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de gestolen Palestijnse kredietkaart...
Klik op de afbeelding om de link te volgen
We zullen ons nog steeds niet mengen in de grote Vlaamse zero-tolerancehysterie rond Brussel maar we willen wel onze gram en ons venijn kwijt over de studentenbezettingen in Nederland. Meer bepaald in Utrecht. Niet dat de redenen voor de bezetting ons onsympathiek lijken maar omwille van het dodelijke gebrek aan verbeelding van onze Ollandse studenten. Ze komen dan al maar eens in de 500 jaar in opstand ginder in Utrecht en dan heffen ze de bezetting op dank zij een -geeuw- gemeenschappelijke verklaring met de Universitaire overheid. Daarvoor moet je echt Ollander zijn en vooral de inhoud is dodelijk saai. Hiermee mobiliseer je zelfs geen school haringen...lees zelf maar, en zeggen dat we hier al ettelijke verklaringen hebben gepubliceerd maar dit is wel de minst fantasierijke aller tijden:

http://www.uu.nl/NL/Actueel/Pages/Gezamenlijkeverklaring.aspx



Gemeenschappelijke verklaring Universiteit Utrecht en actievoerende studenten

Na intensief en constructief overleg tussen een delegatie van de actievoerende studenten in en rond het Bestuursgebouw van de Universiteit Utrecht en het college van bestuur, is besloten om een gemeenschappelijke verklaring af te geven. Partijen zijn het erover eens:

- dat de onafhankelijkheid van de redactie van een universiteitsblad (al dan niet digitaal) gegarandeerd moet zijn;

- in Utrecht is gekozen voor een nieuwe formule van het Ublad. De invulling van deze nieuwe formule ligt in handen van redactie, hoofdredacteur en redactieraad. Consensus hierover tussen hen is noodzakelijk. De universiteitsraad toetst of consensus is bereikt, niet de invulling van de formule;

- het college van bestuur heeft toegezegd tweemaal een papieren uitgave te laten verzorgen door het Ublad. Het college van bestuur financiert de twee uitgaven (personeel, materieel). De redactie wordt gevraagd:

* in de eerste uitgave (in februari) het belang van onafhankelijkheid in de universiteit en het belang van onafhankelijke journalistiek in de universiteit en ook de gemaakte keuze voor een nieuwe formule centraal te stellen;

* in de tweede uitgave de start van de nieuwe formule centraal te stellen.

Deze uitgave krijgt een zo groot mogelijk verspreiding onder de Utrechtse studenten en medewerkers.

Verder:

- ongeacht de vorm van een publiek systeem van financiële steun voor studenten, acht het college van bestuur het een randvoorwaarde dat de toegankelijkheid voor het Hoger Onderwijs is gewaarborgd en dat deze toegankelijkheid niet afhankelijk mag zijn van de financiële situatie van ouders of verzorgers;

- het college van bestuur spreekt uit dat het Hoger Onderwijs van groot belang is voor de toekomst van Nederland. Het college vindt dat er extra geïnvesteerd moet worden in het hoger onderwijs en niet bezuinigd. Het college en de actievoerende studenten zijn het hierover eens. Het college zal dit standpunt blijven uitdragen;

- het college van bestuur vindt inhoudsvolle medezeggenschap essentieel voor het functioneren van het bestuur van de universiteit; dit draagt bij aan de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Het college van bestuur en de universiteitsraad zullen in maart in een speciale bijeenkomst aandacht besteden aan het borgen van inhoudsvolle medezeggenschap.

Op grond van bovenstaande verklaring hebben de actievoerende studenten het bestuursgebouw verlaten. Tegen de actievoerende studenten wordt geen vervolging ingesteld.

Meer informatie

Woordvoerder Universiteit Utrecht Ludo Koks, 06 23 90 72 96.

B.g.g. persvoorlichter Universiteit Utrecht Wietske de Lange, 06 203 949 16.




"Op grond van bovenstaande verklaring hebben de actievoerende studenten het bestuursgebouw verlaten" Tsjonge tsjonge waarschijnlijk zijn deze "bezetters" zich onmiddellijk gaan melden voor een gepaste ouderdomsuitkering...



om het leven wat dragelijker te maken en ons groot gelijk nog maar eens te benadrukken vonden we deze info uit Israël:

http://www.standaard.be/artikel/detail.aspx?artikelid=P12LMJMT



Israël geeft illegaal gebruik fosfor in Gaza toe

  • dinsdag 02 februari 2010

  • Auteur: Bart Beirlant
Het Israëlische leger gebruikte in Gaza wittefosforgranaten in de strijd tegen Hamas. ap

Het Israëlische leger gebruikte in Gaza wittefosforgranaten in de strijd tegen Hamas. ap

© HATEM MOUSSA

BRUSSEL - Twee Israëlische officieren krijgen een reprimande omdat ze witte fosfor inzetten in bewoond gebied.

Van onze redacteur

Het nieuws staat 'weggestopt' in paragraaf 108 van een rapport dat Israël vrijdag overhandigde aan de VN. Israël geeft daarin toe dat generaal Eyal Eisenberg en kolonel Ilan Malka op 15 januari 'hun bevoegdheden overtraden op een manier die het leven van anderen in gevaar bracht' door wittefosforgranaten in te zetten in een dichtbevolkte wijk van Gaza-stad. Ze overtraden de gedragsregels van het leger - fosfor mag in open terrein worden gebruikt om rookgordijnen op te trekken.

Een loods in Gaza-stad van de VN-organisatie die Palestijnse vluchtelingen helpt, vloog in brand en Palestijnse burgers liepen brandwonden op. Ook het ziekenhuis Al-Quds werd getroffen. De reprimande komt in het dossier van de twee hoge officieren, maar heeft voorlopig geen invloed op hun carrière.

Het document dat Israël vrijdag overmaakte, is een reactie op het rapport uit september 2009 van een VN-onderzoekscommissie die onder leiding stond van de Zuid-Afrikaan Richard Goldstone. Goldstone besloot dat zowel Israël als Hamas zich tijdens het conflict schuldig gemaakt had aan oorlogsmisdaden, en mogelijk ook aan misdaden tegen de menselijkheid. Het rapport beschrijft onder meer het gebruik van fosfor in de wijk Tel Al Hawa.

De Algemene Vergadering van de VN keurde op 6 november een resolutie goed die zowel de Israëli's als de Palestijnen opriep een 'onafhankelijk en geloofwaardig' onderzoek te voeren naar de aantijgingen. Secretaris-generaal Ban Ki-moon werd gevraagd na drie maanden verslag uit te brengen over de mate waarin dat gebeurd is. - mogelijk doet hij dat vrijdag.

Hamas weigert om nog maar een begin van een onderzoek te voeren. Maar ook Israël zit in een lastig parket. Het sabelde onmiddellijk het Goldstone-rapport neer wegens 'bevooroordeeld en eenzijdig'. De legertop en minister van Defensie Ehud Barak verzetten zich tegen de oprichting van een onafhankelijke onderzoekscommissie die bevelhebbers en soldaten zou kunnen ondervragen. Israël verwijst ook naar zes onderzoekscommissies van het leger die aantijgingen onderzoeken, wat al geleid heeft tot 36 strafonderzoeken - al zijn voorlopig nog maar twee soldaten veroordeeld, wegens het stelen van de kredietkaart van een Palestijn.

Sommige ministers en juridische experts zeggen dan weer dat de Israëlische regering niet anders kan dan een onafhankelijk onderzoek opzetten, om een doorverwijzing van het dossier naar de Veiligheidsraad af te wenden. Israël kan daar weliswaar rekenen op de VS om verder onheil te voorkomen, maar beseft ook dat Washington daar niet gebrand op is in zo'n beladen dossier.




Het is weer eens iets anders dan het gemekker over zero-tolerance omwille van een paar kalasjnikovschoten op Brusselse politieagenten. Misschien moesten ze daar op het Brusselse slagveld ook maar best overwegen om "reprimandes" te geven. In elk geval nemen de Brusselse rechtbanken best een voorbeeld aan de Israëlische rechtbanken. Daar word je veroordeeld wegens het stelen van een Palestijnse kredietkaart...een klein detail dat ze voor dit vergrijp half Gaza hebben moeten verwoesten...
We vonden trouwens de foto van de bestolen Palestijn die zich de haren uit het hoofd rukt omwille van zijn gestolen Visa-kaart...

04-02-2010 om 22:41 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
03-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Etta James
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Etta James


http://www.youtube.com/watch?v=YApNirMC9gM&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=uVI254QGSQ4&feature=related

en een kleine vergelijking is steeds mooi meegenomen...

Beyoncé als Etta James...met zelfde nummer...

http://www.youtube.com/watch?v=Vx_AhWeFcOU&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=0_i-AI61PEo&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=oNYBqg0NxsY&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=KUgvVAFFzN8&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=VprX1dMNVC4&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=T8wnoenztnU&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=RI98xPkLNVU&feature=related

03-02-2010 om 21:52 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De financiën van Myrrha...
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Beste lezertjes we blijven nog eventjes in de Kempen. Meer bepaald in de ons reeds reeds bekende streek van Mol en Dessel en om heel precies te zijn in het Studiecentrum voor kernenergie waarvan jullie hier de link vinden naar hun website: http://www.sckcen.be/

Hier op deze site vinden jullie een verwijzing naar een project dat Myrrha genoemd wordt en dat eveneens beschikt over een website: http://myrrha.sckcen.be/

Het gaat ons echter niet zo onmiddellijk over de inhoud van dit project want het is natuurlijk nogal wiedes dat een studiecentrum zich voornamelijk bezig dient te houden met studies en projecten. Er is echter iets dat onze aandacht trekt tussen al de info die deze site vrij verspreidt namelijk een rapport over de haalbaarheid van dit project Myrrha besteld door de Belgische regering
http://myrrha.sckcen.be/en/News/MIRT_report


http://www.nea.fr/html/science/reports/2009/nea6881-MYRRHA.pdf


jullie moeten maar eens heel goed dit rapport doornemen vanaf P23 waar het gaat over de financiering van het project. Hieruit blijkt dat de financiering niet rond is en dat er dus geld moet bijgevonden worden om dit project te kunnen finaliseren...We gaan deze passages niet zelf publiceren jullie moeten maar naar p23 zelf surfen en ook de conclusies lezen.
MAAR doortrapt en slecht als we zijn leggen wij wel een linkje naar één van onze vorige vaststellingne over de federale bijdrage elektriciteit waarin we vaststelden dat dus het gedeelte voor de ontmanteling van Mol-Dessel - weet je nog de fameuse BP1 en BP2- op een paar jaar meer dan verdubbeld was. En dat was zonder erg veel uitleg gebeurd. Wij zijn dus wegens de erg weinig transparante informatie over dit soort verhogingen nogal geneigd te geloven dat via dergelijke onverklaarbare stijging van dit onderdeeltje van de federale bijdrage het financieringsprobleem van het Myrrhaproject is opgelost....Tenzij men ons hier komt uitleggen waarvoor deze bijdrage zo drastisch moest verhoogd worden blijven we dus zo slecht van karakter door te geloven dat de elektriciteitsverbruiker tenslotte opdraait voor een gedeelte van deze financiering...wie ontkent? En op basis van welke argumenten?

Nog een kleine info: de burgemeester van Dessel waar dat ongelooflijke themapark zal komen is onze collega-blogger Kris Van Dijck en tevens Vlaams perlementslid voor de N-VA. Het is één van de betere politieke blogs bij bloggen. Net taalgebruik maar het zal onze lezertjes toch nauwelijks verwonderen dat we weinig van zijn ideeën kunnen delen. Dat hoeft nnatuurlijk ook niet. Maar we herinneren ons niet dat we iets lazen over ons geliefkoosde themapark. Des te meer natuurlijk over franstalige politici, Brusselse criminaliteit en Belgische onbestuurbaarheid. Dus een kleine hint aan onze collega Krishttp://www.bloggen.be/krisvandijck/archief.php?startdatum=1264978800&stopdatum=1265583600 : we zouden graag wat info hebben over dat themapark en misschien kan hij ons de wonderlijke verhoging van de federale bijdrage voor BP1 en BP2 wat nader verklaren....

03-02-2010 om 21:23 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
02-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nucleair toerisme in Vlaanderen, een radioactief themapark....
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Dus beste vrienden jullie kennen nu de historiek van de opkuis van Mol-Dessel BP1 en BP2...
Wij halen toch nog een kleine passage uit de memoires van onze kabinetschef die zichzelf toch zo geweldig slim vindt dat ze de financiering hebben rondgekregen van de opkuis van het fameuse nucleair kerkhof: Lees vooral aandachtig met ons mee:

De financiering van de sanering van BP1 gebeurde tot nu toe door de Belgische Staat, door de
belastingbetaler dus. De sanering van BP2 werd betaald door Electrabel, die de kosten ervan
mocht doorrekenen aan de elektriciteitsconsument. Liberalen en socialisten wilden net als wij
een degelijke en definitieve oplossing. De regering legde daarom bij wet vast dat de sanering
zou gebeuren op kosten van de elektriciteitsconsument, via een heffing op het transport van
elektriciteit. Voor de sanering van BP2 veranderde er voor de consument dus niets: hij
betaalde vroeger via zijn elektriciteitsfactuur en hij bleef betalen via zijn elektriciteitsfactuur.
Maar de sp.a vond dat Electrabel er nogal goedkoop vanaf kwam. Ze eisten dat de sanering
van BP1 niet meer door de Staat, maar eveneens door de elektriciteitsconsument zou betaald
worden via de nieuwe heffing. Wij stemden in. De liberalen lieten passeren. De sanering van
deze twee passiva is bijgevolg gegarandeerd.


Hebben jullie ook de geweldige logica opgemerkt van zowel de rooie broeders van de sp.a als van onze groene vrienden? Vroeger betaalde de belastingbetaler en nu de electriciteitsverbruiker of hoe men dus een verkapte belasting invoert en het strafste van alles is de ongelooflijk handige truc door te zeggen dat Electrabel er zo wel erg goedkoop vanaf kwam en vervolgens te eisen dat de sanering van BP1 niet meer door de staat maar eveneens door de electriciteitsconsument zou betaald worden....snappen jullie hiervan de logica? Wie komt er hier nu erg goedkoop vanaf? Herlees nog maar eens maar volgens ons kippenverstand is de consument wel degelijk de dupe en wordt Electrabel dus uit de wind gezet. Gelieve de verdedigers van de kleine man hiervoor uitgebreid te bedanken!
Maar toegegeven dit zijn wel erg handige trucs. Men bekritiseert eerst Electrabel die niks meer betaalt en eist vervolgens dat de consument en niet de staat opdraait voor de kosten...chapeau! Maar gelieve op deze partijen dus niet meer te stemmen. Want roepen en tieren dat de vervuiler moet betalen en vervolgens de verbruiker laten betalen is wel erg ver naast de pot pissen!

Maar we zijn er dus nog bijlange niet want wat blijkt nu?
Er is dus een probleem met de opslag van radioactief afval. En er is dus uiteindelijk gekozen voor de opslag in de Kempense kleilagen maar nu volgt een vrij hallucinant verhaal zoals we dat enkel en alleen kunnen meemaken in Belgistan...
Blijkbaar is men van plan bij de stockeringsplaats van het radioactief afval en dus in de nabijheid van ons nucleair kerkhof dat nog tot 2020 volop gesaneerd wordt met onze sollen EEN COMMUNICATIECENTRUM TE BOUWEN!

Jullie geloven ons natuurlijk niet en dat kunnen we maar al te goed begrijpen...helaas beste lezertjes lees nog maar eens met ons mee en deze keer is het een mooie brochure die we opdiepen met de ronkende titel -je gelooft ons nauwelijks-: "Een communicatiecentrum als onderdeel van het geïntegreerd bergingsproject in Dessel"
Bewonder vooral het enthousiasmerende taalgebruik!


Dit is de html-versie van het bestand http://www.bailleul.be/?action=doc&doc=318.
G o o g l e maakt automatisch een html-versie van documenten bij het indexeren van het web.
Page 1
Een communicatiecentrum
als onderdeel van het geïntegreerd
bergingsproject in Dessel
Samen maken we het mogelijk
Het communicatiecentrum in het Geïntegreerd Project Oppervlakteberging
In 2006 zette de federale regering het licht op groen voor de berging van laag- en
middelactief kortlevend afval (categorie A-afval) in Dessel. NIRAS, de nationale instelling
die het Belgisch radioactief afval beheert, werkt het project verder uit, in samenspraak met
de partnerschappen STORA in Dessel en MONA in Mol.
De regeringsbeslissing kwam er dankzij de jarenlange inzet van vele Desselse en Molse
vrijwilligers. In de partnerschappen, een samenwerking tussen NIRAS en de gemeentes
Dessel en Mol, werd onderzocht aan welke voorwaarden de berging moest voldoen. Zo
werd een veilige en maatschappelijk aanvaarde bergingsoplossing uitgewerkt. Dit vormt
de basis voor het geïntegreerd project van oppervlakteberging. Dit project staat niet
alleen voor een veilige berging van radioactief afval van categorie A, maar ook voor verschil-
lende andere deelprojecten die een positieve impact zullen hebben op de werkgelegenheid,
de welvaart en het welzijn in de regio.
Het communicatiecentrum vormt een onderdeel van dit geïntegreerd project en is
een voorwaarde die Dessel gesteld heeft om de bergingsinstallatie te aanvaarden.
Deze brochure is de samenvatting van een voorstudie waarin de ideeën van STORA
voor het communicatiecentrum verder geconcretiseerd werden. Het gaat om een
geheel van voorstellen die nu in verder overleg met alle betrokkenen in detail uit-
gewerkt zullen worden.
Waarom een communicatiecentrum?
De nucleaire activiteiten in België zijn van bij hun begin grotendeels geconcentreerd in de
Kempense gemeenten Dessel, Mol en Geel. Bij de inwoners van die gemeenten bestaat een
grote behoefte aan meer informatie over die activiteiten. Dat komt in eerste instantie voort
uit een bezorgdheid om veiligheid. De bevolking wenst dat de sector werk maakt van meer
en betere informatie en dat hij inspanningen doet om een vertrouwensrelatie met de inwo-
ners tot stand te brengen. Het communicatiecentrum zal alle mogelijkheden bieden om aan
deze noden te voldoen. Zo zal het o.a. alle informatie over het geïntegreerd bergingsproject
op een open, toegankelijke, aantrekkelijke manier brengen, zowel voor de inwoners uit de
omgeving als voor andere geïnteresseerden.
Aangezien de concentratie van nucleaire activiteiten in Dessel, Mol en Geel sinds meer dan
een halve eeuw een uniek gegeven is, kan dit benut worden in de toeristische uitbouw van
de regio. Het communicatiecentrum zal zich daarom ook richten tot een ruim en gediversi-
fieerd publiek van buiten de streek. Dat zal vooral gebeuren met een attractief themapark,
dat deel uitmaakt van het communicatiecentrum.
De infrastructuur van het communicatiecentrum zal flexibel opgevat worden, zodat delen
ervan ook gebruikt kunnen worden voor initiatieven vanuit de bevolking van Dessel en
omgeving.
Het communicatiecentrum
in Dessel
Waar komt het communicatiecentrum?
De inplanting van het communicatiecentrum is voorzien op een terrein binnen de nucleaire
zone in Dessel, ter hoogte van de aansluiting van de Gravenstraat met de Kastelsedijk. Het
terrein ligt in de nabijheid van de toekomstige bergingsinstallatie, niet ver van de kern van
Dessel.
.
Een brede waaier aan diensten en functies
Het communicatiecentrum zal drie componenten bevatten, die complementair zijn en fysiek
geïntegreerd zullen worden: een contact- en onthaalcentrum, een themapark en een digi-
taal en interactief netwerk. Samen bieden ze een brede waaier aan diensten en functies.
Contact- en onthaalcentrum
Het contact- en onthaalcentrum zal het aanspreekpunt zijn voor alle nucleaire aangele-
genheden. Hier zal aan de bezoekers adequate, objectieve informatie worden verstrekt,
zowel over de nucleaire activiteiten als over veiligheidsplannen, meetresultaten, transporten
enzovoort. Alle nucleaire actoren stellen er zichzelf voor. Een ombudsdienst ontvangt en be-
handelt alle vragen, voorstellen en klachten van de bevolking. Een uitgebreide mediatheek
bevat gevulgariseerde publicaties en multimedia over het nucleaire en verschaft toegang tot
virtuele wetenschappelijke bibliotheken. Ook alle plaatselijke diensten die verband houden
met het nucleaire worden in dit centrum gehuisvest. Daarnaast zal het contact- en onthaal-
centrum ook een actief communicatieprogramma opzetten. Een polyvalente zaal is beschik-
baar voor lezingen, congressen, debatten, … Deze zaal zal eveneens opengesteld worden
voor activiteiten vanuit de lokale gemeenschap.
Themapark
Het themapark zal op een attractieve manier informatie verstrekken over het beheer van
radioactief afval en zijn context. Het themapark richt zich tot een ruim en gediversifieerd
publiek van ondermeer schoolgroepen, gezinnen en allerlei groeperingen. Ook verenigingen
en bedrijven zullen er terechtkunnen.
4
Het themapark zal bestaan uit een doeruimte met een honderdtal interactieve opstellingen,
jaarlijkse tijdelijke tentoonstellingen, een wetenschapstheater en lokalen voor workshops.
Naast het educatieve aspect is ook ontspanning belangrijk in het themapark: het plezier van
het ontdekken staat voorop. Het themapark zal daarvoor gebruikmaken van de nieuwste
technieken, interactieve opstellingen en ervaringsgerichte onderdelen, technische hoog-
standjes en spitstechnologie.
In het themapark worden kennis, concepten en gangbare praktijken voorgesteld, geen stu-
dies of ontwikkelingen waardoor het themapark snel zou kunnen verouderen of waardoor
het als tendentieus of promotioneel ervaren zou kunnen worden.
Het themapark wordt voorzien op circa 40.000 bezoekers per jaar.
Digitaal en interactief netwerk
Een digitaal en interactief netwerk zal op een eigentijdse manier een bijkomend antwoord
geven op de nood aan meer vertrouwenwekkende informatie, dialoog en transparantie
van en met de nucleaire sector. Door de informatie op dit netwerk krijgen de inwoners via
tv en een website de mogelijkheid om een antwoord te zoeken op hun vragen en om hun
opmerkingen door te geven, zonder zich naar het contactcentrum te moeten begeven. De
nucleaire bedrijven kunnen via het netwerk de vragen beantwoorden en hun oproepen en
mededelingen overbrengen naar de bevolking. Op het netwerk zal ook uitgebreide maar
toegankelijke informatie voorhanden zijn over de nucleaire activiteiten en bedrijven uit de
regio, en over preventie- en veiligheidsmaatregelen. Het netwerk zal ook gebruikt kunnen
worden voor initiatieven vanuit de lokale gemeenschap, bijvoorbeeld voor gemeente-tv of
zogenaamde gemeenschapstelevisie.
5
Enkele leden van STORA hebben zelf uitgeprobeerd hoe een digitaal
en interactief netwerk ook gebruikt kan worden voor televisie van
en voor de bevolking.
In het themapark wordt de bezoeker ingewijd in de wereld van het
beheer van radioactief afval en zijn context. Ook het bergingsproject in
Dessel komt uitgebreid aan bod.
Multifunctionele voorzieningen gebundeld op een centrumplein
Heel wat voorzieningen in het communicatiecentrum zijn multifunctioneel: een ontvangst-
balie, zowel voor het contact- en onthaalcentrum als voor het themapark, een polyvalente
zaal voor diverse doeleinden, kleinere lokalen voor workshops, vergaderingen en ontvangst
van groepen, een horecagelegenheid enz. Dit soort voorzieningen zal worden samenge-
bracht op een (overdekt) centrumplein.
Agora
De agora is de centrale toegangsruimte tot het communicatiecentrum. Daar is het onthaal,
met kassa en ticketing voor het themapark en een eerste aanspreekpunt van het contact- en
onthaalcentrum. In de agora bevinden zich ook een wacht- en picknickruimte, een vestiaire
en lockers. Op piekmomenten kan de agora dienstdoen als uitbreiding van het eetcafé of
als foyer bij de polyvalente zaal.
Presentatieruimte over nucleaire activiteiten in de regio
In of aansluitend op de agora zal zich een presentatieruimte bevinden waar de nucleaire
geschiedenis van de regio en de huidige nucleaire bedrijven uit de regio voorgesteld worden.
Infopunt toerisme
Het infopunt toerisme bestaat uit een interactieve opstelling met regionale, toeristische
informatie.
Dit schema toont de onderdelen van het communicatiecentrum. De
multifunctionele onderdelen worden gebundeld in of rond een (over-
dekt) centrumplein.
POLYVALENTE ZAAL
CONTACT- EN ONTHAALCENTRUM
THEMAPARK
onthaal
polyvalente lokalen
wetenschapstheater
computerlokaal
shop
presentatie
nucleaire activiteiten
berging/sanitair/
circulatie/techniek
infopunt toerisme
weide voor kleine evenementen en
met interactieve buitenopstellingen
terras
parking
BUITENPROGRAMMA
CENTRUMPLEIN
AGORA
eetcafé
6
Eetcafé
Er zal een horecazaak ingericht worden als cafetaria bij het contact- en onthaalcentrum en
als lunchgelegenheid voor bezoekers van het themapark. Deze zaak zal ook autonoom kun-
nen functioneren, buiten de normale openingsuren van het contact- en onthaalcentrum en
het themapark. Zij zal beschikken over een buitenterras.
Shop
Aansluitend op de agora en het themapark komt een kleine winkel met gadgets, didactisch
materiaal, populairwetenschappelijke literatuur enz.
Duurzame, representatieve architectuur
De architectuur van het communicatiecentrum en de inrichting van de omgeving zullen ook
belangrijke boodschappen aan de bezoekers meegeven – over de zorg voor het milieu en de
omgeving, en over de zorgzaamheid tegenover de gemeenschap. De keuze voor duurzame,
kwaliteitsvolle architectuur is daarom niet gratuit, maar onderstreept visie en engagement.
Het vereist een groot inlevingsvermogen, veel verbeeldingskracht en technische knowhow
van de architect om deze visie te vertalen in een representatief gebouw. Daarom zou een
architectuurwedstrijd georganiseerd worden.
Er zou geopteerd worden voor een uiterst energiezuinig gebouw, of zelfs een passief ge-
bouw.
7
Referentiebeelden voor de architectuur van het communicatiecentrum.
Een aantrekkelijke buitenomgeving
Om van het communicatiecentrum een aantrekkingspunt te maken, zal ook de buitenomge-
ving op een attractieve, functionele wijze ingericht worden. Een verzorgde omgeving maakt
niet alleen de site aantrekkelijk, maar komt ook de inwoners van de omgeving ten goede.
De inplanting moet passen in deze groene buurt, die een rijke fauna en flora heeft.
Vóór het communicatiecentrum komt een aantrekkelijk voorplein. Aan de noordwestzijde
van het communicatiecentrum bevinden zich een terras en een picknickweide. In deze wei-
de komen enkele interactieve buitenopstellingen. Aansluitend daarop komt een weide voor
kleine evenementen. De picknickweide kan ook dienst doen als buitenruimte bij de polyva-
lente zaal, bijvoorbeeld bij een grote receptie.
Tussen de Gravenstraat en het voorplein zou een eerste parkeerterrein worden aangelegd.
Deze parkeergelegenheid is uitbreidbaar met een tweede zone ten noorden daarvan, die
halfverhard is. Als deze tweede zone niet gebruikt wordt, gaat ze op in de groene rand langs
de Gravenstraat. Bij piekmomenten zou zelfs een derde zone beschikbaar zijn.
Bezoek aan de bergingsinstallaties
Er zal op een open manier over de bergingswerken gecommuniceerd worden. Dit houdt
onder meer in dat men de installaties kan bezichtigen. Dat zal gebeuren via een wandelpad
vanuit het communicatiecentrum tot vlak bij de eerste bergingsmodule, waar informatiepa-
nelen over het bergingsconcept en de werkzaamheden komen. Het wandelpad is toeganke-
lijk voor iedereen. Onder begeleiding zal men mettertijd ook de bergingsinstallaties kunnen
bezoeken.
Indicatief inrichtingsplan
van de buitenomgeving.
Referentiebeelden voor de buiteninrichting van het communicatiecentrum.
Tracé voor het pad van het
communicatiecentrum
naar de bergingsinstallaties.
8
Uitbreiding tot recreatieve leerroute
Het wandelpad zal tot aan het jaagpad langs het kanaal doorgetrokken worden. Daardoor
zal een lus van 4,5 kilometer rond de nucleaire site ontstaan voor wandelaars en fietsers.
Het gedeelte ten noorden van Belgoprocess zal worden ingericht als natuurleerpad, met
informatiepanelen over de fauna en flora van dit gevarieerde stukje natuur. Meer naar het
westen, waar het pad een haakse bocht naar het zuiden maakt, zou eventueel een panora-
matoren komen. De toren zou vrij toegankelijk zijn en zicht bieden op de bergingsinstallaties
en de omgeving. De toren zou meteen ook een baken kunnen zijn op het snijpunt van twee
zichtassen: vanaf de Gravenstraat langs het natuurleerpad en vanaf de Kastelsedijk langs de
Zandbergen.
Wanneer in de toekomst de exploitatie van de zandontginning ten oosten van de Graven-
straat afloopt, kan langs de oevers van de plas een route voor wandelaars en fietsers aan-
gelegd worden. Deze zou de lus tot aan het communicatiecentrum op een aantrekkelijke
manier vervolledigen.
9
Door het pad door te trekken naar het kanaal, zou een aantrekkelijke
lus voor wandelaars en fietsers ontstaan.
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2007
…
…
2008
2009
2010
Voorstudie
Detailstudies
Proefproject digitaal en interactief netwerk
Pad met infoborden
Ontwerp van gebouw en buitenomgeving
Studie en ontwerp van inrichting contact- en onthaalcentrum en themapark
Bouw van communicatiecentrum en inrichting van de omgeving
Inrichting van de gebouwen
Opening communicatiecentrum (vanaf 2016)
Naar voor geschoven
realisaties
Ontwerp en realisatie van
het communicatiecentrum
Tijdpad
De studies voor de oprichting en exploitatie van het com-
municatiecentrum zijn gestart. De opening van het centrum
is voorzien in 2016. Aangezien het om een omvangrijk en
complex project gaat, zijn de studies opgesplitst in deelpro-
jecten.
Met sommige onderdelen wordt best nog gewacht, om
te vermijden dat beslissingen achterhaald zouden zijn te-
gen het moment van de realisatie. Zo is het bijvoorbeeld
onzinnig om nu al keuzes voor bepaalde multimedia of in-
teractieve toepassingen te maken, aangezien de technische
mogelijkheden razendsnel evolueren. Andere onderdelen
kunnen pas gerealiseerd worden nadat bepaalde mijlpalen
gehaald zijn: goedkeuring van een ruimtelijk uitvoeringsplan
(ten vroegste eind 2011), bouwvergunning (ten vroegste in
2012), …
Aangezien de slaagkansen voor het contact- en onthaalcen-
trum in belangrijke mate afhankelijk zijn van de bereidheid
van de nucleaire organisaties uit de streek om eraan mee
te werken, is het van belang om nu al te werken aan een
draagvlak voor het communicatiecentrum binnen deze sec-
tor.
Hoewel het communicatiecentrum ten vroegste in 2016 de
deuren kan openen, zal er toch reeds vroeger gewerkt wor-
den aan degelijke communicatie over het geïntegreerd ber-
gingsproject. Dat zal gebeuren door enkele realisaties naar
voor te schuiven.
Proefproject digitaal en interactief netwerk
Eind 2009 wordt gestart met een proefproject voor het
interactief en digitaal netwerk. De inhoud zal worden ge-
maakt door een productiehuis – in opdracht van NIRAS en
in samenspraak met STORA en MONA – en door een vrij-
willigersgroep die hiervoor opgeleid zal worden. Het proef-
project zal de technische, organisatorische en communica-
tieve werking en haalbaarheid van het digitaal en interactief
netwerk testen. Het zal ook dienen als communicatiemiddel
om de bevolking laagdrempelige informatie te verstrekken
over het geïntegreerd bergingsproject. De resultaten zullen
te zien zijn via digitale televisie en op een website.
Pad met informatieborden
Op korte termijn zal ook een pad met informatieborden
aangelegd worden tot bij de plaats waar de bergingsinstal-
laties komen. Het pad volgt het tracé van de toekomstige
route om vanuit het communicatiecentrum de bergingsin-
stallaties te bezoeken.
10
11
Het geïntegreerd project van oppervlakteberging
in Dessel voor het Belgisch laag- en middelactief,
kortlevend afval
Op 23 juni 2006 besliste de federale ministerraad dat het
laag- en middelactief kortlevend afval (kortweg categorie
A-afval) in een oppervlaktebergingsinstallatie geborgen kan
worden op het grondgebied van de gemeente Dessel. Deze
beslissing was mogelijk doordat twee buurgemeenten, Des-
sel en Mol, zich bereid hadden verklaard onder welbepaalde
voorwaarden een bergingsinstallatie op hun grondgebied te
aanvaarden.
Van studies tot lokaal gedragen project
Met deze beslissing werd een jarenlange zoektocht naar een
veilige en maatschappelijk aanvaardbare oplossing voor het
langetermijnbeheer van het categorie A-afval beëindigd. Na
een reeks verkennende studies was het de beslissing van de
ministerraad van 1998 die voor een doorbraak zorgde in het
dossier. Deze beslissing maakte het immers mogelijk om een
nieuwe participatiemethodologie in te voeren, gebaseerd
op het principe dat de lokale bevolking zelf mee moest
kunnen beslissen onder welke voorwaarden (technisch en
maatschappelijk) zij een bergingsinstallatie kon aanvaarden.
Via de oprichting van lokale partnerschappen, samenwer-
kingsverbanden tussen NIRAS en de gemeenten waar het
onderzoek plaatsvond, kregen de vertegenwoordigers van
de lokale gemeenschap een echte stem in de uitwerking van
het project. De mogelijke integratie van het project in de lo-
kale leefomgeving speelde daarbij een centrale rol. De part-
nerschappen werden zodanig georganiseerd dat ze kunnen
functioneren als open en onafhankelijke discussie- en werk-
platformen. Alle belanghebbende lokale actoren (politieke,
maatschappelijke en economische) zijn in de partnerschap-
pen vertegenwoordigd.
Uitwerking in samenspraak
De beslissing van juni 2006 was mogelijk dankzij acht jaar
intensief overleg waarbij de lokale haalbaarheid van het pro-
ject werd nagegaan en waarbij werd onderzocht aan welke
voorwaarden het project moest voldoen. De resultaten van
die studies vormden de basis van het ‘Geïntegreerd Project
Oppervlakteberging in Dessel’. Dit wordt nu verder uitge-
werkt door NIRAS, in samenspraak met de partnerschappen
STORA in Dessel en MONA in Mol. Het geïntegreerde pro-
ject staat niet alleen voor een veilige berging van categorie
A-afval, maar ook voor verschillende andere projecten die
een positieve impact zullen hebben op de werkgelegen-
heid, de welvaart en het welzijn in de regio. Alle aspecten
van het project worden momenteel in detailstudies verfijnd:
veiligheid, technische, financiële en juridische elementen,
veiligheids- en milieueffectenrapporten, de aanvraag van de
nodige vergunningen, enz. Ook de maatregelen die bij de
lokale leefgemeenschap voor een sociale, economische en
culturele meerwaarde op korte, middellange en lange ter-
mijn moeten zorgen, worden verder uitgewerkt, waaronder
het communicatiecentrum.
Communicatie-
centrum
Fonds
lokale
ontwikkeling
Inspraak &
participatie
Ruimtelijke
ordening &
mobiliteit
Behoud
tewerkstelling
& nucleaire
knowhow
Controle
veiligheid,
milieu &
gezondheid
Bergingsconcept
& veiligheid
NIRAS
Kunstlaan 14
1210 Brussel
Tel. 02 212 10 11
Fax 02 218 51 65
www.niras.be


Is dat nu gen prachtig initiatief? Wij vallen haast om van verbaasde bewondering voor zoveel initiatief! Wat vinden jullie d'r van. Wij kijken nu reeds reikhalzend uit om te gaan wandelen in zulke attractieve omgeving met kindjes en hondjes. Gedaan de uitstappen naar Hofstade of de Efteling en Plopsaland. Binnenkort allen naar Dessel!

02-02-2010 om 23:09 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
01-02-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het nucleair kerkof van Mol Dessel
Klik op de afbeelding om de link te volgen We zouden het vandaag, zoals iedereen, kunnen hebben over zero-tolerance in Brussel. Niet dat wij bewonderaars zijn van onnozelaars die menen te moeten rondlopen met kalshnikovs maar termen zoals zero-tolerance zijn, beste lezertjes, zeer modieuse uitdrukkingen maar meestal zijn ze zo hol dan de kop van diegene die ze hanteert. Vaak verschillen al de profeten van dit soort aanpak wel grondig van mening over de concrete invulling en dus laten we het zaakje wat bekoelen en dan zien we wel...

Wij gaan vandaag netjes verder met een onderwerp dat ons mateloos heeft geïntrigeerd bij de behandeling van ons vorige dossiertje over de federale bijdrage. Jullie herinneren zich waarschijnlijk de denuclearisatie van Mol Dessel die gefinancierd wordt door een deel van de federale bijdrage op de elektriciteitsfactuur. We gingen dus verder neuzen en hier hebben jullie de historiek van deze bijdrage waarmee we vandaag beginnen. Morgen gaan we dan weer een stapje verder maar hoe? Dat zien jullie dan wel. Eerst een woordje over ons eigen nucleair kerkhof waar jullie centjes naar toe gaan...altijd mooi om te weten

http://www.lucbarbe.be/images/pdf/14denachtmerrie.pdf

Hier hebben jullie een document dat werd opgesteld door Luc barbé die in nog niet zo erg vervlogen tijden kabinetschef was van onze Ecolo-minister Olivier Deleuze...lezen jullie mee want dit is interessant...



4. DE NACHTMERRIE VAN HET NUCLEAIRE AFVAL
INLEIDING
Dé Achillespees van de nucleaire sector is het nucleaire afval. Vertel aan je kinderen dat je al
meer dan 40 jaar hoogradioactief kernafval produceert, dat het honderdduizenden jaren
radioactief zal blijven en je geen flauw benul hebt wat ermee te doen. Vertel aan de
Vlamingen, Walen en Brusselaars dat ze de volgende jaren nog 750 miljoen euro zullen
moeten betalen om een nucleair stort op te kuisen in de Kempen, terwijl het bestaan van dat
stort niet hun schuld was, maar de schuld van politici en bedrijfsleiders in de jaren zestig en
zeventig. Ethiek. Het is een kwestie van ethiek. Dit doe je niet. Zo’n erfenis laat je je kinderen
niet na. Heeft een samenleving ooit zo’n grote facturen doorgeschoven naar volgende
generaties? Heeft één generatie ooit zo’n impact gehad op honderden, ja, duizenden
generaties na haar?
In het begin was het nucleair afval voor de sector gewoon geen issue. Dat kunnen we ons nu
niet meer voorstellen, maar het lag gewoon buiten hun gezichtsveld. Neem nu het rapport van
regeringscommissaris voor atoomenergie Jacques Errera over kernenergie in ons land in de
periode 1960-1962. Het beschrijft 134 bladzijden lang de ontwikkelingen in de sector, het
wetenschappelijk onderzoek en de bouw van de eerste kerninstallaties bij het Studiecentrum
voor Kernenergie (SCK). De commissaris geeft in detail alle mogelijke gegevens over
wetenschappelijk onderzoek, de subsidies voor het SCK per jaar, de samenstelling van een
hele reeks commissies en werkgroepen en noem maar op. Het rapport is echt een schitterend
werkstuk. Eén zwak punt: De problematiek van het kernafval is goed voor één paragraaf van
24 (!) regels. Die passage bevat dan nog geen woord over de problemen met het nucleair
afval. Er wordt alleen bericht over de interessante vooruitgang in het wetenschappelijk
onderzoek. De commissaris gaat dapper door in zijn volgende rapport dat de periode 1963-67
beschrijft: van de 157 bladzijden wordt er een halve bladzijde aan afvalbehandeling gewijd.
Hierbij geen woord over de problemen en niet beantwoorde vragen, nog steeds enkel
hoerageroep over de vorderingen in het wetenschappelijk onderzoek. Deze twee rapporten
zijn zeer illustratief. In die periode hadden overheden en bedrijven nauwelijks aandacht voor
de risico’s van hun activiteiten voor de volgende generaties. Het was gewoon geen issue. Hun
ethisch inlevingsvermogen was pijnlijk begrensd.
Een ander aspect van de kernsector kreeg daarentegen wel veel aandacht, namelijk de
financiële risico’s voor de privé-sector die in de kernsector investeert. Stel dat er een ongeluk
gebeurt. Wie gaat de misschien wel gigantische factuur betalen? Geen enkele
verzekeringsmaatschappij wou kernreactoren, zelfs niet de kleine onderzoeksreactoren bij het
SCK, verzekeren. Dat probleem stelde zich uiteraard in alle landen die zich lanceren in de
kernindustrie. Er werden hierover verbluffend snel internationale verdragen gesloten: de
Overeenkomst van Parijs van 29 juli 1960 en de Overeenkomst van Brussel van 31 januari
1963. Samengevat komen ze hierop neer: als een ongeluk ten gevolge van het gebruik van
kernenergie schade veroorzaakt, dan hoeft degene die verantwoordelijk is niet alle schade te
vergoeden. De verantwoordelijkheid van de exploitanten wordt beperkt of geplafonneerd. Als
de schade hoger is dan dat plafond, springt de Staat bij. Anders gezegd: het risico van de
nucleaire activiteiten werd grotendeels afgewenteld op omwonenden en de belastingbetaler.
Ondertussen zijn die verdragen herhaaldelijk gewijzigd, maar dat basisprincipe staat nog
overeind en de sector geniet nog altijd van een uniek voorkeursregime waarbij hij een deel
van het risico niet zelf moet dragen. Het zegt uiteraard bijzonder veel over de prioriteiten van
de politieke klasse dat ze reeds in 1960 dit probleem regelde.
In tegenstelling tot de financiële risico’s voor de privé-sector, kregen de risico’s van het
nucleaire afval voor mens en milieu nauwelijks aandacht. Wat rampenplanning betrof, was
het niet veel beter. In maart 1976 wees een commissie ingesteld door de minister voor
economische zaken, de Commissie van Beraad inzake Kernenergie, al op de noodzaak meer te
investeren in rampenplanning. Zonder effect. Na het ongeluk in Harrisburg in 1979 stelde de
regering een werkgroep aan om de veiligheid van de centrales onder de loep te nemen. Eén
van de aanbevelingen was dat er snel veiligheidsplannen moesten komen. Er gebeurde niets.
Zeven jaar later deed de ramp in Tsjernobyl de Wetstraat opschrikken. Er kwam een
onderzoekscommissie in de Senaat die in 1988 wees op het ontbreken van een goede
noodplanning in ons land. Pas twee jaar later volgde er een eerste globaal nucleair noodplan.
Dat was dus veertien jaar na de eerste aanbeveling van een officiële commissie. First things
first.
De eerste decennia van het nucleaire tijdperk was er dus gewoon geen beleid inzake nucleair
afval. Een koninklijk besluit uit 1963 verplichtte de producenten van nucleair afval de nodige
maatregelen te nemen om de werknemers en de bevolking te beschermen. Een instelling
bevoegd voor nucleair afval, normen en regels inzake verwerking en opslag, het bestond
allemaal niet. Het werd overgelaten aan de betrokken bedrijven. Het SCK speelde gedurende
vele jaren de vergaarbak van nucleair afval. Het verwerkte afval, stockeerde het of dumpte het
in zee. In het volgende decennium begon de problematiek van het kernafval ietsje meer
aandacht te krijgen. In maart 1976 publiceerde de “Commissie van Beraad inzake
Kernenergie”, opgericht door minister van economische zaken André Oleffe, haar eindrapport
over de stand van zaken inzake kernenergie. Over kernafval was de commissie zeer duidelijk:
“Het ontbreken van een definitieve oplossing voor hoogactieve afvalstoffen vormt een ernstig
actueel probleem voor de ontwikkeling van kernenergie; het zal een krachtige rem zijn indien
er binnen enkele jaren geen voldoende veilige oplossing voor zal zijn gevonden.” Dat was in
1976. Nu, 29 jaar later, staat de sector ondanks vele tientallen miljoenen euro’s voor
wetenschappelijk onderzoek geen stap dichter bij een oplossing voor nucleair afval.
Toen het kabinet Deleuze in juli ’99 startte was het nucleair afval dan ook een prioriteit.
Olivier Deleuze had twee grote bekommernissen: hij wou maximaal risico’s bij het beheer
van het nucleair afval vermijden en garanderen dat de samenleving morgen en overmogen
voldoende geld zou hebben om het afval te beheren. De twee grote dossiers van het kabinet
Deleuze waren de sanering van het oude nucleaire kerkhof in Mol-Dessel en de financiering
van de afbraak van de kerncentrales. Dan was er ook de financieringstechniek van het
zogenaamde “Fonds op Lange Termijn”. Begin 2003 kregen we van NIRAS de eerste
“inventaris van nucleaire passiva”, een volgens NIRAS “vertrouwelijk” document, dat ik hier
ook toelicht. Helemaal op het einde van de legislatuur dook er een dossier op waarop Olivier
Deleuze bijna zijn nek brak: een mislukte financiële operatie met geld voor de berging van
nucleair afval door een overheidsinstelling. Dat licht ik toe op het einde van dit hoofdstuk. De
radioactieve vervuiling van Umicore in Olen ten gevolge van de productie van radium en
uraniumoxide, hoe belangrijk ook, behandel ik hier niet. Het zou ons te ver leiden.
Ik wil vooreerst twee technische begrippen toelichten: “provisies” en “nucleair passief”. Ik
geef een voorbeeld. Stel dat je in 1970 een kerncentrale bouwt om die 40 jaar te laten draaien.
Je sluit de centrale dus in 2010. Je wacht enkele jaren tot ze “afgekoeld” is en laat ze dan
afbreken. Die afbraak, en vooral de behandeling en berging van het nucleair afval, zal
handenvol geld kosten. Je krijgt dus op dat moment als bedrijf heel zware facturen te betalen.
Hoe kan je er nu voor zorgen dat je op dat moment het nodige geld hebt? Door “provisies”
aan te leggen, een spaarpotje zeg maar. Je legt bijv. vanaf 1970 elk jaar een beetje geld opzij,
en dat gedurende veertig jaar, zodat je na 2010 voldoende geld hebt voor de afbraak. Het is
een bekende techniek (die trouwens ook in andere dossiers wordt toegepast, bijv. in de
pensioensector). Wie in de kernsector werkt, moet dus provisies aanleggen. Wie dat niet doet,
zal op een zeker moment geen of niet voldoende geld voor de opkuis hebben. Dan spreekt
men van een “nucleair passief”: er is geld nodig voor de opkuis, maar dat geld is er niet.
Radioactief afval wordt ingedeeld in drie categorieën. Afval van categorie A omvat laag- en
middelactief afval met een korte halveringstijd. Afval van categorie B omvat laag- en
middelactief afval dat besmet is met radioactieve stoffen met een lange halveringstijd in
concentraties die te groot zijn voor categorie A, maar dit afval brengt te weinig warmte voort
om deel uit te maken van categorie C. Het afval van categorie C groepeert al het hoogactief
afval, dat grote hoeveelheden radioactieve stoffen met een lange halveringstijd bevat. Door
zijn hoge activiteit geeft het grootste deel van dit afval veel warmte af. Simpel gezegd: afval
van categorie A is het minst erg, B is erger en C stelt onoverzichtelijke problemen. Om het
boek leesbaar te houden gebruik ik verder de term “laagradioactief afval” voor afval van
categorie A en “hoogradioactief afval” voor afval van categorie C.
Eerst het oude nucleaire kerkhof in Mol-Dessel, de zogenaamde dossiers BP1-BP2, een deel
van onze “ecologische schuld”. Het dossier BP1 was een heel trieste illustratie van de
verkeerde keuzes van de nucleaire sector. In de jaren zestig richtte een internationaal
consortium van dertien OESO-landen in partnerschap met de privé-sector in Dessel
“EUROCHEMIC” op, een “opwerkingsfabriek”. Dat is een fabriek om gebruikte
kernbrandstof te behandelen om er nieuwe kernbrandstof van te maken. Voor de echte
nucleofielen was dat het neusje van de zalm en de definitieve stap naar een samenleving met
eindeloos veel energie tot in de eeuwigheid. Koning Boudewijn kwam persoonlijk in 1966 het
bedrijf openen. EUROCHEMIC kon de verwachtingen echter niet inlossen. Het bedrijf sloot
na acht jaar, in 1974, al de deuren. Frankrijk en Groot-Brittanië gingen weliswaar door met de
opwerking van nucleaire brandstof, maar met als prijs een gigantische milieuvervuiling. De
gesloten opwerkingsfabriek in Dessel was een verschrikkelijk nucleair kerkhof: gebouwen en
terreinen zaten boordevol radioactiviteit, met onder meer het zeer gevaarlijke plutonium. De
landen betrokken bij het project schoven de zwarte piet door naar de Belgische regering. Die
sloot een akkoord met de Belgische elektriciteitssector om de fabriek eventueel terug op te
starten, maar de privé-sector trok zich uiteindelijk terug. De Belgische Staat bleef volledig
alleen achter met de erfenis. Ze kreeg van het internationaal consortium wel nog 650 miljoen
oude Belgische franken voor de sanering, maar die zou veel meer kosten: meer dan 24 miljard
oude Belgische franken.
Dossier BP2 heette officieel de “ex-Waste-installaties” van het Studiecentrum voor
Kernenergie (SCK). Het SCK had zelf gedurende vele jaren nucleair afval zowel van eigen
productie als van derden opgeslagen en behandeld, maar dit op een zeer slordige manier, met
zware nucleaire vervuiling tot gevolg. Grote hoeveelheden hoogradioactief afval waren zeer
onzorgvuldig opgeslagen. Provisies om de kosten van de sanering te betalen waren er
nauwelijks. Opnieuw een nucleair passief dus.
Op het einde van het jaar 2000 was al ongeveer 260 miljoen euro uitgegeven aan de sanering
van BP1 en BP2 (10,6 miljard Belgische frank). De kosten om de sanering te voltooien,
werden toen geraamd op een bijkomend bedrag van 750 miljoen euro (30 miljard Belgische
frank). De sanering van BP1 zou tegen 2007 rond zijn, die van BP2 tegen 2020.
In het najaar van 1999 belandde dit dossier bij Olivier Deleuze. Tot 2000 was de financiering
van de sanering van BP1 en BP2 gegarandeerd via “conventies” met Electrabel. De techniek
van conventies was de regel in de energiesector. In plaats van wetten en koninklijke besluiten
te gebruiken om aan politiek te doen, sloot de overheid in alle discretie conventies met de
privé-sector (Electrabel, Distrigas etc). Met een wet kan je eenzijdig iemand een verplichting
opleggen, zonder dat je het akkoord van alle betrokkenen nodig hebt. Om een conventie af te
sluiten, moet iedereen akkoord gaan. Anders gezegd: via de techniek van conventies hadden
de Belgische politici al jaren veel macht uit handen gegeven aan de privé. We kregen van de
administratie te horen dat de vorige energieministers de dossiers BP1 en BP1 hadden laten
liggen en dat we maar een paar maanden hadden om een nieuwe financieringsregeling uit te
werken voor de periode na 2000. Anders zou de sanering van de nucleaire vuilnisbelt in de
Kempen stilvallen. Wat ethisch onverantwoord zou zijn en politiek een lastig dossier zou
worden. “Groene staatssecretaris heeft geen geld voor sanering nucleair afval”, zou het heten
in de krant. Deleuze en ik wilden van die conventies af. We probeerden in al onze dossiers te
werken met wetten en besluiten, zoals in alle andere sectoren. In dit dossier lukte dit vrij vlot.
De financiering van de sanering van BP1 gebeurde tot nu toe door de Belgische Staat, door de
belastingbetaler dus. De sanering van BP2 werd betaald door Electrabel, die de kosten ervan
mocht doorrekenen aan de elektriciteitsconsument. Liberalen en socialisten wilden net als wij
een degelijke en definitieve oplossing. De regering legde daarom bij wet vast dat de sanering
zou gebeuren op kosten van de elektriciteitsconsument, via een heffing op het transport van
elektriciteit. Voor de sanering van BP2 veranderde er voor de consument dus niets: hij
betaalde vroeger via zijn elektriciteitsfactuur en hij bleef betalen via zijn elektriciteitsfactuur.
Maar de sp.a vond dat Electrabel er nogal goedkoop vanaf kwam. Ze eisten dat de sanering
van BP1 niet meer door de Staat, maar eveneens door de elektriciteitsconsument zou betaald
worden via de nieuwe heffing. Wij stemden in. De liberalen lieten passeren. De sanering van
deze twee passiva is bijgevolg gegarandeerd. De regeling die onder paarsgroen tot stand
kwam heeft als voordeel dat de sanering van het nucleaire kerkhof in Mol-Dessel kan
afgewerkt worden en dat de overheid hiervoor niet meer gebonden is aan de privé via
conventies. Maar er blijft een wrange nasmaak. Want de elektriciteitsconsumenten, zowel
gezinnen als bedrijven, zullen de volgende jaren nog een 750 miljoen euro gaan betalen voor
de opkuis van één van de grootste nucleaire vuilnisbelten van Europa, een erfenis ten gevolge
van dramatische vergissingen in de nucleaire sector van zowel de privé-sector als de overheid.
DE INVENTARIS VAN DE NUCLEAIRE SITES: STAATSGEHEIM!
Het dossier BP1/BP2 doet uiteraard de vraag rijzen hoe we zo’n situaties in de toekomst
kunnen vermijden. Hoe kunnen we voorkomen dat we straks een nieuw nucleair passief
hebben, dat naar de burger wordt doorgeschoven? Hoe vermijden we dat onze ecologische
schuld nog stijgt? De regering Dehaene had zich die vraag ook gesteld en een antwoord
geformuleerd: via de programmawet van 12 december ‘97 kreeg NIRAS de opdracht om een
inventaris op te stellen van alle nucleaire installaties en sites op Belgisch grondgebied die
radioactieve stoffen bevatten. De wet sprak van een “inventaris van de nucleaire passiva”. In
die inventaris moet NIRAS ook meedelen hoe het zit met de “toereikendheid” en
“beschikbaarheid” van de provisies voor de financiering van de opkuis in de toekomst.
Toereikendheid gaat over de vraag of er genoeg geld voor de opkuis opzij gezet is,
beschikbaarheid slaat op de vraag of er waarborgen zijn dat het geld morgen ook op tafel zal
liggen. Kan het bijv. door een faillissement van de onderneming plots verdwijnen? NIRAS
moet volgens de wet aan de regering om de vijf jaar zeggen of de bedrijven en instellingen in
de nucleaire sector wel genoeg geld opzij gelegd hebben om later hun site op te kuisen en hoe
het zit met de beschikbaarheid. De wet bepaalt ook dat de bevoegde minister of
staatssecretaris op basis van die inventaris “corrigerende maatregelen” kan vragen aan een
bedrijf of instelling. Stel dat uit de inventaris blijkt dat een bepaald bedrijf niet genoeg
provisies voor de sanering van een nucleaire site heeft aangelegd, dan kan de minister of
staatssecretaris vragen dat er extra provisies worden aangelegd, zodat er in de toekomst geen
nieuw nucleair passief kan ontstaan.
Het opmaken van de eerste inventaris vergde van NIRAS enorm veel werk. Er bestond in
1997 in ons land geen volledige inventaris van alle nucleaire installaties. De
overheidsinstelling die waakt over de nucleaire veiligheid, het FANC, had eigenlijk over een
inventaris moeten beschikken. Maar het FANC kwam maar zeer traag op gang en beschikte
niet over zo’n document. NIRAS moest zelf aan de slag gaan. Op 27 januari 2003
overhandigde NIRAS de eerste inventaris aan Olivier Deleuze. Als we de start van de reactor
BR1 van het SCK in 1956 als startpunt van het nucleaire tijdperk in België nemen, heeft het
dus 47 jaar geduurd vooraleer ons land een inventaris van alle nucleaire activiteiten had. Wat
nog maar eens bewees dat de politici en bedrijfsleiders die België in het nucleaire tijdperk
loodsten, totaal geen verantwoordelijkheid hadden.
Vóór Olivier Deleuze de inventaris kreeg, was er binnen NIRAS een hartig woordje gepraat
over “de status” van het document. Eind 2002 was een eerste ontwerp van de inventaris klaar.
De voorzitter van NIRAS beschouwde dit document als vertrouwelijk. In de juridische
betekenis van het woord wel te verstaan. De wet van 11 december 1998 betreffende de
classificatie en de veiligheidsmachtigingen bepaalt dat “vertrouwelijke” documenten enkel
kunnen ingezien worden door mensen met een “veiligheidsmachtiging”. Die machtiging krijg
je van een speciale overheidsdienst na een onderzoek door de staatsveiligheid. De voorzitter
van NIRAS deelde in het voorjaar van 2002 aan de leden van de raad van bestuur die het
document wilden inzien mee dat ze zo’n veiligheidsmachtiging dienden aan te vragen. Hijzelf
en de directeur-generaal van NIRAS hadden zo’n machtiging. Enkele leden van de raad van
bestuur vroegen er één aan, maar de procedure sleepte aan. Toen het document uiteindelijk op
de raad van bestuur moest worden voorgelegd, had buiten de voorzitter en de directeurgeneraal
niemand een veiligheidsmachtiging. De raad van bestuur besliste om vertrouwen te
schenken aan de voorzitter en de directeur-generaal en stemde ermee in om het document
zonder het ingezien te hebben, door te zenden naar de staatssecretaris.
Ik vond dat NIRAS de wetgeving verkeerd interpreteerde. Waarom was het volledige
document vertrouwelijk? Mocht de bevolking niet weten hoeveel nucleaire materialen er op
de Belgische nucleaire sites lagen? Dat is toch een kwestie van openbaarheid van bestuur.
Bovendien vind je de meeste gegevens, tenzij die van Belgonucleaire en FBFC, mits een
beetje zoeken op het internet. Als je omwille van veiligheidsoverwegingen de gegevens over
plutonium en andere delicate zaken vertrouwelijk wil houden, dan kan je, zoals nog gebeurt
bij publicatie van overheidsdocumenten, twee versies maken: één volledig document voor de
regering en één voor het grote publiek waarin een aantal zaken geschrapt zijn. Het document
zou ook financieel-economische gegevens bevatten over de provisies die de bedrijven hadden
aangelegd. Maar die gegevens vind je gewoon in de balans van de bedrijven en die balans is
ook een openbaar document. NIRAS bestempelde het document als vertrouwelijk, punt uit!
Misschien vreesde de voorzitter dat de pers en de publieke opinie zouden schrikken als alle
informatie over nucleaire sites, afval en provisies plots zou opduiken in één document en dat
het document koren zou zijn op de molen van de tegenstanders van kernenergie? Olivier
Deleuze en ik hebben er geen gevecht rond gevoerd en aanvaard dat het document
vertrouwelijk was. Achteraf bekeken was het een vergissing, want de bevolking heeft toch het
recht om te weten wat er in de sector gebeurt.
Kon Olivier Deleuze het document wel inkijken? Hij had immers geen veiligheidsmachtiging.
Neen, dat zou al te gek zijn. De kwestie was gelukkig al geregeld in september 2002.
Ministers en staatssecretarissen konden een document tekenen waarin ze verklaarden
vertrouwelijke en geheime documenten niet te zullen verspreiden, wat hen automatisch recht
gaf op een veiligheidsmachtiging. Olivier Deleuze had dat ook gedaan en kon dus de NIRASinventaris
inkijken.
De grote besluiten van de inventaris zijn wel publiek en kan je lezen op de website van
NIRAS. Wat je niet op de website van NIRAS leest, is dat de inventaris problemen signaleert
bij de twee grote Belgische bedrijven in de kernbrandstofsector, Belgonucleaire en FBFC.
Olivier Deleuze sprak me er heel bezorgd over aan. “Luc, NIRAS garandeert me niet zwart op
wit dat die twee bedrijven genoeg geld hebben om later hun sites op te kuisen en dat dat geld
beschikbaar zal zijn. We mogen absoluut niet het risico nemen dat de samenleving straks met
nieuwe nucleaire passiva geconfronteerd wordt. Uiteindelijk is het toch altijd de
belastingbetaler die de factuur betaalt. En Belgonucleaire maakt MOX, en MOX dat betekent
plutonium! Geen risico’s hier. Schrijf onmiddellijk naar die twee en vraag corrigerende
maatregelen, kopie aan NIRAS en nodig NIRAS voor een gesprek uit. Zeg hen dat dit
absoluut prioritair is.” Zo gezegd, zo gedaan. We maanden de twee bedrijven aan om de
situatie recht te zetten. NIRAS nam het dossier prioritair op. We naderden toen de
verkiezingscampagne 2003 en hebben het dossier niet kunnen afwerken. In de nucleaire
sector duurt het altijd vele maanden eer je een stap verder zet. We wisten dat we het dossier
niet meer rond zouden krijgen, maar hadden onze job gedaan. Het was aan onze opvolgers om
erover te waken dat Belgonucleaire en FBFC deden wat hun opgedragen was. Een
parlementaire vraag van Ecolo in 2004 leerde echter dat de dossiers na een jaar nog steeds
niet afgehandeld waren.
DE WET OP DE KERNPROVISIES
Naast het dossier in verband met de sanering van de nucleaire erfenis was er een tweede groot
dossier: de financiering van de afbraak van de kerncentrales en het beheer en de opslag van
het kernafval dat daaruit voort zou komen, inclusief de gebruikte kernbrandstof. De uitdaging
was dubbel:
- er zal voor die afbraak en sanering genoeg geld moeten zijn. Er moeten dus voldoende
provisies worden aangelegd.
- het zal ook beschikbaar moeten zijn. Stel dat Electrabel in 2014 failliet gaat, dan kunnen
al die provisies in het faillissement verdwijnen en is er een gigantisch nieuw nucleair
passief. De factuur ervan zou naar de gewone man in de straat doorgeschoven worden en
dat moet uiteraard absoluut vermeden worden.
Ik wil enkele cijfers en data geven over de afbraak van de kerncentrales. In 2015 worden de
kernreactoren Doel 1, Doel 2 en Tihange 1 stilgelegd. Dan wordt er vijf jaar gewacht, zodat
de radioactiviteit in de reactor kan afnemen. Dan volgt een periode van tien jaar om de kern
van de reactor en de gebouwen errond te ontmantelen. Voor deze drie reactoren zou de klus
dus tegen 2030 geklaard moeten zijn. Voor de jongste kernreactoren, Tihange 3 en Doel 4,
tegen 2040. De verbruikte kernbrandstof moet echter nog minstens 50 jaar opgeslagen worden
voor ze kan worden geborgen, het kan ook 60 tot 70 jaar en meer zijn. De kernbrandstof die in
Doel 4 in 2025 nog bestraald wordt, kan dus, ten vroegste, vanaf 2075 geborgen worden, maar
het kan dus ook 2100 worden.
Hoe zat het nu met het toezicht op de provisies voor de ontmanteling van onze kerncentrales?
Bij de start van de paarsgroene regering stelden Olivier Deleuze en ik vast dat ook deze
kwestie niet wettelijk geregeld was. Een onderzoekscommissie van de Senaat had nochtans al
in 1991 aanbevolen dringend een regeling te treffen. Acht jaar later was er nog niets gebeurd.
De oudste drie kernreactoren van Electrabel waren ondertussen al 24 jaar in bedrijf. Electrabel
had wel provisies aangelegd, zo’n 2,5 miljard euro. Om dat bedrag even te situeren: dat is
bijna evenveel als de waarde van het grootste Belgische pensioenspaarfonds (Star Fund van
ING) en meer dan de pensioenfondsen van KBC en Suez-Tractebel samen. Over het toezicht
op die provisies was er echter geen wettelijke regeling, enkel een conventie – weeral! – tussen
Electrabel en het Controlecomité voor Elektriciteit en het Gas. De conventie sloeg bovendien
niet op alle provisies en checkte de beschikbaarheid van de provisies niet. Bovendien zou het
Controlecomité straks opgedoekt worden. Dan zou zelfs dat beetje toezicht op de provisies
verdwenen zijn.
We vreesden niet dat Electrabel niet voldoende provisies had aangelegd, want die werden
toch doorgerekend in de elektriciteitstarieven. De belangrijkste zorg was de beschikbaarheid
van de provisies: zouden die provisies er in 2020, 2030 of 2040 wel nog zijn? We wilden niet
wachten op de inventaris van NIRAS die pas begin 2003 klaar zou zijn, want dan zouden we
toch geen tijd meer hebben om nog iets structureel te doen. In mei 2003 waren er namelijk
verkiezingen. We wilden parallel met het werk van NIRAS het probleem aanpakken.
Electrabel zag zelf ook in dat de situatie onhoudbaar was. Zolang Electrabel een feitelijk
monopolie had in de elektriciteitsmarkt, waren er niet zoveel risico’s. Maar Europa had beslist
om de elektriciteitsmarkt open te gooien. Electrabel groeide snel uit tot een Europese speler,
wat voor extra kansen zorgde, maar ook voor nieuwe risico’s. Dus moest er een sluitende
regeling komen. De financiële markten vroegen trouwens aan Suez, feitelijke
referentieaandeelhouder van Electrabel, om een duidelijke regeling van het statuut van de
provisies.
“Ik geef gerust toe, mijnheer de kabinetschef”, zei de directeur strategie van Electrabel, “dat
de huidige regeling inzake nucleaire provisies niet meer houdbaar is. De situatie is totaal
veranderd. We gaan in versneld tempo naar een Europese elektriciteitsmarkt. Een duidelijke
regeling inzake de provisies is ook in ons belang.”
Het was 22 juni 2001. De directeur strategie van Electrabel en ik vergaderden voor ons
zoveelste dossier. We kenden elkaar ondertussen goed. Er waren zeer weinig rituelen nodig
om tot de kern van de zaak te komen.
“Mijn voorstel is simpel”, zei ik. “Zoals in andere landen zouden deze provisies bij een
overheidsinstelling geparkeerd moeten worden. De Staat kan nooit failliet gaan, een privébedrijf
wel. We kunnen geen enkel risico nemen inzake dit dossier. Opnieuw een nucleair
passief binnen enkele jaren en de overheid of de belastingbetaler opzadelen met de factuur
van de afbraak van de kerncentrales? Ik mag er niet aan denken.”
“Die piste is bespreekbaar”, kreeg ik als antwoord, “maar dan moet de Staat er ook de
verantwoordelijkheid voor de afbraak van onze kerncentrales en de sanering van de sites bij
nemen. Wie de lusten heeft, draagt de lasten: wie de provisies heeft, draagt de
verantwoordelijkheid.”
Tja, daar had hij een punt. Bovendien wist ik dat de liberalen hun standpunt 100% zouden
steunen en het dus politiek onhaalbaar zou zijn om de provisies naar de Staat over te hevelen.
Het zou een verloren gevecht zijn. De directeur strategie van Electrabel stelde een
tussenoplossing voor. Een ingewikkelde constructie waarbij de provisies bij Electrabel
bleven, maar de Staat wel toezicht zou kunnen houden. Zo zouden wij de garantie kunnen
hebben dat er genoeg provisies zouden zijn en dat ze later beschikbaar zouden zijn. De piste
leek me interessant, tot ik te horen kreeg dat dit alles in een... conventie moest worden
gegoten! Daar gingen we weer. Terwijl Deleuze en ik ons moeizaam en stap voor stap
bevrijdden van de conventies die onze voorgangers gesloten hadden, kreeg ik er nu een
nieuwe voorgeschoteld. Zijn advocatenbureau had al een gedetailleerde conventie
uitgeschreven, met looptijd tot 2037!! Onaanvaardbaar voor ons. Een document tekenen dat
de volgende regeringen en parlementen bindt tot 2037? Krankjorum. Maar ik deed de deur
niet dicht. “Gezien de techniciteit van het dossier lijkt het me interessant dat jouw en mijn
advocaat het dossier eerst bestuderen en dat we in een volgende vergadering bekijken waar
we staan.“
We hadden een prima advocaat voor dit dossier. Anders was het niet gelukt. De administratie
energie had wel bekwame mensen, maar niet in deze materie: credit ratings, algemene
voorrechten op roerende goederen en negative pledge clausule..., dat was hun specialiteit
niet.
Hoe zat het compromis in elkaar? Electrabel zou al haar provisies onderbrengen in een filiaal,
Synatom. De Belgische Staat beschikt over een “gouden aandeel” in Synatom dat haar het
recht heeft strategische beslissingen van Synatom te blokkeren. Synatom kan een deel van de
geldwaarde die overeenkomt met de waarde van die provisies uitlenen aan Electrabel.
Electrabel kan daarmee investeren. Er is wel een belangrijke voorwaarde voor het ontlenen
van geld door Synatom aan Electrabel. Electrabel moet een financieel gezond bedrijf zijn, een
goede “rating” hebben zoals dat heet. Een “Opvolgingscomité” met zes topfiguren van de
Nationale Bank, de Bankcommissie, de administratie energie, de administratie financiën en de
CREG (de regulator van de elektriciteitsmarkt) waken daarover. Bovendien zitten de bazen
van NIRAS en FANC mee aan tafel voor de technische kant van de zaak. Anders gezegd:
topexperts inzake de nucleaire sector, de elektriciteitssector en bedrijfseconomie gaan mee
waken over het risico dat de provisies in het gedrang komen. Als dat het geval zou zijn,
kunnen zij Electrabel verplichten al haar provisies in dochter Synatom onder te brengen waar
de Belgische Staat, via haar “gouden aandeel”, de provisies kan beschermen. Dat
Opvolgingscomité moet er ook over waken dat er genoeg provisies zijn. Als dat niet het geval
is, kan het comité beslissen dat er extra provisies moeten worden aangelegd. De wettekst is
uiteraard stukken ingewikkelder.
De advocaten van de twee partijen gingen aan de slag. Ik had onze advocaat de opdracht
gegeven de conventie van Electrabel in een wetsontwerp te gieten en dat op tafel te leggen.
Het zou dan aan hen zijn om uit te leggen waarom dat technisch of juridisch niet mogelijk zou
zijn. Ik ging zelf naar enkele vergaderingen, want ik wou absoluut zoveel mogelijk bepalingen
in het wetsontwerp krijgen. Wat nog goed lukte ook. Op het einde van onze onderhandelingen
hadden we een gedetailleerd wetsontwerp van 25 artikels over en een conventie met veel
blabla en één belangrijk artikel (voor de liefhebbers: de koppeling tussen de ratingschaal van
Electrabel, zoals vast te stellen door Standard & Poor’s, en het plafond van de fondsen die de
kernprovisievennootschap aan de kernexploitant kan lenen). Maar in het wetsontwerp was
een artikel opgenomen dat een volgende regering de mogelijkheid gaf die bepaling in de
conventie desnoods tegen de wil van Electrabel in te wijzigen. Anders gezegd: de overheid
zou het laatste woord hebben. Ik was heel tevreden over het compromis. Het gaf voldoende
garanties aan de volgende generaties dat ze geen nieuw nucleair passief zouden erven. Dit
zonder Electrabel “pijn” te doen. We bewezen dus met dit compromis dat we niet tegen
Electrabel waren, maar best bereid waren om over een voor hen aanvaardbaar compromis te
onderhandelen.
Op 22 juni 2002 werd het dossier door de regering goedgekeurd. Minister Vande Lanotte
drukte op het laatste moment nog een belangrijke wijziging door. Er was gepland dat de
overheid de werkingskosten van het Opvolgingscomité zou dragen. Vande Lanotte zag dat
niet zitten: waarom zou de belastingbetaler de kosten van de controle van de nucleaire
provisies van een privé-maatschappij moeten dragen? De tekst werd op zijn vraag op het
laatste nippertje gewijzigd, en dit zonder overleg met Electrabel: de rekening van de
werkingskosten van het Opvolgingscomité zou naar Electrabel gestuurd worden. Wat een
woedende reactie opleverde. Het ging weliswaar om een klein bedrag (maximum twee
miljoen euro per jaar), maar er was een belangrijk nieuw principe ingevoerd. Voor Electrabel
was het van fundamenteel belang dat zij en zij alleen beslisten over de provisies, weliswaar
onder toezicht van het Opvolgingscomité, en dat deze provisies in handen van Electrabel
zouden blijven en niet bij de Staat zouden terechtkomen. Maar nu zou een deel van hun
provisies toch afgeleid worden naar de Staat. Want de werkingskosten van het
Opvolgingscomité zouden door Electrabel betaald worden. Electrabel wist heel goed dat je
met dit soort dossiers wel weet waar je begint, maar niet waar je eindigt. Door één artikel
ergens in een programmawet te wijzigen, zouden later de provisies kunnen worden
aangesproken worden voor de financiering van andere overheidskosten, zoals de werking van
het SCK of het opruimen van de nucleaire rommel in Mol-Dessel. Vande Lanotte had het
dossier een voor hen heel gevaarlijke wending gegeven. Maar Electrabel kon niet meer terug.
De regering had het dossier goedgekeurd en ze moesten mee vooruit.
Na advies van de Raad van State en een tweede lezing in de interkabinettenvergadering,
dienden we het dossier op 22 januari 2003 in de Kamer in. We hadden ons aan een groot en
lang debat verwacht. Het ging tenslotte om een berg geld. Het ging om de financiering van de
afbraak van onze kerncentrales en het beheer van de honderdduizenden tonnen nucleair afval
die daarbij vrij zouden komen. Het ging – niet in het minst – om het zoeken naar het moeilijke
evenwicht tussen de rechten en de plichten van privé en overheid. Maar de parlementsleden
zagen het anders. Het interesseerde hen geen moer. Het kostte ons zelfs een paar maanden om
het wetsontwerp op de agenda van de Kamer te krijgen. Herhaaldelijk waren er niet genoeg
parlementsleden in de commissie om tot de bespreking over te gaan. Op 19 maart lukte het
dan toch. Er waren net genoeg parlementsleden om het wetsontwerp te bespreken. Na een
korte toelichting door Olivier Deleuze, volgde de algemene discussie. Op minder dan twintig
minuten waren de bespreking én de stemming rond. Er waren enkel een paar algemene
opmerkingen en vragen. Geen enkel parlementslid had de teksten echt goed doorgenomen.
Nog eens bleek hoe de energiedossiers in de periferie van de Wetstraat bleven hangen.
Is deze wet nu perfect? Neen. Maar vergeleken met de vroegere toestand – toen er nagenoeg
niets was – is er een enorme vooruitgang. Bovendien bevat de wet een bepaling die het
maatschappelijk debat over dit dossier zal voeden. Het door de wet opgerichte
Opvolgingscomité moet elk jaar een rapport publiceren. Zo zal de samenleving zicht krijgen
op de problematiek, waardoor het debat gestimuleerd wordt. Het zal net zoals in de
pensioendiscussie wel enkele jaren duren eer voldoende politici, journalisten en actoren in het
middenveld dit dossier de aandacht geven die het verdient. Maar die evolutie lijkt me
onafwendbaar. We kunnen er in dit dossier alleen maar op vooruit gaan.
HET FONDS OP LANGE TERMIJN: DE VERVUILER BEPAALT...
Tot 1980 beschikte ons land niet over een geschikte structuur om het radioactief afval op
lange termijn te beheren. We produceerden ondertussen al twintig jaar nucleair afval (en dan
laat ik Umicore nog buiten beschouwing dat al in 1922 radiumafval produceerde). Tot 1980
had het SCK zich op vrijwillige basis met de afvalproblematiek beziggehouden. Maar dat was
niet meer houdbaar. In 1980 hield de overheid NIRAS boven de doopvont, de Nationale
Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen. NIRAS werd verantwoordelijk
voor het uitstippelen en toepassen van het beleid inzake het beheer van nucleair afval. NIRAS
krijgt geen toelage van de overheid. NIRAS werkt immers volgens het principe “de vervuiler
betaalt.” Wie nucleair afval overdraagt aan NIRAS, moet daarvoor betalen. Met dat geld kan
NIRAS het afval stockeren en later bergen.
Die berging kost handenvol geld. NIRAS raamde in 2000 de kosten voor een bergingssite
voor laagradiocatief afval op zo’n 500 miljoen euro (bouw, exploitatie en sluiting). Voor het
andere afval schat NIRAS de kosten op 500 tot 1500 miljoen euro. Het feit dat die twee
bedragen zo ver uit elkaar liggen, de hoogste raming is 300% van de laagste, wijst op de zeer
grote onzekerheden omtrent de kosten van zo’n bergingssite. Als we beide bedragen optellen,
komen we uit bij één tot twee miljard euro. NIRAS moet dus, als het binnen zoveel jaar begint
aan een bergingssite voor nucleair afval, over een pak geld beschikken. Daarvoor werd een
speciaal financieringsmechanisme uitgedokterd, het “Fonds op Lange Termijn” of FLT. Als
iemand nucleair afval overdraagt aan NIRAS, waarbij NIRAS eigenaar wordt van het afval,
moet hij een bedrag storten in dat Fonds. Dat geld wordt dan door NIRAS gebruikt om het
afval op te slaan en het later te bergen. Het FLT is geïnspireerd op de pensioenfondsen en
werkt volgens een kapitalisatiesysteem: de intresten die het fonds opbrengt, blijven in het
fonds. NIRAS onderhandelde jaren met Electrabel over de oprichting van het FLT dat
uiteindelijk begin 1999 operationeel werd (dus juist voor het aantreden van de regering
Verhofstadt I). Eind 2003 was er in het FLT zo’n 50 miljoen euro. Het FLT zou volgens
NIRAS moeten blijven functioneren tot 2093.
De centrale vraag met betrekking tot het FLT is wie beslist over de hoogte van bedragen die
de producenten van nucleair afval moeten betalen aan NIRAS.
Als je een geneesmiddel wil registreren, dan betaal je een retributie aan de administratie die
het dossier afhandelt. Want zo’n registratie heeft een kostprijs en de overheid rekent die
kostprijs door aan degene die de dienst krijgt. De overheid stelt zelf de hoogte van de
retributie vast. Ze kan en mag uiteraard overleggen met de sector, maar zij bepaalt uiteindelijk
hoeveel de retributie zal zijn. De overheid moet wel redelijk zijn. De retributie moet
“proportioneel” zijn met de gemaakte kosten. Als de overheid een onredelijke prijs zou
vragen, zou de sector naar de Raad van State kunnen stappen en de schorsing van de
overheidsbeslissing kunnen vragen. De Raad van State waakt er nauwkeurig over dat de
overheid haar boekje niet te buiten gaat. Dit systeem bestaat in tal van andere sectoren en
domeinen. Samengevat: de overheid verleent een dienst aan een persoon of bedrijf tegen
kostprijs en een rechtscollege waakt erover dat die kostprijs redelijk is.
In de nucleaire sector loopt het niet zo. In de beste tradities van de energiesector wordt over
de retributie die de producenten van nucleair afval betalen, onderhandeld en een conventie
gesloten. NIRAS gaat met Electrabel, Belgonucleaire en FBFC (om de belangrijkste spelers te
noemen) aan tafel zitten en samen onderhandelen ze over de prijs die zij aan NIRAS moeten
betalen voor de overdracht van hun afval. Dat is toch sterk, niet? Ik ken geen andere sectoren
waar dat gebeurt. Het betekent dat de producenten van nucleair afval mee bepalen hoeveel ze
uiteindelijk betalen. Niet de vervuiler betaalt, maar de vervuiler bepaalt. Je creëert uiteraard
ook een gigantisch belangenconflict. NIRAS wil het afval correct en veilig beheren. Wat de
kostprijs omhoog kan drijven. Maar Electrabel en co willen uiteraard zo weinig mogelijk
betalen en zullen tijdens de onderhandelingen hard pleiten voor een laag tarief. Zo dwingen ze
NIRAS om goedkoper en dus minder veilig te werken. Via de techniek van deze conventies
beslissen de producenten van nucleair afval dus mee over de wijze van afvalbeheer en de
veiligheidsvoorschriften. Dat komt neer op een semi-privatisering van het beleid inzake
nucleair afval.
Olivier Deleuze pikte dat uiteraard niet en deed een test. Een filiaal van Electrabel, Synatom,
had met NIRAS een conventie gesloten over “verglaasd” hoogradioactief afval. Dat was afval
afkomstig van de opwerking van kernbrandstof. Verglaasd afval maak je door afval te
vermengen met een speciale soort gesmolten glas. Daarna giet je het in een stalen container.
Synatom ging dat afval overdragen aan NIRAS en daarvoor aan NIRAS een retributie betalen.
Olivier Deleuze vroeg aan NIRAS de conventie over de modaliteiten van deze overdracht.
“Vertrouwelijk”, klonk het. Tiens, NIRAS viel toch onder onze bevoegdheid? Sinds wanneer
kon een overheidsinstelling weigeren documenten te geven aan de bevoegde minister? NIRAS
speelde het hard en bewoog niet. De zaak werd uiteindelijk op de kern, de vergadering van de
eerste minister en de vice-premiers, besproken en beslist. De leden van de kern en Olivier
Deleuze kregen een kopie van de conventie, maar het document mocht onder geen enkel
beding verspreid worden. Deze anecdote zegt alles over het ultravertrouwelijke karakter van
deze conventie.
Stap twee was de analyse van het document. Maar dat viel tegen. De conventie was gesloten
voor de periode van 1995 tot begin 2006. We zaten dus vast. NIRAS had zich juridisch
vastgeklonken. Er viel geen jota te wijzigen aan de afspraken met de sector. Wij waren
bevoegd tot 2003 en zouden dus de periode na 2005 niet meer kunnen regelen. We hadden
geen marge om een eigen beleid te voeren.
Wat betekent dit nu? We hebben volgens NIRAS zeker 1,5 miljard euro nodig voor de
financiering van het FLT. Dat fonds wordt stap voor stap gefinancierd door de producenten
van nucleair afval, die mee beslissen over hoeveel zij betalen. De bedragen worden vastgelegd
in vertrouwelijke conventies, waarover de inspectie van financiën geen advies geeft. Het
Rekenhof wordt ook op afstand gehouden. De regering moet ze niet goedkeuren. En van het
parlement zwijgen we maar helemaal. Ik ken geen overheidssector waar over zo’n grote
bedragen door zo weinig mensen beslist wordt en dan nog zonder enige controle door de
gespecialiseerde diensten zoals de Inspectie van Financiën of het Rekenhof.
Wat zou het alternatief geweest zijn? Vrij simpel. Een wijziging van het koninklijk besluit dat
de activiteiten van NIRAS regelt, waardoor de financiering van het beheer van nucleair afval
door de regering wordt geregeld, na advies van NIRAS en na overleg met de producenten van
nucleair afval. Het systeem dat in zoveel andere sectoren bestaat en functioneert.
Waarom maakten wij daar geen werk van en lieten wij deze situatie voortduren? Op de eerste
plaats omdat alles vastgebetonneerd was in een conventie die liep tot begin 2006, meer dan
twee jaar na het einde van de legislatuur. Aan die conventie viel niet te tornen. We hadden aan
de regering kunnen voorstellen om het koninklijk besluit te wijzigen zodat er na 2005 niet
meer met conventies zou kunnen worden gewerkt. Ik heb die piste in de wandelgangen getest,
maar dat was onbespreekbaar. We waren al de lastige jongens met onze kernuitstap, het
klimaatbeleid, de windmolens in zee en noem maar op. Nu zouden we ook hier de grenzen
gaan verleggen. Njet over heel de lijn. Zoals ik in het tweede deel zal toelichten, heeft Olivier
Deleuze tal van conventies in de energiesector kunnen opblazen of vervangen door een wet.
In twee dossiers lukte dat helaas niet, in dit dossier en in dat van de crisisvoorraden van
aardolieproducten, waar ik straks op inga. Het gevolg is dat NIRAS momenteel met de
afvalproducenten een nieuwe conventie voor de periode 2006-2015 aan het onderhandelen is.
Ver van pers en parlement en andere stoorzenders, zoals dat in de goede oude tijd overal in de
energiesector het geval was.
Helaas is daarmee de kous niet af. Absurdistan is een groot land. Wat volgt, is behoorlijk
ingewikkeld, maar het gaat om veel geld en verdient dan ook alle aandacht. De Belgische
Staat zou volgens NIRAS en Electrabel mee moeten betalen voor de berging van nucleair
afval. Vreemd? De Staat heeft toch geen kerncentrales? Klopt, maar de Staat heeft wel jaren
terug de nucleaire sites BP1 en BP2 overgenomen, de nucleaire kerkhoven in Mol-Dessel. De
sanering ervan is nog aan de gang. Daarbij verdwijnt er geen nucleair afval. Het wordt
gesorteerd, behandeld en verpakt, zodat het afval gestockeerd kan worden en, zo hoopt men,
later geborgen. Het stockeren en vooral het bergen van nucleair afval kost massa’s geld.
Volgens NIRAS en Electrabel zou de Staat, als eigenaar en verantwoordelijke voor dat afval,
mee moeten betalen voor de opslag en berging van het nucleair afval. Anders gezegd: als er in
2015 een site wordt gebouwd voor al het laagradioactief afval van België, dan zullen jij en ik
een deel ervan hebben betaald. De Belgische overheid zal daar haar afval bergen. De
redenering van NIRAS en Electrabel is simpel: “Iedereen gelijk voor de wet, de vervuiler
betaalt. Wie nucleair afval produceert, betaalt mee voor de berging.” Mijn nucleair adviseur
zag het anders: “De Staat is al zo goed geweest om destijds die rommel over te nemen en te
saneren en nu zou de Staat, de belastingbetaler dus, ook nog eens moeten meebetalen voor de
berging! Onaanvaardbaar!” We hebben er daarom nooit een frank voor op tafel gelegd. Het
dossier verhuisde naar de volgende regering. Hoe het precies zal lopen en welke bedragen de
belastingbetaler eventueel op tafel zal moeten leggen, zal de volgende jaren beslist worden
tijdens de discussies over de financiering van de berging van het nucleair afval. De
financiering van het FLT en de eventuele bijdrage van de Staat is het grootste nucleaire
dossier van de volgende jaren. Niet alleen omdat het om veel geld gaat, ook omdat de paarse
regering moet kiezen tussen twee pistes: ofwel zoals tijdens paarsgroen pacten en conventies
vervangen door wetten, ofwel verder met de privé-sector in alle discretie akkoorden sluiten.
Een discussie die op het eerste gezicht louter technisch is, gaat in feite over het wezen van de
democratie zelf.
NET NIET DE BOCHT UIT...
Ik eindig dit hoofdstuk met het relaas van de mislukte beleggingspolitiek met geld voor de
berging van nucleair afval, een dossier waarin we net niet kopje onder gingen. Hierboven had
ik het al over het Fonds op Lange Termijn, het FLT. Ik licht hier eerst het
beleggingsmechanisme toe aan de hand van een voorbeeld. Electrabel draagt vaten met
nucleair afval over aan NIRAS. NIRAS zal dat afval nu opslaan en later bergen. Daarvoor
betaalt Electrabel bij de overdracht een bepaalde som geld, zeg maar een bijdrage. Zodat
NIRAS later geld heeft om dat afval te bergen. Hoe berekent NIRAS die bijdrage? NIRAS
heeft geschat hoeveel de berging van het afval binnen zoveel jaar zal kosten. Maar dat geld
moet maar op dat moment beschikbaar zijn. Zolang het geld niet nodig is, wordt het belegd.
Bij het berekenen van de bijdrage die Electrabel vandaag moet betalen, houdt NIRAS
rekening met het rendement van die beleggingen. Hoe meer dat geld al die jaren opbrengt, hoe
minder Electrabel zal moeten betalen om zijn afval aan NIRAS over te dragen. Aangezien er
de eerste jaren nog geen afval geborgen wordt, zal het geld gedurende vele jaren intrest
opbrengen en zal het rendement van die beleggingen dus heel belangrijk zijn.
Een voorbeeld: Bij een jaarlijkse intrest van 6% moet wie in 2010 500 miljoen euro nodig
heeft om een bergingssite te bouwen, in 2000 279 miljoen euro ontvangen. Brengt de
belegging jaarlijks maar 3% op, dan moet je in 2000 372 miljoen euro ontvangen om in 2010
die 500 miljoen te hebben, of dus 33% meer... De echte berekeningen zijn uiteraard veel
ingewikkelder, maar dit geeft aan hoe belangrijk de intresten op die beleggingen zijn.
In de vorige paragraaf lichtte ik de grote lijnen van de werking van het FLT toe. Belangrijk is
dat de afvalproducenten, Electrabel op de eerste plaats, afdwongen dat ze de
beleggingspolitiek van het FLT actief konden meesturen. Er werd immers in de conventie
bepaald dat Electrabel lid zou zijn van een opvolgingscomité van het FLT. Dat comité zou in
de praktijk de belegggingspolitiek van het FLT bepalen. Voor een buitenstaander lijkt het
misschien vreemd dat een privé-bedrijf (Electrabel dus) de beleggingspolitiek van een
overheidsinstelling (NIRAS) mee bepaalt, maar in het Belgische energiewereldje was dat de
logica der dingen.
In september 2002 vroeg ik NIRAS hoe het zat met hun beleggingen. Het beursklimaat was
immers totaal omgeslagen en ik wou checken hoe het zat met het rendement van de
beleggingen. De “SWAP”-affaire van minister Maystadt lag nog in het geheugen van de
Wetstraat: ambtenaren hadden achter de rug van de minister risicovolle financiële constructies
opgezet. Toen dat aan het licht kwam, kostte dat de minister bijna zijn kop. In januari 2003
kreeg ik een verslag over de beleggingspolitiek van NIRAS met details over hun
financieringsbeleid. Een belegging in SICAV’s van zestien miljoen euro bleek nu nog acht
miljoen euro waard te zijn, een “latente minwaarde” dus van 50% !” Latent, want zolang je
niet verkoopt heb je geen verlies. Je moet dus gewoon wachten tot de koersen weer stijgen en
verkopen op het goede moment en je winst boeken. Zo luidt de theorie. Maar zo werkt het niet
in de Wetstraat. De cijfers deden me duizelen: 50% minwaarde. Voor een financieel expert
was dit niet uitzonderlijk. Zovelen hadden in die jaren op dergelijke beleggingen belangrijke
verliezen geboekt. Maar een overheidsinstelling die gelden voor de berging van nucleair afval
belegt en daarop minwaarden boekt van 50%? In de Wetstraat betaal je daarvoor een hoge
prijs. Ik zag het schandaal al. Deleuze vroeg me onmiddellijk het dossier naar minister voor
begroting Vande Lanotte te sturen en te overleggen met zijn medewerkers. Beleggingspolitiek
was strikt genomen eerder de bevoegdheid van minister van financiën Reynders, maar goed,
dan kon je even goed met Electrabel of NIRAS-voorzitter Streydio rechtstreeks gaan
onderhandelen. Het kabinet Vande Lanotte was het onmiddellijk met ons eens: “NIRAS mag
géén euro meer in SICAV’s beleggen, ze mogen alleen nog staatsobligaties kopen, punt uit!
Als het binnen tien jaar verkeerd afloopt, zal de Staat de verliezen moeten dekken en dat
willen we absoluut vermijden!”
Ik wist dat Electrabel zich daartegen keihard zou verzetten. Historisch gezien hebben
beursbeleggingen altijd meer opgebracht dan staatsobligaties. Als je NIRAS verbiedt om
beursbeleggingen te doen, zullen de geldmiddelen die NIRAS op lange termijn belegt, minder
opbrengen. En dus zal NIRAS de tarieven die het aanrekent aan Electrabel en de andere
producenten van nucleair afval moeten verhogen. Sinds de vrijmaking van de
elektriciteitsmarkt hield Electrabel de hand op de knip en dus leek me dit een heel moeilijk
dossier. Het toppunt was: ambtenaren van de administratie energie hadden zowat alle
vergaderingen van het opvolgingscomité van het FLT bijgewoond, zonder dat wij het wisten.
Zonder dat ze ons gerapporteerd hadden. We zaten dus helemaal vast. Alleen al het feit dat de
administratie energie aanwezig was geweest, zou voor de pers en de oppositie het bewijs
geweest zijn dat Deleuze met de beleggingspolitiek van NIRAS had ingestemd. Merde.
De enige strategie die Olivier en ik zagen, bestond erin het dossier in stilte achter de schermen
voor te bereiden, een koninklijk besluit op te stellen dat de beleggingspolitiek van NIRAS zou
beperken tot staatsobligaties om het vervolgens zonder veel debat en heisa door de
ministerraad te krijgen, dit alles in overleg met Vande Lanotte.
Stap één was het gemakkelijkst: we vroegen NIRAS uitleg over de minwaarden en kregen een
zeer uitvoerig antwoord. Met bladzijden en bladzijden over al de maatregelen die ze genomen
hadden om dit te voorkomen. “Ons Asset Liability Management stond op punt”, heette het,
“en Frank Russel International is toch een heel grote consultant. We hebben echt als
professionelen alle garanties voor een goede beleggingspolitiek ingebouwd.” Voor mij een
reden te meer om met een dergelijke beleggingspolitiek te stoppen: als zoiets kan gebeuren
ondanks zoveel garanties! Dan het koninklijk besluit opstellen. Ik kon uiteraard niet aan de
administratie of aan NIRAS vragen om het te schrijven, want dan zou de hele keet
onmiddellijk in de fik staan. Ik schreef dan maar zelf een besluit, één artikel lang. De jurist
op het kabinet las de tekst na, wijzigde wat punten en komma’s en klaar was kees. Op 21
maart was er directiecomité bij NIRAS. Ik woonde als regeringscommissaris de vergadering
bij. In de marge kwam de beleggingspolitiek van NIRAS ter sprake. Voorzitter Streydio ging
even in op de kwestie. Ik fietste er slordig rond: “We moeten dat inderdaad bij gelegenheid
eens grondig bestuderen. Ik ben het met u eens, voorzitter, dat dit dossier alle aandacht
verdient.” Een paar straten verder in ons kabinet lag een kant en klaar koninklijk besluit op
mijn bureau.
Drie dagen nadien organiseerde ik een interkabinettenvergadering en gooide ik het hele
dossier op tafel. Ik sprak alleen over de minwaarden, de financiële aspecten dus, niet over de
gevolgen voor de tarieven voor het nucleair afval. Anders zouden de liberalen zeker een prijs
vragen in een ander dossier. Ze zouden dit dossier nooit laten passeren als ze beseften dat
mijn tekst miljoenen euro’s per jaar aan Electrabel zou kunnen kosten. De sp.a steunde me
uiteraard. Bovendien kreeg ik de steun van de medewerker van de eerste minister. Hij hechtte
zeer veel belang aan het goed beheer van de staat en het zuinig omgaan met
overheidsmiddelen en vond ons voorstel dus een evidentie: “Geen risico’s nemen, collega’s,
geen toestanden à la SWAP van Maystadt, laten we dit snel goedkeuren”. De tekst werd, op
een paar technische opmerkingen na, aanvaard en werd vier dagen nadien door de
ministerraad goedgekeurd zonder discussie. ’t Was gelukt. We hadden het dossier er in
spoedtempo door gejaagd zonder schade in de pers en zonder een prijs te betalen in een ander
dossier. Achteraf vernam ik dat de sector en enkele vooraanstaande nucleofielen enorme druk
hadden uitgeoefend op de PS en de MR, maar zonder resultaat. De nucleofielen in overheid
en privé, die gedurende decennia ver van de schijnwerpers heimelijk hun potje gekookt
hadden, werden nu verrast door een zelfde heimelijke strategie van twee groene oelewappers.
Aan weinig dossiers heb ik die vier jaar zo’n voldoening gehad. De kern van de zaak was
immers ethisch: het risico dat onze kinderen en kleinkinderen ongevraagd een gepeperde
factuur in de bus zouden krijgen wegens financiële avonturen bij NIRAS was de wereld uit.
Nawoord
Over de sanering van BP1 en BP2 kan ik kort zijn. Die gaat gewoon door. De financiering is
wettelijk gewaarborgd. Jij en ik en alle andere elektriciteitsverbruikers betalen jaarlijks
samen 55 miljoen euro voor de sanering, en dat nog vele, vele jaren.
NIRAS is begonnen aan een tweede inventaris. Die moet klaar zijn eind 2007.
De wet over de nucleaire provisies is in uitvoering. Het duurde wel ettelijke maanden
alvorens minister Moerman het Opvolgingscomité oprichtte, maar het bestaat nu en
functioneert. Het is nu wachten op de eerste rapportering.
Het laatste dossier – de beleggingspolitiek van NIRAS – zorgde voor heel veel commotie.
NIRAS berekende wat de meerkosten zouden zijn voor de producenten van nucleair afval van
de nieuwe regeling: 41%. Dat zijn inderdaad enorme meerkosten. Ons koninklijk besluit heeft
dus echt wel negatieve gevolgen voor de concurrentiepositie van de Belgische nucleaire
elektriciteit. Vroeger, toen Electrabel over een monopolie beschikte, kon het bedrijf die extra
kosten gewoon doorrekenen aan de consument. In een goed functionerende markt is dat
uiteraard niet meer evident. De kostprijs van de nucleaire elektriciteit is dus gestegen. Nu ja,
die meerkosten voor Electrabel zijn gewoon de prijs voor het minimaliseren van het risico om
binnen tien of twintig jaar een nieuw, gigantisch nucleair passief te hebben. Dat dan toch zou
worden doorgeschoven naar de man in de straat. Ik blijf dus 200% achter onze beslissing
staan. Electrabel lobbyde hard om ons koninklijk besluit te wijzigen. Op de raad van bestuur
van NIRAS van 26 september 2003 werd de zaak besproken. Maar de raad speelde het
voorzichtig. Hij vroeg de regering niet om de beperkingen inzake beleggingen volledig op te
heffen. De raad van bestuur van NIRAS vroeg enkel om ook overheidsobligaties van andere
dan de Belgische overheid te kopen (bijv. van andere lidstaten van de Europese Unie). De
regering ging daar trouwens nog niet op in. Nu ja, wie ook in de toekomst nog minister voor
energie zal zijn in dit land, het lijkt me weinig waarschijnlijk dat hij of zij de collega’s in de
regering ervan zal willen of kunnen overtuigen om de beperkingen volledig op te heffen. Wie
gaat zo’n risico durven nemen? Ik denk dat we in dit dossier een “point of no return” bereikt
hebben. De voorzichtige houding inzake het beleggen van de geldmiddelen van NIRAS lijkt
me definitief gewaarborgd.
In het belangrijkste dossier zijn we nog geen stap verder: het zoeken naar een oplossing voor
het middel- en hoogactief radioactief afval. Onderzoekers overal ter wereld produceerden
honderden bladzijden met onderzoeksresultaten en telkens weer luidde het besluit: “Deze
problematiek vergt nader onderzoek.”

01-02-2010 om 23:08 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
31-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Marvin Gaye
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Marvin Gaye


de betreurde halve Oostendenaar en toch wel iets beter bij stem dan onze eigen Arno...

http://www.youtube.com/watch?v=Y9KC7uhMY9s


http://www.youtube.com/watch?v=IVFT7i94zQU&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=Y7dGdrP3pms&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=GVTN5o9Kgu8



http://www.youtube.com/watch?v=U9BA6fFGMjI&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=sEK9z4ww4dM&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=U9BSjRCN0cQ&feature=related



31-01-2010 om 21:50 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.federale bijdrage gas ...Zimbabwaanse indexaanpassingen
Klik op de afbeelding om de link te volgen


Dus vandaag de federale bijdragen op het gasverbuik die we evenals de andere bijdragen en toeslagen zowel op gas als op elektriciteit betalen.... Wij hebben het hier al eerder uitgelegd wat we van bepaalde bijdragen denken. Bovendien stellen we toch maar vast dat mazoutverbruikers die toch niet meteen bij de milieuvriendelijkste energieverbruikers behoren dergelijke toeslagen niet betalen. Nu veel keuze hebben deze mensen meestal ook niet omdat aardgas niet overal beschikbaar is. En de keuze tussen elektrische verwarming en mazout is nogal vlug gemaakt
Maar goed we gaan dus de federale bijdrage op gas onderzoeken. De toeslag voor het sociaal tarief is bij gas apart en zit, in tegenstelling tot de elektriciteit dus niet in de federale bijdrage vervat. Deze speciale toeslag op gas hebben we reeds behandeld in onze eerste bijdrage.

Nu de rest die grotendeels de lijn volgt van de federale bijdrage op de elektriciteit.

Waarvoor dient deze bijdrage?

Bestemming (*)

De opbrengst van deze federale bijdrage is bestemd voor de financiering van vier fondsen (‘CREG-fonds’, ‘sociaal fonds voor energie’, fonds ‘prospectieve studie’, fonds ‘forfaitaire verminderingen voor verwarming’).

De CREG beheert in dit kader de opbrengst van de federale bijdrage bestemd voor:

1) de gedeeltelijke financiering van de werkingskosten van de CREG

Een koninklijk besluit stelt elk jaar de dekking van de totale werkingskosten van de CREG vast. . Haar budget bedraagt 14.988.616 euro voor het jaar 2009 (koninklijk besluit van 18 december 2008).

2) de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen van begeleiding en financiële maatschappelijke steunverlening inzake energie, zoals bepaald door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering

Aan de hand van de informatie meegedeeld door de POD Maatschappelijke Integratie, herverdeelt de CREG het jaarlijks geïndexeerde bedrag van de opbrengst van het betreffende deel van de federale bijdrage onder de OCMW’s.

3) de financiering van de forfaitaire verminderingen voor verwarming met aardgas en elektriciteit, voorzien in de programmawet van 8 juni 2008

Het koninklijk besluit van 27 maart 2009 stelt het bedrag van het betreffende deel van de federale bijdrage vast op 3.100.000 euro voor het jaar 2009 terwijl dit bedrag voor het jaar 2010 en de daarop volgende jaren jaarlijks geïndexeerd wordt volgens de formule :

3.100.000 euro x indexcijfer van de maand november van het jaar t-1
indexcijfer van november 2008

(*) Voor verdere informatie over de bedragen gespijsd door de federale bijdrage, zie pagina’s 15 en volgende van ons jaarverslag 2008.




Hoeveel bedraagt deze bijdrage?


eerst kijken we naar 2004 en de rode cijfers geven het bedrag in 2010...


0,01237 c€/kWh                                                                                                            0,1490 c€/kWh

bron: Creg
Het grootste gedeelte gaat hier, in tegenstelling tot de federale bijdrage elektriciteit, naar de OCMW's...en we lazen toch wel duidelijk in de hierboven geplaatste tekst, we citeren: Aan de hand van de informatie meegedeeld door de POD Maatschappelijke Integratie, herverdeelt de CREG het jaarlijks geïndexeerde bedrag van de opbrengst van het betreffende deel van de federale bijdrage onder de OCMW’s.

Jullie lazen het toch ook? "Het jaarlijks geïndexeerde bedrag"....jullie lonen volgen heel waarschijnlijk niet de zelfde indexformule en dat kunnen we alleen maar heel erg betreuren anders was jullie loon op 6 jaar tijd ook wel iets meer gestegen dan nu het geval is. Maal 10, laat ons zeggen. ...

Raar toch, hoe al deze bijdragen zo geweldig snel stijgen...

Voilà, dit was een korte bijdrage maar we hopen dat jullie samen met ons, de volgende jaarlijkse afrekening van jullie energieleverancier met een enigszins argwanende blik bekijken. Het gaat individueel niet over zo een erg grote sommen. Een paar € maar op het totaal aantal verbuikers gaat het dus wel degelijk over astronomische bedragen. En we kunnen ons vergissen, maar zo op het eerste zicht zit er niet zo veel logica in deze bijdragen. Eerst en vooral stijgen ze met percentages die zo ongeveer neerkomen op de normale inflatiecijfers in Zimbabwe maar zeker niet hier in Europa. Ten tweede zijn er nogal wat fondsen die hiermee gespijsd worden niet meteen erg transparant en we denken bijvoorbeeld aan de zogenaamde denuclearisatie van Mol Dessel...
en ten derde hebben we nog steeds niet goed begrepen waarom het zogenaamde sociaal tarief moet betaald worden door de iets beter begoede verbruikers van gas en elektriciteit. Voor ons gaat het over een verkapte subsidie en bovendien betalen andere energieverbruikers niks...en elke Belg zo zogezegd gelijk moeten zijn voor de wet...kak ja!

31-01-2010 om 21:23 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
30-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Major Lance
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Major Lance



http://www.youtube.com/watch?v=xMRLrf4pNn4&feature=related

http://www.youtube.com/watch?v=bTJuW3pBKqk&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=pnLcfbr4yso&feature=related


http://www.youtube.com/watch?v=Gd2jkYZ-pFc&feature=related


30-01-2010 om 23:38 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
29-01-2010
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gloria Jones
Klik op de afbeelding om de link te volgen

een kleine rechtzetting uit 1964...


http://www.youtube.com/watch?v=NSehtaY6k1U&feature=related

29-01-2010 om 23:29 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de federale bijdrage elektriciteit swingt de pan uit....
Klik op de afbeelding om de link te volgen
Om nog eventjes terug te komen op onze kleine bijdrage van gisteren over de speciale toeslag willen we nog kwijt dat ondnaks het kleine bedrag van de toeslag die nu dus 0,1777c/€ kWH bedraagt of zo een 50 keer meer dan 6 jaar geleden, deze toeslag wordt aangerekend op gigantische volumes. Om een idee te geven: het totaal gasverbruik door de Belgische gezinnen schommelt rond de 60.000GWh en het totaalvrebruik in Belgie want toch niet vergeten dat de toeslag niet enkel op het gasverbruik van de gezinnen wordt geheven bedraagt ongeveer 200.000GWh. Als er dus een slimmeke even wil berekenen over welke sommen het gaat dan staan hier de cijfertjes...en we vragen ons dus af waarom deze toeslag met een factor 50 moest toenemen en waarvoor dat geld wordt gebruikt buiten de officiële reden die tenslotte niks meer is dan een verkapte subsidie aan de grootste leveranciers.

Bron voor het gasverbruik is natuurlijk de CREG : http://www.creg.info/pdf/Studies/F874NL.pdf


Wat betreft de andere federale bijdragen beginnen we eerst met deze op de elektriciteit: http://www.creg.be/nl/cotfede1_nl.html

waarvoor dient deze bijdrage?


FEDERALE BIJDRAGE

1. Eigenlijke federale bijdrage

2010
2009
2008
2007
2006
2005

2004
01/10/2003-31/12/2003
01/07/2003-30/09/2003
01/04/2003-30/06/2003
01/01/2003-31/03/2003

Algemeen

Er wordt een « federale bijdrage » geheven bij de eindafnemers ter financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en de controle op de elektriciteitsmarkt.

Wettelijke basis

De federale bijdrage in de elektriciteitssector wordt behandeld in de artikelen 21bis tot 21quater van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt en door het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 maart 2009. De CREG heeft, op vraag van de Staatssecretaris voor Energie, een advies gegeven over het ontwerp van koninkljik besluit (Advies 134 van 27 maart 2003).

Heffing, Degressiviteit en Vrijstelling

- Overeenkomstig artikel 21bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt is de federale bijdrage verschuldigd door de eindafnemers op elke kWh die zij van het net afnemen voor eigen gebruik. Artikel 3 van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 maart 2009, bepaalt dat de federale bijdrage wordt geheven in de vorm van een toeslag op de kWh die per verbruikslocatie van het transmissie-, of lokaal of gewestelijke transmissie- of distributienet afgenomen worden door eindafnemers.

Vanaf juli 2009 wordt de transmissienetbeheerder van elektriciteit belast met de inning van de federale bijdrage. Het is nochtans de eindafnemer die de federale bijdrage verschuldigd is. Hieruit volgt dat, door een cascadesysteem, het bedrag van de federale bijdrage, vermeerderd met diverse kosten, in de factuur van de leverancier doorgerekend wordt.

- Overeenkomstig artikel 21bis van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt wordt, wanneer op een verbruikslocatie meer dan 20 MWh/jaar voor professioneel gebruik wordt geleverd, vanaf het jaar 2006 de federale bijdrage voor die eindafnemers, op basis van hun jaarlijks verbruik, als volgt door de leveranciers en de houders van een toegangscontract verminderd:
1° voor de verbruiksschijf tussen 20MWh/jaar en 50MWh/jaar: met 15%;
2° voor de verbruiksschijf tussen 50MWh/jaar en 1000 MWh/jaar: met 20%;
3° voor de verbruiksschijf tussen 1000MWh/jaar en 25000MWh/jaar : met 25%;
4° voor de verbruiksschijf tussen 25000MWh/jaar en 250000MWh/jaar: met 45%.

Wanneer per verbruikslocatie en per jaar aan een eindafnemer meer dan 250.000 MWh geleverd wordt, bedraagt de federale bijdrage, gefactureerd door de leveranciers en de houders van een toegangscontract, voor die verbruikslocatie maximum 250.000 euro.

Voor de verbruiken vanaf 1 januari 2009 tot en met 31 december 2009 wordt de federale bijdrage verminderd, door de leveranciers en de houders van een toegangscontract, voor eindafnemers die van de degressiviteit genieten, op basis van hun jaarlijks verbruik :

1° voor de verbruiksschijf tussen 20 MWh/jaar en 50 MWh/jaar : met 20 %;
2° voor de verbruiksschijf tussen 50 MWh/jaar en 1000 MWh/jaar : met 25 %;
3° voor de verbruiksschijf tussen 1000 MWh/jaar en 25.000 MWh/jaar : met 30 %;
4° voor de verbruiksschijf tussen 25.000 MWh/jaar en 250.000 MWh/jaar : met 55 %.

Wanneer per verbruikslocatie en op jaarbasis meer dan 250.000 MWh aan een eindafnemer wordt geleverd, bedraagt de federale bijdrage, gefactureerd door de leveranciers en de houders van een toegangscontract, voor deze verbruikslocatie maximum 200.000 euro.

- Overeenkomstig artikel 5 van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 maart 2009, stellen de leveranciers of de (distributie)netbeheerder(s) bepaalde eindafnemers vrij van dat deel van de federale bijdrage dat bestemd is voor de financiering van de luiken «Kyoto» en «Denuclearisatie» en dat beantwoordt aan de elektriciteit die hen is geleverd en is geproduceerd met behulp van hernieuwbare energiebronnen of kwalitatieve warmtekrachtkoppelingseenheden.

Bestemming (*)

De opbrengst van deze federale bijdrage is bestemd voor de financiering van zes fondsen (‘denuclearisatiefonds‘, ‘CREG-fonds’, ‘sociaal fonds voor energie’, fonds ‘broeikasgassen’, fonds ‘beschermde klanten’, fonds ‘forfaitaire verminderingen voor verwarming’).

De CREG beheert in dit kader de opbrengst van de federale bijdrage bestemd voor:

1) de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP1 en BP2 te Mol-Dessel, alsook uit de behandeling, de conditionering, de opslag en de berging van het geaccumuleerd radioactief afval, met inbegrip van het radioactief afval afkomstig van de denuclearisatie van de installaties, ten gevolge van de nucleaire activiteiten op genoemde sites

Het betreffende deel van de federale bijdrage (koninklijk besluit van 21 oktober 2008 ter vaststelling van de bedragen bestemd voor de financiering van de nucleaire passiva BP1 en BP2 voor de periode 2009-2013, in uitvoering van artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 24 maart 2003 tot bepaling van de nadere regels betreffende de federale bijdrage tot financiering van sommige openbare dienstverplichtingen en van de kosten verbonden aan de regulering van en controle op de elektriciteitsmarkt), zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 maart 2009, wordt uitsluitend gespijsd door de elektriciteitssector voor een bedrag van 55 miljoen euro per jaar en wordt door de CREG doorgestort naar de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en verrijkte Splijtstoffen (N.I.R.A.S.) om deze in staat te stellen haar denuclearisatieopdracht te vervullen.

2) de gedeeltelijke financiering van de werkingskosten van de CREG

Een koninklijk besluit stelt elk jaar de dekking van de totale werkingskosten van de CREG vast. Haar budget bedraagt 14.988.616 euro voor het jaar 2009 (koninklijk besluit van 18 december 2008).

3) de gedeeltelijke financiering van de uitvoering van de maatregelen van begeleiding en financiële maatschappelijke steunverlening inzake energie, zoals bepaald door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke bijstand aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering

Aan de hand van de informatie meegedeeld door de POD Maatschappelijke Integratie, herverdeelt de CREG het jaarlijks geïndexeerde bedrag van de opbrengst van het betreffende deel van de federale bijdrage onder de OCMW’s.

4) de financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen met het oog op de naleving van de internationale verbintenissen van België inzake bescherming van het leefmilieu en duurzame ontwikkeling

Het betreffende deel van de federale bijdrage wordt uitsluitend gespijsd door de elektriciteitssector. Een deel ervan (2.300.000 euro) wordt jaarlijks gestort aan het organiek budgettair fonds van de FOD Leefmilieu voor de financiering van het federaal beleid ter vermindering van de emissies van broeikasgassen. Verschillende bedragen, voor een totaal van 150 miljoen euro, werden in het bijzonder toegewezen aan het fonds Kyoto Joint Implementation/Clean Development Mechanism (JI/CDM) om projecten te financieren met het oog op de vermindering van de emissies van broeikasgassen in het buitenland, met de bedoeling België in staat te stellen om aan de doelstellingen van het Kyoto-protocol te voldoen.

5) de financiering van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde residentiële klanten

Een koninklijk besluit stelt jaarlijks de opbrengst van het betreffende deel van de federale bijdrage vast. De CREG stort deze opbrengst door naar de elektriciteitsbedrijven die beschermde residentiële klanten met een laag inkomen of in een kwetsbare situatie bevoorraad hebben tegen sociale maximumprijzen (de zogeheten ‘sociale tarieven’).

Het koninklijk besluit van 21 januari 2004 bepaalt de nadere regels voor de compensatie van de reële nettokost die voortvloeit uit de toepassing van de sociale maximumprijzen in de elektriciteitsmarkt en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan.

6) de financiering van de forfaitaire verminderingen voor verwarming met aardgas en elektriciteit voorzien in de programmawet van 8 juni 2008

Het koninklijk besluit van 27 maart 2009 stelt het bedrag van het betreffende deel van de federale bijdrage vast op 6.900.000 euro voor het jaar 2009 terwijl dit bedrag voor het jaar 2010 en de daarop volgende jaren jaarlijks geïndexeerd wordt volgens de formule :

6.900.000 euro x indexcijfer van de maand november van het jaar t-1
indexcijfer van november 2008



en hoe staat het met de prijsevolutie van deze bijdrage? Merk de toch niet te verwaarlozen bedragen op die opgenomen zijn in bovenstaande tekst...

in 2004 bedroeg deze : 1,4485 + 0,2021€ MWh in 2010 zitten we aan 4,0685€ MWh of dus meer dan verdubbeld op nauwelijks 6 jaar!

Wie is daarvan de grootste slokop?

even vergelijken:

2004                                                                                                                      2010

dienstverplichtingen in de elektriciteitsmarkt.
Beschrijving
Bedrag
Dekking van de werkingskosten van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG)
0,0868 EUR/MWh                                                                                                0,1359
Financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de denuclearisatie van de nucleaire sites BP1 en BP2 te Mol-Dessel
0,7176 EUR/MWh                                                                                                1,6925
Financiering van het federale beleid ter reductie van de emissies van broeikasgassen
0,3225 EUR/MWh                                                                                                 0,8443
Financiering van de sociale maatregelen voorzien door de wet van 4 september 2002 houdende toewijzing van een opdracht aan de OCMW’s inzake de begeleiding en de financiële maatschappelijke steunverlening aan de meest hulpbehoevenden inzake energielevering
0,3216 EUR/MWh                                                                                                 0,4546
TOTAAL Federale bijdrage
1,4485 EUR/MWh
Toeslag “Beschermde klanten”
0,2021 EUR/MWh                                                                                                  0,8269


en een bijkomende toeslag in 9010 voor de premie de de staat zogezegd toekende voor voor de tussenkomst in de verwarming bij bepaalde klanten maar die dus wel degelijk uit onze zak kwam zoals hier blijkt:                         0,1143


Maar waar ons verstand dus bij stilstaat is de toch niet onaanzienlijk stijging van de denuclearisatie van de sites in Mol-Dessel. Dit zijn niet de gewone inflatiecijfers dit is dus meer dan een verdubbeling op 6 jaar. Kan iemand ons dat hier ook even komen uitleggen?

Net zoals de enorme toename van de toeslag beschermde klanten die zoals we hier reeds hebben gezegd volgens onze perceptie een vorm van subsidiëring is aan de grote leveranciers...we willen aannemen dat het aantal beschermde klanten is toegenomen maar dit???? Vooral omdat de financiering van de OCMW's voor de begeleiding en steunverlening aan de hulpbehoevenden absoluut niet in gelijke mate is toegenomen. Dit snappen wij dus niet maar we zijn dan ook oliedom waarschijnlijk...
Over de financiering van het federale beleid ter reducttie van de emissies van de broeikasgassen hadden we ook wel wat meer willen vernemen want een meer dan verdubbeling lijkt ons ook niet zo onmiddellijk een duidelijke reden te hebben en het blijkt hier toch te gaan over 152 miljoen € een niet onaanzienlijk bedragje...
Wij krijgen stilaan de indruk dat het hier wel degelijk gaat om een sluipende en gluiperige belasting....Niemand ligt er echt wakker van want het gaat zoigezegd over minieme toeslagen die telkens aangewend worden om "goedbedoelde " fondsen mee te spekken. ....


'en dus morgenn pluizen we de federale bijdragen van het gas wat uit...

29-01-2010 om 23:20 geschreven door Vorser-Raadgever  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Categorie:Een uitgesproken "Grr#!!♪♫@||#♫♪☻"-Kitokojungle-Opinie !!



Inhoud blog
  • The brave new world is werkelijkheid...
  • ook interessant
  • Yaz...Yasmine...
  • en contraceptie in Belgistan...
  • Problemen in Frankrijk en USA met bepaalde contraceptiva...
  • ergerlijk 2013!
  • Femmes de Rue iedereen geeft commentaar, wij dus ook
  • De valsche Fransman nog maar eens verslagen...
  • Armoedebestrijding...Geen enkele minister heeft er naar gevraagd...
  • anderhalf miljard euro subsidies weggegooid in zonnepanelen...
  • Deltastichting niet blij....
  • Dag Allemaal vaandeldrager in de Vlaemsche ontvoogdingsstrijd!
  • Leve de tsjeven met hun kerncentrales en Bart Van Rompuy
  • Artistieke vrijheid in Vlaenderen en op de VRT!
  • EUREKA en DRIEWERF HOERA HIPHIP geen slimme meter in huis!
  • Hier zijn we weer !
  • >Dewinter getuigt over de zwanworstaanval op kinderen...
  • De voedselberg van Steven De Geynst
  • Luc Barbé...een heel kleine rehabilitatie...
  • een hoofddekselvergelijking
  • verlof voor de geërgerden
  • de duizendzevenentwintigste generatie Vlamingen kent grote leerachterstand
  • l'oiseau bleu
  • De blijde (weder)intrede van Maeterlinck in Gent en over perzikken met 2 k's
  • Belgie in het nieuws
  • Bernard de pilchard en het idyllisch kustlandschap
  • de levensverwachting van de Duitse armen biedt een oplossing voor de vergrijzing!
  • Hoera, de gestapo is terug...de Grimbergse kliklijn
  • leve de revolutie
  • ARCO, Tsjevenstreken in het kwadraat!
  • een visie op de Russische verkiezingen...
  • Wij hangen graag de propere uit...
  • Filip De Winter verhuist naar Namibië, hoera!
  • den ellentrik als grondstof
  • Black woman : Tu sens la fleur le matin et le poireau le soir. Non merci !
  • energie veroorzaakt vergeetachtigheid
  • bijna weer oorlog in Mesen...een belgenmop..
  • RIP SVETLANA ALILUYEVA...wie haar niet kent zoekt het maar eens op en leest haar boeken...
  • zonnepanelen zien klaar maar ook nazidassen op de VRT
  • Vlaanderen op zijn smalst en de lul van de dag
  • een monument
  • young media summit
  • met het schaamrood op de wangen
  • Spanje in actie tegen privatisering van het onderwijs
  • Er zijn dus toch nog verstandige mensen in Vlaanderen....de SERV
  • occupy Wall Street
  • Alaa Abdel -Fattah
  • ARCO het einde...
  • Tolerante Vlamingen?
  • madam van de dag: Ann Branbergen
  • De Brusselse metroerger dan Afghanistan?
  • Naast Plopsaland bestond er ook Shitland
  • Indaver Beveren ligt in Afrika
  • sluikreclame voor La source des femmes en Jacques Bloch
  • IN MEMORIAM
  • Amerika het donkerste voorbeeld
  • extreem rechts weer springlevend!
  • Le Pen en Israel één front??????
  • een andere stem in het debat...
  • Charlie a beaucoup d'ami(e)s en een nieuwe blog !
  • Oakland general strike
  • La belle plume française concernat Charlie: Le Monde
  • solidariteit met Charlie Hebdo
  • op naar de barricades!
  • een grote madam in de rechtbank !
  • Met zijn allen naar een Europees referendum, wij zijn allemaal Grieken!
  • Freya we love you!
  • gooi onze kerncentrales maar dicht, we steken de kaarsen wel aan...
  • Dexia we zijn één en al oor!
  • Zullen de Fransen wel slagen waar de Belgistanen falen?
  • Colloceer Vermeiren!
  • energie eindelijk een debat?
  • We are all Americans!
  • occupy....Chicago is nog steeds Chicago van Al Capone al heet hij nu Emanuel Rahm
  • de dubbeldemocratie Belgistan en de groene stroomcertificaten, twee verhaaltjes
  • de casino van ARCO en de rest...
  • vroem vroem
  • sjot ze uit hun pluche zetels!
  • Indignados in Brussel een succes!
  • nog een beetje chili...
  • Camila Vallejo komt naar Brussel!
  • Arvelor Mitaal of een mooi voorbeeld van roofkapitalisme
  • Het zijn weer harde tijden...
  • Privépolitie ...hallucinant...hier kan zelfs Hasselt nog een punt aan zuigen!
  • CAMILA VALLEJO een rolmodelleke
  • de duisternis regeert over grote delen van de wereld...
  • Revoilà le LKP deze keer in Mayotte...
  • niet alleen Obama schrijft mooie toespraken in de USA...
  • Lap, het is prijs!
  • de uitspraak van de dag
  • de éénwording tussen Zuid en Noord-apenland komt nabij! En Dexia is er nog!
  • In Brussel draagt nu elk schoolkind een kuisheidsgordel!
  • Maikel Nabil
  • no comment
  • We love Freya!
  • Arm België ...
  • We are seeing change in our world, block by block – city by city.
  • Freya is de slimste!
  • WE WON'T PAY
  • Griekenland en de vrije pers een voorbode voor Europa
  • Tot Maandag
  • mensen komen tot inzicht maar véééééééééééél te laat De dure energie...en onze luciede politici
  • China komt in opstand...tegen de zonnepanelen...tja
  • We gaan naar Amerika...
  • slimme meters en de sprookjes van onze vriend Bart Martens
  • INFRAX en slimme meters een duidelijk standpunt hoera!
  • slimme meters en slimme netten deel 2
  • slimme meters en slimme netten deel 1
  • slimme netten weer zo een indianenverhaal...
  • slimme meters ...de ondertekenaars...
  • de slimme meters...iedereen wordt stilaan slim...
  • Over de doden wel kwaaie woorden : einde van de zaak zuster Gabrielle?
  • koorknaap Javaux wordt schandknaap
  • Humberto Prato en De Wever, alles bij elkaar geklutst geeft een mooie omelet
  • De held wordt uitgewezen....petitie voor Ly Khaly
  • Maanpizza's?
  • voor vandaag volstaat één enkele zin...
  • Ere wie ere toekomt SVEN GATZ
  • Misschien willen de rijken wel ooit wat betalen maar intussen creperen de armen
  • de Duitse bron is gevonden...pure nazipraktijken dus vanwege de Ollandse bloggers en fora..
  • Hollandse nazitaal over Islamitische Duitse Turken en incest
  • Ce lion était beaucoup trop flamand ... Cela ne pouvait plus durer
  • een kleine nostalgische bevlieging over Franse lessen en 14-18
  • AI WEI WEI legt uit
  • IJzerbedevaart????? de wadde?????
  • ALI FARZAT: niet iedereen heeft blijkbaar de zelfde humor...
  • en hier zijn de invalide Walen met hun reactie...
  • N-VA is radio Mille Collines en een bende debielen...
  • Inge en de god van mededogen is Miss Universe
  • Dupont en Dupond in het Nieuwsblad
  • We kunnen hier niet tot 5 tellen...
  • neen tegen onverdraagzaamheid: oproep van de progressieve Islamieten
  • PUKKELPOP 2011
  • Daar is de orde weer...oneerlijke concurrentie in Marcinelle
  • Ollands partnership voor Stalinmuseum?
  • Jean Bricmont schrijft een artikel in Counterpunch
  • Nette mensen berokkenen even veel schade als britse plunderaars
  • meer belastingen graag en chique rellen in Lloret
  • verstandige taal...
  • over raddraaiers, imbecielen, stormrammen, linkse idioten en wijze zotten
  • Niemand heeft het monopolie van de waarheid maar praten helpt!
  • nog meer krapuul nu ook in Chili...
  • de verloren jeugd en andere bevlogen romantiek
  • Lessen uit het verleden? Vergeet het!
  • Plunderaars lusten geen boeken...
  • Daar komt Baudrillard : England's burning en B-H-V-jeugd brandt shoppingcentrum Anderlecht plat...
  • London's burning het lijkt stilaan wel op een kleine genocide...
  • London's burning maar er zijn zo wel een paar oorzaken...
  • London 's burning
  • Justice, not charity! en de ouwe Voltaire is weer springlevend!
  • Egypte en Israël zelfde strijd...
  • Kaka als onderpand
  • 8 augustus 1956 Tutti Cadaveri
  • toiletperen en zonnepanelen, de index zal weer stijgen....onze concurrentiepositie gaat er aan...
  • de slimme kleuter van de buren...
  • de Carapilsproleague steigert, u toch ook?
  • het tolerante olland lijkt wel een nazikamp...
  • Rothschild Boulevard ....
  • Israel en de indignados van Rothschild Boulevard
  • Betaalde sex om je studie te betalen...???
  • Terug naar Blankenberge...
  • Oproep aan Jean-Pierre, Siegfried en Benno
  • Frans Crols een groot-Russisch Vlaemsch-nationalist
  • Gevaarlijke onzin in Vlaanderen...
  • de geest van Jef Cognac is terug!
  • "Bolsjeviek" Dugin en zijn grootse plannen deel 3
  • Veel schoon volk...
  • Tanguy Veys krijgt een mail
  • "Bolsjeviek" Dugin en zijn grootse plannen deel 2
  • aaargh, this is really insane
  • in memoriam de socialistische jongeren van UTOYA
  • "Bolsjeviek" Dugin en zijn grootse plannen deel 1
  • De deltastichting en de bolsjewieken....
  • Stiglitz over Euro en Europa
  • Tekos en Verdinaso +vele leuke vlaamse vrienden deel 5
  • Tekos en Verdinaso +vele leuke vlaamse vrienden deel 4
  • Tekos en Verdinaso +vele leuke vlaamse vrienden deel 3
  • Tekos en Verdinaso +vele leuke vlaamse vrienden deel 2
  • Tekos en Verdinaso +vele leuke vlaamse vrienden deel 1
  • De grote denkers rond TEKOS Van Windekens en Luc Pauwels
  • Tanguy Veys de man die reageert!
  • Wat weten we over Nieuw rechts in Vlaanderen en Tekos? Deel 1
  • Nieuw Rechts Scriptie van Sofie Delporte deel 2
  • VSV wie zijn de leiders? Grinnik grinnik
  • TEKOS of het nieuwe conservatisme in Vlaanderen...een kleine inleiding
  • Tekos of de nieuwe conservatieven van de deltastichting of het vervolg op het Vlaams Syndikaat
  • Daar is de vlaamsche vakbond VSV een zusje van het VNS?
  • Kroll in Le Soir ter gelegenheid van 11 juli...schitterend
  • dens sos geklopt door Groen op links...
  • De rooie toekomst wenkt!
  • Bart non en het olijke duo
  • verboden te denken in Belgistan
  • Moderne slavernij in Flamanville eindelijk aangeklaagd door politici
  • Talibanfeministe Naomi Wolf over porno en mannen
  • Het diruponotaatje en wat commentaar bij artikel 60 en asiel
  • Daar zijn de eerste ronkende verklaringen op de diruponota
  • Natie en volk laat Gilbert de Tour winnen astamblief...
  • wat cijfertjes over jeugdwerkloosheid...
  • Jeugdwerkloosheid...we moeten er toch maar eens over praten
    Zoeken in blog

    Laatste commentaren
  • What is complicated? (Jill Hopkins)
        op Deltastichting niet blij....
  • Re: (Gigi)
        op soms zijn ook je medestanders een bende idioten
  • Re: (Riz)
        op de intellectuele superioriteit der franstaligen en een vakantietrip naar Sarkoland
  • Foto

    Le seul site qui n'a pas une culture très ancienne des vraies valeurs Flamandes
    Archief per week
  • 31/12-06/01 2013
  • 30/07-05/08 2012
  • 25/06-01/07 2012
  • 18/06-24/06 2012
  • 11/06-17/06 2012
  • 02/01-08/01 2012
  • 19/12-25/12 2011
  • 12/12-18/12 2011
  • 05/12-11/12 2011
  • 28/11-04/12 2011
  • 21/11-27/11 2011
  • 14/11-20/11 2011
  • 07/11-13/11 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 17/10-23/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 13/07-19/07 2009
  • 06/07-12/07 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 18/05-24/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
  • 13/04-19/04 2009
  • 06/04-12/04 2009
  • 30/03-05/04 2009
  • 23/03-29/03 2009
  • 16/03-22/03 2009
  • 09/03-15/03 2009
  • 02/03-08/03 2009
  • 23/02-01/03 2009
  • 16/02-22/02 2009
  • 09/02-15/02 2009
  • 02/02-08/02 2009
  • 26/01-01/02 2009
  • 19/01-25/01 2009
  • 12/01-18/01 2009
  • 05/01-11/01 2009
  • 29/12-04/01 2009
  • 22/12-28/12 2008
  • 15/12-21/12 2008
  • 08/12-14/12 2008
  • 01/12-07/12 2008
  • 24/11-30/11 2008
  • 17/11-23/11 2008
  • 10/11-16/11 2008
  • 03/11-09/11 2008
  • 27/10-02/11 2008
  • 20/10-26/10 2008
  • 13/10-19/10 2008
  • 06/10-12/10 2008
  • 29/09-05/10 2008
  • 22/09-28/09 2008
  • 15/09-21/09 2008
  • 08/09-14/09 2008
  • 01/09-07/09 2008
  • 25/08-31/08 2008
  • 18/08-24/08 2008
  • 11/08-17/08 2008
  • 04/08-10/08 2008
  • 28/07-03/08 2008
  • 21/07-27/07 2008
  • 14/07-20/07 2008
  • 07/07-13/07 2008
  • 30/06-06/07 2008
  • 23/06-29/06 2008
  • 16/06-22/06 2008
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 28/04-04/05 2008
  • 21/04-27/04 2008
  • 14/04-20/04 2008
  • 07/04-13/04 2008
  • 31/03-06/04 2008
  • 24/03-30/03 2008
  • 17/03-23/03 2008
  • 10/03-16/03 2008
  • 03/03-09/03 2008
  • 25/02-02/03 2008
  • 18/02-24/02 2008
  • 11/02-17/02 2008
  • 04/02-10/02 2008
  • 28/01-03/02 2008
  • 21/01-27/01 2008

    Andere URL'zz van ons...
  • Gastenboek
  • Beginselverklaring
  • Mission Statement
  • Onze AO-POSTERS
  • De Schijtoptant

  • Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek. Het is altijd leuk om eens iets van een ander te lezen.


    Blog als favoriet !

    onze ideologische onderbouw
  • WOII Fascisme
  • Spinoza door Etienne Vermeersch
  • Susse van den Ende
  • subversiviteit en situationisme
  • scepticisme en Jean Bricmont en Sokal
  • de grote roerganger en marxbrother 1

  • Buitenlandse voorbeelden om binnenlands na te volgen
  • ressacs Frankrijk
  • Amerika's beste gazet
  • een jonge vriend uit Latijns-Amerika met stamboom
  • bellaciao Frankrijk
  • Teacher dude Griekenland
  • LKP en UGTG Guadeloupe
  • The Huffington Post USA
  • Haaretz Israel
  • Human rights watch
  • IJsland in crisis

    Onze Esthetishe Bovenbouw
  • Bob De Groof
  • Baudouin Breïker
  • Le dernier cri Frankrijk
  • Art brut en aanverwanten
  • De mededeler en Quelle Horreur Olland
  • Schone Vlaemsche Poëzie
  • Muziek en kleinkunst comme on aime
  • @-C-ART-dzz-Offizz

  • Symphatieke blogs van over de taalgrens en Brussel en wijde omgeving
  • Richard III Duc de Gloucester
  • Brussel voor serieuse mensen
  • Taalhistorisch Brussel
  • afrikaanse madammen

  • LINK-swap
  • http://weblog.startpagina.be
  • http://weblog.startpagina.nl/
  • http://weblog.startkabel.nl/
  • http://weblogger.startbewijs.nl/
  • http://besteblogs.eigenstart.nl/

  • Een interessant adres?





    www.desesperado.be

    View blog top tags


    View blog authority




    Pagerankkeyword ranking search engine

    TECHNORATI
    PROFILE




    DOSSIER ENERGIE-DEBAT
  • BLOGBERICHT
    van PART I t.e.m XIII
  • PDF-DOCUMENT
    van PART I t.e.m XIII


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs