Branche IX : Renart et le vilain Liétard (anoniem) ca. 1200?
[Martin IX Roques X Strubel XII Fukumoto 28]
Deze vrij lange branche (2.212 verzen) wordt door Dufournet [II ed. 1985: 501] in het jaar 1200 geplaatst. Wenseleers [1993: 278] dateert ca. 1226-29?. Van Daele heeft het over het einde van de twaalfde eeuw. In het eerste vers noemt de anonieme auteur zichzelf un prestre de la Croiz en Brie (Croix-en-Brie bij Nangis, Champagne).
Zie voor de Oudfranse tekst Dufournet II ed. 1985: 80-191.
Voor een (niet altijd betrouwbare) Nederlandse vertaling: Paul van Keymeuelen, Reynaert en Liétard (branche XII), in: Tiecelijn, jg. 17, nr. 1 (maart 2004), pp. 23-48.
Korte inhoud
Op een dag is de rijke boer Liétard met zijn ossen aan het ploegen en hij is ontevreden over één van hen, de oude en traag geworden Rogel. Hij sakkert op de os en vloekt dat de beer of de wolf hem mogen komen halen. Brun de beer, die net in de buurt is, heeft dit gehoord en komt de os opeisen. Liétard belooft dat Brun de os de volgende ochtend zal krijgen, maar als de beer weg is, beklaagt hij zichzelf, luidop jammerend. Renart, die net een groep jagers en honden ontvlucht is, hoort deze jammerklacht en belooft de boer te helpen, als hij diens haan Blanchard krijgt. De boer belooft Renart nog tien kippen bovenop als die erin slaagt Rogel te redden.
De volgende ochtend wordt Renarts plannetje uitgevoerd. Wanneer Brun de os komt opeisen, blaast Renart op een jachthoorn en maakt hij veel lawaai, zodat de beer denkt dat de graaf op jacht is. Hij smeekt Liétard om hem te begraven onder het zand van één van de groeven en om hem niet te verraden. Liétard stemt toe, maar als de beer bedolven is onder de aarde, slaat hij hem met een bijl de kop in en steekt hij een mes door zijn keel. Opdat hij niet wegens stropen zou gestraft worden door de lokale graaf, komt hij s nachts met zijn vrouw, een dochter en een knecht Brun op een kar laden, waarna het vlees verborgen wordt in huis.
De volgende dag komt Renart zijn beloning ophalen, maar op aanraden van zijn vrouw probeert Liétard Renart aan het lijntje te houden met een smoesje (Blanchard zou oud en taai zijn en heeft enkele weken nodig om weer vetgemest te worden). Als Renart hier echter niet in trapt, laat Liétard drie waakhonden los die Renart danig toetakelen. De vos kan ternauwernood ontsnappen en wordt in zijn burcht verzorgd door Hermeline. Op haar aanraden steelt Renart, zodra hij hersteld is van zijn wonden, de drijfriemen van Liétard, zodat deze niet meer kan ploegen. Timert, de Spaanse ezel van Liétard, heeft echter een plannetje: hij zal vóór de poort van Malpertuis gaan liggen en zich dood houden. De vos en de vossin zullen hem dan door middel van de drijfriemen proberen binnen te trekken, en als ze aan hem vasthangen, zal hij opspringen en en hen naar Liétard brengen.
Zo geschiedt. Hermeline is enthousiast als ze de dode ezel ziet liggen, maar Renart is achterdochtig. Na een kibbelpartij met zijn vrouw, die hem beschuldigt van lafheid, laat hij zich toch vastbinden, maar als hij ziet dat Timert zijn kop even beweegt, laat hij zich weer losmaken. Hermeline blijft echter ruziën en bindt zichzelf vast aan de ezel, die begrijpt dat Renart hem door heeft, opspringt en Hermeline naar Liétard sleept. Deze probeert Hermeline met een bijl te doden, maar Hermeline maakt een rare sprong en Liétard hakt per ongeluk de bil van Timert af, zodat de vossin kan ontsnappen, mét de ezelsbil.
Renart zoekt vervolgens Liétard op en dreigt dat hij hem zal verraden aan de graaf (in verband met het stropen). Liétard begrijpt dat hij aan het kortste eind trekt: hij doodt in opdracht van de vos zijn drie waakhonden, en schenkt Renart Blanchard en nog tien kippen. Renart keert nog verscheidene malen weer naar Liétard en wordt door de boer en diens vrouw telkens vergast op eenden en kippen, totdat de boer niets meer overheeft.
In een korte epiloog zegt de anonieme auteur dat dit verhaal zijn debuut is en hij vraagt om eventuele debutantenfoutjes door de vingers te kijken.
Aantekeningen
Bijzonder geslaagd is deze branche niet te noemen: de vaak té uitgebreide monologen en de talrijke herhalingen maken het geheel nogal langdradig. Koddig is echter wel het ruziënde vossenpaar. Verder bevat deze branche een aantal merkwaardigheden: Brun de beer die hier gedood wordt, het feit dat de rijke boer Liétard gehuwd is met een vrouw van adellijke komaf (zie vers 988) en Renart die zich beklaagt dat hij bedrogen werd, nu hij eindelijk eens een keer iets goeds wou doen (verzen 1400-1424: wie in deze wereld kwaad doet wordt beloond, wie goed doet wordt gestraft). In de verzen 486-490 heeft Renart zich aan Liétard nochtans gepresenteerd als iemand die aan het hof van Nobel vaak het recht krom en het kromme recht heeft gemaakt, zoals daar de gewoonte is. Ook het beeld dat in deze branche van de boer (vilain = dorper) opgehangen wordt, is erg negatief: boeren zijn niet te vertrouwen en geven het slechte voorbeeld (verzen 1930-1935, het is Hermeline die daar spreekt).
Noterenswaard is ten slotte ook nog vers 2180, waar Renart achter de rug van Liétards vrouw grimassen zit te maken: Renart li fet sovent la moe. De Middelnederlandse zegswijze de mouw maken is hier ongetwijfeld mee verwant.
[21/02/11]
|