...
Onwettigverklaring van de armoede
Op de dag van de verklaring - Gemeente Firenze (palazzo della Signoria) - 10 september 2005
Het falen van de politici in de strijd tegen de armoede, zoals die in de loop van de laatste 30 jaar gevoerd is in het teken van productionele efficiëntie, financieel rendement en commerciële competitiviteit, is veelzeggend: vandaag leven 2,8 miljard mensen in absolute armoede (van een inkomen van minder dan 2$ per dag). Afgezien van de kwantitatieve monetaire aspecten ervan, heeft armoede bovenal een onaanvaardbaar kwalitatief kenmerk: armoede is de negatie van de mensenrechten, en doet de menselijke waardigheid geweld aan.
Laten wij dus niet langer de gevangenen blijven van dit falen, volgens welke logica de staatshoofden van de wereld, die binnen enkele dagen (van 14 tot 17 december) in New York bijeenkomen voor de Algemene Vergadering van de UNO, in het bijzonder onder druk van de westerse landen, de mogelijkheden willen uitsluiten van ontwikkeling ten dienste van de mensenrechten en sociale rechten van alle bewoners van de planeet.
De wereldleiders zullen bevestigen dat het niet langer mogelijk is om de absolute armoede uit te roeien en dat ze hoogstens kunnen proberen om tegen 2015 het aantal extreem arme personen (met een inkomen van minder dan 1$ per dag) met de helft te verminderen. Daarna zullen ze wel weer verder zien. Wat betekent dat we als onvermijdelijk aanvaarden dat er binnen tien jaar 3 miljard arme mensen zullen zijn.
Wij moeten deze logica van het falen niet alleen weerleggen, maar de valse theorie van de natuurlijkheid en de onvermijdelijkheid van de armoede - in de betekenis van ellende - met kracht verwerpen.
Armoede is geen natuurlijk fenomeen. Laten wij een einde stellen aan de huidige mystificaties omtrent armoede.
Het is niet waar dat armoede een gevolg is van een gebrek aan middelen. De arme landen waren in de regel altijd - en nu nog bijzonder rijk aan de natuurlijke grondstoffen waarvan de rijkdom van de rijke landen juist afhankelijk is omdat ze zelf meestal arm zijn aan deze grondstoffen. Het probleem ligt in het verschil in toegang tot en controle over de toewijzing van beschikbare middelen, die al eeuwen berusten in de handen van de machtige groepen in de westerse landen.
Armoede is geen lotsbestemming, en ellende is dat nog minder. Daarom moeten wij allemaal een gewaarborgd recht hebben op leven, los van inkomensniveau.
Het is evenmin waar dat armen van nature minder capabel zijn, dat het parasieten zijn, die meer neigen naar een bestaan in de illegaliteit, die meer aanleg hebben voor criminaliteit. De jongste jaren wint in onze landen de overtuiging veld dat zich onder de armen, zoals onder de immigranten en de werklozen, natuurlijk meer potentiële criminelen bevinden dan onder andere bevolkingsgroepen of sociale categorieën. Vooral rijke maatschappijen zijn altijd meer geneigd om een toenemend aantal sociale categorieën en individuen als illegaal en clandestien te beschouwen.
Geen enkel levend wezen is clandestien op deze planeet.
Het zijn niet de armen degenen die uitgesloten zijn die illegaal zijn en dus problemen maken, maar het is het feit dat armoede bestaat dat illegaal moet verklaard worden. Zoals slavernij is ook armoede het resultaat van het gedrag en de daden van menselijke wezens. Armoede is een maatschappelijk product, geen natuurfenomeen. Armoede is de negatie van de rechten van de mens, die de basis vormen van een gezonde democratie en armoede vormt een bedreiging voor het vreedzame samenleven van de volkeren. Het is niet omdat de leidende klassen zich structureel incapabel hebben getoond om de armoede wereldwijd uit te roeien, dat de armoede ipso facto onvermijdelijk, en dus aanvaardbaar, toelaatbaar, en dus ook legaal zou zijn.
De redenen van het falen
De redenen van het falen van de strijd tegen de armoede zoals die gevoerd wordt sinds 1974 terwijl de internationale gemeenschap (UNO) de Nieuwe Internationale Economische Orde (NIEO) had opgericht met als doel de uitroeiing van de armoede tegen het jaar 2000. Wij vermelden hier onder meer:
# de transformatie van de economieën van de westerse landen in een markteconomisch stelsel dat berust op oorlog en geweld. Het model van het nationale en mondiale financiële kapitalisme dat vandaag overheerst, berust op een logica van onbeperkt en intensief nastreven van het vermogen om de grondstoffen van deze wereld te controleren, inclusief de zogenaamd immateriële middelen (denk maar aan het intellectueel eigendomsrecht dat de meest geavanceerde vorm aanneemt van het aanwenden voor privé-doeleinden van de gemeenschappelijke middelen van de wereld, in casu kennis, en van de commercialisering daarvan);
# de onwil om individuele en collectieve gedragingen op het gebied van levensstijl en culturele modellen te veranderen, systematisch gebruik van geweld ten opzichte van het milieu en van openbare gemeenschappelijke goederen als water, lucht, bossen, aarde die worden gereduceerd tot koopwaar die mag uitgebuit worden, met grote natuurrampen en ecologische en technologische rampen tot gevolg.
# Het feit dat de politiek verantwoordelijkheid afstaat ten voordele van particuliere instellingen, met name financiële en commerciële. Denken we maar aan de politieke onafhankelijkheid die aan de Centrale Europese Bank is verleend en aan de vergaande autonomie die in de hele wereld aan de andere staatsbanken is toegestaan, aan de beslissingsmacht waarover de operatoren van de internationale financiële markten beschikken, en de mechanismen die in voege zijn gebracht door de Wereldhandelsorganisatie. Dit vertaalt zich in de onteigening van de politiek ten voordele van de multinationals die, met goedkeuring en steun van de politieke klasse die momenteel de leiding heeft, de voornaamste verantwoordelijken zijn voor de verzwakking van het sociale beleid en de implementatie van productie- en ontwikkelingsmodellen die gebaseerd zijn op concurrentie en op uitsluiting van de minder competitieven, de zwakken, de niet-productieven;
# Het opgeven door de internationale gemeenschap (op het niveau van de Verenigde Naties) van de principes van gelijkheid en van de universaliteit van het recht op leven en gelijke kansen, wat gebeurd is door de aanvaarding in september 2000 van de Milleniumobjectieven voor Ontwikkeling, die sterk zijn afgezwakt ten opzichte van de objectieven die waren vooropgesteld in 1974 en door het geven van een volmacht aan de vrije markteconomie en aan privé-investeringen om de toegang tot deze rechten die omgezet zijn in noden;
# de poverheid van de middelen, niet alleen financiële, die worden ingezet in de strijd tegen de armoede, die blijkt uit het progressieve afzien van het toekennen, ondanks de plechtige verbintenissen die zijn aangegaan en in de loop van de jaren zijn herhaald, van de financiële middelen die nodig en onmisbaar worden geacht en van het in werking stellen van de correctiemechanismen om de dynamiek van sociale en duurzame ontwikkeling van de arme landen te bevorderen.
# Het in gang zetten door de regeringen van de westerse landen van een economische politiek die een verwoestend effect heeft op de economieën van de arme landen. Dat is overduidelijk het geval met de westerse landbouwpolitiek die steunt op enorme subsidies (ongeveer 340 miljard $ per jaar) die aan de producenten worden toegekend om hun export te bevorderen op de wereldmarkt, ten nadele van de producenten uit Afrika, Azië en Latijns-Amerika. Deze 340 miljard per jaar zijn maar een beetje minder dan de 400 miljard bijkomende investeringen die nodig zouden zijn en zouden volstaan over een periode van tien jaar, volgens Unesco en de Wereldgezondheidorganisatie om alle bewoners van de planeet van drinkbaar water te voorzien (40 tot 50 liter per dag per persoon). Landbouwsubsidies van de rijke landen versus het recht op water voor allen: helaas is het in deze simpele termen dat de uitgelezen politici van de dominante overheden de wereld verplichten om het probleem van de armoede en de alternatieven te stellen.
# De arrogante vasthoudendheid waarmee de dominante machten de liberalisering van de plaatselijke openbare diensten aan de wereld trachten op te dringen, inclusief watermaatschappijen, gezondheidszorg, milieu en energie en openbaar vervoer; liberalisering die wordt doorgevoerd om het privé-kapitaal toe te laten om zich de controle over de basis middelen en -diensten toe te eigenen en te exploiteren om in de eerste plaats te voldoen aan de behoeften aan welvaart en rijkdom van de enkelen, liever dan zorg te dragen voor de rechten op leven van alle menselijke wezens en voor de bescherming van al wat leeft op de planeet. Vandaar onze uitgesproken verzet tegen de GATS (Algemene Overeenkomst inzake de Handel in Diensten) en de TRIPs (Overeenkomst over Intellectueel Eigendomsrecht).
ONS VOORSTEL
Bestaat in de stelling dat wij moeten optreden met oplossingen die ingrijpen in de wortels van de oorzaken van de armoede. Het is fout om de nadruk te leggen op meer vrije markt en te denken dat het volstaat om meer geld te geven aan de arme landen. Armoede wordt niet uitgeroeid door de aalmoezen van de rijke landen, die dikwijls als voorwaarde meedragen dat ze de belangen van de gevers moeten dienen.
De ervaring van de jongste dertig jaar heeft aangetoond dat het niet volstaat om 0,39%, of zelfs de 0,7% van het BNP van de rijke landen te transfereren in de vorm van financiële hulp aan de arme landen om de honger in de wereld efficiënt te bestrijden. Zelfs als er 2% zou getransfereerd worden, zonder evenwel de huidige verhoudingen van diepe ongelijkheid tussen rijken en armen te wijzigen op het gebied van controle en gebruik van de beschikbare materiële en immateriële middelen, dan zou de armoede misschien gedeeltelijk gereduceerd worden, maar zeker niet uitgeroeid, zoals nochtans mogelijk is gebleken in vele Noord-Europese landen.
Daarom stellen wij eerst en vooral voor om te verklaren dat armoede onwettelijk is, een nieuwe wet die om te beginnen moet goedgekeurd worden op het niveau van de gemeentelijke, provinciale en regionale overheden, en die bestaat uit één enkel artikel:
...
Armoede is de ontkenning van de mensenrechten
en van de waardigheid van de mens.
Armoede is illegaal.
De maakbaarheid van een wereld zonder armen is mogelijk in de mate waarin ieder van ons aanvaardt om zich deze doelstelling eigen te maken en weliswaar een centrale rol toe te kennen aan de verkozen politieke instellingen, maar zich daarom niet te verschuilen achter de volmacht die aan instellingen en aan de politici wordt verleend. Om de armoede bij de wortels aan te pakken is het nodig om te strijden voor de volgende veranderingen:
# de broederlijkheid, de gelijkheid van burgerschap en de solidariteit als basis nemen van de verhoudingen tussen individuen, lokale gemeenschappen en volkeren, die vandaag berusten op uitsluiting, op gebrek aan respect, op wantrouwen, en van de principes van broederlijkheid, gelijkheid van burgerschap en solidariteit de grondslagen maken van de individuele en collectieve sociale en economische creativiteit, en van het respect voor culturele diversiteit;
# nieuwe vormen van actieve participatie en actief burgerschap bevorderen, door middel van confrontatie en overleg tussen lokale overheden, instellingen en burgers of verenigingen, evenals respect voor de beleidsplannen voor gemeenschappelijke middelen en openbare diensten en de regels voor het samenleven;
# het bestaan erkennen van openbare gemeenschappelijke middelen en diensten, te waarborgen en te bewaren door middel van openbare financiën die worden verkregen via lokale en wereldwijde fiscaliteit;
# de juridische en politieke erkenning van de mensheid steunen waar het gaat om mensenrechten is een referentiepunt voor een nieuwe politieke architectuur voor de wereld, die niet langer berust op het principe van de absolute soevereiniteit maar op de relatieve en gemeenschappelijke soevereiniteit voor wat eigendom en beheer betreft van de openbare gemeenschappelijke middelen en diensten van de wereld.
Aan deze prejudiciële punten van politieke, juridische en institutionele aard moet een formele verbintenis toegevoegd worden vanwege de politieke instellingen, de economische organisaties en de civiele maatschappijen, evenals de verschillende religieuze organisaties, aangaande:
# het financieringssysteem, namelijk het heruitvinden van een wereldwijde financiële instantie die ten dienste staat van het recht, de rechtvaardigheid en de solidariteit. Er moet dringend een definitie komen en een implementatie volgen van een generatie directe en indirecte wereldwijde belastingen. Het is ook onontbeerlijk dat het financiële systeem wordt gereorganiseerd om het meer stabiliteit, zekerheid en doorzichtigheid te geven en elke vorm van speculatie en ontduiking van fiscale lasten te voorkomen.
# het objectief om aan de bevolkingen de wil en de mogelijkheid te geven om aan een andere toekomst voor de wereld te bouwen, vertrekkende vanuit de stad, dankzij een effectieve participatie van de stadsbewoners aan het bestuur van de res publica. Hoe minder de stadsbewoners participeren, hoe gewelddadiger het door de dominerende groepen toegepaste beleid zal zijn.
Welke specifieke concrete voorstellen voor de stad?
De retoriek over participatie van de stadsbewoners voorbij
De stad en de gemeenten zijn de plaatsen bij uitstek van waaruit de voorgestelde maatregelen om de armoede illegaal te verklaren concreet kunnen en moeten gemaakt worden, vooral door het gemeenschappelijke gebruik van die gemeenschappelijke goederen en diensten die essentieel zijn voor het leven en het samenleven.
De stad is de zetel van het beleid van de gemeenschap omdat dat de ruimte is van organisatie en van het vlechtwerk van de stromen van nabijheid waaruit zich de sociale banden en de identificatieprocessen van een groep of een gemeenschap ontwikkelen op het niveau van een bepaalde locatie. De stad is eveneens een plaats van utopieën, profetieën, en van de realisatie van de dromen over een andere wereld, een ander lot omdat het als beter wordt beschouwd, van een reëel stadsburgerschap voor iedereen, zowel autochtonen als halfbloeden als vreemden.
De concrete sectoren waarin participatie prioritair moet aangemoedigd worden zijn watervoorziening, huisvesting, gezondheidszorg en onderwijs en kennisoverdracht, enkele van de gemeenschappelijke goederen die moeten bewaard blijven en die de basis vormen van de verbintenis van de steden om de armoede illegaal te verklaren.
Bij wijze van voorbeeld;
A. in de sector van de watervoorziening wordt - behalve de verplichting van de overheid om het debiet te waarborgen dat nodig is voor de levensnoodzakelijke minimale hoeveelheid water (40 à 50 liter per persoon per dag), onafgezien van het inkomen en ook in geval van administratieve betwisting - voorgesteld dat de steden de oprichting steunen van lokale en regionale burgerraden met als doel de promotie van een openbare en duurzame waterbeheercultuur waarin gemeenschappelijke goederen, en, van daar uit, best practices van onderhoud en modernisering van de installaties en de leidingen en van meer bewuste en verantwoordelijke waterbesparing en -verbruik.
Dit alles door middel van sensibiliseringscampagnes en evaluatie- en controlemaatregelen om de vooropgestelde objectieven te toetsen. Er wordt ook voorgesteld dat de steden de distributie evenals het gebruik en de zichtbaarheid van drinkbaar water op openbare plaatsen en bij openbare diensten (wegen, pleinen, scholen, luchthavens, ziekenhuizen, parken, theaters
)zouden bevorderen.
Een andere modaliteit, die algemeen kan toegepast worden, is de ontwikkeling van financiële instrumenten (zoals de heffing van 1 Eurocent per fles mineraal- of bronwater, 1 eurocent op de tarieven voor leidingwater, nieuwe coöperatieve spaarinstellingen en nieuwe regionale en interregionale interventiefondsen
) als concrete uitdrukking van de rechtstreekse solidariteit tussen de steden en hun burgers ter ondersteuning van het recht op water voor iedereen.
B. in de sector van de huisvesting, waar met de terugkeer van de grote armoede in onze steden het recht op een fatsoenlijke woonst in toenemende, zelfs dramatische mate miskend wordt, moeten de verschijnselen van uitzetting en van speculatief bevorderen van verval/afbraak van onroerende goederen een halt toegeroepen worden, en het openbare patrimonium van sociale woningen moet gerenoveerd worden met gelden als het daartoe vereiste gedeelte van de gemeentebegroting en de spaargelden van de gezinnen, via nieuwe vormen van burgerparticipatie in de financiering van openbare diensten.
c. in de sector van de welzijnszorg in functie van het groeiende niveau van de armoede binnen de hele maatschappij een beleid voeren van minimuminkomen van burgerschap om de armere bevolkingsgroepen te steunen, te financieren door nationale fiscale instrumenten zoals bijvoorbeeld het honderdste voor het leven, met andere woorden de bestemming van 1% van het nationale budget voor het leger (met andere woorden 1% van elke Euro die in bewapening wordt geïnvesteerd)
D. in de sector van onderwijs en sociaal beleid het promoveren van een politiek van opvang en aanvaarding van de ander, van wederzijds respect, uitgaande van de wil om een reële verandering te bevorderen op het vlak van acculturatie, onderwijs en opleiding van de nieuwe generaties zodat zij zich op een verantwoordelijke en solidaire manier gaan gedragen.
De steden moeten met andere woorden het stuwende element worden voor innoverende oplossingen op het vlak van het beheer van openbare goederen en diensten (heruitvinden van de plaatselijke res publica).
Een prioritaire taak is die van het ontprivatiseren en opnieuw openbaar maken van deze sectoren. In plaats van, zoals de meerderheid van de plaatselijke beleidsdragers schijnt te willen, de gemeentelijke openbare instellingen te veranderen in multi-utilities handelsondernemingen, is het wenselijk de economie van de gemeenschappelijke goederen en diensten van de overheid te her-denken zodat ze een reële garantie biedt voor de bescherming van alle burgers tegen de armoede.
Bovendien moeten de steden werk maken van het bevorderen van de heruitvinding van het Openbare in de zin van een nieuwe overheidsfinanciering ten dienste van de financiering (infrastructuren, onderhoud en modernisering) van de gemeenschappelijke openbare goederen en diensten. Daartoe is het wenselijk om de coöperatieve spaar- en kredietinstellingen, op regionaal, nationaal en continentaal niveau opnieuw in te voeren , op het niveau van de respectievelijke overheden een nationale fiscaliteit te bevorderen die ten dienste staat van het recht, de rechtvaardigheid en de solidariteit en die de overheidsuitgaven voor de zogenaamde sociale sector ondersteunt, die voortaan wordt beschouwd als een productieve investering in human resources en niet langer als een verplichte uitgave aan de banden van de beleidslijnen van stabiliteit of structurele aanpassing.
Een evaluatie-instrument: de INNA (Internationale Nul Norm voor Armoede)
Laten wij hier de definitie en het aannemen voorstellen, op het niveau van de Gemeenteraden, van een Internationale NulNorm voor Armoede (de INNA) die moet dienen als parameter voor de mate waarin het principe van het illegaal verklaren van armoede en van de effecten van dit beleid zoals het door de gemeente is gerealiseerd.
De INNA is een maat voor de status van een stad zonder armen.
Voor de ontwikkelde landen stellen wij voor dat dit resulteert in een combinatie van drie elementen:
# het inkomen: percentage stadsbewoners met een inkomen dat lager is dan het reële gemiddelde beschikbare inkomen
# de werkloosheid: percentage personen op de actieve leeftijd die langdurig werkloos zijn
# de gezondheid: mortaliteitscijfer van personen onder de leeftijd van 60 jaar
Hoe lager de percentages zijn voor lage inkomens, werkloosheid en hoe lager het mortaliteitscijfer ligt, hoe dichter de stad de nulnorm voor armoede benadert.
Voor de arme landen stellen wij voor dat de INNA resulteert in de combinatie van vier elementen:
# toegang tot water: percentage van personen die geen toegang hebben tot zuiver drinkbaar water + geen toegang hebben tot sanitaire voorzieningen
# toegang tot gezondheidszorg: mortaliteitscijfer voor kinderen jonger dan vijf jaar + mortaliteitscijfer bij vrouwen in het kraambed
# toegang tot een woning: percentage van personen die wonen in een ruimte die een menselijk wezen onwaardig is
# toegang tot onderwijs: percentage jeugdige en volwassenen analfabeten
Hoe lager de cijfers en percentages, hoe dichter de steden de nulnorm benaderen.
Wij stellen voor om in de loop van 2006 een eerste internationale classificatie van de steden vast te leggen, te beginnen met steden in de ontwikkelde wereld.
Alle steden die zich, door middel van uitdrukkelijk geformuleerde gemeentelijke besluiten, aansluiten bij de hier uiteengezette principes en bij de voorstellen die in deze Verklaring vermeld worden, zullen samen het eerste netwerk vormen van de steden voor de illegaliteit van de armoede (Netwerk van Armoedevrije Steden) aan wie de taak toekomt om de INNA te implementeren door het oprichten van een Wereldwijd Observatorium dat bevoegd is om de toepassing van de INNA te monitoren. Een efficiënte samenwerking met andere bestaande netwerken van steden, bijvoorbeeld RETIS, is daarbij noodzakelijk en onontbeerlijk.
BRON :
http://www.universiteitalgemeenbelang.be/images/uploads/pdf/verklaringFirenzeArmoede.pdf
...